DE GESCHEN
DE
KEER
'oude wijn Paans wil niet in de hoek van Donner en Rubinstein
g^EKEN
EeidócSouomit
WOENSDAG 18 MAART 1987 PAGINA 15
daag start de Boekenweek en een goede traditie is, dat naast een aantal festiviteiten
fc boekenmarkten en het boekenbal, de koper bij aanschaf van een boek gratis het
kenweekgeschenk krijgt.
latste jaren wordt dat geschenk steeds begeleid door allerlei uitgaafjes, die in
(nalige aanbiedingen voor spotprijzen de deur uitgaan. De C.P.N.B., de Stichting
[de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek en verantwoordelijk voor de
ave van het Boekenweekgeschenk is daar, vreemd genoeg, een beetje boos over en
nadrukkelijk mee als enige gerechtigd te zijn een boekje cadeau te doen bij
jchaf van andere boeken. Bovendien zijn de woorden „Boekenweek" en
ikenweekgeschenk" gedeponeerde handelsmerken, waar uitgevers en warenhuizen
ook geen gebruik van mogen maken.
ïeemt niet weg dat ook daar leuke dingen zijn verschenen in het kader van de
tenweek, die door een van de warenhuizen, die in overtreding zijn, tot
•kenmaand" is verlengd. Op deze pagina een bespreking van de meest in het oog
ide uitgaven.
m
i stl
e k ?f,
>k al
edi
daa
:er
rookoffer"
ifficiële Boekenweekge-
dat de naam met recht
mag, is van Tessa de
'oora^ bekend door haar
lt-bundel „De meisjes
de suikerwerkfabriek",
vorig jaar de uitvoeri-
rian „Meander" volgde.
Kiekje, „Het rookoffer",
ntat t in een aantal korte
stukjes het verloop van
efdesgeschiedenis tussen
erares Frans en een leer-
Jtcll jt de hoogste klas, die in
q a ïindexamenjaar zit. Het
opmerkelijke van dit
1 is de tijdsvolgorde
in het geschreven is. Het
al begint bij het vertrek
e jongeman uit het leven
'e vrouw en eindigt bij
erste ontmoeting. Alles is
B i een anti-chronologische
i rde verteld.
en ervaren lezer
L ateert dat een dergelijke
Dü3]|wijze een heidense klus
de auteur. Hij moet
op een heel merkwaar-
nanier informatie geven
wat vooraf is gegaan, om
er de kans te geven mee
nken. Dat vereist nogal
fOei rganisatie en veel subtili-
,n de dosering. Maar het
3.t Cl anweekgeschenk is in
instantie een aardig-
voor de lezer, dat per
ie niet voor grote lee-
lemen zorgt. Voor de
Jneelezer zal deze manier
vertellen dan ook vooral
iteraire frats zijn, waar
de zin hem grotendeels
Selfat. Dat is jammer, want
jn wel degelijk redenen
im Tessa de Loo deze
hanteert.
lijke werken, zoals Colette's
roman „Cheri". Ook speelt hij
haar scènes voor, omdat hij
naar de toneelschool wil. Ei
genlijk is hij geen aangenaam
mens om mee om te gaan. Zijn
bijzondere uiterlijk (het is een
heel mooie jongen) maakt hem
ook niet bij iedereen geliefd.
Op school wordt hij enkele
malen geschorst, waarna een
jaloerse collega van Barbara,
die een beetje achter haar aan
zit, de liefdesaffaire openbaar
maakt. Behalve het aardige
spel met het werk van Colette
(ook al een „literaire frats"
voor menigeen) biedt dit ver
haal over de liefde weinig.
Gelogen
erhaal gaat over de heel
^lillende ervaring die
mensen bij hetzelfde ge-
a] fljn ondergaan. Voor de
man, die alles in het le-
net stormachtige daden-
aan het ontdekken is,
5Chet om een eerste liefde-
ing. De vrouw is ge-
QQgien en hoewel deze ver-
""Heid een heel nieuw ge-
voor haar is, brengt hij
vernieuwing in haar le-
Eerder afsluiting. Wat
Bl^n meemaken staat in het
.lesef dat eraan gekoppeld
^aks op elkaar. „Hij leeft
rstri it, zij achteruit", zegt
de leerling, tegen Bar-
zijn lerares Frans en zijn
reel ares, als hij haar een
uit Sartre's „De eerbie-
ïoej
fdak
■129
Hugo Brandt Corstius
dige lichtekooi" heeft voorge
speeld. Het is de perfecte ver
woording van hun beider te
gengestelde gevoelens en erva
ringen.
Guido's band met zijn lerares
Frans ontstaat door zijn literai
re belangstelling. Hij leest
voor zijn boekenlijst opmerke-
Bij de kennelijke concurrent
van de Boekenweek-organisa
tie, het winkelbedrijf De Bij
enkorf, verschenen ook twee
uitgaafjes ter gelegenheid van
het boekenfestival. Dolf Co-
hen schreef „Liegen, loog, ge
logen", dat voor nog geen vier
gulden aldaar te koop is. Voor
de veiligheid heeft De Bijen
korf op de omslag afgedrukt
dat Dolf Cohen een pseudo
niem is van H. Brandt Corsius,
de winnaar van de laatste P.C.
Hooftprijs, die niet uitgereikt
mocht worden. Het gaat om
een korte, meer dan waanzin
nige novelle in de traditie van
het Leugenverhaal, zoals dat
met name bekend geworden is
door het beroemde boek over
de Baron van Münchhausen.
Een schromelijk verwaarloosd
genre in de Nederlandse lite
ratuur.
Hugo Brandt Corstius zoekt
onder zijn gelogen naam de
mogelijkheden van het genre
nog eens uit. Hij bemerkt dat
hij ongebreideld zijn gang kan
gaan en dat hij zich ongeloof
lijk veel kan permitteren, in
uitlatingen, spitsvondigheden,
typeringen van personen. In
het begin verwijst hij vei
ligheidshalve? onder meer
naar Willem Frederik Her
mans, die in zijn roman „Ik
heb altijd gelijk" anti-katholie
ke opmerkingen gemaakt had.
Deswege voor de rechter ge
daagd, werd hij vrijgesproken,
niet hij had zich deze opmer
kingen veroorloofd, maar zijn
romanfiguur.
In dit verhaal, waarin alles ge
logen kan of moet zijn, is Dolf
Cohen 83 jaar oud, al staat ook
in het verhaal dat het hier om
een pseudoniem van Hugo
Brandt Corstius gaat. Hij zit in
Marokko, in het gezelschap
van actrice Olga Zuiderhoek,
op nieuwjaarsdag 1987, wan
neer hij het verhaal laat be
ginnen. „Olga is gelukkig ge
trouwd. Het is gelukkig dat zij
getrouwd is." In de hal van
het hotel blijkt Willem Aantjes
zich ten overstaan van een bij
zonder mooie journaliste van
het NRC-Handelsblad zorgen
te maken over zijn pensioen
als voormalig lid van de Twee
de Kamer, nu via een wettelij
ke regeling pensioenen van
mensen als Rost van Tonnin
gen en hun nabestaanden zul
len worden stopgezet. Samen
reist dit viertal verder, onder
andere op een kameel. Intus
sen beijvert Brandt Corstius,
althans Dolf Cohen, zich om
allerlei filosofieën over de
waarde en onwaarde van de
leugen te berde te brengen.
Het verhaal zit verder vol met
prachtige ontregelende opmer
kingen, die grote vraagtekens
zetten bij allés, wat de lezer
eventueel voor werkelijkheid
zou kunnen houden.
Daarmee raakt Brandt Corsti
us heel veel van wat in Neder
land gaande is. Met name de
halfslachtige houding van le
zers en slachtoffers van bladen
als Privé, die de leugen voor
lief nemen, hoewel de waar
heid door die leugen op zijn
kop gezet wordt. En natuurlijk
levert hij allerlei commentaar
op Nederland en zijn bewo
ners, die de waarheid liefheb
ben, maar er wel spelletjes
mee spelen.
Gordijn
Nogal wat aardiger dan het of
ficiële Boekenweekgeschenk is
een door Rudy Kousbroek op
schrift gezette visie op Neder
land, onder de titel „Neder
land, een bewoond gordijn".
Zijn uitgangspunt is het ogen
blik dat hij in 1946 voor het
eerst in Nederland kwam, na
zijn kinderjaren in „Oost-In-
dië". Een geweldige schok
voor wie dat heeft meege
maakt, zoals ondergetekende -
al kwam hij van een andere
kolonie - kan bevestigen. Ne
derland, daar was zo lang over
gepraat, daar wist je zoveel
van, maar het bleek allemaal
geheel anders en eigenlijk heel
onbegrijpelijk en heel erg. Zo
is dat daarna ook altijd geble
ven.
Kousbroek beschrijft allerlei
Nederlandse dingen die hem
verbazen, treffen, die zijn
woede opwekken of zijn me
delijden. „Iets dat ik nooit er
gens anders dan in Nederland
heb gezien: advertenties waar
in een bruidsjurk, een wieg,
een baby-uitzet wordt aange
boden „wegens teleurstelling".
Of: „Een Oudhollandse winter-
verrassing: smeltwater onder
een loszittende trottoirtegel,
dat tegen je been in je broek
spijp omhoogspoot als je op die
tegel trapte." Aan het slot be
spreekt Kousbroek de opvoe
ding van Nederlandse kinde
ren, „het pijnlijkste voor
beeld". Dat aspect bevalt
Kousbroek in het geheel niet.
Pseudoniemen
Wie na het nieuwe pseudo
niem van Brandt Corstius,
Dolf Cohen, nu echt alles wil
weten over de namen waaron
der Nederlandse schrijvers
hun werken de wereld in
stuurden, moet zich naar - op
nieuw - De Bijenkorf spoeden,
want daar ligt „Het literair
pseudoniemenboek" te koop.
Wim Hazeu stelde het samen.
Het bevat voornamelijk twee
zeer uitvoerige lijsten. In de
ene kun je op alfabetische
volgorde de auteurs opzoeken,
waar je dan de bijbehorende
pseudoniemen vindt. In de
daarop volgende lijst gebeurt
het andersom. Voorafgaand
daaraan een aantal auteurs
aan het woord over het ver
schijnsel pseudoniem. Hannes
Meinkema (in werkelijkheid
dr. Hannemieke Stamperius):
„Toen ik klein was, haa ik een
speelgoedkonijn dat Hannes
heette". Simon Carmiggelt
over zijn beroemde naam
Kronkel: „Toen ik die rubriek
begon schreef ik voor Het Pa
rool onder mijn eigen naam to
neelkritieken. De hoofdredac
teur vond het gepaster om de
nieuwe rubriek met een
schuilnaam te ondertekenen.
Die vond ik in het voor de
kinderen geschreven feuille
ton „Gijsbert Konijn" van Je
anne Roos."
De pseudoniemen van Hugo
Brandt Corstius neem ik - in
verband met zijn nieuwe
boekje - maar even voor u
over: Victor Baarn, Gerard
Balthasar, Battus, Drs. G. van
Buuren, Raoul Chapkis, Dolf
Cohen, Jan Eter, Jan Eter Jr.,
Piet Grijs, G. Grijs, Stoker,
Juha Tanttu. Er zijn auteurs
die nog meer pseudoniemen
hebben gebruikt, met name
vader en zoon Alberdingk
Thijm (Lodewijk van Deyssel
en vader). Dit alles niet offi
cieel van de Boekenweek, wel
van de concurrentie.
1987
Al is het jammer dat dit jaar
lijkse boekje weer eens in prijs
verhoogd is (die is nu 19.87
geworden) en al hoort het
boekje eigenlijk niet helemaal
bij de Boekenweek, toch is het
leuk hier even melding te ma
ken van de nieuwe uitgave
van „Aarts' letterkundige al
manak", ditmaal gewijd aan
het Multatuli-jaar. Dick Wel-
sink en Wille Tibergien voer
den de redaktie over dit jaar
boekje, waarin de lezer die de
voortgang der Nederlandse en
Vlaamse letteren wil volgen,
Tessa de Loo, de schrijfster
van het boekenweekge
schenk, wijst minister Brink
man de weg In de Amster
damse stadsschouwburg.
Daar werd gisteravond het
52e Boekenbal gehouden.
Qua aankleding en stem
ming was het soberder dan
voorgaande jaren. Schrij
vers, uitgevers, handelaren
en anderen uit het boeken
vak vermaakten zich vrijwel
alleen om de dwaze musica-
ie acts van het Willem Breu-
ker Collectief en om Freek
de Jonge, die in met name
Brinkman een dankbaar
mikpunt had. De minister
zelf kon er niet altijd om la
chen. Na het optreden van
de artiesten werd er maar
door een enkeling gedanst.
Ai krijgt de tv-kijker daar
mogelijk een ander beeld
van in het boekenprogram
ma van Boudewijn Büch, dat
de Vara morgenavond vanaf
19.12 uur via Nederland 2
uitzendt. Daarin zullen onge
twijfeld ook fraaie beelden
te zien zijn van enkele tien
tallen, bizar uitgedoste mi-
m espeiers, van wie er twee
luguber hun hoofd aanbo
den op een fruitschaal.
de meest essentiële informatie
vinden. Het begint met een
jaarkalender, gekoppeld aan
een Multatuli-kalender. Van
daag is het de verjaardag van
de schrijver Alstein, die veer
tig wordt. Honderd jaar gele
den hield Multatuli in Arhem
een lezing over het onderwerp
„Genot is deugd". Over Multa
tuli valt in dit jaarboekje veel
te lezen. In de rubriek „Dode
nakker" wordt een woord ge
wijd aan letterkundigen die in
het afgelopen jaar zijn overle
den. Daarin onder meer een
kort artikel over Jos Panhuij-
sen, voorheen redacteur litera
tuur en toneel van dagblad
Het Binnenhof: „Hoewel Pan-
huijsen - evenals Antoon Cool-
en indertijd - voornamelijk het
rooms-katholieke volksdeel
beschrijft, zijn z'n romans ab
soluut niet regionaal gebon
den: ze overschrijden de gren
zen van de provincie net zo
zeer als de grenzen van het
„alleen-zaligmakende geloof",
ja zelfs de grenzen van de tijd
in vele gevallen". Wie deze al
manak koopt, krijgt natuurlijk
het officiële Boekenweekge
schenk cadeau!
JAN VERSTAPPEN
Tessa de Loo: „Het rookof
fer" - Boekenweekgeschenk
1987, uitgave CPNB Ge
schenk bij aankoop van boe
ken t.w.v. 19,50.
Dolf Cohen (H. Brandt Cor
stius): „Liegen, loog, gelo
gen". Uitgave De Bijenkorf.
Prijs ƒ3,95.
Rudy Kousbroek: „Neder
land; een bewoond gordijn".
Uitgave C. P. N. B. Prijs
ƒ4,95.
Wim Hazeu: „Het literair
pseudoniemenboek", uitgave
De Bijenkorf. Prijs 10,-.
„Aarts" Letterkundige Al
manak voor het Multatuli-
jaar 1987. Uitgave C. J.
Aarts. Prijs 19,87.
5T Ach ja, hij is
tevreden, maar daar
m ook alles mee ge-
Boudewijn Paans,
kort auteur van een
al langer schrijver
ikorte verhalen in De
skrant, nóg langer
Iredacteur van de
O-gids en al vanaf
a .0b geboorte spastisch,
18 Pt enige tijd na zijn
1^ (treden bij Adriaan
I WDis nog steeds met te-
n trijdige gevoelens.
i
na die uitzending van
kanten lof toegezwaaid,
was prachtig, het was
ik was flink, ik had dui-
gesproken, en ik had
zo'n mooi jasje aan. Ik
I het zelf ook wel span
en best aardig, maar wat
"Iwars zit, is dat ik niet
al genoeg geweest ben,
Us ik me heb laten impo-
door het medium televi-
lerei]1
kos
wijd in mijn boek een
Istuk aan Sonja Barend,
nunt mij 's gevraagd om in
show over mijn handicap
1 noemen vertellen, en dat heb
jSSeijeweigerd omdat ik weet
e uitsluitend uit is op hu-
interest. In haar uitzen-
heeft ze inderdaad, zoals
vreesde, aan een van
spastische gasten ge-
- wQ|gd hoe hij het aanlegt met
rouwtjes. Dat soort dingen
t6 Zij n je spastici in het open-
te kunnen vragen",
r heb ik dus in behoorlijk
bewoordingen over ge-
iven. Tot mijn stomme
ïzing begon Adriaan van
die mij nota bene ge
ld heeft voor zijn pro-
ma in verband met het
_^>men van mijn boek, over
ïlfde onderwerp te zeu-
I ||j hoe een spasticus als ik
IÉÉ ler aan de meisjes kwam.
•laats van een leuk ant
woord te geven, had ik na
tuurlijk kwaad moeten wor
den, en moeten vragen: bij wie
zit ik hier eigenlijk, bij Barend
of bij Van Dis?
„Ik kan het nog steeds niet
goed uitstaan dat ik dat niet
gedaan heb. Maar ja, meewer
ken aan een tv-uitzending lijkt
op een huis laten bouwen: je
moet het twee keer doen om te
weten hoe het moet."
Lovend
De eerste reacties op zijn boek
Man Paard, een selectie van
zijn beste stukken uit De
Volkskrant, zijn zeer lovend.
Hij signaleert wel met enige
spijt dat in die recensies, net
als in de tv-uitzending, zijn
spasticiteit en het gemak
waarmee hij daarover schrijft,
de nadruk krijgt. "Ik merk dat
ik steeds meer in een hoekje
word gedrukt, dat ik als schrij
ver in dezelfde categorie word
ingedeeld als de schaker Don
ner (die na een hersenbloeding
bijna helemaal verlamd is ge
raakt maar toch blijft schrij
ven,red.) en Renate Rubin
stein, wier laatste boek aan
haar slepende ziekte Multiple
Sclerose was gewijd. Maar ik
kan niet schaken, en ik heb
niets met Weinreb, en ik wil
absoluut niet die hoek in."
De waarheid gebiedt te zeggen
dat de achterflap van Man
Paard ook heel duidelijk de
suggestie wekt dat we hier van
doen hebben met het zoveelste
boek van een dappere gehan
dicapte die bij wijze van thera
pie zijn of haar leed van zich
af heeft geschreven.
Toch gebiedt dezelfde waar
heid om eraan toe te voegen
dat van die indruk na lezing
van de eerste pagina's geen
spaander heel blijft. Paans
schrijft niet over zijn handi
cap, hij beschrijft zichzelf in
allerlei situaties. Zeker, zich
zelf als spasticus, maar óók als
echtgenoot van Anna, als va
der, als huiseigenaar, als boot-
bezitter, als zwemmer, als dan-
Boudewljn Paans: „Ik heb nog nooit iets hoeven te verzinnen"
ser en en nog veel meer. De
lezer vergeet in een mum van
tijd dat het onbeholpen gedrag
van de ik-figuur zijn oorzaak
vindt in spasticiteit die opgelo
pen is door een verkeerd op
zijn hoofd geplaatste tang tij
dens de geboorte; al lezend
rijst al snel het beeld op van
een soort Woody Allen, een
schlemiel die zich keer op
keer in de nesten werkt en
zich daar steeds met een grote
dosis humor uitredt.
Journalistiek
Op de middelbare school ben
ik gaan schrijven. Voor de ei
gen schoolkrant natuurlijk
maar ook voor het Dagblad
voor Amersfoort, als stadscor-
respondent voor vier cent per
regel".
Na zijn schooltijd ging hij bij
het Vrije Volk aan de slag
maar omdat het voor een ver
slaggever niet onbelangrijk is
om een spreker schriftelijk te
kunnen bijhouden en om later
in ieder geval te kunnen ont
cijferen wat je zelf opgeschre
ven hebt. Boudewijn met zijn
onwillige spieren slaagde daar
niet in.
In de reclamebranche ging het
hem beter af. Hij werkte bij
diverse bureaus alvorens in
1975 in dienst te treden bij de
VPRO als hoofdredacteur van
de VPRO-gids.
Over die omroep merkt Paans
op: „Inderdaad het ledental
staat wat onder druk, om het
verhullende jargon van Hil
versum te gebruiken. We heb
ben eigenlijk nieuwe talenten
nodig die weer creatieve,
baanbrekende programma's
maken, maar helaas schud je
die niet zo maar uit een boom.
Bovendien geloof ik dat de ta
lenten van vandaag vooral
geilteresseerd zijn in kijkcij
fers, in geld en snel succes.
Het is louter scoren, scoren,
scoren wat de klok slaat, nor
male documentaires zijn eigen
lijk niet meer op de televisie te
zien, iedereen wil alleen nog
maar massarhëdiumpie spelen.
De VPRO heeft volgens mij
nog heel wat oude ambachte
lijkheid in huis, maar er zijn
periodes dat het allemaal wat
minder goed lukt".
„Aan de ene kant heb je je
handen vol aan het handha
ven van de kwaliteit van de
programma's, en aan de ande
re kant moet je door propagan
da en aardige activiteiten pro
beren je ledental op peil te
houden. Want VPRO-leden
zijn ook maar gewone mensen!
Ik krijg iedere week lijsten
binnen waarop staat naar wel
ke programma's onze leden
kijken, en dan blijkt ook voor
onze achterban de Soundmix-
show nummero één te staan.
Maar bij alle somberheid is het
misschien aardig om op te
merken dat de oplage van de
VPRO-gids gewoon blijft stij
gen, we krijgen er jaarlijks
zo'n zesduizend abonnees bij".
Tijdens een vorige dalperiode
lanceerde de VPRO als leden
werfactie de Juinensche Cou
rant: een idee van Boudewijn
Paans die zich ook hoofdre
dacteur van deze realistisch
uitgevoerde fantasiekrant
mocht noemen. De krant die
een oplage draaide van 370.000
exemplaren en vijf keer uit
kwam, had een redactie waar
op iedere echte krant alleen
maar jaloers kan zijn. Daarbij
uiteraard Van Kooten en De
Bie de burgemeester en
wethouder van Juinen, maar
ook mensen als Jan Blokker
en Piet Grijs. „Simon Carmig
gelt deed de stadsredactie,"
herinnert zich de oud-hoofdre
dacteur van de Juinensche
Courant niet zonder nostalgie.
„Als de nood bij de VPRO echt
aan de man komt, komen er
ongetwijfeld weer van dit
soort ideeën naar boven drij
ven," is zijn %tellige overtui
ging.
Stukjes
In 1980 begon hij in De Volks
krant incidenteel wat hij zelf
noemt „participerende stukjes"
te schrijven. „Dingen doen en
daarover schrijven", luidt zijn
omschrijving. Een paar ijzer-
sterke voorbeelden daarvan
staan in Man Paard, zoals
het weekendje zwemmen le
ren in Duitsland bij Herr Bol
le, en het weekendje dansen
leren bij Ger en José Kamp-
horst in Voorthuizen.
„Ik heb nog nooit iets hoeven
te verzinnen," zegt Paans, „Ik
probeer een beetje als leidraad
aan te houden dat het echt ge
beurd moet zijn, al kunnen de
dialogen natuurlijk best iets
anders geschreven zijn dan ze
in werkelijkheid hebben
plaatsgevonden. Ik schrijf al
tijd wel behoorlijk afstandelijk
over mezelf, heel ironisch ook
en spot met mijn onbeholpen
gedrag. Dat is voor mij de eni
ge manier om te kunnen blij
ven doorschrijven".
„In werkelijkheid maak ik me
veel vaker kwaad dan uit mijn
stukjes blijkt, ik kan me om de
kleinste dingen opwinden.
Maar de bezuinigingen op de
gezondheidszorg en de terug
keer naar de zorgzame samen
leving van Brinkman maken
me echt hels. In plaats van
zorgzamer wordt de maat
schappij steeds harder. Voor
zieningen worden afgebouwd,
en daarmee wordt indirect te
gen jonge invaliden gezegd dat
ze maar thuis moeten blijven
zitten in plaats van dat ze de
kans krijgen zich in de samen
leving te ontplooien. Verpakt
in mooie praatjes wordt tegen
de zwakke groepen gezegd:
zoek het allemaal zelf maar
uit!
„Ik hoef niet bang te zijn,
want ik heb werk, een positie
die indruk maakt, ik kan me
zelf redelijk redden. Maar ik
merk wel in toenemende mate
dat mensen verbaasd zijn als
ze horen dat ik werk. Je ziet
ze gewoon denken dat iemand
als ik eigenlijk niet hoort te
werken, of hoogstens op een
sociale werkplaats. Voor mijn
eigen toekomst ben ik niet zo
bang, ik zit toevallig aan de
goede kant van de lijn, maar
ik begin wel erg veel compas
sie te krijgen met ail die men
sen die aan de andere kant zit
ten en die steeds meer terug
gedrukt worden onze samenle
ving".
ARJEH KALMANN
Boudewijn Paans: „Man
Paard". Uitgeverij De Har
monie, Amsterdam. Prijs
ƒ24,90.
Waar zijn
Gorter,
Boutens en
de Vijftigers?
Anton Dreesmann kende tot
enige tijd geleden Marsman uit
het hoofd en Bloem, Van Nij-
len en Achterberg behoren tot
zijn inspiratiebronnen. Wat is
dus zijn lievelingsgedicht?
„Tuin" van Toon Hermans.
Alsof Dreesmann niets anders
meer kan dan mikken op de
smaak van de gemiddelde Ne
derlander, zo duikt hij op in
„Ons poëtisch Nederland". Dat
is een boekje dat door V&D 4
f 7,50 wordt uitgegeven ter ge
legenheid van de Boekenweek
en waarin een tamelijk wille
keurige verzameling bekende
Nederlanders hun dichterlijke
voorkeur geven. En wie wordt
het meest gevraagd? Toon
Hermans.
Het lievelingsgedicht van An
ton Dreesmann is van Toon
Hermans.
Mede-samensteller Ernst van
Altena verontschuldigt zich
een beetje voor de poëtische
roem van Hermans. Van Alte
na schrijft die niet alleen toe
aan „de doorgrondelijke aard
van het werk, maar veel meer
aan de bekendheid van de
verschijning". Hij verwijst
daarbij onder meer naar Adri
aan van Dis, Boudewijn Büch
en ook zichzelf. Van Altena
verkocht stukken beter toen
hij nog radio- en tv-program-
ma's maakte.
Je ziet het overal: personen
worden belangrijker dan de
dingen die ze zeggen, doen en
maken. Is dat lot ook al de
poëzie beschoren? Volgens Cor
Galis, brombas van de VPRO,
is er g'^en redding meer moge
lijk. Ti j koos voor Slauerhoffs
„In Ni derland". De beroemde
eerste -egels:
In Necerland wil ik niet leven
Men moet er steeds zijn lusten
reven
Ter u Ie van de goede buren
Die gr tig door elk gaatje glu
ren.
Maar misschien is er nog hoop.
Want naast Dreesmann en
Henny Huisman worden de
rijmelarijen van Toon Her
mans alleen verkozen door
sportcoryfeeën: Stefan van
den Berg, Fanny Blankers-
Koen, Gerrie Knetemann,
Hennie Stamsnijder en Char
les Urbanus. Waarmee de re
putatie van sporters weer eens
lijkt bevestigd, dat ze niet of
nauwelijks belezen zijn. Aar
dig in dit verband is de keus
van Marco van Basten, spits
van Ajax:
Niet klagen
Maar dragen
en bidden om kracht.
De dichter is anoniem, het is
waarschijnlijk een wand-
spreuk. En Cruijff, ook al
Ajax, kiest voor „Stukje Op
voeding", dat Cees Budding
opdroeg aan Nico Scheepma
ker. De tendens daarin is ook
al dat je niet moet zeuren.
Ontroering en verlangen (Wis
se Dekker koos „De Zwerver"
van Bloem) worden volgens de
tachtig Bekende Nederlanders
in dit boekje het best ver
woord door de bekende dich
ters. Vasalis, Bloem, Marsman,
Nijhoff, Achterberg, Du Per
ron, Van-Eyk, Campert, Her-
zberg, ze draven allemaal op.
Maar waar ziin Gorter, Bou
tens en de Vijftigers? Lucebert
en Schierbeek zijn blijkbaar te
moeilijk. Het experimentele
wordt niet gewaardeerd.
DICK HOFLAND
Ons poëtisch Nederland (be
kende Nederlanders kiezen
hun dichters) Uitgever:
Vroom en Dreesmann. Prijs:
ƒ7.50
(ADVERTENTIE)
BOEKHANDEL
LEIDEN - LEIDERDORP
OEGSTGEEST - KATWIJK
VOORSCHOTEN