DE GESCHEN DE KEER 'oude wijn Paans wil niet in de hoek van Donner en Rubinstein g^EKEN EeidócSouomit WOENSDAG 18 MAART 1987 PAGINA 15 daag start de Boekenweek en een goede traditie is, dat naast een aantal festiviteiten fc boekenmarkten en het boekenbal, de koper bij aanschaf van een boek gratis het kenweekgeschenk krijgt. latste jaren wordt dat geschenk steeds begeleid door allerlei uitgaafjes, die in (nalige aanbiedingen voor spotprijzen de deur uitgaan. De C.P.N.B., de Stichting [de Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek en verantwoordelijk voor de ave van het Boekenweekgeschenk is daar, vreemd genoeg, een beetje boos over en nadrukkelijk mee als enige gerechtigd te zijn een boekje cadeau te doen bij jchaf van andere boeken. Bovendien zijn de woorden „Boekenweek" en ikenweekgeschenk" gedeponeerde handelsmerken, waar uitgevers en warenhuizen ook geen gebruik van mogen maken. ïeemt niet weg dat ook daar leuke dingen zijn verschenen in het kader van de tenweek, die door een van de warenhuizen, die in overtreding zijn, tot •kenmaand" is verlengd. Op deze pagina een bespreking van de meest in het oog ide uitgaven. m i stl e k ?f, >k al edi daa :er rookoffer" ifficiële Boekenweekge- dat de naam met recht mag, is van Tessa de 'oora^ bekend door haar lt-bundel „De meisjes de suikerwerkfabriek", vorig jaar de uitvoeri- rian „Meander" volgde. Kiekje, „Het rookoffer", ntat t in een aantal korte stukjes het verloop van efdesgeschiedenis tussen erares Frans en een leer- Jtcll jt de hoogste klas, die in q a ïindexamenjaar zit. Het opmerkelijke van dit 1 is de tijdsvolgorde in het geschreven is. Het al begint bij het vertrek e jongeman uit het leven 'e vrouw en eindigt bij erste ontmoeting. Alles is B i een anti-chronologische i rde verteld. en ervaren lezer L ateert dat een dergelijke Dü3]|wijze een heidense klus de auteur. Hij moet op een heel merkwaar- nanier informatie geven wat vooraf is gegaan, om er de kans te geven mee nken. Dat vereist nogal fOei rganisatie en veel subtili- ,n de dosering. Maar het 3.t Cl anweekgeschenk is in instantie een aardig- voor de lezer, dat per ie niet voor grote lee- lemen zorgt. Voor de Jneelezer zal deze manier vertellen dan ook vooral iteraire frats zijn, waar de zin hem grotendeels Selfat. Dat is jammer, want jn wel degelijk redenen im Tessa de Loo deze hanteert. lijke werken, zoals Colette's roman „Cheri". Ook speelt hij haar scènes voor, omdat hij naar de toneelschool wil. Ei genlijk is hij geen aangenaam mens om mee om te gaan. Zijn bijzondere uiterlijk (het is een heel mooie jongen) maakt hem ook niet bij iedereen geliefd. Op school wordt hij enkele malen geschorst, waarna een jaloerse collega van Barbara, die een beetje achter haar aan zit, de liefdesaffaire openbaar maakt. Behalve het aardige spel met het werk van Colette (ook al een „literaire frats" voor menigeen) biedt dit ver haal over de liefde weinig. Gelogen erhaal gaat over de heel ^lillende ervaring die mensen bij hetzelfde ge- a] fljn ondergaan. Voor de man, die alles in het le- net stormachtige daden- aan het ontdekken is, 5Chet om een eerste liefde- ing. De vrouw is ge- QQgien en hoewel deze ver- ""Heid een heel nieuw ge- voor haar is, brengt hij vernieuwing in haar le- Eerder afsluiting. Wat Bl^n meemaken staat in het .lesef dat eraan gekoppeld ^aks op elkaar. „Hij leeft rstri it, zij achteruit", zegt de leerling, tegen Bar- zijn lerares Frans en zijn reel ares, als hij haar een uit Sartre's „De eerbie- ïoej fdak ■129 Hugo Brandt Corstius dige lichtekooi" heeft voorge speeld. Het is de perfecte ver woording van hun beider te gengestelde gevoelens en erva ringen. Guido's band met zijn lerares Frans ontstaat door zijn literai re belangstelling. Hij leest voor zijn boekenlijst opmerke- Bij de kennelijke concurrent van de Boekenweek-organisa tie, het winkelbedrijf De Bij enkorf, verschenen ook twee uitgaafjes ter gelegenheid van het boekenfestival. Dolf Co- hen schreef „Liegen, loog, ge logen", dat voor nog geen vier gulden aldaar te koop is. Voor de veiligheid heeft De Bijen korf op de omslag afgedrukt dat Dolf Cohen een pseudo niem is van H. Brandt Corsius, de winnaar van de laatste P.C. Hooftprijs, die niet uitgereikt mocht worden. Het gaat om een korte, meer dan waanzin nige novelle in de traditie van het Leugenverhaal, zoals dat met name bekend geworden is door het beroemde boek over de Baron van Münchhausen. Een schromelijk verwaarloosd genre in de Nederlandse lite ratuur. Hugo Brandt Corstius zoekt onder zijn gelogen naam de mogelijkheden van het genre nog eens uit. Hij bemerkt dat hij ongebreideld zijn gang kan gaan en dat hij zich ongeloof lijk veel kan permitteren, in uitlatingen, spitsvondigheden, typeringen van personen. In het begin verwijst hij vei ligheidshalve? onder meer naar Willem Frederik Her mans, die in zijn roman „Ik heb altijd gelijk" anti-katholie ke opmerkingen gemaakt had. Deswege voor de rechter ge daagd, werd hij vrijgesproken, niet hij had zich deze opmer kingen veroorloofd, maar zijn romanfiguur. In dit verhaal, waarin alles ge logen kan of moet zijn, is Dolf Cohen 83 jaar oud, al staat ook in het verhaal dat het hier om een pseudoniem van Hugo Brandt Corstius gaat. Hij zit in Marokko, in het gezelschap van actrice Olga Zuiderhoek, op nieuwjaarsdag 1987, wan neer hij het verhaal laat be ginnen. „Olga is gelukkig ge trouwd. Het is gelukkig dat zij getrouwd is." In de hal van het hotel blijkt Willem Aantjes zich ten overstaan van een bij zonder mooie journaliste van het NRC-Handelsblad zorgen te maken over zijn pensioen als voormalig lid van de Twee de Kamer, nu via een wettelij ke regeling pensioenen van mensen als Rost van Tonnin gen en hun nabestaanden zul len worden stopgezet. Samen reist dit viertal verder, onder andere op een kameel. Intus sen beijvert Brandt Corstius, althans Dolf Cohen, zich om allerlei filosofieën over de waarde en onwaarde van de leugen te berde te brengen. Het verhaal zit verder vol met prachtige ontregelende opmer kingen, die grote vraagtekens zetten bij allés, wat de lezer eventueel voor werkelijkheid zou kunnen houden. Daarmee raakt Brandt Corsti us heel veel van wat in Neder land gaande is. Met name de halfslachtige houding van le zers en slachtoffers van bladen als Privé, die de leugen voor lief nemen, hoewel de waar heid door die leugen op zijn kop gezet wordt. En natuurlijk levert hij allerlei commentaar op Nederland en zijn bewo ners, die de waarheid liefheb ben, maar er wel spelletjes mee spelen. Gordijn Nogal wat aardiger dan het of ficiële Boekenweekgeschenk is een door Rudy Kousbroek op schrift gezette visie op Neder land, onder de titel „Neder land, een bewoond gordijn". Zijn uitgangspunt is het ogen blik dat hij in 1946 voor het eerst in Nederland kwam, na zijn kinderjaren in „Oost-In- dië". Een geweldige schok voor wie dat heeft meege maakt, zoals ondergetekende - al kwam hij van een andere kolonie - kan bevestigen. Ne derland, daar was zo lang over gepraat, daar wist je zoveel van, maar het bleek allemaal geheel anders en eigenlijk heel onbegrijpelijk en heel erg. Zo is dat daarna ook altijd geble ven. Kousbroek beschrijft allerlei Nederlandse dingen die hem verbazen, treffen, die zijn woede opwekken of zijn me delijden. „Iets dat ik nooit er gens anders dan in Nederland heb gezien: advertenties waar in een bruidsjurk, een wieg, een baby-uitzet wordt aange boden „wegens teleurstelling". Of: „Een Oudhollandse winter- verrassing: smeltwater onder een loszittende trottoirtegel, dat tegen je been in je broek spijp omhoogspoot als je op die tegel trapte." Aan het slot be spreekt Kousbroek de opvoe ding van Nederlandse kinde ren, „het pijnlijkste voor beeld". Dat aspect bevalt Kousbroek in het geheel niet. Pseudoniemen Wie na het nieuwe pseudo niem van Brandt Corstius, Dolf Cohen, nu echt alles wil weten over de namen waaron der Nederlandse schrijvers hun werken de wereld in stuurden, moet zich naar - op nieuw - De Bijenkorf spoeden, want daar ligt „Het literair pseudoniemenboek" te koop. Wim Hazeu stelde het samen. Het bevat voornamelijk twee zeer uitvoerige lijsten. In de ene kun je op alfabetische volgorde de auteurs opzoeken, waar je dan de bijbehorende pseudoniemen vindt. In de daarop volgende lijst gebeurt het andersom. Voorafgaand daaraan een aantal auteurs aan het woord over het ver schijnsel pseudoniem. Hannes Meinkema (in werkelijkheid dr. Hannemieke Stamperius): „Toen ik klein was, haa ik een speelgoedkonijn dat Hannes heette". Simon Carmiggelt over zijn beroemde naam Kronkel: „Toen ik die rubriek begon schreef ik voor Het Pa rool onder mijn eigen naam to neelkritieken. De hoofdredac teur vond het gepaster om de nieuwe rubriek met een schuilnaam te ondertekenen. Die vond ik in het voor de kinderen geschreven feuille ton „Gijsbert Konijn" van Je anne Roos." De pseudoniemen van Hugo Brandt Corstius neem ik - in verband met zijn nieuwe boekje - maar even voor u over: Victor Baarn, Gerard Balthasar, Battus, Drs. G. van Buuren, Raoul Chapkis, Dolf Cohen, Jan Eter, Jan Eter Jr., Piet Grijs, G. Grijs, Stoker, Juha Tanttu. Er zijn auteurs die nog meer pseudoniemen hebben gebruikt, met name vader en zoon Alberdingk Thijm (Lodewijk van Deyssel en vader). Dit alles niet offi cieel van de Boekenweek, wel van de concurrentie. 1987 Al is het jammer dat dit jaar lijkse boekje weer eens in prijs verhoogd is (die is nu 19.87 geworden) en al hoort het boekje eigenlijk niet helemaal bij de Boekenweek, toch is het leuk hier even melding te ma ken van de nieuwe uitgave van „Aarts' letterkundige al manak", ditmaal gewijd aan het Multatuli-jaar. Dick Wel- sink en Wille Tibergien voer den de redaktie over dit jaar boekje, waarin de lezer die de voortgang der Nederlandse en Vlaamse letteren wil volgen, Tessa de Loo, de schrijfster van het boekenweekge schenk, wijst minister Brink man de weg In de Amster damse stadsschouwburg. Daar werd gisteravond het 52e Boekenbal gehouden. Qua aankleding en stem ming was het soberder dan voorgaande jaren. Schrij vers, uitgevers, handelaren en anderen uit het boeken vak vermaakten zich vrijwel alleen om de dwaze musica- ie acts van het Willem Breu- ker Collectief en om Freek de Jonge, die in met name Brinkman een dankbaar mikpunt had. De minister zelf kon er niet altijd om la chen. Na het optreden van de artiesten werd er maar door een enkeling gedanst. Ai krijgt de tv-kijker daar mogelijk een ander beeld van in het boekenprogram ma van Boudewijn Büch, dat de Vara morgenavond vanaf 19.12 uur via Nederland 2 uitzendt. Daarin zullen onge twijfeld ook fraaie beelden te zien zijn van enkele tien tallen, bizar uitgedoste mi- m espeiers, van wie er twee luguber hun hoofd aanbo den op een fruitschaal. de meest essentiële informatie vinden. Het begint met een jaarkalender, gekoppeld aan een Multatuli-kalender. Van daag is het de verjaardag van de schrijver Alstein, die veer tig wordt. Honderd jaar gele den hield Multatuli in Arhem een lezing over het onderwerp „Genot is deugd". Over Multa tuli valt in dit jaarboekje veel te lezen. In de rubriek „Dode nakker" wordt een woord ge wijd aan letterkundigen die in het afgelopen jaar zijn overle den. Daarin onder meer een kort artikel over Jos Panhuij- sen, voorheen redacteur litera tuur en toneel van dagblad Het Binnenhof: „Hoewel Pan- huijsen - evenals Antoon Cool- en indertijd - voornamelijk het rooms-katholieke volksdeel beschrijft, zijn z'n romans ab soluut niet regionaal gebon den: ze overschrijden de gren zen van de provincie net zo zeer als de grenzen van het „alleen-zaligmakende geloof", ja zelfs de grenzen van de tijd in vele gevallen". Wie deze al manak koopt, krijgt natuurlijk het officiële Boekenweekge schenk cadeau! JAN VERSTAPPEN Tessa de Loo: „Het rookof fer" - Boekenweekgeschenk 1987, uitgave CPNB Ge schenk bij aankoop van boe ken t.w.v. 19,50. Dolf Cohen (H. Brandt Cor stius): „Liegen, loog, gelo gen". Uitgave De Bijenkorf. Prijs ƒ3,95. Rudy Kousbroek: „Neder land; een bewoond gordijn". Uitgave C. P. N. B. Prijs ƒ4,95. Wim Hazeu: „Het literair pseudoniemenboek", uitgave De Bijenkorf. Prijs 10,-. „Aarts" Letterkundige Al manak voor het Multatuli- jaar 1987. Uitgave C. J. Aarts. Prijs 19,87. 5T Ach ja, hij is tevreden, maar daar m ook alles mee ge- Boudewijn Paans, kort auteur van een al langer schrijver ikorte verhalen in De skrant, nóg langer Iredacteur van de O-gids en al vanaf a .0b geboorte spastisch, 18 Pt enige tijd na zijn 1^ (treden bij Adriaan I WDis nog steeds met te- n trijdige gevoelens. i na die uitzending van kanten lof toegezwaaid, was prachtig, het was ik was flink, ik had dui- gesproken, en ik had zo'n mooi jasje aan. Ik I het zelf ook wel span en best aardig, maar wat "Iwars zit, is dat ik niet al genoeg geweest ben, Us ik me heb laten impo- door het medium televi- lerei]1 kos wijd in mijn boek een Istuk aan Sonja Barend, nunt mij 's gevraagd om in show over mijn handicap 1 noemen vertellen, en dat heb jSSeijeweigerd omdat ik weet e uitsluitend uit is op hu- interest. In haar uitzen- heeft ze inderdaad, zoals vreesde, aan een van spastische gasten ge- - wQ|gd hoe hij het aanlegt met rouwtjes. Dat soort dingen t6 Zij n je spastici in het open- te kunnen vragen", r heb ik dus in behoorlijk bewoordingen over ge- iven. Tot mijn stomme ïzing begon Adriaan van die mij nota bene ge ld heeft voor zijn pro- ma in verband met het _^>men van mijn boek, over ïlfde onderwerp te zeu- I ||j hoe een spasticus als ik IÉÉ ler aan de meisjes kwam. •laats van een leuk ant woord te geven, had ik na tuurlijk kwaad moeten wor den, en moeten vragen: bij wie zit ik hier eigenlijk, bij Barend of bij Van Dis? „Ik kan het nog steeds niet goed uitstaan dat ik dat niet gedaan heb. Maar ja, meewer ken aan een tv-uitzending lijkt op een huis laten bouwen: je moet het twee keer doen om te weten hoe het moet." Lovend De eerste reacties op zijn boek Man Paard, een selectie van zijn beste stukken uit De Volkskrant, zijn zeer lovend. Hij signaleert wel met enige spijt dat in die recensies, net als in de tv-uitzending, zijn spasticiteit en het gemak waarmee hij daarover schrijft, de nadruk krijgt. "Ik merk dat ik steeds meer in een hoekje word gedrukt, dat ik als schrij ver in dezelfde categorie word ingedeeld als de schaker Don ner (die na een hersenbloeding bijna helemaal verlamd is ge raakt maar toch blijft schrij ven,red.) en Renate Rubin stein, wier laatste boek aan haar slepende ziekte Multiple Sclerose was gewijd. Maar ik kan niet schaken, en ik heb niets met Weinreb, en ik wil absoluut niet die hoek in." De waarheid gebiedt te zeggen dat de achterflap van Man Paard ook heel duidelijk de suggestie wekt dat we hier van doen hebben met het zoveelste boek van een dappere gehan dicapte die bij wijze van thera pie zijn of haar leed van zich af heeft geschreven. Toch gebiedt dezelfde waar heid om eraan toe te voegen dat van die indruk na lezing van de eerste pagina's geen spaander heel blijft. Paans schrijft niet over zijn handi cap, hij beschrijft zichzelf in allerlei situaties. Zeker, zich zelf als spasticus, maar óók als echtgenoot van Anna, als va der, als huiseigenaar, als boot- bezitter, als zwemmer, als dan- Boudewljn Paans: „Ik heb nog nooit iets hoeven te verzinnen" ser en en nog veel meer. De lezer vergeet in een mum van tijd dat het onbeholpen gedrag van de ik-figuur zijn oorzaak vindt in spasticiteit die opgelo pen is door een verkeerd op zijn hoofd geplaatste tang tij dens de geboorte; al lezend rijst al snel het beeld op van een soort Woody Allen, een schlemiel die zich keer op keer in de nesten werkt en zich daar steeds met een grote dosis humor uitredt. Journalistiek Op de middelbare school ben ik gaan schrijven. Voor de ei gen schoolkrant natuurlijk maar ook voor het Dagblad voor Amersfoort, als stadscor- respondent voor vier cent per regel". Na zijn schooltijd ging hij bij het Vrije Volk aan de slag maar omdat het voor een ver slaggever niet onbelangrijk is om een spreker schriftelijk te kunnen bijhouden en om later in ieder geval te kunnen ont cijferen wat je zelf opgeschre ven hebt. Boudewijn met zijn onwillige spieren slaagde daar niet in. In de reclamebranche ging het hem beter af. Hij werkte bij diverse bureaus alvorens in 1975 in dienst te treden bij de VPRO als hoofdredacteur van de VPRO-gids. Over die omroep merkt Paans op: „Inderdaad het ledental staat wat onder druk, om het verhullende jargon van Hil versum te gebruiken. We heb ben eigenlijk nieuwe talenten nodig die weer creatieve, baanbrekende programma's maken, maar helaas schud je die niet zo maar uit een boom. Bovendien geloof ik dat de ta lenten van vandaag vooral geilteresseerd zijn in kijkcij fers, in geld en snel succes. Het is louter scoren, scoren, scoren wat de klok slaat, nor male documentaires zijn eigen lijk niet meer op de televisie te zien, iedereen wil alleen nog maar massarhëdiumpie spelen. De VPRO heeft volgens mij nog heel wat oude ambachte lijkheid in huis, maar er zijn periodes dat het allemaal wat minder goed lukt". „Aan de ene kant heb je je handen vol aan het handha ven van de kwaliteit van de programma's, en aan de ande re kant moet je door propagan da en aardige activiteiten pro beren je ledental op peil te houden. Want VPRO-leden zijn ook maar gewone mensen! Ik krijg iedere week lijsten binnen waarop staat naar wel ke programma's onze leden kijken, en dan blijkt ook voor onze achterban de Soundmix- show nummero één te staan. Maar bij alle somberheid is het misschien aardig om op te merken dat de oplage van de VPRO-gids gewoon blijft stij gen, we krijgen er jaarlijks zo'n zesduizend abonnees bij". Tijdens een vorige dalperiode lanceerde de VPRO als leden werfactie de Juinensche Cou rant: een idee van Boudewijn Paans die zich ook hoofdre dacteur van deze realistisch uitgevoerde fantasiekrant mocht noemen. De krant die een oplage draaide van 370.000 exemplaren en vijf keer uit kwam, had een redactie waar op iedere echte krant alleen maar jaloers kan zijn. Daarbij uiteraard Van Kooten en De Bie de burgemeester en wethouder van Juinen, maar ook mensen als Jan Blokker en Piet Grijs. „Simon Carmig gelt deed de stadsredactie," herinnert zich de oud-hoofdre dacteur van de Juinensche Courant niet zonder nostalgie. „Als de nood bij de VPRO echt aan de man komt, komen er ongetwijfeld weer van dit soort ideeën naar boven drij ven," is zijn %tellige overtui ging. Stukjes In 1980 begon hij in De Volks krant incidenteel wat hij zelf noemt „participerende stukjes" te schrijven. „Dingen doen en daarover schrijven", luidt zijn omschrijving. Een paar ijzer- sterke voorbeelden daarvan staan in Man Paard, zoals het weekendje zwemmen le ren in Duitsland bij Herr Bol le, en het weekendje dansen leren bij Ger en José Kamp- horst in Voorthuizen. „Ik heb nog nooit iets hoeven te verzinnen," zegt Paans, „Ik probeer een beetje als leidraad aan te houden dat het echt ge beurd moet zijn, al kunnen de dialogen natuurlijk best iets anders geschreven zijn dan ze in werkelijkheid hebben plaatsgevonden. Ik schrijf al tijd wel behoorlijk afstandelijk over mezelf, heel ironisch ook en spot met mijn onbeholpen gedrag. Dat is voor mij de eni ge manier om te kunnen blij ven doorschrijven". „In werkelijkheid maak ik me veel vaker kwaad dan uit mijn stukjes blijkt, ik kan me om de kleinste dingen opwinden. Maar de bezuinigingen op de gezondheidszorg en de terug keer naar de zorgzame samen leving van Brinkman maken me echt hels. In plaats van zorgzamer wordt de maat schappij steeds harder. Voor zieningen worden afgebouwd, en daarmee wordt indirect te gen jonge invaliden gezegd dat ze maar thuis moeten blijven zitten in plaats van dat ze de kans krijgen zich in de samen leving te ontplooien. Verpakt in mooie praatjes wordt tegen de zwakke groepen gezegd: zoek het allemaal zelf maar uit! „Ik hoef niet bang te zijn, want ik heb werk, een positie die indruk maakt, ik kan me zelf redelijk redden. Maar ik merk wel in toenemende mate dat mensen verbaasd zijn als ze horen dat ik werk. Je ziet ze gewoon denken dat iemand als ik eigenlijk niet hoort te werken, of hoogstens op een sociale werkplaats. Voor mijn eigen toekomst ben ik niet zo bang, ik zit toevallig aan de goede kant van de lijn, maar ik begin wel erg veel compas sie te krijgen met ail die men sen die aan de andere kant zit ten en die steeds meer terug gedrukt worden onze samenle ving". ARJEH KALMANN Boudewijn Paans: „Man Paard". Uitgeverij De Har monie, Amsterdam. Prijs ƒ24,90. Waar zijn Gorter, Boutens en de Vijftigers? Anton Dreesmann kende tot enige tijd geleden Marsman uit het hoofd en Bloem, Van Nij- len en Achterberg behoren tot zijn inspiratiebronnen. Wat is dus zijn lievelingsgedicht? „Tuin" van Toon Hermans. Alsof Dreesmann niets anders meer kan dan mikken op de smaak van de gemiddelde Ne derlander, zo duikt hij op in „Ons poëtisch Nederland". Dat is een boekje dat door V&D 4 f 7,50 wordt uitgegeven ter ge legenheid van de Boekenweek en waarin een tamelijk wille keurige verzameling bekende Nederlanders hun dichterlijke voorkeur geven. En wie wordt het meest gevraagd? Toon Hermans. Het lievelingsgedicht van An ton Dreesmann is van Toon Hermans. Mede-samensteller Ernst van Altena verontschuldigt zich een beetje voor de poëtische roem van Hermans. Van Alte na schrijft die niet alleen toe aan „de doorgrondelijke aard van het werk, maar veel meer aan de bekendheid van de verschijning". Hij verwijst daarbij onder meer naar Adri aan van Dis, Boudewijn Büch en ook zichzelf. Van Altena verkocht stukken beter toen hij nog radio- en tv-program- ma's maakte. Je ziet het overal: personen worden belangrijker dan de dingen die ze zeggen, doen en maken. Is dat lot ook al de poëzie beschoren? Volgens Cor Galis, brombas van de VPRO, is er g'^en redding meer moge lijk. Ti j koos voor Slauerhoffs „In Ni derland". De beroemde eerste -egels: In Necerland wil ik niet leven Men moet er steeds zijn lusten reven Ter u Ie van de goede buren Die gr tig door elk gaatje glu ren. Maar misschien is er nog hoop. Want naast Dreesmann en Henny Huisman worden de rijmelarijen van Toon Her mans alleen verkozen door sportcoryfeeën: Stefan van den Berg, Fanny Blankers- Koen, Gerrie Knetemann, Hennie Stamsnijder en Char les Urbanus. Waarmee de re putatie van sporters weer eens lijkt bevestigd, dat ze niet of nauwelijks belezen zijn. Aar dig in dit verband is de keus van Marco van Basten, spits van Ajax: Niet klagen Maar dragen en bidden om kracht. De dichter is anoniem, het is waarschijnlijk een wand- spreuk. En Cruijff, ook al Ajax, kiest voor „Stukje Op voeding", dat Cees Budding opdroeg aan Nico Scheepma ker. De tendens daarin is ook al dat je niet moet zeuren. Ontroering en verlangen (Wis se Dekker koos „De Zwerver" van Bloem) worden volgens de tachtig Bekende Nederlanders in dit boekje het best ver woord door de bekende dich ters. Vasalis, Bloem, Marsman, Nijhoff, Achterberg, Du Per ron, Van-Eyk, Campert, Her- zberg, ze draven allemaal op. Maar waar ziin Gorter, Bou tens en de Vijftigers? Lucebert en Schierbeek zijn blijkbaar te moeilijk. Het experimentele wordt niet gewaardeerd. DICK HOFLAND Ons poëtisch Nederland (be kende Nederlanders kiezen hun dichters) Uitgever: Vroom en Dreesmann. Prijs: ƒ7.50 (ADVERTENTIE) BOEKHANDEL LEIDEN - LEIDERDORP OEGSTGEEST - KATWIJK VOORSCHOTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 15