De weemoed van Rien Poortvliet Vrouwen door Frans Boogaard „Ach, ik denk dat die uitslag niet zov met de persoon te maken heeft en dat zeker niet sexueel bedoeld is, als ik di zo mag zeggen. Het is een beeld dat m vaak ziet. Men heeft een algemene indruk en daar reageert men op - een een symbool dat de vrouwen aanstaat niet Aldus kort geleden de wat ongemakkelijke reactie van Wilfried Martens, eerste minister van het koninkrijk België, op het gegeven dat v alle Belgische vrouwen zeven procent hem de verleidelijkste man van het la\ vindt en twaalf procent in hem de op na minst verleidelijke ziet. Koploper ii die laatste categorie - maar de man heeft ook inderdaad z'n fysiek niet mee - was vice-premier Jean Gol, die z'n eentje méér vrouwen afstoot dan Herman De Croo, Willy De Clerck, Mare Eyskens, Louis Tobback en Leo Tindemans samen. Bron: het aan de Brusselse universiteit verbonden Institut Universitaire de Sondage d'Opinion Publique (Unisop) dat in opdracht van Le Soir een zeer uitgebreid opinieonderzoek hield naar voorkeuren en antipathieën, leefomstandigheden, idealen en toekomstverwachtingen van de rond vz miljoen vrouwen die in België wonen. Soir, een van de betere Belgische kranten, wijdde er ter gelegenheid van zijn honderdjarig bestaan een uitputtei dossier aan dat ruim vijfendertig krantepagina's beslaat. Uit de stortvloed aan gegevens blijkt d de pil. het stemrecht en de wasmachin (in die volgorde) het leven van de Belgische vrouw de afgelopen decennia het ingrijpendst hebben beïnvloed, mat tevens dat de rolverdeling thuis vaak m zeer traditioneel is: het aandeel van di man in het huishouden beperkt zich tt het wassen van de auto en het op strai zetten van de vuilnisemmers. Toch is driekwart van de ondervraagde vrouwè ervan overtuigd het makkelijker te hebben dan de eigen moeder, die het immers nog zonder (vaat)wasmachine) stofzuiger en zelfst rij kende overhemder moest stellen. Vergeleken met toen i werken hu veel meer vrouwen 1 buitenshuis, maar geld en werk, of I gebrek daaraan, interesseren de j Belgische vrouw niet echt. Vriendschappen komen op de eerste plaats, onmiddellijk gevolgd door de familie. De kinderen en de eigen echtgenoot of partner volgen op afstam Als er getrouwd wordt, is het om 1 kinderen te krijgen. De echtgenoot moI in de eerste plaats eerlijk en trouw zijl, mooi is meegenomen, maar dat hoeft I maar voor twee procent, waarbij dan n\ het figuur, de ogen en de glimlach de voornaamste criteria zijn. Minder dan\ twee procent valt voor mooie billen eró benen, minder dan vier procent laat zi\ imponeren door spierballen en brede f schouders. Omgekeerd zijn schoonheid en charmé gevolgd door huishoudelijke kwaliteit el en seksuele aantrekkelijkheid volgens H merendeel van de vrouwen wel de I voornaamste criteria voor de mannen. Vrouwen die sterk, rijk, ambitieus of onafhankelijk zijn - laat staan alle vier - kunnen het wel schudden, vindé ze. Een goed figuur daarentegen en mooie borsten doen wonderen, aldus /c merendeel van de Belgische vrouwen, c Grote verwachtingen heeft een deel van hen ook van sexy ondergoed, maar wzn daar echt op uit is heeft de grootste i trefkans in Brussel en Wallonië. Tusse de gewesten onderling blijken trouwens meer significante verschillen te bestaat, Zo houden Brusselse vrouwen er li opvallend vaker een relatie buiten hunt huwelijk op na, maar genieten ze minah van „de eerste keer" aan hun Vlaamsi seksegenoten. k In de serie wordt ook aan serieuzer zaken aandacht besteed: mishandeling<1 (een op de tien vrouwen kan er van meepraten), verkrachting (drie op de honderd), rook- en drinkgewoonten, a medicijngebruik en de rol van de vroud in de reclame, in de maatschappij en i de politiek. Daarin zouden vrouwen zit1. veel meer moeten engageren, vindt i driekwart, wat een loos voornemen blïji omdat slechts tien procent eraan toe i komt werkelijk politieke interesse op ti\ brengen. „Ze hebben veel te veel andeie dingen aan hun hoofd", aldus Rosita Gi - jawel, die van Jean! - die zelf een a boeiende baan heeft als biochemisch a onderzoekster aan de Luikse universitèe De reacties zoals die van haar en van 's Martens, de opvallende nieuwsfeiten i - negentig procent van de Belgische s vrouwen blijkt vóór liberalisering van n; abortus - en de creativiteit waarmee h j onderwerp is aangepakt maken het Soir-dossier (binnenkort ook in ir boekvorm) tot een uniek gegeven. s Vaak openhartige brieven, zoals die vzrc de nu 49-jarige Monique aan haar moeder („toen ik geboren werd en je zt dat ik een meisje was, riep je al: alwéï een slachtoffer!") dragen daar in belangrijke mate toe bij. Soms zet de ti< serie aan tot zelfspot - de reclamemail die wordt aangevallen op zijn ai „vrouwen-misbruik" in een campagnes voor Spa en die schuldbewust zegt: had maar twee soorten!" -, soms ookU ze ronduit schokkend. Dat is bijvoorbeèei het geval bij het getuigenis van ti Christiane die aangifte wil doen van )r ernstige mishandeling door haar man,fa maar van de dienstdoende agent allee\ maar de belangstellende vraag krijgt m ze hem in godsnaam heeft aangedaan om hem zo kwaad te krijgen. j Conclusies uit het hele dossier trekt diai Soir-redactie niet, behalve dat ze mèt schrijver Mauriac nog eens vaststelt dt dé vrouw niet bestaat, alleen de vrouwi Ccidóc Soirtant „Ik ben een gedreven werker, laat mij maar met een ouwe broek aan in m'n werkkamer zitten". vinden en dat zal ook wel komen door dat ik me bewust helemaal niet zo ge draag. Ik sta vroeg op en ben al keihard aan het werk als de zogenaamde kunste naars nog in hun bed liggen te wachten op inspiratie. Ik werk keihard tot kwart voor zeven 's avonds en heb een zeer regelmatig leven, zeer ongewoon voor een schilder". Ondanks de kritiek van sommigen heeft Poortvliet altijd groot succes gehad. Z'n boeken worden over de hele wereld goed verkocht, van zijn kabouterboeken zijn zelfs uitgaven in zeventien talen ver schenen. „Succes, dat is niets minder dan pure genade!", roept Poortvliet na een korte mijmering, met een blik naar buiten, waar de ras naderende zomer zichtbaar wordt. „Maar nooit ben ik aan een boek gaan werken met de bedoeling er nu eens flink geld mee te gaan verdie nen. Het nieuwste boek bewijst dat. Boe ken over paarden, honden en kabouters, daarbij kun je er zeker van zijn dat ook een buitenlander geïnteresseerd zal zijn. Als ik een boek vol blote meiden zou te kenen - wat me overigens niet slecht af zou gaan - was ik binnen een mum van tijd stinkend rijk. Maar welke Ameri kaan, Spanjaard of Australiër zal nieuwsgierig zijn naar het leven van mijn opa's op Goeree-Overflakkee? Dat interesseert ze zelfs niet in Friesland". Poortvliet maakt zich het ene moment nog druk om al die „zogenaamde criti ci", maar staat kort erna opeens op. „Wat is zo'n vlaamse gaai toch een prachtig dier hè. Gisteren zag ik er nog een die ruzie had met een sperwer". Gevoel „Aan mijn werk gaat in feite weinig denkwerk vooraf. Ik zie al die dingen en dan denk ik: oh, oh, wat is dat door de Schepper goed gemaakt. Het is een kwestie van gevoel. Net als met een schilderij waar ik voor de kalender aan heb gewerkt. Het bevalt me om een of andere reden niet. Er staat een ree op die omkijkt. De richting waarin hij kijkt en de lijnen van het schilderij zijn niet goed genoeg, te saai. Dit schilderij gaat daar om een tijdje de kast in, totdat ik weet wat er mis mee is". „Het valt niet altijd mee om aan een nieuw boek te beginnen. Er zijn altijd wel mensen die vooraf zeggen dat ze m'n idee niet leuk vinden. Zo ging het ook bij m'n eerste kabouterboek. M'n zoon zei dat-ie dat van die kabouters niet zag zitten. Toch heb ik doorgezet. Gelukkig, want het werd een vreselijk populair boek. Tegenwoordig zal ik door een flopboek niet meer gedupeerd raken, maar vroeger had ik het lang zo breed niet en wedde ik dus een heel jaar lang op het boek dat ik aan het maken was. En eerlijk gezegd is er nog geen idee bij geweest dat werkelijk helemaal is mis lukt. Meestal raak ik zwanger van een idee en daar komt dan een boek uit voort. Pas zei iemand dat het wel eens aardig zou zijn een boek over de Neder landse visserij te maken. Daar hebben ze nog gelijk in ook! Helaas hou ik niet van water, dus zal zo'n boek er vermoedelijk niet komen. Net als met katten, daar hou ik ook niet zo van. Ik doe wat ik wil, heel anders dan vroeger toen ik nog op een reclamebureau werkte. Da's de grootste zegening van mijn bestaan. Drie kippen op een rij tekenen zoals ik dat wil. Niemand die aan m'n kop zeurt dat die ene een beetje meer naar links zou moeten staan. Heerlijk. Ik ben een ge dreven werker, laat mij maar met een ouwe broek aan in m'n werkkamer zit ten. Tekenen maakt me volstrekt geluk kig. Thuis kan ik lekker aanrommelen, dat is dan ook wat ik het liefste doe". ARJEN VAN DER SAR SOEST - De werkkamer van de kunstenaar biedt uitzicht op de buitenwereld via een raam dat zo groot is als de etalageruit van een groot warenhuis. Buiten bevindt zich alles waar Rien Poortvliet doorgaans zijn inspiratie vandaan haalt. Daar lopen tal van volgzame dieren die ooit de Ark van Noach binnen gingen. De konijnen, duiven, briesende paarden, eenden, kip pen, vogeltjes, brave honden, Afrikaanse en Chileense muizen en de kabouters. Maar in zijn nieuwste, deze week uitgeko men boek spelen ze geen rol. De inspiratie ligt als het ware in zijn eigen geest. Een gevoel van weemoed en van eerbied voor zijn voorvaderen heeft hem gebracht tot het maken van „Langs het tuinpad van mijn vaderen", het elfde boek alweer. „Ik had nog wel drie opa's willen tekenen" „Al dat landwerk heeft mijn opa tot-ie naar Rotterdam ging ook gedaan", schrijft Poortvliet bij deze tekening. De nu 54-jarige schilder, nergens anders zo op zijn plek als achter zijn tekentafel bij datzelfde raam: „Je moet vader zijn en vermoedelijk ook nog grootvader om te kunnen beseffen dat je als mens staat in een keten van geslachten die hierna nog verder gaat. Voor veel jonge mensen is alles dat ouder is dan hun opa geschie denis, ouwe koek. Het gevoel dat ik heb, is hetzelfde gevoel als Wim Sonneveld - die ik zeer bewonder - opriep met zijn „Langs het tuinpad van mijn va der". In zijn rustiek gelegen woning in Soest werkt Poortvliet nu aan zijn nieuwste project, de illustraties voor een kalender, z'n veertiende. „Ik heb er best verdriet van gehad dat „Langs het tuinpad van mijn vaderen" af was. Wat dat betreft ben ik net een brave gereformeerde werknemer, die blij is als hij weer voor een jaar een vaste werkgever heeft in de vorm van een nieuw boek. Dat geeft me een doel, wat geborgenheid. Het was daarom doodzonde dat niemand me nog gegevens kon leveren van opa's die hek- ben geleefd voor 1610. De papieren uit die tijd zijn helaas verloren gegaan bij Duitse bombardementen. Ik had nog wel drie opa's willen tekenen". Rien Poortvliets boeken gaan als warme broodjes over de toonbank en dat zal ook nu vermoedelijk wel weer gebeuren. Zijn kabouters waren zo populair, dat grote concerns Poortvliet veel geld bo den om de ze te mogen „adopteren" als beeldmerk, overigens tevergeefs. Z'n jongste boek gaat over z'n eigen voor ouders, maar het heeft nadrukkelijk ook een algemenere betekenis, vindt de ma ker zelf. „Het behandelt in werkelijkheid een stukje geschiedenis van ons alle maal. Zó leefden onze voorouders". Het is een luchtig soort geschiedenisboek geworden. Met groot gemak zwiert het pad zich langs „flokkers" (fopspenen van katoen, gedoopt in melk of brande wijn), langs de muizen in de strozakken die de Flakkeeërs soms aardig uit de slaap konden houden en langs het wijd en zijd verbreide bijgeloof dat een paar eeuwen geleden in het dagelijks leven een behoorlijk woordje meesprak. Het dagelijks leven van armoe wel te ver staan, zoals blijkt uit een deel van het „Algemeen verslaj» van de gemeente Dirksland van het jaar 1850", dat in het boek is opgenomen. Het rept van de bui tengewoon ongunstige inkomens van de vrijwel uitsluitend agrarische inwoners van het dorp. De vraag na de constate ring: „Zijn de ingezetenen rustig en te vreden, zoo niet, welke bijzondere be zwaren zijn er aanwezig en welke midde len zijn er om daarin tegemoet te ko men?". Antwoord: „Ze zijn steeds rustig en tevreden". Waarop onder de rubriek „Bijzonderheden, algemene opmerkin gen" volgt: „Steeds veel armoede". Zo komt er heel wat „vaderlandsche ge- schiedenisse" in het boek voor, van het arriveren van de Franse bezettingstroe pen bijvoorbeeld en de slag bij Water loo. Ook schildert en schrijft Poortvliet over de barre winter van 1740, die zo koud was dat de hongerige wolven in Brabant en Gelderland een ware plaag vormden. Menselijke dingen Bij die vaderlandse geschiedenis hoort, zo vindt de schilder, ook het dagelijks le ven uit de zeventiende en achttiende eeuw, waarin men zich bediende van bij voorbeeld een keersenback, een kuip- stoe! en een kakstoel. „Het zijn die men selijke dingen waar ik het meeste plezier in heb gehad bij het maken. Vraagt een kind: „Opoe, wat zal ik noe es gaen doen?". „Gae maer papiertjes kmppe voor het huusje". En dan de schooltarie- ven. Leren lezen kostte een stuiver per week. Leren schrijven twee stuivers en vier penningen extra. Dat vind ik van die snoezige dingetjes hè". Het waren wat dat betreft zeer verwaarloosde pa den, want zoveel was er over de dage lijkse dingetjes niet bekend. „Mijn vrouw en ik verbaasden ons er pas nog over dat geen enkele leraar ons vroeger op school het verband toonde tussen de algemene geschiedenis en de dingen van de dag. Het ontstaan van allerlei woor den zoals alarm, dat eigenlijk in het Frans „te wapen" betekent. Iemand af poeieren, hoe weinig mensen weten dat dat woord heel veel met de pruikentijd te maken heeft?". Poortvliet heeft behoorlijk wat graaf werk moeten verrichten om een en an der boven water te krijgen. „Historici durfden mij niet eens een beeld te geven van het uiterlijk van de huizen van toen. En ook van andere dingen is kennelijk niks met zekerheid te zeggen. Toch wil de ik het klootjesvolk van vroeger recht doen door hun gewoonten en gebruiken in beeld te brengen. Over die tijd is van alles bekend als het gaat om de politiek en de oorlógen. Maar over de leefwijze van Jan met de pet vind je in de boeken niks. Denk je bij het Kostuummuseum te rade te gaan voor de kleding van de mensen, blijkt dat daar alleen kleding van de rijken te vinden is! De armen van die tijd lieten elk kledingstuk wel honderd keer verstellen en droegen het af tot op de laatste draad. Bij gebrek aan betrouwbare bronnen heb ik veel geke ken naar schilderijen van bijvoorbeeld Jan Steen. Alleen daar kon ik zien hoe de kastjes en stoelen er vroeger uitza gen". Die voorouders van Poortvliet, daar zit een heel verhaal aan vast. De schilder vertelt in zijn boek onder meer het ver haal van zijn voorvader Symon, die in 1709 van zijn vrouw Pieternella van der Berge wegliep, omdat hij de vrouw van zijn collega-landarbeider „groff swanger" had gemaakt. Eerst wilde Poortvliet zich beperken tot het leven van zijn grootvader Marinus die in 1900 van het Zeeuwse Dirksland naar Rotterdam verhuisde. Nadat hij bij toeval een familiestamboom in handen kreeg, ging het graven steeds dieper en steeds fanatieker, tot zelfs in 1610. De schilder geeft de lezer een vrijwel volle dige stamboom van zijn voorvaderen, tot en met wat hij „Opa 9", zijn negende voorvader in rechte lijn noemt. „Dat bet, bet, bet, daar hou ik niet van". Met deze Cornelius Adriaensz. Poortvliet, die in 1610 in Colijnsplaat belijdenis deed, eindigt de speurtocht door de eeuwen. Uit het boek spreekt ook een grote liefde voor het dorp Dirksland. „Ach, mijn opa had er nooit moeten weggaan denk ik dan als ik zulke Ruysdael-achtige ver ten zie", verzucht hij in het bijschrift bij een van de schilderijen in het boek. Kunstcritici Dat Poortvliet inmiddels maar liefst vier Als moeder vroeger even de handen vrij wilde hebben, werd het kind in de „loopbank" gezet. Lopen echter leerde het in een mand. En als het dan zijn eerste losse stappen mocht doen, kreeg het voor de zekerheid een valhoed op. miljoen boeken heeft verkocht, wil nog niet zeggen dat de kunstcritici hun kri tiek hebben ingeslikt. Dat laat de schil der weliswaar niet helemaal koud, maar: „Als ze het geen kunst vinden, doet me dat geen pijn. Ik weet niet eens wat het wél is. Ik verbaas me erover dat ze mijn werk op de weegschaal leggen om te zien of het wel kunst is. Die vraag vind ik volstrekt niet relevant. Ik wil vertéllen, de mensen boeien. Critici hebben een grote lans onder de arm rtiet een scheipe punt eraan waarmee ze van tijd tot tijd eens iemand steken. „Bah, Poortvliet, je maakt helemaal geen grote K!", zeggen ze dan, terwijl dat mijn doel niet eens is. Maar ik troost me meestal maar met Bo- mans. Die heeft toch immers ook nooit een prijs voor z'n werk gekregen?". „Ik heb nooit van iemand les gehad, op een academie gezeten, ik heb het mezelf geleerd. Ik word gezien als een kok die spruitjes met een bal gehakt serveert. Dat doe ik nou eenmaal graag. Terwijl de koks van de nouvelle-cuisine me wel kunnen schieten om die stomme sprui ten met een bal gehakt. Maar de mensen genieten er van, terwijl ze het werk van die nouvelle-cuisine-snuiters niet lusten. Wie kan er tegenwoordig nog een echte hand of een echte voet tekenen? Ik kan me de frustratie van de Haagse schilder Sierk Schroder daarover best voorstel len. Studenten van de kunstacademie zeggen hem dat het schilderen van echte handen en voeten passé is. Ze zullen mij ook wel geen kunstenaar van de grote K

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 22