1
inal
Ie
i
Sherlock
Holmes li
de middel
eeuwen
'ËetdócSouttuit'
DE NAAM VAN DE ROOS
Paté
987
ZATERDAG 7 MAART 1987
door Piet Snoeren
„Camembert-paté moet u nemen", zei
de man bij het vleesvak, terwijl hij
betweterig op de leverworst wees die de
vrouw in haar karretje wilde doen.
„Dat koop ik zelf ook altijd. Heerlijk".
Zo verwarrend is de wereld van de
supermarkt. Ooit placht paté van vlees
te zijn en camembert van kaas.
Overzichtelijk. Wat doet een hybride
als camembert-paté in een oprecht
vleesvak? De eigen keurslager
geraadpleegd. Ja hoor, hij kende het
spul en soms maakte hij het zelf, want
er was veel vraag naar. Het werd
beschouwd als iets fijns. Iets in de luxe
sfeer. Het hing samen, dacht hij, met
de uit Frankrijk overgewaaide
voorkeur voor het cordon bleutje, ook
zo'n kruising tussen vlees en kaas. Wal
er doorheen ging? Veertig procent
varkenslever, vijfentwintig procent
spek, vijf procent mager varkensvlees,
tien procent bouillon en twintig
procent kaas dus. Geen camembert,
nee, want die viel niet te verwerken, al
was het maar vanwege de schimmel.
Smeltkaas ging er doorheen, maar wel
een smeltkaas die smaakte als
camembert. Nog een eitje erbij, wat
kleurzout, kruiden en klaar was Clara.
Nu bestaat het menselijk lichaam voor
het grootste deel uit water. Een
volwassen man draagt er veertig liter
van mee. Een wandelend aquarium is
hij. Vandaar - zojuist ergens
gelezen - de uitdrukking: hij rookt als
een ketter. Tegenwoordig spannen
gelovigen met van het leergezag
afwijkende inzichten korte gedingen
aan tegen hun kardinaal, maar vroeger
gingen ze op de brandstapel. De veertig
liter water in hun lichaam raakte aan
de kook. Damp sloeg uit de neusgaten,
de mond, de oogkassen. Niets kon zo
roken als een ketter, stelden de
gezagsgetrouwe omstanders vroom
vast.
Terzake echter. Theoretisch zou zo nu
en dan een handjevol visvoer in dat
wandelende aquarium voldoende
moeten zijn. Een handjevol Spirulina
bijvoorbeeld. Zo heet het minuscuul
kleine algje dat groeit in het zuivere
Texcocomeer in Mexico. Recent
wetenschappelijk onderzoek heeft
uitgewezen dat Spirulina de rijkste
plantaardige eiwitbron is die de natuur
kent. Er zitten alle acht essentiële en
daarnaast nog negen andere
aminozuren in. Alle vitaminen van het
belangrijke B-complex, ook wel anti
stress-vitaminen genoemd, bevat het
nietige algie voorts, meer vitamine E
dan tarwekiemen en een grote dosis
beta-caroteen. Maar ook twaalf
essentiële mineralen is Spirulina rijk,
waaronder het zeldzame silenium, en
ronduit opvallend is het hoge gehalte
aan chlorofyl dat voor een goede
balans in de stofwisseling zorgt. Meer
dan zestig hoogwaardige
voedingsstoffen verenigt het algje in
zich. Daar zou een mens een heel eind
mee moeten kunnen komen.
Waarom de werkelijkheid een ander
beeld geeft? „Omdat de mens het enige
dier is dat kan eten wanneer het geen
honger heeft", antwoordde ooit de
Franse schrijver Pier re-August in de
Beaumarchais. Dit onpraktische
vermogen heeft hem ertoe gedwongen
meer eetprikkels dan louter het
hongergevoel uit te vinden. Voedsel
moest niet voeden, maar lekker zijn.
Of gek, zoals sommige Romeinse
keizers demonstreerden die zich van
gekkigheid voedden met
nachtegaletongetjes en belasting hieven
op de urine van hun onderdanen
- „geld stinkt niet" - teneinde zich
dergelijke buitenissigheden te kunnen
permitteren.
In deze visie past de uitbrander
waarmee de Friese statenfractie van de
PvdA onlangs het nieuws haalde. Hij
stond te lezen in het milieubeleidsplan
van dit politieke gezelschap en luidde
ongeveer: „In tegenstelling tot bijna
alle vormen van handel in onze
westerse economie onderscheidt men
op de consumentenmarkt voor
landbouwprodukten weinig
kwaliteiten. Kaas is kaas en kip is kip.
Alle goudrenetten smaken ongeveer
hetzelfde en dat geldt ook voor melk,
eieren, vlees, worst". Dank je de
koekoek, is het gezonde verstand even
geneigd te denken. Waar moeten die
goudrenetten van de Friese PvdA-
statenleden dan naar smaken. Naar
eieren? En eieren naar kip? Kip naar
kaas? Precies. De camembert-paté
bewijst het. Paté moet niet smaken
naar vlees, maar naar camembert die
geen camembert is, maar smeltkaas
die smaakt naar camembert.
Het boek werd een
wereldhit. Het werd
vijfentwintig maal vertaald,
meer dan vijf miljoen
mensen hebben het in hun
boekenkast staan en in
Nederland legde uitgeverij
Bert Bakker vorige week
nog een goedkope zestiende
druk op (totaal aantal
gedrukte exemplaren
240.000). En dat terwijl het
een vuistdik labyrinth van
tekst is, over monniken
handelt in de veertiende
eeuw, over een obscure
vertaling van een werk van
Aristoteles, over inquisitie,
over de kerkelijke
strijdvraag „was de mantel
die Jezus aan het kruis
droeg zijn eigendom, of
niet?", en er hele lappen
tekst in het Latijn
geschreven staan. Stuk
voor stuk elementen die
een boek bij voorbaat van
de hitlijsten plegen weg te
houden. Je mag dan ook
sterk betwijfelen of al die
kopers ook werkelijk lezers
geworden zijn. Of het boek
niet na een honderd
bladzijden en vijftig latijnse
citaten op een pronte plaats
in de boekenkast is terecht
gekomen. Te controleren
viel het nauwelijks. Je kon
makkelijk roepen dat
Umberto Eco's boek zo
waanzinnig interessant was.
De tegenpartij kon alleen
instemmend knikken. Hij
had het immers ook niet
uitgelezen. Binnenkort is er
de oplossing voor wie nu
eindelijk het naadje van de
middeleeuwse kous wil
weten. De film naar het
boek: „De naam van de
Roos", in de tweede helft
van maart in de
Nederlandse bioscopen.
Een Europese produktie
die naar schatting rond de
45 miljoen gulden gekost
moet hebben, een voor
Europese films immens
bedrag. Waar de Franse
regisseur Jean Jacques
Annaud tussen 11
november 1985 en 20
maart '86 met vele
honderden medewerkers
aan gewerkt heeft. Maar
waaraan vele jaren van
voorbereidingen vooraf
gingen. Want, stelt
filmproducent Bernd
Eichinger: „Authenticiteit
is de ster van onze film".
„II nome della rose". „The name of the
rose". Film, boek en schrijver Umberto
Eco zijn stuk voor stuk fenomenen.
Toen het boek in 1980 in Italië uit
kwam, was het niet onmiddellijk een
succes. In Nederland lieten diverse uit
gevers (onder wie Elsevier) de te intellec
tualistisch geachte pil aan zich voorbij
gaan. Ze zullen zich later, toen uitgever
Bert Bakker de stapels niet kon aandra
gen in de boekwinkels, de haren uit het
hoofd getrokken hebben. Eco werd een
wereldnaam. Een kleine Italiaanse pro
fessor in de semotiek (de leer van de te
kens waarin een samenleving zich uit),
die van dat moment af de hele wereld
afreisde om zijn kennis te etaleren. Een
man die een boekenkast in z'n binnenste
heeft, een man die overloopt van citaten
van Thomas a Kempis tot Wittgenstein
en die in een paar lezingen en artikelen
meer ideeën ontwikkelt over onze sa
menleving dan een ander in een men
senleven. Als academicus was hij al
hoog gewaardeerd, het grote publiek in
Italië leerde hem kennen via zijn weke
lijkse kolom op de achterpagina van het
Italiaanse nieuwsmagazine L'Espresso.
Sinds 1965 reageerde Eco in zijn rubriek
op de meest uiteenlopende facetten van
nieuws en samenleving, vaak beginnend
met „Gisteren heb ik in de krant gelezen
datZijn veelzijdigheid is inmiddels
spreekwoordelijk. In '64 publiceerde hij
(bijvoorbeeld een studie over de Ameri
kaanse stripfiguur Steve Canyon, waarin
hij aan de hand van terugkerende ele
menten in de tekenstijl de stereotiepe
macho-kenmerken van die strip kon
ontleden. Professor Eco is inmiddels
door zo'n beetje de hele wereld beprijsd.
Hij bezit de Premio Strega, de hoogste
literaire prijs van Italië, de Franse Prix
Medici, het Legion d'Honneur en kan
zich eredoctor noemen van pakweg een
dozijn universiteiten over de hele wereld
verspreid.
I De enige
5U* Jean Jacques Annaud, een 42-jarige
ïen Franse regisseur die zich na een studie
z!" kunstgeschiedenis en een carrière als re-
clamefilmer, met „Quest of fire" inter-
en< nationaal' als speelfilmer manifesteerde,
wist maar één manier om zich aan Eco
al-ivoor te stellen. Met de tekst „Ik ben de
eer!enige dje uw boek kan verfilmen". An-
ien naud had in '82 in Le Monde iets over
-ie- dat boek gelezen, waarvan toen een
ere Franse vertaling in voorbereiding was.
-elf Via een vriend kreeg hij drukproeven en
al- ging lezen. Annaud: „Op pagina 200 bel-
lei- de ik mijn agent op en zei: Probeer de
aat rechten te knjgen. Op pagina 350 belde
ian die terug: De rechten zijn al verkocht, de
ar- RAI TV in Italië heeft ze. Op pagina 400
'ee belde ik hem weer. Regel een ontmoe-
tje ting met Umberto Eco en met de RAI.
vis Op pagina 450 waren de afspraken ge
in maakt". Öf Annaud leest heel langzaam,
nu öf hij heeft de waarheid een beetje aardi-
tot ger vormgegeven, want het heeft aardig
de lang geduurd voor hij uiteindelijk aan de
»n- rechten kon komen. In elk geval had hij
of tijdig een neus voor iets ongewoons. An-
m- naud: „Als ik geweten had wat voor we
lk- reldsucces „De naam van de Roos" zou
■'at worden, was ik er misschien niet eens
en aan begonnen. Toen ik Eco leerde ken-
ne nen was hij gewoon hoogleraar in Bolog
na. De internationale doorbraak kwam
;d, later. Ik vond dat boek gewoon goed en
in: zag er een film in. Over het hoe en over
u wat er nog allemaal zou komen, had ik
re- geen enkel idee. Maar ik heb zelf kunst-
Je- geschiedenis gedaan, heb als jongetje
i met m'n 8mm-camera ooit een film over
-N (middeleeuwse kerken gemaakt, dus die
[fascinatie en die binding waren er van
huis uit".
Vijftien scripts
:an" Er zouden vijftien draaiboek-versies ge-
?ro" maakt worden voor er aan de film be-
'8er gonnen kon worden. Er moest een tocht
ten ]angS middeleeuwse kloosters (Eco per-
iaa' soonlijk reed Annaud door Noord-Italié
'er" rond) gemaakt worden en - veel belang-
^an rijker - de financiering moest rondko-
aen men. Voor een film die authenticiteit
aen hoog in het vaandel heeft en die in de
ver middeleeuwen moet spelen, moest een
monsterbudget uit de bus komen. Italië
'verkocht de rechten aan Frankrijk. Daar
"et bemoeide media-man-met-duistere-con-
j?.rJ tacten Gérard Lebovici zich ermee,
"J* maar hij werd vermoord in een Parijse
ler* parkeergarage - al had dat niets met de
len' film, maar wel met gokken te maken. De
ure film groeide ook de Fransen boven het
°P" hoofd. Amerikaanse maatschappijen wa-
een ren geïnteresseerd, maar wilden in Ame-
el' rika filmen, er een groot liefdesverhaal
en inbouwen en liefst zo ver mogelijk van
331 dat moeilijke boek vandaan blijven. Het
werd tenslotte een 35-jarige Duitse pro-
ducent, Bernd Eichinger, die met zijn
Constantin Film de hits „Neverending
Story" en „Das Boot" had gemaakt. Hij
was, nadat de Duitse vertaling van het
boek later dan elders verscheen, al uit
zichzelf op zoek naar de rechten. En
kwam bij Annaud en de Franse produ
centen in geldnood terecht en kon z'n
slag slaan. Hij heeft gelijk gehad blijkt
inmiddels. „De naam van de Roos"
bracht in Duitsland meer op dan Rocky
en Rambo en hij verkocht de film onaf
hankelijk over de hele wereld. Neder
lands grootste onafhankelijke filmdistri
buteur Robbert Wijsmuller was er met
zijn maatschappij Concorde Film als een
van de eersten bij. In Amerika hikten ze
enorm tegen de film aan. Ze wisten niet
hoe ze hem aan het publiek moesten
verkopen. Hoofdrolspeler Sean Connery
zou groot op het affiche moeten, maar
alsjeblieft, alleen z'n kop, niets laten
zien van monnikspij of klooster. Een
kasteel, ja dat zou eventueel nog wel
kunnen. Want dat suggereert iets van ac-
Met
hartstocht
„Mijn film is een visie op het boek",
zegt Jean Jacques Annaud. Want de dis
cussie - welke van de twee is beter? -
ligt voor de hand. Eco zelf zei tegen An
naud: „Misschien zul je het boek verra
den, maar je zult dat dan in elk geval
met hartstocht doen". Umberto Eco ge
bruikte zijn plek in het blad L'Espresso
om te ontkomen aan onvruchtbaar ge
kissebis over boek en film. „In elk land
zijn kranten en radio- en televisie-om
roepen die bijzonder geïnteresseerd
schijnen te zijn in de vraag of de schrij
ver van het boek tevreden is over de
film of niet. Als ik ook maar één keer
aan dat soort gevraag zou toegeven, zou
ik ten minste een jaar geen leven meer
hebben. Ik weiger in te gaan op deze
vorm van kannibalisme en op elk ver
zoek tot opheldering zal ik antwoorden
met een fotokopie van deze verklaring,
de eerste en de laatste over dit onder
werp". En met zijn typische ironie ver
derop in dat stuk: „Óm degenen gerust
te stellen die wellicht door de kwestie ge
obsedeerd zijn, kan ik alleen maar mee
delen dat ik contractueel het recht had
de film te zien zodra hij klaar zou zijn
en te zeggen of ik het goed vond dat
mijn naam gehandhaafd zou worden als
schrijver van de inspiratiebron of dat ik
hem terugtrok, omdat de film naar mijn
mening onaanvaardbaar was (ik wil erop
wijzen dat er voor mij aan die beslissing
geen enkel materieel voordeel vastzat).
Mijn naam is gebleven en iedereen moet
er maar de gepaste conclusies uit trek
ken. Wat helemaal niet betekent, dat ik
denk dat de film hetzelfde zegt als het
boek". Daar moeten we het wat Eco be
treft mee doen. Jean Jacques Annaud
zelf noemt de film „een palimpsest naar
de roman". En dat is tekenend. Een pa
limpsest is een perkamentrol die na af
krabbing of andersoortige verwijdering
van de originele tekst opnieuw beschre
ven wordt. Eco gelezen, uitgewist en op
nieuw - nu met de hand van een filmre
gisseur - geschreven. Annaud: „De uit
daging was een film van twee uur te ma
ken naar een boek van 500 bladzijden.
Met als extra opgave een wereldwijd pu
bliek te onderhouden en toch iets bij
zonders te blijven. Ik heb altijd de ambi-
dakpannen werden gelegd. Een klooster
met een toren van dertig meter, die aan
het slot van de film in vlammen opgaat.
Voor het kloosterinterieur kwamen de
makers terecht in het Duitse plaatsje
Eberbach, bij Frankfurt, waar een be
faamd Cisterciènser klooster staat dat
dateert uit de elfde eeuw. Het is eigen
dom van de staat, het centrum van een
staats wijngaard met een mooie voorraad
flessen m de kelders. Het had heel wat
voeten in de aarde voor de filmmakers
er tijdelijk nieuwe muren in mochten
neerzetten, afwasbare schilderingen
mochten aanbrengen en de elementen
van al die eeuwen na de bouw konden
verwijderen. Je moet het zien om het te
geloven: Visueel is Annauds film nauwe
lijks meer een „verbeelding" van de
middeleeuwen. Het lijkt twee uur lang of
je in de wérkelijke middeleeuwen mag
kijken.
Baskerville
Waar Eco z'n theorieën bouwt, z'n cita
ten inbrengt en in feite een boek over
boeken maakt, wel of niet geschreven,
blijft in de film het moord verhaal over:
Sean Connery speelt de franciscaan Wil
liam de Baskerville, de Sherlock Holmes
van de middeleeuwen (z'n achternaam
leende Eco niet voor niets aan Conan
Doyle's verhaal The hound of the Bas-
kervilles) die met z'n kleine novice Adso
(een jonge Watson) de mysterieuze
moorden ut het klooster oplost. Eco's li
teraire spel wordt een visueel spel waar
voor - naast inquisiteur F. Murray
(„Salieri") Abraham - een serie acteurs
werd gevonden met monnikskoppen die
zó bij Brueghel en Bosch vandaan gelo
pen lijken. Fellini zou z'n vingers aflik
ken bij zo'n stel mooie „freaks". Conne
ry zelf is blij. dat de film niet Ameri
kaans is geworden, al heeft hij het met
Annaud aan de stok gehad toen die zijn
realisme zo ver liet gaan dat de acteurs
moesten blauwbekken in ijzige Duitse
kou om maar die mooie wolkjes uit hun
monden te krijgen. „De moeilijkste film
die ik ooit gemaakt heb", zei Connery.
„Ik had een monnikspij aan, ik had spe
ciaal isolerend ondergoed en space-
schoenen aan, en nog bevroor ik bijna".
Het lijkt erop dat „De naam van de
Roos" het Europese antwoord op Steven
Spielberg en George Lucas is. Tekenend
is dat waar dat duo vooruit pleegt te
gaan in de tijd om nog altijd diezelfde
ónveranderlijke mens te laten zien, een
Europese regisseur in het verleden duikt
met hetzelfde resultaat. En met evenveel
visie en pijnlijke nauwkeurigheid een
„oud" wereldbeeld neerzet, waarin nieu
we muren met spray gedateerd worden,
waarin de monnikspijen van speciale
onbewerkte wol gemaakt zijn en de var
kens zwart geverfd worden omdat de
middeleeuwen geen roze varkens kende.
„De roos van weleer bestaat als naam,
naakte namen houden we over". De
laatste zin van Eco's meesterwerk.
„De naam van de Roos" bestaat als
film: De wereld in een middeleeuws
kleed met een Sherlock Holmes die de
mens van toen laat zien. Die houden we
over Even naakt als van vandaag.
BERT JANSMA
Boven: Sean
Connery
speelt in „De
naam van de
Roos" de
franciscaan
William de
Baskerville,
de Sherlock
Holmes van
de middel
eeuwen, die
met z'n
kleine novice
Adso (een
jonge
Watson) de
mysterieuze
moorden
Onder: Voor
de film werd
een serie
acteurs
gevonden
met monniks
koppen die zó
bij Brueghel
en Bosch
vandaan
gelopen
lijken.
Fellini zou
z'n vingers
aflikken bij
zo'n stel
mooie
„freaks".
tie gehad beide dingen te doen. Liter-
tainment én iets meer dan dat. „De
naam van de Roos" was de kans van
mijn leven".
Kunst-klooster
Over het succes en het bijzondere aan
Eco's boek zegt Annaud: „Eco probeerde
niet handig om de klippen heen te zeilen
om het makkelijk te maken voor de le
zer van vandaag. Nee, hij beschreef die
middeleeuwen zo precies en accuraat,
dat je je kunt identificeren met die pe
riode. Je voelt als lezer: De omstandig
heden zijn veranderd, de regels zijn ver
anderd, maar niet de interne mechanis-
mes van de mens. Dat heb ik in de film
vast willen houden en daarom moest het
uiterlijk van de film ook perfect zijn".
Vandaar de zoektocht naar het laby-
rinth-achtige klooster waarvoor Eco zijn
gegevens haalde uit de abdij bij Moissac
in de Cascogne, bij het door de Hohen-
staufen gebouwde Castel del Monte in
Apulië, terwijl voor het spel met de trap
pen, dat naar het geheim van de kloos
terbibliotheek leidt, de etser Piranesi en
de Nederlander Escher als inspiratie
bronnen dienden. Fictie dus en niet een
bestaand klooster dat zomaar gebruikt
kon worden. Dus werd voor het exte
rieur van het klooster in Rome's Cine-
cittè de grootste „set" gebouwd die Eu
ropa sinds Cleopatra gekend heeft:
26.000 kilo gips verdween in 12.000
vierkante meter „zandstenen" platen.
Die werden van een laag polyester voor
zien, geverfd en tegen een staketsel van
buizen vastgezet. Een „hol" gebouw dus,
waarop ook nog eens 89.000 gebruikte