Frederick
Forsyths gevecht
met de film
LONDEN - Frederick Forsyth, de
man die miljoenen vergaarde met
vijf romans en twee verhalenbun
dels, zit achter een geleend bureau
met een schotel Britse sandwiches
voor zich die eruit ziet als een om-
geharkt tuinpad. Tijd om te eten is
er niet. Frederick Forsyth moet on
danks z'n riante financiële positie
zijn brood tussen vraag en ant
woord door naar binnen proppen.
In het zweet zijns aanschijns. Eigen
schuld. Want Forsyth bedacht twee
en een half jaar geleden dat hij ei
genlijk best zelf een film kon ma
ken van zijn laatste wereldwijde
bestseller „The fourth protocol"
(Het vierde protocol). Sindsdien
heeft hij geen nieuwe letter meer
op papier kunnen zetten. En nu
die film klaar is en in Londen gaat
draaien (en zeer binnenkort ook in
Nederland) mag hij zich als produ
cent nog eens te sappel gaan ma
ken of die film inderdaad gezien
gaat worden.
Forsyth: „Als producent sta je aan het
begin en aan het eind van een film. „Het
vierde protocol" is klaar en ik ben als
enige over om te zorgen dat er ook men
sen naar gaan kijken". We zitten in het
chaotische kantoor van Rank Film (u
weet wel van die beroemde gouden gong
voorafgaande aan de titels) in het Lon-
dense Soho. Forsyth heeft er zijn riante
huis in de buurt van het Londense Re
gent's Park even voor verruild om een
dag met journalisten door te brengen.
Zijn filmbaan is hem, hoor je zo tussen
zijn teksten door, niet in z'n koude kle
ren gaan zitten. „Niet dat ik problemen
heb gehad met het snijden in m'n eigen
vlees", zegt hij over de sterke bekorting
die hij zijn eigen boek moest laten on
dergaan om het geschikt voor film te
maken. „Een film van vijf uur kèn nu
eenmaal niet. En ik ben twaalf jaar jour
nalist geweest, dus ik heb wel meer met
dat bijltje gehakt. Zulke dingen kun je
het beste zelf doen. Ik herinner me nog
goed uit m'n tijd als buitenlands corres
pondent dat je een stuk van jezelf terug
zag in de krant. Wanneer je dan je re
dactie aan de lijn had, riep je: Echt, ik
vind 't niet erg als jullie bekorten, maar
waarom in hemelsnaam zó? Dus bij de
film heb ik gesteld: alles wat niet te ma
ken heeft met wat wij nü willen, moet er
zonder pardon uit".
weg met politiek
„Het vierde protocol" is een thriller
over een complot van de Russische ge
heime dienst om een kleine atoombom
in diverse componenten via allerlei ka
nalen Engeland binnen te smokkelen.
Hij moet tot ontploffing gebracht wor
den op een Amerikaanse basis in Enge
land, zeg maar het Britse Woensdrecht,
om daardoor de Britten zo kwaad te
krijgen dat ze de Amerikanen eruit zou
den gooien. En daarmee hun deelname
aan de NAVO zouden opzeggen. Forsyth
laat in het boek de actuele Britse poli
tiek, vooral Labour-politici Neil Kin-
nock en Kenneth Livingstone, een uitge
breide rol spelen. Dat gebruik van be
staande personen en de politieke actuali
teit is typerend voor al zijn thrillers, van
„De dag van de jakhals" tot en met de
„Odessa File". Uit de film is die politiek
weg. Forsyth: „Het geld voor een speel
film moet je nu eenmaal voor het groot
ste deel terugverdienen in de Verenigde
Staten. Bij - zeg maar - een jongen die
naar de bioscoop gaat in Iowa of Idaho,
hoef je niet met Britse of Nederlandse
politiek aan te komen. Wat weet die van
links, rechts of van groenen? Die weet
alleen iets van baseball, basketball en
football. Dus weg ermee. En wat het ver
haal zelf betreft: als hoofdfiguur John
Preston in het boek een pistool heeft,
weet je dat hij daarvoor langs de wape
nafdeling van de inlichtingendienst is ge
weest en een papiertje heeft moeten te
kenen. In de film kun je Michael Caine
rustig opeens een Browning te voor
schijn laten halen. Het filmpubliek» is
daarop ingespeeld. Eén ding kon uiter
aard niet veranderd worden: de bom. Ik
heb dezelfde professor die me aan infor
matie voor het boek geholpen had, voor
de film weer gevraagd. Tegen betaling
uiteraard. Nu om met zijn studenten die
bom te maken. Niet van polystyreen of
plastic, maar van staal. Hij kwam ermee
op de set om te demonstreren hoe het al
lemaal in elkaar gezet moest worden.
„Zou zoiets echt ooit kunnen werken?",
lachten de acteurs. „Ja natuurlijk", zei
die professor. „Als dit uranium was en
die twee schijven van lithium en poloni
um, zou je een nucleaire reactie krijgen".
Al die mensen, die hun hele leven lang
met illusies hebben gewerkt, werden
opeens doodstil".
Aanvaardbare boef
De actualiteit speelde Forsyth al tijdens
het schrijven van zijn boek parten. For
syth: „De man die dat plan bedacht was
ZATERDAG 21 MAART
In een motorzweefvliegtuig gier je pirouetterend, draaiend, duikend en weer omhoog ;pel<
kaatsend door het zwerk, alsof Newton het altijd al bij het verkeerde eind heeft gehadt\ a
YPENBURG - Vierhonderd meter
lager draait het Prins Claus-ver
keersplein vol dinky-toys langzaam
om zijn as. De propeÜor van het
vliegtuigje bromt geruststellend en
alle ingewanden zitten na een dui
zelingwekkende start weer op hun
plaats. Maar die vreugde is van
korte duur. Mijn hart bonst op
nieuw in m'n tenen als piloot Jon
ker routineus meedeelt: „Okee, en
dan zet ik nu de motor uit". Een
zwarte handgreep die verdacht veel
op een noodrem lijkt, wordt krach
tig uitgetrokken. Luttele seconden
later suizen we omlaag in een met
louter angst gevulde plexiglas visse-
kom.
Het moet als het aan Henk Jonker ligt
de sensatie van de jaren negentig wor
den: motorzweven. De bedoeling bij het
motorzweven is, dat je in een volwaar
dig motorvliegtuig met wat groot uitge
vallen vleugels het luchtruim kiest - en
eenmaal boven aangekomen alle rem
men losgooit. Suizend, pirouetterend,
draaiend, duikend en weer omhoog kaat
send gier je door het zwerk alsof Newton
het altijd al bij het verkeerde eind heeft
gehad. Tijdens al dat jongleren fluit de
wind bijzonder onheilspellend. En op
het moment dat een bioedige ontkno
ping aanstaande lijkt, gaat het motortje
weer aan. Wroemmm! Bedaard en be
dachtzaam wordt het toestel aan de
ond gezet, alsof er niets gebeurd is.
p de komende Ahoy' adventurebeurs
(25 tot en met 29 maart) zal Jonker,
voorzitter van de Stichting Motorzweef-
sport Benelux, een vrij grote stand be
mannen om zijn passie te propageren.
„Motorzweven is eigenlijk al heel oud",
weet hij. „De eerste vliegtuigen waren al
een soort kruising tussen motor- en
zweefvliegtuig. Alleen maakt de techniek
het nog maar sinds kort mogelijk in één
en hetzelfde toestel én goed te motor-
vliegen én prima te zweefvliegen".
Jumbo
In bar „Fly Over" van de vliegclub op
Ypenburg is een select gezelschap verza
meld van jonge professionele Randste
delingen die het motorzweven tot hun
lijfsport hebben gemaakt. Frits, manager
van ITT Europa, ziet er uit alsof hij zo
juist zijn dasje heeft losgeknoopt voor
een wilde nt in zijn splinternieuwe
sportauto. Maar hij heeft zijn zinnen ge
zet op een uurtje lessen in de nieuwe
„Dimona" van de Delftse Studenten Ae-
roclub. Dit toestel had Jonker kort daar
voor van Zestienhoven naar Ypenburg
gevlogen, onderwijl met de verkeersto
rens babbelend op dezelfde toon en met
dezelfde ernst als de cockpitbemanning
van een Boeing-jumbo.
„Iedereen zeurt altijd maar over de kos
ten van het motorzweven, maar het be-
grijkste is gewoon dat het een ver
domd léuke sport is", vindt Frits, terwijl
zijn naam in het logboek krabbelt.
stapt in die kist en vóór je het weet
zit je vierhonderd meter hoog. Ik hoef
heel die poeha van het traditionele
zweefvliegen niet, waarbij je uren in het
weiland zit te wachten om een paar mi
nuutjes te kunnen sturen". Voordat Frits
aan het vliegen slaat („even een paar
doorstarts oefenen") laat hij nog weten
dat er es nodig wat moet gebeuren met
het vliegveld-in-ruste Ypenburg. „Zo'n
lap grond midden in de Randstad. Vrij
wel ongebruikt! Denk je es in wat een
prachtige recreatievoorzieningen je hier
nog kunt maken. Doodzonde!", mopper^
hij terwijl hij de vliegclub uitwandelt, Ij®
Motorzweven is een beetje een spor'^
voor de individualist, zegt Jonker. BLera
het zweefvliegen heb je een heel teait^r
nodig om in de lucht te komen, motoLs
zweven kun je in principe op elk mofll V)
ment in je eentje doen, als je maar ee^d
brevet hebt. Jonker: „Maar dat is ooLrco
meteen het grote voordeel. Je kunt i^arn
een motorzweefvliegtuig veel efficiéntet n*
les nemen. Normaal gesproken moet j!
vijftien uur vliegervanng hebben voor 'fyas
met een oefenbrevet solo mag vliegeiL^
Nou, dat betekent in een zweefvliegtuig^
toch zeker een maand of vijf, zes elf
weekeinde les nemen. Je blijft in een gekcjlt
woon zweefvliegtuig nu eenmaal niet z(,er(j
lang in de lucht. In de motorzwever kuten
je desnoods een uur non-stop lessen". L:_
Jonker is zo enthousiast over het mototpyJ
zweven dat hij de Stichting Motorzweef r
sport Benelux oprichtte en intussen if
Zuid-Frankrijk met een paar vriendei
doende is een vliegveld met matorzweeL
vliegkamp in te richten. Jonker, beroep»
halve luitenant bij de luchtmachtstaf iU
Den Haag, verwacht dat het motorzwaf
ven met name in Nederland, een grotl
vlucht kan nemen. „Sedert krap eel
maand gelden alle lesuren op een motoil]
zweefvliegtuig, ook voor het behalen val'
een sportvliegbrevet. Vroeger telden dif
uren maar voor een kwart mee".
Rivaliteit
We stuiten hier overigens nog op een g«|
voelig punt. Zoals in de watersport veqj
zeilers en motorjachtbezitters elkaar hffl
licht niet in de ogen gunnen, zo boteir!
het ook niet best tussen de zweef- efci
motorvliegers. Wie voor het motorzwASa
ven kiest, loopt dan ook het risico doq
beide disciplines op zijn best nogd
schamper bejegend te worden. Jonka
geeft schoorvoetend toe: „Echte motofi
vliegérs zien zweefvliegers niet helema#
voor vol aan. Andersom vinden zweer
vliegers weer dat motorvliegers maar eel
beetje dom van punt-a naar punt-b vli^
gen en weinig van luchtstromingen 1
grijpen. Als motorzwever zit je dan e
beetje in het verdomhoekje, ja. NoeiJ
het maar een uit de hand gelopen rivi
teit".
Maar wie het motorzweeftoestel van
twintigste eeuw onbevooroordeeld ei
met een beetje sympathie beziet, kan
niet omheen dat hier een knap stukj^^
techniek op de bandjes staat. Lessen ugj^j
windtunnelproeven zijn bij het ontwet^^g
van het moderne motorzweefvliegtut
uitgebuit. De toepassing van supersterk;
en vooral lichte kunststoffen zorgt vef
der voor prima zweefeigenschappen, oij
danks de handicap van een zware mo
tor. Bij het zweefvliegen wordt de pro
pellor van de 1600-cc Kevermotor mé
een ingenieuze handgreep in de „vaan a
stand" gezet, zodat de luchtweerstanj
tot een minimum beperkt wordt. Dl
motor heeft intussen voldoende kraclj
achter de hand om de motorzwever ooi We
bij een flinke zijwind veilig aan de gronl
te krijgen.
Wie dit alles aanspreekt zal lid moetej me<
worden van een vliegclub en globaa om
zo'n 170 gulden moeten neertellen vod J"°l
een lesuur, inclusief instructie. Voor dd
geld tart je wel alle elementen en natuui ter
wetten, realiseer ik me tegen het valid
van de avond, als Jonker nogmaals d °P
wind onder de vleugels laat suizen e] m®'
even daama in een soort vertraagd)
„vrille" naar beneden duikt. I 01
PAUL KOOPMA! Vo«
bij
Voor meer informatie: Stichting Motoi een
zweef sport Benelux, Postbus 84157, 25vvor
NA Den Haag.
pas met een regisseur te gaan praten.
Maar dan krijg je weer dat financiers
roepen: alles goed en wel, maar wie gaat
die film dóen? Het kip en het ei-effect.
En jer moet maar afwachten of degene
die jij wilt, jouw film ook wil maken. En
of de regisseurs die in aanmerking ko
men vrij zijn. Ik kende van Mackenzie
de thrillers „The long good Friday" met
Bob Hoskins en „The Honorary Con
sul" naar het boek van Graham Greene.
Nu ben ik geen Graham Greene, ik ben
als schrijver meer het actie-type, maar
de stijl sprak me aan. En Mackenzie
kwam met het idee de hier toen onbe
kende acteur Pierce Brosnan te nemen
als de Russische tegenpool van Michael
Caine".
Beetje naïef
Forsyth laat in feite nauwelijks ver
bloemd weten dat zijn allereerste optre
den als producent geen makkie was. Al
waren hij en zijn vriend Michael Caine
- toch ook geen geringe jongen in film
land - vastbesloten genoeg om het pro
ject van de grond te krijgen. Forsyth: „Ik
ben een beetje naïef geweest, ik heb een
hoop fouten gemaakt, die ik allemaal
weer moest herstellen. Dat kost tijd. Ik
zou het een tweede keer allemaal anders
doen. De laatste twee en een half jaar
ben ik alleen maar aan die film bezig ge
weest. Vierentwintig uur per dag. Ik
weet niet of ik het nog een keer zou
doen. Zeker niet meteen. Ik ben een fa
miliemens. Ik ben graag bij m'n vrouw
en twee kinderen. Nou, dat kon ik de af
gelopen jaren dus vergeten". En dat ter
wijl het succes van zijn boeken Forsyth
juist het kostbare tegendeel van dat alles
gegeven had: vrijheid. Schrijven is toch
wat anders dan filmmaken, niet waar
meneer Forsyth? De schrijver met enige
reserve: „Heel wat minder stress in elk
geval. Schrijvend ga ik alleen het ge
vecht aan met m'n schrijfmachine. Nu
moest ik dagelijks in gevecht met een
hele hoop mensen. Ik wil graag weer
ven van die vrijheid genieten. Maar ik
haast me absoluut niet terug naar m'n
schrijfmachine. Ik ben toch al een schrij
ver die eigenlijk helemaal niet van
schrijven houdt. Ik hoor collega's als
Len Deighton in interviews vaak zeggen:
„Ik wil me zo gauw mogelijk weer op
m'n schrijfmachine storten". Nou, ik
haat dat".
Val-dood-geld
Het hoeft dan ook niet meer echt voor
Frederick Forsyth. Hij is binnen, en hij
moet wel hele gekke dingen met z'n geld
doen, wil werken ooit weer een „must"
voor hem worden. Forsyth: „Dat idee
dat ik m'n eigen onafhankelijkheid had
veroverd, begon door te dringen nadat
„De dag van de jakhals" verkocht was.
Ik had toen alleen nog een contract voor
twee boeken. Toen die af waren, was ik
er. Ik hoefde geen „Sir" meer te zeggen
tegen m'n baas, ik hoefde geen spoed-
klussen meer aan te nemen. Geld is voor
mij in de eerste plaats onafhankelijk
heid. Even is de luxe leuk van alles te
kunnen kopen. Maar mijn vrouw en ik
leven tamelijk bescheiden. We hebben
een redelijk mooi huis in Londen, een
kleine „cottage" ergens in Engeland, ik
rij in een gewone Jaguar. Okee, mis
schien is een Jaguar niet zó gewoon.
Maar het is ook geen gouden Rolls Roy-
ce. En ik heb geen privé-vliegtuig en
geen jacht. Maar goed, ik heb „drop
dead"-geld. Want er zijn drie soorten
geld, dat weet je: „get along-money" (ik
red het net-geld), „doing nicely-money"
(het gaat me voor de wind-geld) en
„drop dead-money" (val allemaal maar
dood-geld). Je hoeft dus niets meer.
Maar aan de andere kant: in plaats van
een externe discipline moet je een inter
ne discipline zien te te creëren. Anders
kom je de hele dag je bed niet meer uit".
Forsyth kan rustig uitslapen voor hij aan
boek nummer acht, dat mogelijk „The
negotiator" (De Onderhandelaar) gaat
heten, begint. Inmiddels zijn ook z'n
korte-verhalenbundels gekocht om te
verfilmen. Door een Iers-Amerikaanse
tv-combinatie die er twee in één afleve
ring gaat brengen. Het geld komt toch
wel binnen. Al zal hij misschien een
beetje in z'n piepzak zitten over het pri-
végeld dat hij en Michael Caine - hoe
veel blijft onduidelijk - in de film „The
fourth protocol" gestoken hebben.
Wanneer ik op weg naar Londen de Dai
ly Telegraph open sla, staat op pagina
drie een levensgrote advertentie met de
foto van Forsyth. „The Frederic Forsyth
style is unique", zegt de kop. Het gaat
om reclame voor een peperduur, gouden
Rolex-horloge dat Forsyth draagt. Ik
confronteer hem met die verrassende in
komstenbron. Hij is er niet helemaal
„happy" mee. „Oh die advertentie, ge
bruiken ze die nog steeds?" aarzelt hij.
„Ja, ik heb ooit een contract gemaakt
met een open eind. Ik had dat voor vijf
of tien jaar moeten afsluiten. Stom. Nu
duikt hij steeds weer op als ik in het
nieuws ben. Je kan er donder op zeggen
dat wanneer straks in de krant staat:
„Frederick Forsyth omgekomen bij een
auto-ongeluk", ik op dezelfde pagina
weer een horloge sta aan te prijzen".
BERT JANSMA
oorspronkelijk bij mij de ex-directeur
van de KGB, secretaris-generaal Andro
pov. Meneer Andropov had het slechte
idee om dood te gaan toen het boek bij
na klaar was. Hij werd opgevolgd door
Tsjernenko. Nou, die was al dood aan
het gaan terwijl hij benoemd werd, dus
dat was geen geloofwaardig alternatief.
Ik heb de naam van Andropov uit het
boek geschrapt en er overal „de secreta
ris-generaal" voor in de plaats gezet.
Toen kwam de film. En inmiddels had
den we Gorbatsjov. En niemand ver
wacht toch van die aardige meneer Gor
batsjov met die ontzettend leuke echtge
note zulke slechte dingen? Dus heb ik
het wéér veranderd: het plan komt nu
weer gewoon van de chef van de KGB.
Want dat is tenminste voor ons een aan
vaardbare „boef'.
Een kleine drie jaar geleden kwam „Het
vierde protocol" in vele landen ter we
reld tegelijkertijd uit. Ik had toen een in
terview met Forsyth in het Amstel-hotel
en hij liet, pratend over filmplannen, de
naam van regisseur John Frankenheimer
vallen. Frankenheimer is het niet gewor
den, maar de veel minder bekende John
MacKenzie. Forsyth: „Ik heb met Fran
kenheimer lang onderhandeld. Maar ik
kon de financiering van de film niet
rondkrijgen. Op een gegeven ogenblik
moest hij afhaken. Het duurde te lang,
hij had een ander aanbod. Kijk, als je
een regisseur wil, dan benader je z'n
agent, en die zegt: een derde van zijn sa
laris nu, en twee derde als de film klaar
is. Gaat het allemaal niet door dan ben
je die dertig procent salaris kwijt. Het
„pay or play"-principe. Dat konden we
ons niet veroorloven. Dus zijn Michael
Caine en ik eerst verder gegaan om de
financiering rond te krijgen om daarna
Frederick Forsyth: een schrijver die helemaal niet van schrijven houdt.
„HET VIERDE PROTOCOL'
Michael Caine speelt in de verfilming van Forsyths boek „Het vierde protocol" de rol
van de Engelse geheim agent John Preston, die de strijd aanbindt met de KGB.
'£eidóc@ou4ont