„Nooit
heb ik
een deur
achter me
dicht
geknald"
BRT
OMBUDSMAN
KIJKT TERUG
ZATERDAG 21 MAART 1987L
Itt
door Frans Boogaard t> K
De ramp met de Herald of Free Enterde
prise", de vlak voor de kust van ZeebrugfCh
?e gekapseisde Britse carferry. ligt alweer
ijna twee weken achter ons. maar nu afoiz2
valt te voorspellen dat ze de Belgisché
media nog wekenlang blijft beheersen. k.C.
Dat is niet alleen een gevolg van het feifa
dat het wrak van het schip nog moet work. N.
den geborgen, dat zich daarin nog steedjft 12
de lichamen van omgekomen passagiers
en bemanningsleden bevinden en de Belfij
gische regering het parket in Brugge opfe i
dracht heeft gegeven voor een diepgaand^
onderzoek naar de oorzaken van dé
ramp, maar ook van het feit dat dé q
Vlaamse tv. de BRT. van de verslagge-
ving zo'n absolute puinhoop heeft ge-
maakt.
Wat (een deel van) de Vlaamse pers er-
van bakte was ook al niet om over naar p
huis te schrijven. Zo was bij De Stan
daard, dat de scheepsramp de eerste dag w
met een kadertje afdeed, de aandacht
voor de slachtoffers en de oorzaken van
de calamiteit al na een dag van de voor-,
pagina verdrongen door ronkende ver ha-,
len over de majeure rol van de Belgische
reddingsdiensten en bergers, en brachmM
De Morgen - dat was pas lachen - kormp
na de ramp een folderfragment varmË
Townsend Thoresen waarin de nadrulmm
lag op de lage kosten van enkele- reisa r+jff
rangementen.
Maar zoals gezegd spande de BRT dé
kroon. Vrijdagavond, de avond van
ramp, hadden alle „concurrerende" om
roepen - in dit geval de BBC, de RTLx\mi
de RTBF en de NOS - hun beelden w//ian(
Zeebrugge drie kwartier eerder dan decini
BRT, ondanks het feit dat zij het was dier0
de drie eerstgenoemde omroepen heLn
ruwej beeldmateriaal toespeelde. Maanen'«
waar BBC, RTL en RTBF wellicht zon-jpgè
der er lang bij na te denken besloten dtLn
beelden ongemonteerd uit te zenden^z
koos de BRT voor een tijdrovende mon\ow,
toge- t Jam
olgende morgenL
toen om tien uur een extra-Jour naaf
werd ingelast, ging het helemaal w/%e]
Terwijl in Engeland de BBC haar pw-aerc
bliek over alle ins en outs van de stranj^n
ding informeerde, interviews met geredjn e
den bracht en gedetailleerde gegevens
over de constructie en indeling van helLffc
schip met tot slot een analyse van wat «L
mogelijk mis was gegaan, alles onder
steund door eersteklas beelden van de ^-loe,
kantelde ferry, de reddingsoperaties op^e
zee en de opvang van geredden aan wal
werd de kijker in Vlaanderen getrakteerd^^
op een aaneenschakeling van blundersten
onvolledige en onjuiste gegevens en beel:
den die onmiddellijk na de aankondiging
toch weer ergens in een niet-aangesloter\_ar
kabel bleven hangen. jgrc
Vlaamse kijkers, bij wie de gewenningSyQQ
factor toch tot een zekere mate van rela-,js-c
tivering zou moeten hebben geleid, schrobj
ven plotseling verontwaardigde ingezon^QV[
den brieven aan kranten en BRT-hoofd-.jaa.
redacteur Lucien Boussé verklaarde eerU.^
lijk maar zonder veel compassie met zijrr
ondergeschikten: „Ik heb op het punt gei c
staan mijn laatste haren uit te trekken ety'Cè
met mijn kaal hoofd tegen de muur /t^
slaan. Alsof ik doelwachter was van een.
voetbalploeg die met vijf professionelen^
moest spelen tegen een ploeg van elf étl -
nog moest winnen ook".
minuten vóór de uitzending flauw, en dê^ i
eerste reserve bleek slecht op de hoogtkf\
van het spelverloop tot dan toe; hij wis!
bij wijze van spreken nauwelijks dat ei
een schip gekanteld was. De uitzending
was, kortom, dermate chaotisch, dat merprr
het tweede extra-Journaal, voorzien te m
gen elf uur, maar helemaal liet zitten §f§
zodat pas zaterdagavond, precies een vo jj|
etmaal na de ramp, ook de BRT-kijkei Jj
nog kon vernemen wat zich in zijn on\
middellijke omgeving had afgespeeldJ
Voor een omroep met een monopoliepo- Tp
sitie, die nu voor het eerst ook nog eemJC
de serieuze dreiging ondervindt van dty,
komst van commerciële tv, is dat a//ev-®
maal niet zo prettig, maar de BRT heejuff
zeer veel aan zichzelf te wijten. J™
De manier waarop in Vlaanderen
tv-journalisten worden geselecteerd en dt 5f
gebondenheid aan en slaafse opstelling,
ten opzichte van de grote partijen, en
van de macht, zorgt al zolang de BR 7
bestaat voor kleurloze (tv-)journalistiekVi
en de enkeling die zich daaraan onttreki,.
(Maurice de Wilde, Daniël de Buylejfv
moet dat op eigen risico doen; met waar-*;
dering van de kijker, maar op straffe var
omslag.
Tegen die achtergrond is het nauwelijks*'
verwonderlijk dat de presentatoren va/c™
het BRT-Journaal hun studiogast-van-de-ff
-dag eigenlijk alleen maar de naam dutPEf
ven vragen, want dat is een objectief T
geven, en dat vervolgens die studiogasNA
- vaak een politicus - zich de rest var
de tijd aan zijn eigen boodschap kan »vyr°l
den. De meest kritische inbreng is darrf
ook vrijwel steeds afkomstig van de
-medewerker. PJ
Inmiddels heeft Boussé - „het pubhelf"
pikt onze fouten niet langer" - een on
derzoek en een calamiteitenplan aangeN
kondigd, en stuurde de BBC, met de vor,
melijicheid en attentie die Britten eigen /<EF
maar zonder te weten wat ze daarmetr~p
aanrichtte, hem een brief waarin hijzeljtJF5
zijn redactie en alle medewerkers uitvoefjf
rig worden bedankt voor de prachtige irrPf
spanningen die werden geleverd om BB(s~~
Television News te helpen bij de verslag'fff
geving rond de veerboot-tragedie.
Boussé: „Een doodsbrief op een diepte1™
punt in mijn loopbaan. Dit is om bij trfj
wenen
ombudsman leeg, omdat prof. Rang om gezondheidsredenen stopt met werken. Wie na hem
DEN HAAG - De nationale ombuds
man is dan toch geveld. Jarenlang is er
tegen hem aangeschopt en nooit is hij
gevallen. Maar wat zijn vijanden niet
hebben kunnen bereiken gebeurt nu
toch: Rang houdt er mee op, om gezond
heidsredenen. Hij vindt het niet gepast
een oordeel over zichzelf uit te spreken,
dat moet de Tweede Kamer maar doen.
„Rang voldeed ruimschoots", zegt
Kohnstamm (D66) en zijn collega
P. Stoffelen (PvdA) vindt dat hij „zeker
aan de verwachtingen voldaan heeft".
De VVD'er B. Korthals aarzelt. „Ik ge
loof niet dat ik er goed aan doe daar op
in te gaan. Daar is niemand mee ge
diend. Laat ik zeggen dat het instituut
nog niet optimaal iunctioneert".
De diaserie die in 1981 ter ere van de
geboorte van de nationale ombudsman
werd vertoond, liep niet over van be
scheidenheid. De ombudsman zou een
„vluchtheuvel in het verkeer tussen
overheid en burger" zijn, zelfs een „ga
rantiezegel van de democratie". De wet
drukte het minder poëtisch uit: „Een ie
der heeft het recht de ombudsman
schriftelijk te verzoeken onderzoek te
doen naar de wijze waarop een admini
stratief orgaan zich in een bepaalde gele
genheid jegens een natuurlijk persoon of
rechtspersoon heeft gedragen". De be
voegdheid van de ombudsman werd
overigens beperkt tot organen van de
rijksoverheid. Alleen voor de gemeente
politie werd een uitzondering gemaakt;
ook daar mocht Rang (hoogleraar ar
beidsrecht, sociale verzekeringen en ge
zondheidsrecht) bij zijn aantreden in
1982 over gaan oordelen. En bij een oor
deel moest het blijven, de ombudsman
mocht geen straf uitdelen.
Elitair
Nog voor Rang zijn eerste klacht behan
deld had, kwam ene Frits Bom, óók om
budsman, maar dan bij de Vara, melden
Nog anderhalve week dan is de stoel van de
dat die professor Rang veel te ver weg
stond van het gewone volk om een goe
de klaagpaal te zijn. „De opzet van zijn
bureau is dermate elitair", aldus Bom,
„dat gewone mensen er niet makkelijk
heen zullen stappen". Rang nu: „Ik be
greep toen al niet waarom ik onbereik
baar zou zijn. Omdat ik hoogleraar was?
Maar dan kun je ook zeggen: omdat ik
een bril op had en thuis fluwelen pantof
fels droeg. Dat kan toch nooit een argu
ment zijn. Dat is trouwens ook wel ge
bleken; we zijn nogal bereikbaar geweest!
Zesduizend telefoontjes en drieduizend
schriftelijke klachten komen hier per
jaar binnen. Je hoort dan ook nooit
meer roepen dat ik onbereikbaar ben,
dat is echt een discussie uit het verle
den". Kohnstamm beaamt dat. „Rang is
absoluut geen onderdeel van de bureau
cratie geworden. Hij heeft zijn instituut
als een bok op een haverkist verdedigd
en het grote publiek weet 'm heel goed te
vinden".
Er kwamen inderdaad veel klachten bin
nen. Zo veel zelfs dat Rang er in dreigde
te verdrinken. „Toen we begonnen ging
direct de sluis open van het stuwmeer
van oude klachten, dat er al lag". Sinds
dien heeft Rang voortdurend bij de mi
nister van binnenlandse zaken aange
drongen op meer personeel om de ach
terstallige klachten zo snel mogelijk weg
te werken. „Het aantal klachten viel me
niet tegen, integendeel. In 1983 kwamen
de afdelingshoofden naar me toe met het
verzoek een poosje niet meer in de pu
bliciteit te treden, want na elke publika-
tie kwam er weer een stroom klachten
binnen, die we niet aankonden".
Het afgelopen jaar heeft Rang, mede
dank zij de inschakeling van uitzend-ju-
risten, een groot deel van de achterstand
weten in te lopen. In 1986 behandelde
de ombudsman 3144 klachten en bracht
hij 625 rapporten uit. Tot tevredenheid
van de socialist Stoffelen. „Wij hadden
al jarenlang aangedrongen op een aan
vullende rechtsbescherming om onbe
hoorlijk gedrag, dat misschien niet for
meel onwettig is, aan de kaak te stellen.
Je ziet dat de ombudsman wat dat be
treft aan de behoefte voldoet. Er is een
groot aantal klachten behandeld en veel
mensen zijn genoeggedaan in hun
rechtsgevoel". Maar is dat nou alles, een
genoegdoening van een gevoel? Rang:
„In het algemeen zijn de klagers redelijk
tevreden. Er is door een objectieve in
stantie veel aandacht aan hun klacht ge
geven, daar zijn ze vaak erg blij mee,
ook als ze geen gelijk krijgen". De om
budsman kan daar als wapenfeit aan toe
voegen dat zijn rapporten door de aan
geklaagde organen nogalserieus geno
men worden. „Het ministerie van justi
tie is daarvan het schoolvoorbeeld. Daar
wordt echt elk rapport geanalyseerd om
te kijken wat men er uit kan leren".
Beleid
Het is echter niet verstandig het effect
van de uitspraken van de ombudsman te
laten afhangen van de welwillendheid
van de aangeklaagde instanties. Dat mag
bij Justitie goed werken, er zijn te veel
andëren die zich minder van Rang aan
trekken. In zulke gevallen zou het parle
ment (met de gegevens van de ombuds
man in de hand) de verantwoordelijke
mensen een lesje moeten leren. Maar dat
is haast nooit gebeurd.
Stoffelen: „Wat beter uit de verf had
moeten komen zijn hanteerbare aankno
pingspunten voor de Kamer, waarmee
wij de bewindslieden aan hun jasjes had
den kunnen trekken. De jaarverslagen
van Rang waren altijd voortreffelijk hel
der en het is uitstekend dat wij alle rap
porten hebben ontvangen, maar we zou
den wel wat meer indicaties willen krij
gen voor veranderingen in het beleid.
Nu komen al die rapporten bij onze we
kelijkse halve meter post en daar moe
ten we dan mogelijke beleidsaanwijzin
gen uit afleiden. Dat werkt niet".
Rang reageert fel op deze kritiek. „De
jaarverslagen bevatten nu juist altijd
analyses omdat wij de Kamer niet lastig
wilden vallen met een opeenstapeling
van individuele gevallen! Je mag toch
verwachten dat de Kamer daar op in
springt? Ik ga het parlement niet bedie
nen met een A4-tje waarop staat wat er
moet gebeuren, dan zou ik mijn boekje
te buiten gaan. Ik signaleer wat er fout
zit, ik stel geen maatregelen voor, dat
moet de politiek doen".
Daar is Kohnstamm het mee eens. „Mét
Rang constateer ik dat de Kamer zich te
weinig aan de ombudsman gelegen heeft
laten liggen. De precieze oorzaak daar
van ken ik niet. Men noemt wel de on
bekendheid met het instituut ombuds
man, dat immers nog niet zo lang be
staat. Daarnaast zou het moeizame ka
rakter van de samenwerking met Rang
een rol gespeeld kunnen hebben. Dat
geldt niet voor mij hoor, ik had graag
nog veel langer met hem te maken ge
had, madr ik hoor wel zulke geluiden. In
elk geval is het functioneren verre van
ideaal geweest. Dat de jaarverslagen niet
eens in de Kamer behandeld werden was
bijvoorbeeld heel slecht, echt stom".
Dijk
Dat Stoffelen klaagt over de grote stapels
post waarin de rapporten van de om
budsman verdwijnen, kan Kohnstamm
zich wel voorstellen. „Toen ik voorzitter
van de vaste kamercommissie werd heb
ik dan ook voorgesteld de rapporten niet
meer te laten opsturen. Een dijk van
protest was het gevolg. De commissiele
den wilden die rapporten niet kwijt.
Maar de moeilijkheid is dat ze handelen
over individuele klachten, daar kan de
Kamer niets mee. Pas als er structurele
problemen achter die klachten schuil
gaan moet het parlement in actie ko
men. De vraag is dus hoe de Kamer er
achter komt dat dat het geval is. Je kunt
je voorstellen dat Rang er menskracht
voor vrij maakt. Een jurist bijvoorbeeld
die de rapporten leest en de Kamer
voorziet van een notitie als er structure
le problemen in het spel zijn. Het is ook
denkbaar dat men zegt: dat is nou ty
pisch een zaak voor de Kamer zelf'.
Dat zegt Rang inderdaad. Met grote stel
ligheid. „Dat moet de Kamer doen. Laat
de commissie zelf een griffier aanstellen
om de rapporten uit te pluizen! De om
budsman kan zich zelfs de schijn niet
veroorloven te bepalen wat de Kamer
doen moet. Dat is echt enkel en alleen
de verantwoordelijkheid van het parle
ment".
Kohnstamm ziet het al voor zich.
„Neem de nieuwe wet op de studiefinan
ciering. Daar komen bij Rang heel veel
klachten over binnen, het is een absolute
chaos en puinhoop. Een notitie waarin
de problemen op een rij worden gezet
zou de Kamer een heel eind op weg kun
nen helpen".
op die stoel zal zitten, is nog niet bekend.
FOTO: MILAN KONVALINKA
Volgens Rang heeft de doornsee Neder
lander maar bar weinig vertrouwen in de
politiek. Hij kan het met meer volgen en
veel overheidsdiensten zijn voor hem
volstrekt onbereikbaar. „De ambtenaren
zijn als mensen echt niet zo beroerd,
maar ze maken deel uit van een ver
steende bureaucratie. Je krijgt zo langza
merhand de indruk dat het systeem ter-
wille van zichzelf bestaat. Zelfs het top
management is nauwelijks in staat de
ontwikkelingen te sturen. En de burger
vervreemdt van de overheid. Hoeveel
mensen zijn niet beschroomd als ze een
ministerie moeten bellen. Hebben ze
zich daarover heen gezet, blijkt men
voortdurend in gesprek te zijn".
Zulke opmerkingen worden Rang niet
door iedereen in dank afgenomen. Zo
heeft minister Braks hem naar aanlei
ding van zijn kritiek op de uitvoering
van de superheffing, eens verweten een
„te grote broek" aan te hebben. Kohn
stamm: „Het is logisch dat de ombuds
man ruzie krijgt. Hij heeft een hondson-
dankbare taak, want hij moet altijd ie
mand in het ongelijk stellen en niet zel
den is dat een minister. Dat is verve
lend, maar het kan niet anders. Als je dit
werk goed doet, heb je met iedereen in
Den Haag ruzie".
Zo wil Rang het liever niet noemen. „Ik
ben helemaal geen ruziemaker, ik heb er
een hekel aan. Persoonlijke ruzies heb ik
de afgelopen jaren ook helemaal niet ge
had. Nooit heb ik een deur achter me
dicht geknald. Natuurlijk, er waren veel
meningsverschillen, maar het bleef altijd
keurig. In de kranten stond dan wel dat
ik knallende ruzie had met staatssecreta
ris Koning van financiën, maar intussen
kon ik prima met hem opschieten. Ik
vind aanvaringen dan ook een veel
mooier woord dan ruzies. Dat waren
het: aanvaringen, zonder dat er averij
ontstond".
STEVO AKKERMAN
In oktober 1985 diende de heer A. uit Gouda een klacht in over de gemeentepo
litie van zijn plaats. A. zei door twee agenten zonder enige reden uit zijn auto te
zijn gehaald en geboeid naar het politiebureau te zijn gebracht. Eén van de
agenten zou hem vlak voor het bureau in het gezicht hebben geslagen. Vervol
gens werd hij in een cel gestopt. Na tien minuten kwam een agent hem vragen
waarom hij daar zat. Toen A. zei het ook niet te weten, werd hij weggestuurd.
Op grond van dit relaas wendde Rang zich tot de politie, die hem vertelde dat
er wel degelijk een reden voor de aanhouding van A. was. Hij werd namelijk
aangetroffen naast een pand waarvan een ruit was ingegooid. Volgens de eige
naar van dat pand had A. die vernieling op zijn geweten. De agenten beschouw
den A. daarom als verdachte, hielden hem aan en brachten hem geboeid naar
het bureau. Over deze gang van zaken oordeelt Rang: „Er is niemand die A. ten
tijde van de vernieling ook maar in de buurt van het desbetreffende perceel
heeft gezien. Ik ben daarom van mening dat A. niet aangehouden had mogen
worden omdat hij niet als verdachte kon worden beschouwd". Zijn eindoordeel,
dat een maand geleden bekend werd gemaakt, luidt dat de politie „zich in deze
aangelegenheid niet behoorlijk heeft gedragen".
De dienstplichtige militair H. uit Leeuwarden meldde zich vorig jaar juni bij de
ombudsman. Hij beklaagde zich over zijn superieuren, die zijn uitzending naar
het vredeskorps in de Sinaï op onzorgvuldige wijzen zouden hebben gedwars
boomd. Rang stelde na een onderzoek vast dat H. in eerste instantie (na het
invullen van de benodigde formulieren) in aanmerking kwam voor uitzending.
Nadat hij medisch was goedgekeurd, deed hij de verplichte test Engels en liet
hij zich inenten. Alles was geregeld. Maar op zes maart kreeg H. een brief van
de landmacht, waarin stond dat zijn aanmelding niet in behandeling zou worden
genomen, op grond van een telefoontje met zijn commandant. Volgens de com
mandant functioneerde H. namelijk „zeer slecht".
In zijn rapport zegt Rang dat het zwaarwegende oordeel van de commandant
veel eerder in de procedure had moeten worden ingewonnen, zodat H. direct na
zijn aanmelding had geweten niet voor uitzending in aanmerking te komen.
„Waar het betrokken administratief orgaan naar mijn mening in dezen zo wei
nig doelmatig te werk is gegaan, ben ik van oordeel dat er jegens klager niet
behoorlijk is gehandeld", aldus Rang.
Eciclóc SouAtmt'
Vijf jaar lang is dr. J. F. Rang
nationale ombudsman geweest en
vijf jaar lang heeft het gedonderd
in de bestuurlijke glazen. Nog
anderhalve week, dan is zijn
tijdperk voorbij. Maar geen dag
eerder zal Rang in de verleden tijd
over zijn werk praten. „Ik bepaal
zelf wat ik doezegt hij en zo is
het. Ministers kunnen hoog
springen en ambtenaren laag,
burgemeesters kunnen moord
schreeuwen en commissarissen
brand; de ombudsman houdt
beroepsmatig zijn poot stijf. Alleen
wie daar recht op heeft krijgt van
hem gelijk, of het nu de klagende
Jan met de Pet is of de
aangeklaagde minister. ,^4ls je dit
werk goed doet, heb je ruzie met
iedereen in Den Haag", vindt
mr. J. Kohnstamm, voorzitter van
de vaste commissie van de Tweede
Kamer voor de ombudsman. Maar
Rang houdt niet zo van heibel. „Ik
kan helemaal niet tegen ruzie".
Zegt hij.