inaie Een pruik van dropjes ZATERDAG 7 MAART 1987 Vijftig jaar lang heeft Henk van Dreumel alle groten van het theater geschminkt plus enkele andere groten, prinses Juliana bijvoorbeeld. Ter ere daarvan is een tentoonstelling ingericht. Maar de meestergrimeur die en passant ook de Zwarte Pieten nog bruin maakte, blijft er bescheiden onder. „Het is voor mij een koud kunstje om een scherpe neus weg te schminken, maar als een actrice hem nog steeds voelt, blijft hij scherp op dat gezicht zitten en dan zie je hem ook". ZANDVOORT - Wat in de Zand voort- se flat van Henk van Dreumel met zijn vergezicht over een landschap van lage, kale duinen het meest opvalt, dat is de totale afwezigheid van kleur. Een schier bovenaards wit, daar blijft het bij. Kloosterlijk zou het woord niet zijn, want de inrichting ademt een verfijning die verre van sober is. Maar een witte verfijning - alsof hier een ontwerper aan het werk was geweest die geslagen was met algehele kleurenblindheid. Het zal met het vak van Van Dreumel te maken hebben. Grimeur. Kleur in zijn buiten wereld zou hem maar afleiden. Zijn bin nenwereld kolkt al genoeg van kleur. En die breekt naar buiten wanneer hij aan het vertellen slaat over de groten van het toneel die hij in zijn lange leven heeft geschminkt. Over Ko van Dijk („die avond zag ik dat hij meer kon dan brullen"); over Kathleen Ferrier („op mijn eigen vrouw na de warmste, fijnste vrouw ter we reld"); over Cruys Voorbergh („altijd van top tot teen de man die ik van hem maakte, fantastisch"); over Josine van Dalsum („die wilde opeens spiernaakt en helemaal groen; daar moest ik eens diep over nadenken"). Wanneer Van Dreumel zo aan het vertellen slaat, ver dwijnt het wit vanzelf. Naarmate hij in het vuur van het gesprek vaker op springt om het brede gebaar van een ac teur na te doen, de pose van een ballet danser, de grandeur waarmee een opera diva haar toneelgewaad draagt, vult zijn witte flat zich met duizend kleuren. The ater is tover, maar praten over theater ook. Aanleiding voor het interview is dat Henk van Dreumel zijn 50-jarig jubile um als grimeur viert. T$r gelegenheid daarvan hebben bewonderaars van hem in het Cultureel Centrum te Zandvoort een tentoonstelling over zijn werk inge richt (nog tot 29 maart alle middagen van de week behalve maandag en dins dag te bezichtigen). Een broze, maar blo zende man, kwiek bewegend in zijn on berispelijke kostuum, hetgeen schijn is, want op zijn zeventigste weet hij zich ge plaagd door liefst vier kwalen, waan an twee levensbedreigend. Hij praat er on bevangen over. Over hoe de dokters hem al vele malen hebben opgegeven. Over hoe hij desondanks na de dood van zijn vrouw zelf zijn huishoudentje reddert. Over hoe hij, alle pijn ten spijt, het toneel maar niet kan loslaten. „Ze zeggen wel eens: Henk, jij sterft in de coulissen, en dat zou best uit kunnen ko men, want hoewel ik het grote theater heb moeten opgeven, ben ik druk bezig met de aankleding van Hoffmanns Ver tellingen dat een gezelschap uit Hoorn binnenkort gaat opvoeren. Gek idee, hoor. Bij de Nederlandse Operastichting In de Zandvoortse flatwoning staan de prachtigste kostuums. Maar ze zijn lang niet allemaal van kostbare materialen gemaakt. „In Praag heb ik van de beroemde ontwerper Svoboda geleerd hoe je van ordinair afval de mooiste theaterkostuums kunt maken". had ik de leiding over een prachtig ate lier waar tien mensen werkten. En nu sta ik in het keukentje van mijn flat eigen handig honderd pruiken te wassen". Guus Hermes hoogstpersoonlijk kwam naar Zandvoort gereisd om er de ten toonstelling van zijn vroegere grimeur voor geopend te verklaren. Wel twee honderd groten en kleinen uit de thea terwereld luisterden de ceremonie met hun aanwezigheid op, want ach, wie is er niet ooit door Van Dreumel ge schminkt? Spelden Hoe hij zo populair komt? „Omdat ik actrices en acteurs altijd in hun waarde gelaten heb, denk ik. Laat ik een voor beeld geven. Een prachtige bariton, heel bekend, nee, zijn naam noem ik niet. Die man had iets. Die kon de haarspel den in zijn haar niet verdragen waarmee een pruik wordt vastgezet. „Als ik op het toneel kom te vallen, gaan die spelden door mijn hersens heen", jammerde hij altijd. Het was een soort fobie. Anderen zouden misschien gezegd hebben: „Stel je niet aan, man, ik heb nog nooit ie mand op het toneel zien vallen". Maar ik zeg: hij heeft gelijk. Want als jij het toneel op moet en je pruik zit los en je kunt geen haarspelden velen, dan dien je iets anders te verzinnen. Een pruik die niet lekker zit, daar heb je last van, hoor, bij het bewegen en zingen. Het is moeilijk om dan toch in je goeie doen te komen. Dus heb ik voor die bariton al tijd speciale pruiken gemaakt, met een montuur van elastiek dat om het hoofd sluit". „Het probleem in Nederland is dat er nogal met buitenlandse regisseurs en ontwerpers gewerkt wordt", vindt Van Dreumel. „Die komen even een voor stelling doen zonder de hebbelijkheden van de actrices en acteurs hier te ken nen. Ze zeggen: „Geen gezeur, zoals ik het wil, is het goed en trekt u die jurk nou maar aan". Ze vergeten dat bijvoor beeld een vrouw het op de zaal over brengt als ze iets draagt waar ze niet ge lukkig'mee is. De zaal merkt het aan haar spel. Zoiets werkt niet. Een actrice heeft me eens gewaarschuwd: „Denk erom Henk, ik ben een oud mens en je gaat me niet jong maken, want dan word ik gek". Groot gelijk. Ik heb er dus altijd rekening mee gehouden wie er in een kostuum en onder de schmink kwam te zitten. Zo'n vakvrouw als Gré Brouwen- stijn, die weet precies wat haar goed staat en waar ze prettig in kan werken. Dat moet je zo laten. Helaas, ik geef het toe, heeft lang niet iedereen die vakken nis. Dat is nog zo'n typisch Nederlands probleem. Wij hebben een slechte hou ding op het toneel. Het wordt hier niet onderwezen". Ter illustratie negeert hij andermaal de helse pijn van de dichtgeslibde aderen in zijn benen, veert op en geeft een perfecte imitatie van een zoutzak. „U zult het niet geloven, maar dit is een dame met echt wel een mooie stem. Nee, ik noem geen naam, maar ze heeft het toch nooit ver gebracht. Waarom niet? Je had haar prachtig aangekleed en dan plofte ze neer als een zoutzak. Haar hele kostuum zat meteen verschrikkelijk. Ik heb nog een antieke parapluie voor haar versierd waar ze, dacht ik, een beetje elegant op kon leunen, maar nee, het werd niks. Toen ik begon met mijn lessen in kos tuumdracht aan de Amsterdamse Thea terschool, aan het Koninklijk Conserva torium, aan de Kleinkunstacademie, was dat vak in Nederland nog onbekend. Ik moest mijn ideeën halen uit het buiten land. Samen met mijn zoon ben ik over de hele wereld reeksen theaters afgereisd. Moskou, Edinburgh, Warschau, Praag. In Warschau heb ik gezien hoe ze een operaklas elke morgen een uur lang in kostuum lieten oefenen, alleen in het op en aflopen van een trap. En in Praag doen ze een heel jaar over een produktie waar ze hier hooguit een paai* weken in steken. Het verschil zie je aan de manier van bewegen en dan denk je: „Wat zijn wij in vredesnaam aan het klungelen. Wij? Wij moeten het hebben van een paar unieke talenten. Iedereen gaat op de toneelschool of het conservatorium en allemaal denken ze dat ze het halen. Maar de meerderheid eindigt in het koor of in de portiersloge. Zoals Cruys Voor bergh zich over het toneel bewoog, dat is nooit meer teruggekomen". Japanner Cruys Voorbergh. Telkens wanneer die naam valt, komt er een floers over de stem. „Kijk, waar het bij de grime wer kelijk om gaat, is dat je je ook naar je make-up kunt gedragen. En daar heeft een grimeur geen invloed op. Het is voor mij een koud kunstje om een scherpe neus weg te schminken, maar als een actrice hem nog steeds voelt, blijft hij scherp op dat gezicht zitten en dan zie je hem ook. Een grimeur kan niet van iedereen iets maken. Ik verander in precies drie minuten een man in een vrouw of omgekeerd, hoor, daar gaat het niet om. Waar het om gaat, is dit. Zet tien mensen op een rij en ga ze oud ma ken. Twee van hen zullen inderdaad oud worden en de overige acht, die zullen hooguit oud lijken. Welnu, in het wor den van wat hij moest zijn, was Cruys Voorbergh de allerbeste. Ik herinner me nog hoe ik hem geschminkt heb voor zijn rol in Mama San. Daarin moest hij een Japanner zijn. Een Japanner, die krijg je niet door wenkbrauwstrepen naar boven; dan krijg je een duivel. Ja panners hebben juist kortere wenkbrau wen dan wij. Ik heb van Cruys Voor bergh een Japanner gemaakt door twee reepjes zeemleer over zijn oogleden te plakken en hem een zwarte pruik op te zetten. En nog hoor ik het daverende ap plaus dat hij kreeg toen hij opkwam, nog voordat hij een woord had gezegd. Want daar kwam niet Cruys Voorbergh op, daar kwam een Japanner op". Het gaf aanleiding tot misverstanden. „Ja", zeiden de mensen tegen me, ,je doet op Cruys Voorbergh extra je best omdat hij het is". Maar dat was niet zo. Ik heb ook prinses Juliana geschminkt als ze op Soestdijk weer eens meedeed in een toneelstuk. Zo lief, zo aardig, zo een voudig als die is. Ik heb de prinsesjes ge schminkt toen ze eens een balletje op voerden. Maar of ik met deze handen een prinses grimeer dan wel een vuilnis man, het maakt niet uit. Ik zou eenvou dig niet weten hoe ik het anders moest doen. Ach, de beroemdheden die ik heb meegemaakt. En hoe beroemder, hoe aardiger. Het zijn altijd de mindere go den die je het leven zuur maken. Greet Koeman, de mooiste zangeres die Ne derland ooit gekend heeft. Als die de Bo hème had gezongen, ging ik haar van het toneel halen en dan huilde ze wel een kwartier uit op mijn schouder, zo leeg had ze zich gezongen. Ze is jong gestor ven en geen wonder. Wanneer een ander vijftig jaar oud was, dan was zij hon derdvijftig, want ze heeft, door zo op te gaan in haar rollen, drie levens geleefd". Spiernaakt Dankbaar ook zijn de echte groten. „Ik herinner me een eindexamenleerling op de toneelschool die tegen me zei: „Van jouw pruiken en jouw grime moeten we het niet hebben; we moeten het hebben van ons talent". Nooit meer iets van ge hoord uiteraard, van die jongen. Maar ik herinner me ook wat Ko van Dijk ooit tegen me heeft gezegd. „Henk", zei hij, „ik heb jouw grime hard nodig, want als ik op het toneel sta, staat daar Ko van Dijk. Ik heb jouw pruik nodig om een ander te kunnen zijn". Dat heeft me in dertijd erg getroffen. Maar een mens kan ook te veel anders willen zijn hoor. Josi ne van Dalsum was de eerste op de to neelschool die body-make-up eiste. Spiernaakt en dan het hele lichaam ge schminkt. Groen, want ze wilde een bloem zijn. Ik heb het gedaan, maar eerst moest ik er eens goed over naden ken, want ik had van de firma's die schmink leveren altijd gehoord dat je van groen infecties kunt krijgen omdat er kopersulfaat in zit. Uiteindelijk was er een firma die onschadelijk groen kon maken en daarmee heb ik Josine van top tot teen geschminkt. Maar niet van harte. Kijk, bij het ballet kan body- make-up heel functioneel en mooi zijn, want die mensen beelden iets uit met hun lichaam. Wat mensen in een toneel rol daarentegen met groene, gele, paarse vlakken op hun lichaam moeten, dat heb ik nooit begrepen. „Het was mo dern", zeiden ze. Maar in een van de eerste en beste rollen waarin ik Josine van Dalsum gezien heb, speelde ze Letje, een debiel meisje. Een heel ouderwets typetje eigenlijk en ze deed het knap. Toen dacht ik: waar is al die nieuwlich terij van indertijd, al dat gegooi met to maten, goed voor geweest?". Kleurentelevisie Vijftig jaar grimeerkunst. Alle intochten van Sinterklaas in Amsterdam zijn door Van Dreumel geschminkt, hetgeen ver klaart waarom de Zwarte Pieten bij die gelegenheid niet zwart zijn, maar bruin. „Ik wil geen zwart, want ik weet dat zwart kleine kinderen bang maakt". En aan de wieg van de kleurentelevisie heeft hij gestaan. „Een heel interessante en moeilijke klus was dat. Philips had er in de buurt van Eindhoven speciaal een grote, geheime studio voor gebouwd en daar moest ik elke donderdag heen. Zon der je paspoort kwam je er niet in. Alle maal ingenieurs zaten er, met een heel merkwaardig soort taalgebruik. Als ik zei dat er wel een tikkeltje meer rood op die neus mocht, dan riepen zij: „Goed, dan doen we er nog een beetje 24/8/9 bij". Uiterst verwarrend. Die experimenten met de eerste kleurentelevisies zijn ei genlijk het allermoeilijkste wat ik in mijn loopbaan ben tegengekomen. Er zitten problemen aan vast die eigenlijk onoplosbaar zijn. Elke kleur iit de omge ving reflecteert namelijk op een gezicht. Als ie bij een blauwe muur aan een gele tafel zit, dan nemen je wangen en je voorhoofd iets van die tinten over. Het menselijk oog ziet dergelijke nuances niet, maar de camera is veel sterker. Die registreert het minste kleurtje. Ik was ei genlijk te perfectionistisch voor dat werk en als ik naar de televisie kijk, zie ik nog steeds onvolkomenheden, maar slecht vind ik het niet Ik geloof dat ik iets heb kunnen bijdragen". Injectiespuiten De expositie in Zandvoort toont ook een onvermoede kant van het talent waarme Van Dreumel de theaterwereld heeft ver rijkt. Hij maakt theaterkostuums en dat zijn niet zomaar kostuums. De exotische hoofdtooi van een Oosterse prinses blijkt bij nadere beschouwing opge bouwd uit injectiespuiten - nagedachte nis aan de vele ziekenhuizen waar hij heeft moeten vertoeven. De schouder partij van een middeleeuwse staatsie mantel is bezaaid met uitstulpsels die zich ontpoppen als de plastic houdertjes waarin restaurants tegenwoordig de room bij de koffie serveren. Pruiken van koffiebekertjes, jurken van kippeveer- tjes, feestkledij van doorzichtig gebub beld verpakkingsmateriaal, niets - zelfs niet wat er op te rapen valt tijdens een wandeling langs de Zandvoortse vloed lijn - is Van Dreumel te min of te dol. „In Praag heb ik van de beroemde ont werper Svoboda geleerd hoe je van ordi nair afval de mooiste theaterkostuums kunt maken. Bij de Operastichting waar ik dus lang gewerkt heb, zijn ze gauw ge neigd stoften van desnoods honderden guldens te kopen. Maar dat is lang niet altijd nodig. Je kunt heel goedkoop ma teriaal gebruiken en het zodanig schilde ren dat het bij een juiste belichting niet van goudbrokaat te onderscheiden is. Waar het om gaat is de stijl. Hier, een Biedermeier pruik van dropjes. Het kan, want wat je ziet, dat zijn niet de dropjes, aai is de Biedermeier-lijn". PIET SNOEREN 'ëeicue^outtmit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 21