Langs Omwegen Allard de la Court: het kon niet op Laura-fietstocht viert veertigste verjaardag In Randstad nog genoeg natuur om in te wandelen LEIDEN OMGEVING CaidócOowtanl DONDERDAG 30 APRIL 1987 PAGET CLASSISISTISCHE SCHOONHEID EN DE RAPENBURGSE „PAPLEPEL" Pas in 1668, toen het Prin senhof wegens „leegloop" van de adellijke belangstel ling gesloopt was, kwam de geschiedenis van de monu mentenreeks Rapenburg 2 tot 10 op gang. Alleen de voor malige kapel van het vroeger St.Barbaraklooster stond er nog omvangrijk maar leeg bij aan de Voldersgracht die la ter Langebrug ging heten. Dat was nog een flink stuk, tussen het Rapenburg en de Papengracht, alias Papen- straat. Bewogen tijden waren voorbij en de middeleeuwen werden in dit blok opgevolgd door de voorname lijnen van het Hollandse classisisme, be vorderd door de chic van Leiden. De prinsen van Oranje waren de voornaam ste gasten geweest van het Prinsenhof, dat eens een nonnenklooster was. Alle kloosters moesten na de „al teratie" tegen de grond: het roomse „bijgeloof" had geen poot meer om op te staan. Maar het Barbaraklooster ontsprong de vernielende dans, want het werd het eer ste representatieve onderko men van de gloednieuwe universiteit als statussymbool van de opstandige noordelij ke gewesten in de strijd te gen de koning van Hispa- niën, die dan wel „altijd door de Prince van Orangiën geëerd was", volgens Marnix van (St.) Aldegonde. Maar dat was een klein beetje hy pocriet. De eerbiedwaardige, sloofse dames van het franciscaanse Tertiarissenklooster, „tame lijk eenvoudige zusters ja wel, proletarisch en klein burgerlijk, volgens Jan en Annie Romein-Verschoor die voornamelijk handenar beid verrichtten", mochten nog enige tijd met stadshulp rustig blijven zitten breien en de storm over zich heen laten komen. Maar haar goederen werden verkocht ten behoe ve van het leger van de prins; en de zusters, niet ge wend aan wereldse onder drukking, leverden gedwee hun goud en zilver in. In 1583 moesten ze vort. In 1598 waren nog drie van hen in leven. De oudste van hen, Barbara Heyndricxdr., over leed op 94-jarige leeftijd in 1620. „Tot zolang keerde de universiteit haar nog jaarlijks een alimentatie uit", zo lezen Allard de la Court „van Ra penburg 6", geschilderd door Willem van Mieris. we in deel twee van de uitge breide en onlangs gepubli ceerde studie „Het Rapen burg - geschiedenis van een Leidse gracht", De Paplepel ondertiteld. De nurksen en regenten, de welvarende textiele kooplie den, barstend van het Gou den Eeuwse geld, streken neer langs de boorden van het Rapenburg, toonbeeld van het „steinreiche Hol land", zoals Duitse beobach- ters ook eeuwen later nog konden constateren. „Prijs je rijk!" is een kreet die daar aan doet denken. En rijk wa ren ze; ook in Leiden, vooral aan het Rapenburg. In Euro pa met argusogen bezien door grote mogendheden als Frankrijk en Engeland. Nog in het Prinsenhof waren er maaltijden aangericht die ten onzent tot indigestie zouden leiden: wildpasteien, kal koen-, hoender- of duiven- pasteien, Engelse pasteien, afgewisseld met gebraden rundvlees, gestoofd schapen en lamsvlees. Daarenboven nog de grote hoeveelheden gestoofde artisjokken, de speenvarkens, kalkoenen, hazen, ganzen, kwartels, sau- sijsjes van Boulogne, de ham men en mergschenkels, de zwezerik en verse tongen, tientallen amandeltaarten, vlaaien en schotels „Italiaen- se taerten", de spritsen en 200 duim pasteien. Alleen al voor het bereiden van zo'n maaltijd waren 100 pond lar- deerspek en 1400 eieren no dig. Dat soort zaken moest onze stadhouder Willem II met de moeder van z'n En gelse vrouw Henriette Maria Stuart verorberen. Een hoogtepunt, evenwel, aan het Rapenburg van de tijd na koning-stadhouder Willem III, was het reilen en zeilen van Allard de la Court (1688-1755), telg van een be faamd geslacht in textiel en getrouwd met zijn volle nicht Catharina Backer. Als jonge man legde Allard zijn mees terproef als lakenbereider af. Hij verdiende geld als water en staakte de fabricage van lakens in 1728, door de jicht geplaagd. Allard is min of meer de held in deze ge schiedschrijving. Typisch een man van zijn tijd: kunstlief hebber, dilettant, geïnteres seerd in alle takken van we tenschap en historie. En hij legde ook de meest fameuze verzamelingen aan: schilde rijen, prenten, tekeningen, beelden, rariteiten. Dat deed hij vooral als „rentenier", met vier domestieken (geli beraliseerde lijfeigenen), vele koetsen en paarden. Hij had overal in en buiten de stad zijn stallen. Na zijn dood bleef zijn weduwe, die heel vaardig omging met teken- De monumentale rij van Rapenburg 2 tot 8. stift en penseel, daarmee op gescheept zitten. Allard bezat een bibliotheek met ruim 2200 titels. Als jongeling reisde hij veel, naar Parijs, door Zuid Euro pa en Engeland. Hij kocht zich blauw en verwisselde steeds van handschoenen, kousen en ceintuurs, alsmede pruiken in allerlei uitvoerin gen. Allard leerde ook van zijn uitstappen en sigh tseeing. Zo zag hij ook de tui nen van Vauxhall (dat hii overigens, schrijvend, Fosal noemde), en woonde een De gevel van Rapenburg 6. kerkdienst bij in de konink lijke kapel. Daar zag hij Queen Anne, „een swaarlijvi- ge vrouw van goede taille, opdragtich in de tronie". Al leen over Allard de la Court worden in deel twee van de Rapenburgse geschiedschrij ving al vele, vele bladzijden gevuld. Het is boeiend. Je neemt zo'n geweldig boek ter hand, en je blijft erin lezen. Niet alleen over Allard, zijn gewoonten en nalatenschap, maar ook over zijn opvolgers als huiseigenaren. En dan al die buren die de geschiedenis zijn binnengegaan, van 2 tot en met 10. Het te kijk zetten van nume ro 2, 4, 6, 8 en 10 was titanen- werk door de redactie en haar medewerkers verricht. Dat was een heidens karwei. Zowat geen steen, materieel of immaterieel, in het bouw werk dat raadselachtig Ra penburg De Paplepel heet is overgeslagen. Wat nu het ho tel De Doelen is, het oude Prytaneum (academisch raadhuis) of mensa, waar thans de NBBS is gehuisvest, of waar eens de Suringars, baron van Leyden, of Maison Bruijns rond 1930, of geld banken en anderszins hun dagen sleten of nog slijten. Het is allemaal te boek ge steld. Ik kijk nu even met gedemp te liefde naar nummer 10. Eens bewoond door hoogge- kraagde lieden en dames met kapsels die heel wat voorbe reiding vergden. Van Groe ne velt, een Van Oude water, of een Martinus del Court, of een schoenmaker Nicolas Franchimont (die zo succes- Op mijn omwegen dooc stad en land kom ik graag mensen tegen. U kunt mij telefonisch ol' Schriftelijk vertellen wie u graag in deze rubriek zou willen tegenkomen. Ik ben bereikbaar via (171 - 12 22 44 op toestel 10: door Ton Pit'li vol schoenen lapte dat hij een groot fortuin vergaarde, met ongeveer 32 andere huizen in Leiden). In 1899 kreeg de Ned.R.K.Volksbond het pan d in handen. „In de tuin werd op de plaats van de vroegere kapel van het St.Barbaraklooster" de Grote zaal gebouwd. In 1911 werd het gebouw toegewijd aan het H.Hart. Er gebeurde nog veel meer. Het was er trouwens „een troep", zo lezen we in de Rapenburgse publikatie van een paar kilo. Liefde voorop Enfin, de Volksbond ruilde het pand met de eveneens R.K.De Leidsche Courant, tot dusver gehuisvest aan het Steenschuur. En wat schrij ven de samenstellers van „Geschiedenis van een Leid se gracht"? „De krant heeft niet lang plezier gehad van haar nieuwe gebouw", 's Morgens om half zes 21 de cember 1927 brak een grote brand uit in dfe tekenschool van de Volksbond. Dat was nu juist het laatste deel van De Paplepel Joost mag weten waar die benaming vandaan komt dat herin nerde aan de kapel van het St.Barbaraklooster. De Leid sche Courant schreef op die fatale dag: „Voordat de brandweer water gaf stonds reeds een deel van het ge bouw in lichter laaie. In den papiervoorraad vond het vuur gretig voedsel; over Ra penburg en hoog in de lucht dwarrelden kleine en groote- re vuurballen, die tot in ver in den omtrek onder an dere te Voorschoten zijn gezien geworden". Dat was toen ook het heersende taai- misbruik. De grote, nieuwe motorspuit weigerde dienst. Het was koud, eind 1927. Maison Bruyns, destijds een befaam de eetsalon, had er ook be hoorlijk last van, maar bur gemeester Van de Sande Bakhuyzen zette zich per soonlijk in. En de reformato rische zusters van het Hópital Walon assisteerden op hun -kol Wi manier door de brandi^71- mannen, „die bibberden,ee de koude", van warme !P te voorzien. Dankbaar ze. Bij de Leidsche Co\f*e Vandaar „dank aan dat wi Miesje, Lientje, Toosje, Ant, voor hun warme i pathieën. bij het onheil ff' krant. Want met die ren blussers leefden zif? hart'lijk mee: zij verwf^ den in de koude henr*4 koffie en met thee". He»M wel in versmaat. De diije' van de Leidsche Couran® sloot het perceel af te sjr' en zich te vestigen aar71 Papengracht, „toevallige? 5 ze in het huis dat zoveel P® kenis vertoont met de van Rapenburg 10. Na d! stoting lcwam de wijkvejP ging Rehoboth aan de*s van Rapenburg 10. Opaa Rapenburg waait men,s' alle winden mee. Inmif zien we met spanning en te belangstelling uit naarp11 III van de geschieden^ n een Leidse gracht". Ovei.v< jaar. Wie dan leeft, die[£ zorgt; voor de uitgave. „VOETWUZERS" BELICHTEN ACHTERGRONDEN LANDSCHAP LEIDEN/HEEMSTEDE Dat je voor een mooie na tuurwandeling niet altijd naar de Veluwe hoeft, maar ook rustig in het volgebouwde westen kunt blijven, wordt duidelijk gemaakt in het boekje „Vijftien dag wandelingen in de Randstad". Dit boek is het derde in de serie „Voetwijzers voor Nederland" en het werd deze week met de vierde Voetwijzer, „Op zoek naar de Geografie van het landschap", in Vogelenzang door een van de schrijvers aangeboden aan Roel van Duyn, het „groene" gemeenteraadslid van Amsterdam. ïn de Voetwijzers worden niet alleen wandelingen beschreven, ook de historische en geografische achtergrond van het land schap wordt belicht. Er zijn kaartjes opgenomen waarop de rou te duidelijk is aangegeven en verder is de bereikbaarheid van de gebieden met het openbaar vervoer vermeld. De boeken komen voort uit de kring van het tijdschrift „Op Lemen Voeten", een blad voor mensen die ervan houden voettochten te maken. Ze staan onder redactie van tijdschrift-medewerker Jan Eric Bur ger. De eerste twee boeken zijn al jaren geleden uitgegeven en bevatten voettochten door heel Nederland. De tochten in de Randstad beginnen onder meer in Leiden, Gouda en Delft. Op minder dan een uur afstand van deze steden blijken mooie wandelgebieden te liggen. De tocht van Leiden naar Uithoorn bijvoorbeeld gaat door het oude plassen- en ver veningslandschap. De wandeling van Delft naar Schiedam voert door de polders en door kassengebied. De schrijvers van het boekje. Jan Erik Burger, Welmoed Koch en Roel Sluis, staan kritisch tegenover de aantasting van de natuur door industriali satie en vervuiling, maar zij stellen dat er niet gewanhoopt hoeft te worden: „Er zijn nog mogelijkheden te over om langs de ran den van de Randstad te wandelen, en in het groene hart kunt u nog net zo door klei en veen baggeren als de vele generaties voor ons". De wandelingen in het boekje zijn gemiddeld 25 kilo meter lang, ze kunnen echter ook in verschillende etappes gelo pen worden. Het boekje „Op Zoek naar de Geografie van het Landschap" is schreef landschapsgeograaf W. ten Brinke samen met een colle ga. Er staan acht weekendwandelingen in beschreven, onder meer in het terpenlandschap op de Groningse klei, het kampen- landschap op de Twentse zandgronden en het slagenlandschap in het Hollandse veengebied. Behalve op de historie van de stre ken wordt ook ingegaan op de moderne ontwikkelingen, zoals ruilverkaveling, aanleg van snelwegen en dergelijke. De schrij vers laten zien hoe de mens het natuurlandschap omgezet heeft in cultuurlandschap. De routes zijn 35 a 50 kilometer lang en er is gezorgd dat halverwege elke route een overnachtingsgelegen- heid is. De prijs van de boekjes is 14,95. De uitgeverij is Terra, in Zutp- hen. ALPHEN AAN DEN RIJN Al Veertig jaar lang is Alphen dè stad van de Laura, de jaar lijkse fietsvierdaagse genoemd naar de beginletters van de steden waar de tochten langs voeren; Leiden, Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Al phen. Oprichter H.E.A. Gaste laars, een gepensioneerde ambtenaar bij de PTT in Den Haag, organiseerde de Laura naar het voorbeeld van de Nij meegse wandelvierdaagse. Elke dag een tocht die in de richting van een bepaalde plaats zou voeren en dan weer terug naar het startpunt. Gast elaars was zelf een fervent wandelaar en zag wat de vier daagse betekende voor de stad Nijmegen. Hij vond dat er in Alphen ook best iets in die geest georganiseerd kon wor den. Omdat een wandelvier daagse al bestond, koos hij voor een fietsvierdaagse. Meteen na een wandelvakan tie in 1947 begon Gastelaars aan de uitvoering van zijn idee. Hij wist een aantal Al- fihense prominenten uit de po- itiek, het onderwijs, de politie en het bedrijfsleven voor zijn karretje te spannen en hen en thousiast te maken voor dit grote landelijke gebeuren. Na ettelijke vergaderingen werd de Stichting Alphense fiets vierdaagse opgericht met aan het hoofd een bestuur van ze ventien mensen. Samen zorg den zij voor de organisatie van de eerste Laura, op 1, 2, 3 en 4 juni 1948. Het boekie met de reglementen en beschrijvingen van de routes werd gemaakt „deels op de pof en deels uit eigen zak", Laura-kar Iemand die ziel de nog goed weet ren, is de heer Pieter Groen- hart uit Alphen. Hij is één van de mensen die vanaf de eerste Laura in het bestuur zaten en hij is na veertig jaar nog altijd actief voor de Laura. In het bestuur heeft Groenhart aller lei baantjes gehad waarvan zo'n twintig jaar voorzitter schap en penningmeester schap. Nu vindt Groenhart het langzaam tijd worden om af scheid te nemen als bestuurs lid. „Dat doe ik met bloedend hart, maar ik wil plaats maken voor een jongere generatie die de Laura-kar de komende ja ren moet gaan trekken". Zelf heeft Groenhart de Laura nooit gefietst. „Daar had ik als bestuurslid gewoon geen tijd voor. Voor de tocht zelf was er altijd iets te organiseren en tij dens de fietsvierdaagse stond ik op de controleposten. Ik heb in al die jaren wel de sfeer van het fietsevenement goed kun nen proeven en dat heb ik al tijd geweldig gevonden". Piet Koren is een man die de Laura wel vijftig keer gefietst heeft. Officieel was dat een dikke dertig keer maar Koren, die ook jaren in het bestuur zat, heeft altijd meegeholpen bij het jaarlijkse uitzetten van de routes en daarbij al de kilo meters menigmaal op de fiets afgelegd. „Meestal was dat in de winter, zodat je handen er haast afvroren als je de juiste weg moest opschrijven". In de eerste jaren van de Lau ra werden de routes door Gastelaars persoonlijk op pa pier gezet. De Laura was opge zet als een recreatieve fiets tocht en Gastelaars weidde dan ook uitvoerig uit over het natuurschoon en de historische monumenten die de fietsers zouden tegenkomen. Gaste laars fietste zelf alles af. Dat deed hij op zijn fiets met in de hand een notitieboekje waarin hij precies de route in noteer de. De fietsers werden dan meteen gewezen op „dat oude huisje rechts van u of het oude tehuis voor rijke dames daar achter de bomen". Later zijn die toevoegingen uit de routes verdwenen. Gastelaars was dagen achter elkaar bezig met het uitzetten van de tochten. Elk jaar moest een andere rou te beschreven worden. Wel bleef de hoofdrichting altijd gelijk, de richting van de grote steden. Streng was men ook in de be- finjaren. De deelnemers, zo'n 50 de eerste keer, moesten al lemaal gekeurd zijn of een keuringsbewijs van de Nij meegse vierdaagse hebben. Ook werden eisen aan de kle ding gesteld, want „bloot" was verboden. Pas in de jaren vijf tig kregen de heren toestem ming om in een korte broek te fietsen, mits die broek tot over de knie rijkte. De dames fiet sten in hun lange rokken met „vlinders" aan de zomen tegen het opwaaien. Overigens de den er maar weinig dames mee aan de tocht. Mevrouw Karen is de enige vrouw die 36 keer meegereden heeft. Zij was een uitzondering. Kleding en fietsen waren vroeger heel anders. De fiet sen waren zwaar en soms nog met houten banden. De luchti ge kleding van nu bestond ook niet, zodat de deelnemers tij dens regen met doornatte en Pieter Groenhart heeft al veertig jaar zitting in het bestuur van de Laura. zware kleding door moesten ploeteren. Vooral de mensen die in uniform fietsten, had den daar last van. Bij flinke regenval moest er onderweg gestopt worden bij een bakker om te vragen of de kleding op de oven gedroogd kon worden. Capriolen „Toen was de Laura nog een grote familie", wordt vaak ge zegd door Alphenaren die al vanaf het begin deelnemen aan de Laura. Fietsers logeer den bij de Alphenaren of kam peerden op de Lauracamping. Alle winkels bleven 's avonds speciaal open. Omdat het legi oen fietsers na hun tochten vermaakt wilden worden wer den avondjes georganiseerd waar sterren als Lou Bandy en Fred Fagel optraden. Ook was er de politie met een eigen „George Formby" in hun mid den die de mensen met |S priolen vermaakte. „Nujs veel minder. Veel fietsfy, men 's morgens in hun* naar de start, de fiets imperial, rijden hun tog gaan weer naar hunp woonplaats terug". Vang atietocht veranderde de, ook meer in een prestatil „De ouderwetse gezellig^ een beetje verdwenen"} Groenhart en Koren. 2(1 het er over eens dat de4 op zijn leukst is als het P „Dan ontstaat er meert} horigheid dan bij no weer. Maar warm weerl: leuk omdat dan elke gtj1 heid te baat wordt gel om de fietsers in het laten duiken, al dan nie willig". I De veertigste Laura wort 7 tot en met 10 juli gef Behalve de tochten van f 150 kilometer is er nu a tocht van 60 kilometer ui zodat ook de minder getf fietsers kunnen meedoeg halve het fietsen is er de; de fietsdag een feestelijk leumpicknick georgan op het terrein van de Burch in Zwammerdai Laura biedt haar rijde lunch aan. Groenhart is bezig met de fourage en al 240 broden weten te len, 2000 kuipjes jam en jes smeerkaas, rauwkos en kaas. Van 18 tot 21 mei wo avond-Laura van 35 kil< per avond gehouden men voor de grote tocl trainen. Na de Laura is internationale fietsweek phen. Elk jaar organisee land die fietsweek waai 600 internationale deeln aan meedoen. Dit jaar Alphen de organisatie i band met het jubileum r Laura. Deze internal fietsweek zal in ai plaatsvinden. De deeln aan de Laura, verwacht dat dat aantal tussen d en 1400 zal liggen, word jaar ook feestelijk inge Vorig jaar liep dat wal maar nu wil men de 1 vanaf Avifauna de er< door het dorp laten I naar het gebouw Nabij, de medailles klaar liggei HANNEKE GUN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 12