Wat is goed voor een mens Een heer in China rima werkboek om nee verder te gaan )EKEN CeidócSoutant VRIJDAG 15 MEI 1987 PAGINA 11 Het voorlopige antwoord van dr. Heieen Dupuis ifcn verwijt dat ethici tegen- roordig regelmatig te horen rijgen is dat zij zelden stelling jrven te nemen in de morele rjjd. „De ethicus van deze d beperkt zich tot een analy- van de morele problemen, gt enkel welke morele waar- en en normen in het geding rijn, maar zwijgt als het graf, jndra het om een oplossing wn een moreel dilemma öt", zo luidt de vaak gehoor- kritiek. onder te willen ontkennen jt het analyseren van proble- en op zichzelf een nuttige liviteit is, moeten we consta nt dat deze kritiek bij uit- ek van toepassing is op de Bist verschenen studie thanasie Knelpunten in ji discussie". Het boek is tot jnd gekomen onder redactie de Rotterdamse, in ethiek rechtsfilosofie gespeciali- erde, filosoof prof. dr. G.A. der Wal en bevat opstel- n van zes verschillende au- urs. Naar gelang het vakge bied dat zij vertegenwoordi gen, ontwarren zij vanuit me- ische, juridische en ethische ïvilshoeken een reeks argu- CTten die in de euthanasie discussie een rol spelen. Om iteindelijk van de lezer af- ïheid te nemen met de mede deling dat het aan hem of haar gif wordt overgelaten „om de evindingen waartoe de analy- s komen in de totaalcontext an de discussie terug te plaat sen en er haar of zijn eigen onclusies aan te verbinden". [Euthanasie Knelpunten in in discussie" blijft dan ook eilig binnen de luwte van de foren toren. Het is een uiter- late theoretische, abstracte udie die een grote belezen heid in de medische ethiek joronderstelt en op nogal wat aatsen lijdt aan nodeloos eli- ir taalgebruik. Voor een *ed publiek onbruikbaar, .eggen we naast deze studie et jongste boek van dr. He- «n Dupuis, hoogleraar in de ledische ethiek aan de Rijks- niversiteit in Leiden, dan oet zich een ware verade- ling voor. Anders dan Van er Wal en de zijnen is Dupuis llerminst beschroomd om oor haar morele mening uit komen. Dupuis verdwijnt niet achter de coulissen wan neer het aankomt op morele beslissingen, en dat verdient ook bewondering als men het niet met haar eens is. „Wat is goed voor een mens macht en onmacht van de moraal" heet het werkstuk waarin de Leidse hoogleraar tot morele oordelen komt inzake tal van hedendaagse medisch-ethische problemen. In heldere, ook voor de leek toegankelijke taal komen de vraagstukken van euthanasie en zelfdoding aan de orde, maar ook de verde ling van medische middelen en de omgang met zwakzinni gen. Daarnaast geeft zij aan hoe morele dilemma's opgelost kunnen worden. Zelf- of vooringenomenheid kan haar hierbij niet onder de neus worden gewreven. Du puis poneert nergens. Zij bear gumenteert voortdurend, overtuigd als zij ervan is dat denken over goed en kwaad een even rationele activiteit kan zijn als denken over welk onderwerp dan ook. Voorlopig Evenmin pretendeert zij met haar ethische stellingnamen de laatste en absolute waar heid te verkondigen. „Een be slissing van ethische aard", zo schrijft ze op pagina 35, „dient als een beslissing gezien te worden die iets voorlopigs heeft. In een snel veranderen de tijd kunnen morele princi pes en hun toepassingen het best als werkhypothesen wor den beschouwd". Dat ethische beslissingen vol gens Dupuis altijd iets voorlo pigs hebben, heeft te maken met haar visie op moraal. In de eerste twee hoofdstukken van „Wat is goed voor een mens" zet zij die uiteen. Naar haar inzicht kunnen morele normen en waarden noch eeu wig noch onveranderlijk of voor iedereen geldend zijn om dat ze in feite niets anders zijn dan ontwerpen voor het goede leven. Onder „het goede le ven" verstaat zij dan het leven dat goed is in overeenstem ming met onze plichten, alsook goed in de zin van menswaar dig. Een onmiskenbaar gegeven is volgens de Leidse ethicus dat de mens telkens genoodzaakt is een andere inhoud aan dat goede leven te geven (en daar door aan zijn moraal), omdat zijn feitelijke situatie ook steeds verandert. Doet hij dat niet, bezint hij zich niet kri tisch op zijn morele regels maar volgt hij ze klakkeloos op, dan zal zijn moraal zich te gen hem keren. Kritiekloos Een sprekend voorbeeld hier van is volgens Dupuis de kri tiekloze wijze waarop klassie ke morele regels in de heden daagse medische moraal wor den gehandhaafd. „De hoogbe jaarde", zo legt zij de lezer voor, „bedlegerig en totaal af hankelijk van zorg en betutte ling van anderen, die door nie mand meer bij naam wordt ge noemd, wiens handen zijn vastgebonden aan de stijlen van het bed omdat hij al drie keer de neussonde voor voe ding heeft weggetrokken, is die niet het slachtoffer van morele overtuiging?". Dupuis doelt hier op de klas sieke morele richtlijn dat een arts voor zijn patiënt moet doen wat hij kan, of anders ge zegd: dat hij „maximaal" be hoort te behandelen, dat hij alle beschikbare medische middelen moet gebruiken. Maar in deze tijd, waarin „high tech" geneeskunde een feit is en medische technieken diep ingrijpen in het menselijk bestaan, kan deze richtlijn vol gens haar niet zonder meer ge hanteerd worden. Strikte toe passing van deze regel zou haars inziens zelfs tot moreel onaanvaardbare situaties kun nen leiden, aangezien „maxi maal" behandelen in de huidi ge tijd niet per definitie „opti maal" behandelen betekent. Hetzelfde geldt volgens haar voor de klassieke richtlijn dat het laten of doen sterven im moreel is. Naar haar mening hoeft dat niet het geval te zijn, omdat de dood in bepaalde si tuaties niet de grootste vijand is, maar juist zeer welkom kan zijn. „Misschien moeten wij vaststellen", zo schrijft zij, „dat de schaarste aan leven en de alomtegenwoordigheid van de dood die de mensheid vóór ons hebben geteisterd, vervangen Prof. Heieen Dupuis: „In een snel veranderende tijd kunnen morele principes en hun toepassingen het best als werkhypothesen worden beschouwd". zijn door een omgekeerde situ atie. Leven is alomtegenwoor dig, en de dood is weliswaar aanwezig, maar is toch verder van ons verwijderd. Zou die schaarste aan leven niet de vroegere klassieke (medische) moraal gekleurd hebben? En moeten wij dan niet bij het herzien van die moraal ook dat bedenken? Zeker: de dood is een ramp, maar het leven is dat soms meer". Belangen Het doel van moralen, consta teert Dupuis in „Wat is goed voor een mens", is: menselijk gedrag zo te reguleren dat zo veel mogelijk fundamentele belangen van mensen tot hun recht komen. De in haar boek je aan de orde gestelde me disch-ethische thema's be spreekt zij dan ook telkens vanuit deze samenhang tussen moraal en belangen van men sen. Telkens vraagt zij zich af: wiens belangen zijn in het ge ding, welke belangen zijn dat, en wie moet er, op grond van welke overwegingen, beslissen indien belangen van mensen botsen. Juist door deze systematische aanpak is Dupuis er met haar boekje in geslaagd een uiterst helder beeld te schetsen van de hedendaagse medisch-ethi sche problematiek. Zoals zij eenvoudige, begrijpelijke taal pleegt te gebruiken tijdens le zingen en interviews, zo heeft zij ook met „Wat is goed voor een mens" een discussiebijdra ge geleverd die nergens ver zandt in hoogdravendheid en filosofische zweverij. Dat is plezierig voor wie zich in haar morele oordelen kan vinden, maar ook voor wie zich tegen haar verzet. In de morele strijd, strijdt Heieen Dupuis met open vizier. WILLEM SCHEER Dr. Heieen Dupuis: „Wat is goed voor een mens macht eri onmacht van moraal". Uitgeverij Balans. Prijs: 22,50. G.A. van der Wal (Red.): „Euthanasie knelpunten in een discussie". Uitgeverij Ambo. Prijs: 29,50. U herinnert zich misschien Van Dis' eerdere pennevruch ten. De novelle „De rat van Arras", een flinterdunne, maar uiterst lezenswaardige Bijenkorf-uitgave. En „Casa blanca" en „Nathan Sid", die beide door Meulenhoff op de markt werden gebracht. Van Dis schrijft zoals hij presen teert: pretentieus en precieus. En net als zijn tv-performan- ces zijn z'n boeken zeer de moeite waard. Van Dis heeft iets te vertellen en doet dat op een heel verfijnde manier. Dat is ook weer het geval in zijn meest recente boek(je) „Een barbaar in China", dat momenteel in de top van de meeste boekentoptiens ver toeft. We zijn de laatste jaren overspoeld met publikaties over China, omdat reizen naar dit deel van de wereld - waar meer dan een miljard mensen wonen - een vrij zeldzame tijd spassering waren. Het reisver slag van Van Dis onderscheidt zich niet alleen door de geheel eigen verteltrant van de au teur, maar ook het onderwerp is bijzonder: Van Dis volgde een groot deel van de beroem de zijderoute. Dat betekent dat niet alleen min of meer be kende steden als Shanghai, Peking en Xian worden aan gedaan, maar ook centra als Lanzhou, Turpan en Karima- bad. Het aardige van de tocht die de beschaafde presentator maakte, is dat hij zich voort durend aan de van staatswege verstrekte gidsen en tolken poogt te onttrekken. Uit eigen ervaring weten we dat daar veel doorzettingsvermogen en Adriaan van Dis een zekere mate van behen digheid voor nodig zijn. Tref fend zijn de schilderingen van de wederwaardigheden van deze heer-van- stand temidden van de onverstoord rochelen de, fluimen en winden produ- cerende Chinezen. De auteur laat zijn grijzende krullen ergens in Centraal-A- zië kortwieken en dat bete- kent niets meer of minder dan een volksoploop. Bij het lezen van die passage moest ik terugdenken aan mijn eerste bezoek aan China, in het begin van de jaren ze ventig. De Westerse mode schreef in die dagen voor dat ook leden van de mannelijke kunne het haar tot op de schouders droegen. Dat had onder meer tot gevolg dat we als wezens van een andere pla neet werden beschouwd. Re gelmatig vergrepen Chinezen zich aan de haardracht van die maffe Westerlingen om te voe len of het wel allemaal echt was. Hermine de Graaf Dezelfde Adriaan Van Dis presenteert aanstaande zon dagavond in een uitzending van de VPRO-televiste de uit reiking van de eerste AKO-p- rijs voor literatuur. Doorgaans is aan literaire prijzen een nogal bescheiden bedrag ge koppeld, maar het kioskenbe- drijf heeft daar verandering in gebracht. Niet minder dan 50.000 guldens zijn bestemd voor de winnende auteur. Eén van de zes boeken die voor deze prijs is genomineerd, is „Aanklacht tegen onbe kend", de nieuwe verhalen bundel van Hermine de Graaf. Zij produceerde tot dusverre twee bundels :„Een kaart, niet het gebied" en „De zeevlam". Het oeuvre van Hermine de Graaf kenmerkt zich door het afwijkende gedrag van veel van de personages.die zij laat optreden. De meeste van haar sleutelfiguren zijn rijp voor de giychiater. at geldt ook voor de kinde ren die zij ten tonele voert. Ze hebben allemaal iets vreemds. Dat leidt vaak tot verrassende ontknopingen, waarbij wreed heid een niet onbelangrijke rol speelt. In de verte doen de plots, die aan haar brein ont spruiten, denken aan het werk van Roald Dahl. HENK VISSER „Een barbaar in China" door Adriaan van Dis, uitgeverij Meulenhoff, prijs ƒ18,50 „Aanklacht tegen onbe kend" door Hermine de Graaf, uitgeverij Meulen hoff, prijs 28,50 OPGROEIEN IN GROENLO": (Een herkenbare wereld van jongeren en een realistische visie hun geloofservaringen in hun dagelijks bestaan". Dat is de ndruk die achter bleef na het lezen van het zojuist verschenen oek: „Opgroeien in Groenlo". In opdracht van het KSIL, het latholiek Service Instituut voor Levensvorming in Arnhem, rok Tom ter Bogt, cultuur- en godsdienstpsycholoog, een jaar op iet diverse groepen van jongeren in Groenlo. Zijn onderzoek ichtte zich op de vraag: op welke wiize wordt zingeving en le- 'ensbeschouwing van jongeren zichtbaar in de vrijetijdsbeste- ing, die zij hebben. Nadrukkelijk aandacht werd besteed aan de ol die jeugdculturen spelen in de (kerkelijke) levensbeschou wing. )e benadering van Ter Bogt is heel specifiek: hij kijkt niet „van p afstand", maar hij kiest ervoor de situatie van jongeren zo veel mogelijk te bekijken „van binnenuit". Deze keuze voor par- iciperend onderzoek levert in de eerste hoofdstukken een boei- «nd geschreven verhaal op dat de lezer meeneemt in de concrete refwereld van de Groenlose jongeren. typeringen, waarmee Ter Bogt jongeren kwalificeert ont rent hij niet aan de gebruikelijke „sjablonen" waarmee jonge- en door onderzoekers en beleidmakers worden benaderd, maar ontleent ze aan jongeren zelf. De kwalifikaties die jongeren Groenlo aan elkaar geven zijn die van „punkers", „boeren", .disco's" en „kakkers". Vanwege zijn specifieke opdracht voegt Ter Bogt hieraan toe een groep van religieus geïnspireerde jon geren. Wat Ter Bogt beoogt is meer dan een situatiebeschrijving van alleen Groenlose jongeren. Na een beschrijving van de con crete situatie van Groenlo beschrijft Ter Bogt in vogelvlucht de mderzoeksontwikkelingen van de laatste 40 jaar waarin de ge- oofs- en kerkbetrokkenheid van jongeren centraal staat Ter Bogt komt dan ook tot de conclusie dat de typeringen van jonge er» zelf niet geschikt zijn om levensbeschouwing te staven. Om evensbeschouwelijkheid toch te kunnen toetsen kiest Ter Bogt voor een andere weg. Zijn keuze om levensbeschouwing, als to taalvisie op de mens te centreren rond religie en politiek, als een •ecifiek mengsel van beide, levert een interessante indeling op. te zinvraag van jongeren zoals die zich toont in hun vrijetijds- esteding toetst hij aan de combinatie van geloof, ongeloof, con- essionaliteit en kritiek. te praktisch realistische visie „niet religieus maar wel conven- ioneel", die meer of minder individueel gericht is, is in elk ge- val gericht op de eigen individuele idealen van jongeren: een iloekomst met man/vrouw en kinderen, een vast inkomen en de I gelegenheid om van alles te kunnen genieten. Een religieuze Pn/of politieke duiding, in de zin van een persoonlijke verant woordelijkheid voor het geheel is niet waarneembaar. Terecht telt de schrijver dat dit botst met het geloof. Geloof en religie tvordt bij deze jongeren, voorzover hiervan nog sprake is, gere- luceerd tot een crisisreligie: als houvast bij de dood van een fa milielid of als steun bij het afleggen van een examen. Tenslotte stelt Tom ter Bogt op grond van zijn ervaringen en ?ijn kennis van voorgaande onderzoeken een mijns inziens *eer cruciale vraag, namelijk: „Wat hadden ze kunnen gelo gen?". Scherp geeft hij in kort bestek aan waar Kerk is blijven steken in haar eigen „odium" van dogmatiek, starheid en irra- tonaliteit en in haar saaiheid. En daarbij moet dan toegevoegd gorden een onverwoestbaar slecht imago bij jongeren. iHet hoek „Opgroeien in Groenlo" laat naar mijn mening een |8o«d beeld zien van de huidige stand van zaken. Niet iedereen ^1 blij zijn met de harde conclusies waarbij slechts een kleine ■6roeP van jongeren zich nog betrokken weet bij een religieus, soms kerkelijk gepraktizeerde zingeving. Echter door de zwakke 'jzen is dit boek tegelijkertijd een werk-boek y, ic gaan. Juist voor degenen die een boodschap nebben aan kerk en evangelie en aan jongeren. THEO KRABBE 1 ^J,Jroe*en *n Groenlo" van Tom ter Bogt is te koop in de toekhandel voor 29,90 gulden of te bestellen door overma- gjg van dit bedrag op gironummer 918070 van het KSIL rse Rooslaan 18, Arnhem. del", afkomstig uit de bundel „Lichte kost", in 1892 door hem geschreven als antwoord op het verwijt van zijn critici, dat hij altijd zo zwaar op de hand was. Tamara Gezelschap Het gebied in de Haagse bin nenstad, waar straks zo onge veer het nieuwe stadhuis ge bouwd moet worden, is de plaats van handeling van een boeiend verhaal van Borde- wijk, „Veuve Vesuvius". Het opent met een beschrijving van deze stadswijk: „Toen maals vertoonde de stad daar ter plaatse een voorkomen dat de huidige toeschouwer niet in de geest herbouwen kan uit de gespaarde resten. De recht hoekige lijst wordt getrokken door Lange Poten, eén Plein- wand, Korte Houtstraat, Kal vermarkt en Hofspui. De Nieuwe Kerk stond even ver der over het breed spiegelend water tussen de al te pro zaïsch gedoopte Turf- en Houtmarkten". De plaatsbepaling treft na tuurlijk door het verband dat je kunt leggen met de huidige toestand. Het is aardig om verder te lezen over de tui nen, cafés en andere bedoe ningen, die daar gelegen wa ren. Vooral de Bagijne-straat, waar het dubieuze etablisse ment van de vrouw, die Veu ve Vesuvius genoemd wordt, gevestigd is. Dit verhaal is te vinden in een aardig boekje van Nijgh en Van Ditmar, met de titel „Onverwacht ge zelschap". Verhalen van ze ven oudere Nederlandse au teurs: Nescio, Slauerhoff, Couperus, Vestdijk, Helman en Marcellus Emants en de genoemde Bordewijk. Dit als bijzonder uitgaafje vanwege het 150-jarig bestaan van deze Haagse uitgeverij, die terug gaat tot 1837, toen Henricus Nijgh in Rotterdam een boek winkel begon. Het zou meer dan 25 jaar duren voor Van Ditmar ook aan de zaak kwam. Natuurlijk zijn al deze verha len indertijd uitgegeven door Nijgh Van Ditmar, iets om terecht trots op te zijn. Van Slauerhoff is opgenomen „Larrios", uit „Schuim van Asch", van Couperus „De ode" en van Marcellus Emants „Een gevaarlijk mid Ook heel nadrukkelijk Den Haag, maar dan meer van nu, is de plaats van handeling in de interessante debuut-roman van Alfred Birney: „Tamara's lunapark". Het is de dag van de grote demonstratie tegen kernbewapening in 1984. Hoofdpersoon Leo Sanders loopt langs het Bezuidenhout en het in aanbouw verkeren de ministerie van Buitenland se Zaken („Een Lego-kolos"), langs Babyion, rechtsaf naar het Malieveld, waar hij om heen loopt om de drukte te mijden. Dan de Javastraat op. Hij begeeft zich verder, tegen de richting van de demonstra tie en in een zijstraat gaat hij binnen in een gebouw, dat hij nooit bezocht heeft, maar he lemaal kent van de dia's, die zijn vriend die het ver bouwd heet hem liet zien. Sue Miller met een keuze uit diens ver halen. „De beste verhalen van Johan Daisne" is een uitgave van Manteau. Het is een mooie collectie, die heel boei ende aspecten toont van de Gentse auteur en waarin aar dige verhalen aan de verge telheid worden ontrukt. Zoals het zeer korte verhaal dat bij na een schilderij van Delvaux is: „Gavotte du temps jadis", over een eenzame vrouw op reis. Het verscheen in 1945, in „Zondagspost". Soms spelen dicht-teksten een rol in een verhaal van Daisne. Hij begint soms met een vers, of sluit zijn verhaal daarmee af. Zoals het verhaal „Het eiland in de Stille Zuidzee": „Een eiland in de Grote Oceaan, een kroeg die ik niet meer weet staan, de dingen, vrienden, géan". Mensen Het is een sex-club. De situa tie daar is voor Leo geheel verwarrend: gebeurtenissen en decor zijn raadselachtig, ongrijpbaar. In dat opzicht doet het verhaal denken aan de onbegrijpelijkheid, waar de hoofdpersonen van Vestdijks „De kellner en de levenden" het slachtoffer van worden. Later komt hij op het strand en in andere angstaanjagende gebouwen, waar hij soms in gezelschap van onduidelijke figuren ronddoolt, trap op, trap af. Een surrealistisch boek, als een bange droom. Daisne Magisch dolen, angstige de cors, onduidelijke gebeurte nissen, het hoort allemaal ook bij het „magisch realisme", waar Hubert Lampo alles van kan vertellen. Hij heeft een ander Vlaams schrijver in dit genre, de in 1987 overleden Johan Daisne, alle hulde en aandacht gegeven in een boek „Schrijvers zijn ook maar mensen" noemt Carlos Allee- ne de bundel, waarin hij zijn interviews met schrijvers bij eenbracht. Alleene is een Vlaams journalist, o.a. werk zaam voor de radio en „Het Volk". Het zijn dan ook Vlaamse schrijvers, die hij aan de tand voelt: Jef Geer- aerts en Hugo Claus horen daarbij, Ward Ruyslinck, Jos Vandeloo, Walter van den Broeck en Paul de Wispelae- re, maar ook minder bekende. Hij begint doorgaans met een opmerking over het begin van het gesprek: Monika van Pae- mel heft bij hun ontmoeting een spierwitte jurk aan. Met Ivo Michiels slentert Alleene door een herfstig park in Ant werpen. Het gesprek met Geeraerts vindt plaats in een oerdeftig Gents café, dat met De Wispelaere in een restau rant bij de kerk van Deurle. Zo zijn er nog wel meer irri tante of modieuze trekjes in deze interviews te vinden. Wat aardige extra-informatie over auteurs is er overigens zeker wel in aanwezig. Dendermonde Twee boekjes met werk van Max Dendermonde, een ver volg op eerdere uitgaafjes ero tische poëzie. In „Soms een paar uur van tweezaamheid" publiceert hij liefdesgedich ten, maar liefst „103 sonnet ten om loom te lezen op een koel laken". Erotiek speelt kennelijk een belangrijke rol in Dendermonde's werkelijk heid, want op zeker moment laat hij een vrouw daar een vraag over stellen in zijn ge dicht: „Schrijf je nog niet over de oorlog? vroeg ze bitter. Steeds maar over je liefjes? Hoe zalig het was om met één van haar aan de slootkant te zitten, jullie ontuchtige billen in ruw, warm gras?" Het zijn niet de liefdesgedich ten van een onstuimig, jong minnaar, die zich verliest in de roes van de passie. De tijd heeft milde ironie opgebracht, afstand, zonder dat de harts tocht tot zwijgen is gebracht. Een ouder, maar nog steeds liefhebbend man is aan het woord: „Ja, soms duurt het jaren. In eens een dag op straat kun je elkaar begroeten met een lichte kus en voelt: geen betere vriend dan oude vriendinnen". Een tweede poëzie-boekje van Max Dendermonde heeft de titel „Het geheim van de mie- reneuker". Terwijl in het hierboven genoemde boekje de erotiek nog de overhand had, is nu het daar ook zicht bare thema van de voortgaan de en alles veranderende tijd centraal komen te staan. Ook hier wel erotiek, maar het an dere thema krijgt duidelijk vorm: „Zou ik al half waanzinnig zijn? Ik voel me beter thuis in de rommelige logica van mijn dromen dan 's ochtends in een gestreken overhemd." Beide boekjes zijn aardig uit gegeven met omslag en illus traties van Tom Eyzenbach. Dezer dagen verscheen ook een herdruk van een van Dendermondes eerste romans, „De deur op een kier", bijna dertig jaar oud. Misverstanden Antonio Tabucchi is een Itali aanse hoogleraar in de Portu gese literatuur. Bij Contact is een bundel prachtige verha len van hem verschenen: „Kleine onbelangrijke mis verstanden", variaties op het thema, dat de titel aangeeft: een minieme verstoring. Zoals het vreemde gevoel dat in het verhaal Rebus een rally-rijder bekruipt. De ene keer is het de auto van Proust, de andere keer een klassieke Bugatti waar hij de tocht in rijdt. Heel mooi is het slotverhaal, „Cinema". Tijdens de opna men van een speelfilm, die plaatsvinden op een waarlijk Italiaanse manier, al wordt ditmaal het geluid tegelijk met het beeld vastgelegd, on derzoeken de man en de vrouw die de hoofdrollen spe len hun relatie. Alles loopt dooreen: de film, de echte, de herinnerde en de gespeelde emoties. Heel subtiel tovert Tabucchi met werkelijkheid en decor, met spel en waar heid. Voor zover je er achter komt wat waarheid is. Prins Met veel ophef brengt uitge verij Spectrum „Prins der Ge tijden", een lijvige roman die tegelijk in negen verschillen de talen wordt uitgebracht. Hij is van de Amerikaanse best-seller-auteur Pat Conroy en heet „Prins der getijden". Iets meer dan 600 pagina's, in een mooi, groot, opvallend boek. Een epos over de storin gen die de jeugdervaringen kunnen aanbrengen in het la tere leven van mensen, die tot wanhoopsdaden komen. Een ander uitvoerig Ameri kaans boek is de roman van Sue Miller, „De goede moe der", een relaas over het con flict in een vrouwenleven. Moederschap versus erotiek. Het is een debuutroman, waar Contact de Nederlandse uitga ve van verzorgde. De hoofd persoon Anna, opgegroeid in de jaren 50 en 60, weet niet zo goed weg met de veranderin gen in de morele waarden, die na haar jeugd plaatsvonden. Dat uit zich in de conflicten, die ontstaan in haar gevoe lens, die te maken hebben met haar vierjarig dochtertje, Molly. Ook uit het Engels vertaald: „En mijn duifje ging heen", een boek van Barbara Pym, Pat Conroy die in 1980 overleed, 67 jaar oud. Een verhaal over een wanhopig mislukkende liefde, waarin de heel raak gepor tretteerde Leonora Eyre har pogingen om haar liefde voor een jongere antiquair vorm te geven door eigen falen ziet mislukken. Soms wel erg ro mantisch: „De spiegel van vruchtbomenhout was na tuurlijk precies Leonora's stijl. Het glas was een tikje gaan vervormen en als ze hem in een bepaald licht hing, zag ze het fascinerende en leeftijdlo- ze gezicht van een vrouw uit een andere eeuw". In deze rubriek besproken en genoemde boeken: „Onverwacht gezelschap" - een keuze uit verhalen van zeven klassieke Nederland se auteurs. Uitgave Nijgh Van Ditmar. Prijs ƒ12,60. Alfred Brine: „Tamara's Lunapark". Uitgeverij In de Knipscheer. Prijs 25, „De beste verhalen van Jo han Daisne" - gekozen en ingeleid door Hubert Lam po. Uitgeverij Manteau. Prijs ƒ40,90. Carlos Alleene: „Schrijvers zijn ook maar mensen" - ge sprekken met vele schrij vers. Uitgave Manteau. Prijs ƒ29,50. Max Dendermonde: „Soms een paar uur van tweezaam heid". Prijs ƒ17,90. Idem: „Het geheim van de miereneuker". Prijs 19,90. Idem: „De deur op een kier" - roman. Prijs 29,90. Uitgaven van Het Spec trum. Antonio Tabucchi: „Kleine onbelangrijke misverstan den" - verhalen. Uitgave Contact. Prijs ƒ27,50. Pat Conroy: „Prins der ge tijden" - uitgave Spectrum. Prijs ƒ39,90. Sue Miller: „De goede moe der" - Uitgave Contact. Prijs ƒ29,90. Barbara Pym: „En mijn duifje ging heen" - Uitgave Amber. Prijs ƒ25,00.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 11