1
II
inal
Ie
'CcidócSotiAOTit'
Ondernemers
ZATERDAG 2 MEI 1987
ROTTERDAM - Hoewel dinken klinkt
als een term uit de basketbalsport, is het
de benaming voor een relatief nieuwe,
sterk opkomende bevolkingsgroep. Vol
uit zit er het Amerikaanse begrip „Dou
blé Incomè, No Kids" achter, hetgeen in
het Nederlands doeltreffend vertaald
kan worden met „Dubbel Inkomen,
Geen Kinderen", maar dat geeft de on
uitsprekelijke afkorting DIGK en daar
om is voor het beter bekkende Angelsak
sische DINK gekozen. Dinken, dat zijn
eigenlijk wat in de sociologie al enige
tijd bekend stond als vrijwillig kinderlo
ze echtparen of echtparen die het krijgen
van kinderen op de lange baan schuiven.
Tot dusver leidden ze - hooguit benijd
dan wel bekritiseerd door familie en
naaste kennissen - een vrij anoniem be
staan. Sinds ze echter, alweer in Ameri
ka, vanwege hun meer dan gemiddelde
koopkracht de aandacht getrokken heb
ben van marktverkenners en reclame-
boodschappers, zijn ze uit de coulissen
van de maatschappij tevoorschijn ge
haald en voor het volle voetlicht ge
sleept.
Het oprukken van de dinken tekent zich
al duidelijk af in onze bevolkingsstatis
tiek, klinkt er opeens met enige benard
heid uit menige keel. Dat heeft, gevoegd
bij ons toch al lage geboortecijfer, gevol
gen voor heel onze samenleving. Een
reeds broeiend proces van ontgroening
(almaar minder jongeren) en vergrijzing
(steeds meer ouderen) wordt erdoor ver
sterkt en versneld, hetgeen niet van ma
cro-economisch gevaar ontbloot is. Im
mers: welk zoete lieve Gerritje zal het
straks allemaal gaan betalen?
Zo laat zich de zorg samenvatten die on
derhuids begint te jeuken. Voeg daarbij
het gegeven dat vrijwillig kinderloze
echtparen toch al nooit in een geur van
heiligheid hebben gestaan, flierefluiters
als ze zouden zijn, egoïstische luiwam
mesen. gevoelsarme jagers op lusten
zonder lasten, en de tijd lijkt rijp om het
plotsklaps uit zijn anonimiteit gerukte,
met het etiket dink beplakte fenomeen
aan een analyse te onderwerpen. Naar
dr. R. Veenhoven voert dan het spoor.
Hij is hoofddocent sociale psychologie
aan de Rotterdamse Erasmus Universi
teit en gespecialiseerd in „menselijk ge
luk", het onderwerp waarop hij enkele
jaren geleden ook promoveerde. In die
hoedanigheid heeft hij niet alleen onder
zocht waarom mensen kiezen voor wel
of juist geen kinderen, maar is zijn we
tenschappelijke belangstelling ook uitge
gaan naar de levensstijl van vrijwillig
kinderloze echtparen en naar de manier
waarop de omgeving hun gedrag beoor
deelt. Puin ruimen, daar blijkt het inter
view al gauw op neer te komen. Met
harde hand schoffelt Veenhoven de ene
gevestigde mening over dinken na de an
dere terzijde. Het vooroordeel met name
dat dinken zich - zwemmend in het
dubbele inkomen, met geen kinderblok
aan het been - van exotische vakanties
naar beautyfarms en omgekeerd zouden
spoeden. „Welnee, dinken onderschei
den zich helemaal niet zo erg van moda
le Nederlanders. Ze hebben natuurlijk
iets meer te besteden, maar in leefstijl
zijn ze volkomen vergelijkbaar met an
dere mensen die hetzelfde inkomen ge
nieten als zij. Mij althans in nergens ge
bleken dat ze zich wentelen in buiten
sporigheden. Integendeel. Dinken ko
men op mij erg doorsnee over in hun
opvattingen en in hun manier van le
ven".
Een op drie
Eerst de cijfers echter, want die zijn ver
antwoordelijk voor de plotselinge inte
resse waaraan de dinken ten prooi zijn
gevallen. Uit een onlangs gehouden
NIPO-enquête is gebleken dat de over
grote meerderheid van de ondervraag
den kinderloosheid niet ideaal vond.
Man, vrouw en twee kinderen, dat
kwam als gemiddeld de meest gewenste
situatie uit de bus en bijna een kwart
van de vrouwen opteerde zelfs voor drie
kinderen. Valt het dus mee met de op
rukkende dink? Die slotsom mag van
Veenhoven niet klakkeloos getrokken
worden, want er staan andere cijfers te
genover. De dinken vormen volgens
hem nog wel een uitgesproken minder
heid, maar ze groeien duidelijk in tal.
Traditioneel placht tien procent van de
Nederlandse echtparen kinderloos te
zijn. Een soort vaststaand biologisch ge
geven was dat; er lag onvruchtbaarheid
aan ten grondslag; het ging om een on
vrijwillige kinderloosheid die vaak - zie
de adopties, de reageerbuisbaby's, de
draagmoeders - als een ernstige handi
cap voor het levensgeluk werd ervaren.
Maar op het ogenblik heeft twintig pro
cent van de Nederlandse echtparen geen
kinderen. Hieruit volgt dat bij tien pro
cent ervan vrijwillige kinderloosheid in
het geding moet zijn. Dat nieuwe cijfer
is er in rap tempo gekomen en de ver
wachting van de deskundigen is dat de
ontwikkeling zich vrij krachtig zal door
zetten. Veenhoven wijst er bijvoorbeeld
op dat het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek zijn prognose al heeft moeten bij
stellen. In 1980 werd uit het koffiedik
opgemaakt dat er voor de toekomst re
kening gehouden diende te worden met
23 procent blijvend kinderloze vrouwen,
maar onlangs heeft de instelling zijn
schatting opgeschroefd tot misschien wel
37,5 procent, dat is meer dan één op
drie. Toegegeven: het hoeven niet alle
maal dinken te zijn; ook de groeiende
populariteit van andere relatievormen
en leefstijlen dan het huwelijk kan
mede-verantwoordelijk zijn voor zo'n
dramatische stijging van de blijvende
kinderloosheid. Maar dat er veel dinken
tussen zullen zitten, staat voor Veenho
ven vast.
En het is geen gril van de tijdgeest, geen
modieus, dus voorbijgaand nevenver
schijnsel van het ik-tijdperk waarop wel
weer de reactie van een bewust en blij
aanvaard ouderschap zal volgen, voor
spelt Veenhoven. Hij'acht het een vrij
structurele ontwikkeling en onderbouwt
die visie als volgt: „Mannen hebben er
in wezen weinig over te vertellen. Na
tuurlijk. je hebt mannen die zeggen: aan
mijn lijf geen polonaise, maar" voor drie
kwart is het kinderloos willen blijven
toch een exclusieve beslissing van de
vrouw. Het fenomeen heeft zich al afge
tekend bij de eerste emancipatiegolf aan
het begin van deze eeuw. In zoverre is
alleen het woord dinken nieuw en niet
de tendens. Het waren vrouwen met een
betere opleiding, met eqn carrière, met
een huwelijk dat meer op kameraad
schap en gelijkheid gebaseerd was dan
op het traditionele, romantische beeld
van de echtverbintenis. Verstandig ou
derschap. zo begon het. Maar na de
door Gerard Kessels
Waarom heeft Italië een verstikkende
bureaucratie, een rechtspraak die niet
functioneert en een gezondheidszorg
die ziek maakt? De grote Fiat-baas
Giovanni Agnelli heeft er een
eenvoudig antwoord op. Wij zijn geen
volk van ambtenaren, maar van
ondernemers", zegt hij.
Daar zit wat in. Een Italiaan hoort
niet thuis achter een loket, hij is
geboren voor het vrije
ondernemerschap. Heeft hel lot hem
toch een plaats achter het loket
beschoren, dan laat hij de tientallen
mensen die braaf staan te wachten,
regelmatig even alleen om een
cappuccino te gaan drinken in de bar
of om een sigaret te roken. Maar dat
niet alleen. Als hij even de kans heeft,
zal hij proberen er naast zijn volledige
betrekking in overheidsdienst een
tweede baan bij te krijgen, die hem
niet alleen echte arbeidsvreugde
verschaft, maar hem ook de kans geeft
zijn magere salaris wat op te krikken.
Honderdduizenden „statali" drijven
naast hun volledige ambtenarenbaan
een wasserij, een winkel, een bar, een
handelsonderneming.
Hun verplichtingen in het vrije
bedrijfsleven nopen hen er nogal eens
toe de stoel op de officiële werkplek in
sluipgang te verlaten. Dat valt zelden
op. Sommigen gaan heel ver. Er zijn
fevallen bekend van mensen die na
un positief verlopen sollicitatiegesprek
eigenlijk nooit meer in levenden lijve
Gesignaleerd zijn. De enige die nog op
un naam reageert en blijft reageren,
is de salariscomputer. De laatste jaren
schijnt het euvel van het „assenteismo"
iets te verminderen. Vooral in het
noorden, waar industriesteden als
Milaan en Turijn in niet veel meer
verschillen van de rest van
West-Europa.
Een van de merkwaardigste vormen
van het Italiaanse ondernemerschap
speelt zich af op drukke kruispunten.
Hier gaat hel niet om de luxe van een
tweede baan, maar om het naakte
bestaan. In Rome trachten enkele
duizenden mensen, van kinderen tot
grijsaards, een paar lires te verdienen
in de verstikkende walm van de
uitlaatgassen. De fantasie om
automobilisten geld uit de zak te
kloppen is grenzeloos. Er zijn er die
tussen de rijen auto's doorlopen en
kranten verkopen. Er worden er
redelijk wat verkocht, vooral op
maandagmorgen, wanneer de bladen
stijf staan van de voetbalverslagen. Tal
van Romeinen hebben de krant al van
a tot z gelezen, als ze 's morgens op de
werkplek verschijnen. Het
schildpaddengangetie van het
Romeinse stadsverkeer geeft
voortdurend gelegenheid de krant ter
hand te nemen.
Nu het weer wat warmer wordt, zijn de
kruispunten bevolkt met lui die
papieren zakdoekjes en aanstekers te
koop aanbieden. Een andere categorie
vormen de verkopers van bloemen en
bloemstukjes. Terwijl het licht al weer
op groen staat en de verkeersmassa op
gang komt, wordt er nog rustig
afgerekend en uitgebreid naar klein
geld gezocht. Van de oorverdovende
claxonconcerten trekt noch de verkoper
noch de klant zich iets aan.
Claxoneren doet de Romeinse
automobilist immers niet zozeer uit
ergernis als wel uit pure gewoonte.
Tussen de auto's ook vervuilde
zigeunerkinderen, die met hun handje
nauwelijks tot het raam kunnen
reiken. Terwijl de moeder of een
grotere broer of zus ergens op de stoep
zit te kijken, worden ae kinderen de
blikjungle ingestuurd om te bedelen.
De kranten hebben regelmatig
gruwelverhalen over kinderen die
mishandeld worden omdat ze te weinig
geld ophalen. De laatste maanden zijn
de ruitenwassers sterk in opkomst. Een
beroep dat een geringe investering
vergt: een emmer, wat walef,
wasmiddel en een vegertje. Zodra het
verkeer tot stilstand komt, vliegen ze
met hun gesopt vegertje naar een auto
en beginnen in de wilde weg de
voorruit zuiver te maken. Op de
afwerende gebaren van de
automobilist, die weinig vertrouwen
heeft in de reinigende werking van het
inktzwarte goedje in de emmer of die
net met een ruit in hoogglans van de
wasserette komt, wordt geen acht
geslagen. Van hem wordt alleen
verwacht, dat hii tijdens de chaotische
reiniging zoveel mogelijk klein geld bij
elkaar schraapt.
Dubbele inkomens en geen kinderen. Dinken worden
deze echtparen genoemd en ze nemen snel toe in tal.
Straks ook in last? Versterken en versnellen ze niet het
toch al broeiende proces van de vergrijzing door
vrijwillig van nageslacht af te zien? Dr. Veenhoven,
sociaal-psycholoog van zijn vak, bestrijdt echter dat het
hier om egoïsten gaat die gespeend zijn van elk
verantwoordelijkheidsgevoel. Noch verwacht hij dat het
verschijnsel wel weer zal overwaaien. „Wanneer de
emancipatie een structureel gegeven is, dan zijn de
dinken ook een structureel gegeven".
'i weede Wereldoorlog heeft de ontwik
keling pas echt kunnen doorbreken. Met
de uitvinding van de pil, wat u zegt. Die
gaf de vrouw opeens een grote mate van
onafhankelijkheid. De emancipatie kon
eindelijk breed over heel de maatschap
pij uitwaaieren. Welnu: wanneer de
emancipatie een structureel gegeven is,
nooit meer weg te denken, hetgeen ik ge
loof, dan zijn de dinken ook een structu
reel gegeven, want het één vloeit voort
uit het ander".
Dik hout
Het profiel van de dink. Een poging tot
schets is gewaagd in een recent nummer
van het Amerikaanse weekblad Time, de
journalistieke smaakmaker die gezagheb
bendheid virtuoos weet te paren aan het
zagen van planken uit dik hout. Dinken,
aldus deze bron, verplaatsen zich per
echtpaar in twee peperdure sleeén en
daarin hebben ze telefoon, want ze moe
ten voortdurend met andere dinken
overleg plegen over de vraag in welke
exclusieve bistroquette ze vanavond
weer zullen gaan dineren. Zijn ze thuis,
dan bereiden ze aan de hand van soms
wel honderd vijftig te gekke kookboeken
een ultra-luxe maaltijd in de magnetro
noven, waarna ze wegzinken in Italië be
trokken, wit-lederen bankstellen tenein
de op hun breed-beeld-stereo-televisie de
allernieuwste video's te bekijken. Ze
werken hard, soms met z'n tweeën wel
honderd uur per week of meer, heeft
Time geturfd, maar dat compenseren ze
met droomvakanties buiten het toeris
tenseizoen aan een Caraibisch of Polyne
sisch strand. Voor hun ten minste twee
rashonden van het formaat schapedoes
beschikken ze over een aparte slaapka
mer, voor hun homecomputer ook.
Soms discussiëren ze over de vraag of ze
niet alsnog enig nageslacht zullen ne
men. Dan ontdekken ze dat het groot
brengen van een kind tienduizend gul
den per jaar kost, dus bijna twee ton tot
het achttiende jaar (bedragen tussen
haakjes die ook voor Nederland gelden)
en slapen ze er liever nog eens een nach
tje over. „Wat ze willen", aldus de hoog
leraar economie Philip Kotier in het
weekblad Time, „dat is zekerheid, een
beslotenheid waarin ze niet gestoord
worden, een nestje voor z'n beidjes. Elk
produkt dat het gemak en de vastigheid
dient, dat gezelligheid geeft en geen in
spanning vergt, kun je aan ze slijten in
hun cocon".
Stigma
Een dergelijke beeldvorming blijkt dr.
Veenhoven - ofschoon zelf geen dink,
want omringd door een gezin met drie
kinderen - danig te steken. Het beves
tigt volgens hem dat vrijwillig kinderlo
ze echtparen ondanks alle progressiviteit
in de samenleving nog steeds een stigma
dragen. „Ze worden getypeerd als egoïs
tische, licht geschifte figuren, niet slecht,
maar ook niet honderd procent, net als
homoseksuelen. Hoe het profiel van de
dink er in mijn ogen uitziet? Althans
voor wat Nederland betreft, zijn de din
ken helemaal niet zo apart. Nergens
blijkt dat ze zich te buiten gaan aan een
exuberante levensstijl. Wel onderschei
den ze zich vaak door een wat betere op
leiding en door het interessante beroep
dat ze uitoefenen, een beroep dat dus
met name de vrouwelijke helft niet graag
zal opgeven. Of ze harder werken dan
anderen weet ik niet; ik ken geen onder
zoek dat daar cijfers over geeft, maar al
gemeen gesproken is het wel zo dat er in
de betere banen veel uren gemaakt wor
den, ja. Naar het belang dat gehecht
wordt aan huisdieren, is wel onderzoek
gedaan en er bleek geen verschil met an
dere echtparen te zijn. Wat je bij dinken
vaak ziet, dat is een andere relatie. Soms
staan de partners elkaar zeer na; ze heb
ben dan onder meer geen kinderen om
dat ze niets van hun intimiteit willen
verliezen; het krijgen van kinderen zou
betekenen dat ze niet langer alles samen
kunnen doen. Daartegenover heb je een
groep dinken die juist een heel onzekere
relatie onderhouden. In zo'n situatie be
denken vrouwen zich wel twee keer
voordat ze zich, door het krijgen van
kinderen, overleveren aan de man. Ze
zien de opoffering van hun onafhanke
lijkheid niet zitten, want waar blijven ze
als het huwelijk spaak loopt? Maar de
eerste categorie is volgens mij in de
meerderheid. Die beantwoordt ook meer
dan de tweede aan de moderne tijd in
zoverre dat het huwelijk tegenwoordig
veel intiemer is, veel persoonlijker, veel
knusser en knuffeliger dan in de tijd van
onze grootouders. Het moderne liefdes
huwelijk heeft een psychologische di
mensie waarop kinderen belemmerend
kunnen werken".
Onze grootouders, en misschien ook
onze ouders nog, onderhielden vaak
meer een gebruiksrelatie dan een liefdes
relatie, bedoelt Veenhoven. Hun huwe
lijk was veel afstandelijker. Ze hadden
elkaar nodig om maatschappelijk staan
de te blijven. De ene partner was op de
andere aangewezen. Dit leidde ertoe dat
persoonlijke gevoelens veel meer naar de
achtergrond werden geschoven. Het
grootbrengen varï kinderen zoog aan
dacht en energie weg. Men kwam min
der aan elkaar toe. Tegenwoordig slaat
de slinger naar de andere kant door. Er
is een grote psychologische betrokken
heid bij elkaar. „Maar", aldus Veenho
ven, „die kan alleen bloeien bij een hoge
mate van onderlinge gelijkwaardigheid".
Koppeling
Daar ligt volgens hem de koppeling tus
sen vrijwillige kinderloosheid en eman
cipatie. Het zijn ontwikkelingen die el
kaar versterken. Met hedonisme heeft
dit alles niets van doen. De dinken belij
den geen eigentijdse variant van de leer
uit de klassieke oudheid dat zinnelijk ge
not het richtsnoer van 's mensen hande
len behoort te zijn en het hoogste goed
is.
Veenhoven, onverwacht fel: „De dinken
vormen allesbehalve een hedonistische
bevolkingsgroep. Zo worden ze vaak af
geschilderd, ja. als mensen die alleen
hun lusten najagen en de verantwoorde
lijkheid voor het nageslacht laten waai
en. Maar ik zie in de verschillende on
derzoeken die er zijn gedaan, het beeld
niet bevestigd dat ze louter uit zijn op
hun eigen lolletjes en geen enkele solida
riteit kennen. Ze tonen integendeel een
grote solidariteit. Met elkaar, met hun
familie, met vrienden. Ze kennen bij
voorbeeld heel hechte vriendschapsnet
werken. Wat anderen aan affectie en
aandacht investeren in kinderen, dat in
vesteren zij in vrienden. Daarom ver
eenzamen dinken op hun oude dag ook
niet, zoals je vaak hoort beweren. In je
levensavond heb je meer aan vrienden
dan aan kinderen; dat vind je door aller
lei onderzoek bevestigd".
Inrollen
„Of bij vrijwillige kinderloosheid een be
paald type persoonlijkheid past? Alweer:
nee. Er zijn geen relevante verschillen in
karakter of persooonlijkheid gevonden
met echtparen die wel kinderen hebben.
Dink worden moet je zien als een keuze
waar een heleboel mensen min of meer
inrollen. Het hangt samen met de baan,
met het soort relatie dat je toevallig
hebt; niet met persoonlijkheidskenmer
ken. Je raakt gewend aan je werkkring,
aan je netwerk van vrienden, aan het
prettige leven dat je kunt leiden omdat
je een stuiver te missen hebt, en voordat
je het weet behoor je, al dan niet blij
vend, tot de dinken.
Zo bezien is er weinig aan de hand.
Maar het spook van de vergrijzing dan?
Het vooruitzicht van een maatschappij
met het tegennatuurlijke aanschijn van
een op zijn kop gedraaide pyramide?
Veenhoven blijft er kort en categorisch
onder. „Die vergrijzing", wuift hij weg,
„kan even lastig zijn, maar zal op ter
mijn een zegen betekenen. Iedereen is
het er toch over eens dat de overbevol
king een regelrechte ramp dreigt te wor
den? Welnu, dan moeten we, wanneer
zich spontaan een ontwikkeling in de
richting van vrijwillige kinderloosheid
aandient, opeens niet sjagrijnig gaan zit
ten doen over een tijdelijk.-bijverschijn-
sel als de vergrijzing. De ditiken zijn, te
gen het licht gehouden, eerder sociaal
nuttig dan dat je ze mag betichten van
parasitisme". Veel gemor en geklaag is
tijdens het interview ter sprake geko
men. Een laatste vraag. Toen Veenho
ven promoveerde op zijn onderzoek
naar het geluk van de Nederlander, haal
de hij alle voorpagina's en actualiteiten
rubrieken met zijn bevinding dat liefst
vijfenzeventig procent van ons volk zich
redelijk tot zeer gelukkig voelde. Dat
was nogal wat, maar hoe is het, even af
gezien van de bevoorrechte dinken, op
het ogenblik? Zijn brede grijns zegt meer
dan woorden. „Ik heb er juist een onder
zoekje naar gedaan en het is nog precies
hetzelfde".
PIET SNOEREN
Foto onder: Puin
ruimen. Daarop
blijkt een
interview met dr.
R. Veenhoven op
neer te komen. De
ene gevestigde
mening na de
andere over
echtparen zonder
kinderen schoffelt
hij terzijde.