Sprookjes
waar
gebeurd
'Seidóc Sowio/nt"
AMSTERDAM - Er was eens een
geleerde meneer die niet geloofde
dat Hans en Grietje broer en zus
waren. Hij heette Bettelheim en hij
schreef een vijftiental jaar geleden
in zijn boek „Het nut van sprook
jes" te geloven dat Hans en Grietje
zinnebeelden waren van de door
ouders gekoesterde wens hun kin
deren zelfstandig te zien worden.
Maar tegelijk, schreef Bettelheim,
moest men Hans en Grietje begrij
pen als symbolen van de angst die
kinderen hebben om zelfstandig te
zijn. Bovendien snoepten Hans en
Grietje volgens Bettelheim niet van
het huisje van koek omdat ze zo'n
honger hadden, welnee, achter de
gebeurtenis aldaar dient de over
winning van de kinderlijke orale
fixatie gezocht te worden. Noch
was de wolf van Roodkapje zo
maar een wolf. Hij stond, integen
deel, voor de hitsige man, de inces
tueuze vader, terwijl hij in één
moeite door ook nog het symbool
van de barende moeder vormde.
Of deze en degelijke denkbeelden van
Bruno Bettelheim - tussen haakjes: een
wereldberoemde Amerikaanse opvoed
kundige en psycho-analyticus - lang en
gelukkig zullen leven? Als het aan Lily
E. Clerkx ligt, niet. „Grote bevolkings
groepen", smaalt ze, „hebben eeuwen
lang een bestaan vol hongersnood en on
dervoeding geleid. Dit verklaart de
smulpartijen die je in zoveel sprookjes
tegenkomt. Eten was voor veel mensen
van vroeger een obsessie. Dat de gebeur
tenissen rond het huisje van koek in ver
band worden gebracht met orale fixatie
- een vroege fase in de ontwikkeling
van het kind waarin de belangstelling op
de mond gericht is - vind ik, zo bezien,
bijna een onsmakelijke grap. De wolf
een zinnebeeld van de mannelijke verlei
der of de barende moeder? Ik beschouw
het verhaal van Roodkapje voorname
lijk als een waarschuwingssprookje.
Want er liepen in die tijd hier nog heel
wat wolven rond, hoor. We weten dit
bijvoorbeeld uit oude archieven in het
Vlaamse graafschap Oudenaerde. Vol
gens documenten die ik met eigen ogen
gezien heb, werden daar alleen in het
jaar 1588 al maar liefst 30 volwassenen
en 73 kinderen door wolven gedood.
Verschillende kinderen waren „vernielt
en geheel opghegheten", staat er letter
lijk. Is het dan een wonder dat volwasse
nen elkaar en hun kinderen met behulp
van sprookjes - een wezenlijk commu
nicatiemiddel in die dagen toen er nog
geen televisie, geen radio en geen tele
foon was - voor wolven waarschuw
den?".
Werkelijkheid
Sprookjes staan, in tegenstelling tot wat
Bettelheim en zijn geleerde geestverwan
ten beweren, helemaal niet bol van die
pere symboliek, wil Lily Clerkx maar
zeggen. „Ik ben van mening dat sprook
jes gewoon deel uitmaken van een voor
bije werkelijkheid en bestudeer ze dan
look vanuit een historisch-sociologische
benadering. In sprookjes vind je voorna-
Tot voor kort namen wetenschappers aan
dat sprookjes voort konden leven bij de
gratie van hun diepe symboliek. Ze zouden
net als bepaalde, steeds terugkerende
droombeelden, hun wortels hebben in het
onderbewustzijn van de mens. De
gebeurtenissen rond het huisje van koek dat
Hans en Grietje probeerden op te peuzelen?
Een zinnebeeld slechts van de overwinning
op de orale fixatie die ieder kind krijgt te
bevechten. Allemaal onzin, heeft de
sociologe Lily Clerkx zojuist ontdekt. De
wolfin het sprookje staat niet voor de
mannelijke verleider of de barende moeder,
maar is letterlijk een wolf en daar diende
tegen gewaarschuwd te worden.
5
ZATERDAG 16 MEI 1967
1
na
e
Het verhaal van Roodkapje en de wolf moet volgens Lily Clerkx voornamelijk worden beschouwd als
een waarschuwingssprookje. „Er liepen in die tijd hier nog heel wat wolven rond, hoor".
Boven: Het huisje van koek uit het sprookje van Hans en Grietje en de
vele smulpartijen die in sprookjes voorkomen, moeten verklaard
worden uit de hongersnood die vroeger in onze contreien heerste. Eten
was voor veel mensen een obsessie.
Rechts: Lily Clerkx, die meent dat sprookjes heel duidelijk iets zeggen
over de werkelijkheid van vroeger.
melijk veel terug over oude levenswij
zen, over het vroegere volksgeloof en
over de wensen die de gewone mensen
van toen bezighielden. Ik noem dat res
pectievelijk de geleefde werkelijkheid, de
geloofde werkelijkheid en de gewenste
werkelijkheid". Lily Clerkx is als socio
loog verbonden aan de Universiteit van
Amsterdam. Daar diept ze haar speciali
satie uit: de gezinsgeschiedenis". Een
nieuw vak, opgekomen in de jaren zes
tig", zegt ze. „Tot voor kort plachten ge
schiedkundigen zich hoofdzakelijk met
oorlogen en revoluties bezig te houden.
Maar tegenwoordig hebben ze ook be
langstelling voor wat er omging onder
het gewone volk. Binnen dat kader ben
ik me gaan afvragen: bestaat er een ver
band tussen wat je in de gezinsgeschie
denis tegenkomt over de aard van de be
trekkingen tussen mensen, over de aard
van hun problemen, en wat sprookjes
dienaangaande vertellen? De aanleiding
was een boek dat ik geschreven heb over
moeders en kinderen in Nederland. Bij
dat onderzoek kwam ik gevallen tegen
van kinderen die te vondeling waren ge
legd of uit armoede door hun ouders in
de steek gelaten waren".
Het lijkt verdorie Hans en Grietje wel,
schoot Lily Clerkx te binnen. Voordien
had ze als wetenschapper nooit enige be
langstelling aan sprookjes besteed. „Ja,
in mijn jeugd vertelde vader altijd over
Reintje de Vos. Dat kende hij helemaal
uit het hoofd. Moeder las meer voor uit
het genre Klein Duimpje. Dat deed ze
op een heel bepaalde manier. Wanneer
ik nu een ander een sprookje hoor ver
tellen, betrap ik me op de gedachte: nee,
zo was het niet. Maar daar bleef het bij.
Er bestaat natuurlijk wel vreselijk veel
literatuur over sprookjes. Toen ik die rij
en boeken zag, bekroop me de vrees dat
ik er niets aan toe te voegen zou hebben.
Maar al gauw bleek dat ik een visie kon
ontwikkelen waarvoor, naast de bestaan
de visies, best een plaatsje ingeruimd
mocht worden. Het lijkt Hans en Grietje
of Klein Duimpje wel, schoot me dus te
binnen toen ik bij mijn onderzoek die in
de steek gelaten kinderen tegenkwam.
Zou je het misschien ook kunnen om
draaien, vroeg ik me af. Zouden sprook
jes wellicht iets zeggen over de werke
lijkheid van vroeger? Zou je er iets van
kunnen leren?".
Families
Zo sloop het sprookje de officiële ge
schiedschrijving binnen. Dat was nog
nooit vertoond, maar inmiddels zijn de
eerste vruchten van de studie die Lily
Clerkx eraan is gaan wijden, gepubli
ceerd in het Sociologisch Tijdschrift - de
directe aanleiding voor dit interview.
Vanuit haar specialisatie in de gezinsge
schiedenis gaat haar interesse natuurlijk
vooral in de richting van de familiever
houdingen vroeger; weerwolven, water
geesten, heksen en kabouters krijgen
minder aandacht van haar, hoewel ze er
smakelijk over kan vertellen. Tot dusver
heeft ze zich moeten beperken tot onder
zoek naar de relatie tussen broers en
zussen. Op het programma staan nog de
verhoudingen tussen man en vrouw, va
der en zoon, vader en dochter, moeder
en dochter, moeder en zoon, vader en
schoonzoon, moeder en schoondochter,
om over de stiefouders en stiefkinderen
waarvan het in sprookjes wemelt, nog
maar te zwijgen. Het is de bedoeling dat
deze geschiedkundige zwangerschap bin
nen anderhalf, twee jaar een voldragen
boek zal baren. Ze zucht bij de gedachte
aan de weeën, want wat begonnen is met
een analyse van verhalen uit de Vlaamse
en Nederlandse sprookjesverzamelingen
die rond 1900 werden genoteerd, heeft
zich ontwikkeld tot een ploegen door
heel het Westeuropese cultuurgebied
heen. Immers: „Ten eerste kan ik dieper
in het verleden komen via de Duitse
sprookjesverzameling van de gebroeders
Grimm die rond 1800 werd opgetekend,
en bestaan daar in Frankrijk nog veel
oudere versies van - ik noem de Monta-
nusverzameling uit 1560. Ten tweede
kan ik zo verbanden leggen met histori
sche familieverhoudingen, vooral onder
het gewone volk, in heel West-Europa,
hetgeen gunstig is omdat er in de gezins
geschiedenis minder bekend is over
Vlaanderen en Nederland dan over
Frankrijk en Duitsland".
Titanenklus
Een wetenschappelijke Titanenklus.
Maar wanneer het boek er eenmaal ligt,
zal goeddeels afgerekend zijn met legio
uitleggingen van sprookjes die volgens
Lily Clerkx de toets van de moderne kri
tiek nauwelijks meer kunnen doorstaan.
„Wanneer je al die andere uitleggingen
moet geloven", luidt haar klacht, „wordt
er met een sprookje nooit bedoeld wat er
staat. Personen en gebeurtenissen zijn
nooit wat ze lijken. Achter alles dient al
tijd iets anders gezocht te worden. Neem
beroemde psychiaters als Freud of
Fromm. In hun ogen zijn figuren en
voorwerpen uit de sprookjeswereld lou
ter symbolen, liefst voor seksuele hande
lingen of organen. Het muiltje van Asse
poes staat voor vagina, een zwaard of
een kikker staat voor penis, het rode
kapje van Roodkapje staat voor men
struatiebloed enzovoort. Bettelheim gaat
daarin het verst. Hij beweert dat sprook
jes absoluut niets te maken hebben met
de wereld om ons heen, maar uitsluitend
slaan op innerlijke processen. Ik daaren
tegen zeg: sprookjes hebben juist alles te
maken met die alledaagse wereld om ons
heen en ja, daar zijn innerlijke processen
een onderdeel van. Volgens mij moet je
sprookjes zien in het verlengde van de
ervaringen die mensen opdoen. Geen
concrete weerspiegeling ervan, maar ook
geen pure verzinsels. In sprookjes wordt
op een gestileerde wijze tot uiting ge
bracht wat de mensen in het dagelijkse
leven meemaakten, hoe ze met elkaar
omgingen, waar ze bang voor waren en
welke wensen ze hadden".
Carl Gustav Jung, nog zo'n geleerde die
zich met het uitleggen van sprookjes on
ledig heeft gehouden. „De mythen en
sprookjes uit de wereldliteratuur", be
dacht hij, „bevatten altijd en overal weer
bepaalde motieven. Het zijn dezelfde
motieven die we tegenkomen in fanta
sieën, dromen, koortsvisioenen en waan
ideeën van mensen uit onze tijd. Deze
typische beelden en samenhangen moe
ten gezien worden als oer-typische voor
stellingen, als archetypen. Ze maken deel
uit van het collectieve onderbewuste van
heel de mensheid". Ook deze verklaring
vindt uiteraard geen genade in de
sprookjesexegese van Lily Clerkx. Het
sprookje als middel om beelden aan te
reiken die de mens helpen zijn leven te
begrijpen, ze moet er weinig van hebben.
„De stiefmoeder zou zo'n archetype zijn
dat overal voorkomt", snuift ze. „De
stiefmoeder als archetype van het boze
of zoiets. Het zal wel, maar ik geloof er
geen snars van. Inderdaad stoot je in
sprookjes nogal eens op een stiefmoeder,
maar wat wil je? Hoeveel vrouwen stier
ven vroeger niet in het kraambed? Nou,
dan moest er een nieuwe vrouw komen,
en liefst snel, want zo'n boerderij, dat
klaarde een man niet in z'n eentje. Later
kwamen er dan natuurlijk problemen
rond de erfenis. Wat kregen de kinderen
uit het eerste huwelijk en wat die uit het
tweede? Geharrewar. Logisch. Het zijn
patronen die steeds terugkeren, en wan
neer je ze zo vaak ziet, ligt het voor de
hand dat ze samenhangen met proble
men die het leven van toen beheersten.
Het ging over de eigen situatie van de
mensen".
Arisch
Volkskundigen hebben zich uiteraard
over de betekenis van sprookjes gebo
gen. „Maar zelfs zij, degenen toch die
het dichtst bij de volkscultuur stonden,
hadden er erg veel moeite mee bij het
verhaal zelf te blijven", stelt Lily Clerkx
vasL „Zelfs zij konden de verleiding niet
weerstaan om verder te kijken dan hun
neus lang hoefde te zijn. Dus meenden
ze in bepaalde sprookjesmotieven oude
zeden en gebruiken te moeten herken
nen zoals mensenoffers, kannibalisme en
inwijdingsrituelen. Hetgeen me brengt
bij de ideologische, de politieke uitleg
van sprookjes, want die hebben we ook
Sïhad. Het sprookje als onderdeel van
et Arische erfgoed. Als element van de
Groot-Germaanse cultuur. Zo hebben de
Duitsers hun sprookjes misbruikt, ja. Na
de oorlog is zelfs gedacht dat de wreed
heid van de nazi's geweten moest wor
den aan de wreedheid in de sprookjes
van Grimm. Men heeft die toen nog
even willen verbieden. En nu zijn er dus
de sociale historici bijgekomen. Weten
schappers die bezig zijn zoals ik. De be
langrijkste ervan is Darn ton, schrijver
van het boek „De Grote Kattenslach-
ting". Hij zegt: sprookjes gaan over
mensen die leefden in het pre-industriële
tijdperk. Ze geven een beeld van de
mentaliteit die er heerste onder boeren,
handwerkslieden, arme mensen. Ze laten
zien hoe er in de hutjes gewoond werd.
Een houthakker. Een schoenlapper. De
vrouw die moest spinnen om er wat bij
te verdienen, maar toch vaak die hon
ger. Zoveel kinderen. Al die mondjes te
vullen. Een moeilijke tijd. Darnton is ei
genlijk tegelijk met mij aan dit soort on
derzoek begonnen. Jammer, want het is
heel nieuw. Ik had er graag de primeur
van gehad".
Gevoelens
Sprookjes, vat Lily Gerkx samen, tonen
hoe de machts- en afhankelijkheidsver
houdingen tussen de verschillende stan
den, tussen mannen en vrouwen en tus
sen ouderen en jongeren in gezinnen
leidden tot bepaalde problemen die op
hun beurt weer de aard en de mate van
de wederzijdse gevoelens bepaalden,
haat dan wel liefde, egoïsme dan toel
opofferingsgezindheid. „Je hoort in ge-
zinshistorische discussies wel beweren
dat er vroeger tussen gezinsleden alleen
onverschilligheid, koelheid en zakelijk
heid bestond, maar dat bestrijd ik. De
opvatting dat het gezin als een groep
met betrokkenheid tot elkaar pas sinds
de tweede helft van de vorige eeuw be
staat, en dat er daarvoor geen gevoels
band was tussen moeders en kinderen of
tussen man en vrouw, acht ik onjuist. In
sprookjes kun ie zien dat er wel degelijk
samen gestreefd en geleden werd, dat er
gedeeld verdriet en gedeelde vreugd was,
dat gevoelens van tederheid of juist van
blinde nijd de verhoudingen beheersten.
Ik denk eigenlijk dat het vroeger niet zo
veel anders was dan nu. Jawel, de pro
blemen die aan gevoelens ten grondslag
lagen, waren anders. Als je kijkt naar
onze welvaart, onze bestaanszekerheid,
onze onafhankelijkheid van ouders, van
een echtgenoot, mag je aannemen dat de
intensiteit van de haat en de jaloezie te
genwoordig geringer is dan toen. Maar
de aard van de gevoelens blijft hetzelfde.
Wanneer je aan sprookjes al een zekere
eeuwigheidswaarde wilt toekennen, dan
zit die niet in symbolen of archetypen,
maar in wat ze zeggen over de gevoelens
waarvan mensen jegens elkaar vervuld
zijn".
PIET SNOEREN