I* •Lessen in carnaval '£eidóe Qowuvnt' ZATERDAG 21 FEBRUARI 1987 'k- Eigenlijk was het de bedoeling geweest dat alle anderwijsinstellingen met ierstJeerlingen tussen 16 en 18 iaar door de ltl5C Carnavalsvereniging Jocus te Venlo een Studium Earnevale toegestuurd ladden gekregen. Heel 'oo'Nederland bedolven onder de stud&esbrieven over /ordeouutteredners, foeke-potten, lansmarietjes en Blauwe Schuiten. Maar de porto- rosten waren te hoog om de Bzettunieke leergang op zo grote d.a9'tchaal te kunnen verspreiden, rardfllet Studium Carnevale 5estaat echter wel degelijk en lamensteller Mat van Keeken andnPgt uit waarom, tijden UIT LES 1: lewer rdag. werk te solli eerst spreke1 ooljaai i/oertu Dehooi van d door d „Het is niet toevallig dat het car navalsseizoen wordt ingezet op 11 november, het feest van Sint Maarten. Immers: in veel streken mocht de huisslacht alleen tussen die datum en vastenavond plaats vinden. Daarin speelde mee dat in deze koude periode waarin voedsel schaars was, zeugen toch beter geen biggen konden krijgen. Het slachten van dieren paste perfect in de biologische jaarcyclus. Bo vendien was de mogelijkheid dat het vlees bedierf in deze periode natuurlijk veel geringer. Daar naast is het logisch dat men aan de vooravond van de vasten het er met de moeilijk te bewaren vlees waren nog eens stevig van nam. Na 11 november trad per slot van rekening een soort natuurlijke va kantie in. Men had op die dag, nadat de pacht was betaald, stevig gefeest en er hoefde niet meer al te hard gewerkt te worden". i van cfENLO - „Eigenlijk is onze opzet niet fen Helemaal geslaagd", zegt Mat van Kee- ;en, 43 jaar oud, overdag adjunct-direc ïur van de Onderwijsgerrteenschap Ven h.j), 's avonds voorzitter van de carna alsvereniging „De Klein Kernelkes" Vat deze laatste benaming betreft, het olgende. „Hij betekent kleine mensen, üeine mannekes. Er zit een persiflage chter uit de Pruisische tijd. Frederik de Jrote ronselde hier de lange soldaten /aar hij zo gek op was. Grosse Kerle /ilde hij hebben. De klein kernelkes ormen daar als het ware de lachspiegel n. Die lopen er een beetje voor spek bonen bij". Maar over de niet hele- ,iaal geslaagde opzet moest het gaan. 'Dat zit zo. Toen de overkoepelende arnavalsvereniging Jocus in Venlo zijn 3x11-jarig bestaan vierde, werd beslo- dit feit luister bij te zetten door het itgeven van een Studium Carnevale. Iet begrip is afgeleid van het studium enerale dat de universiteiten kennen, en reeks colleges over onderwerpen van i nieirigemeen belang, bedoeld voor de alge- nde zgiene vorming. Negen lesbrieven over et verschijnsel carnaval moesten het /orden en ik kreeg de opdracht ze sa- len te stellen. Een boekje moest het /orden waaruit je van alles kunt mee- ikken dat bruikbaar is voor de ont dooiing van je persoonlijkheid, maar /aaruit je ook kunt leren hoe je op een ;uke manier feest kunt vieren. Speciaal E ïlT"cht op beginnende carnavalsvierders n op scholieren boven de grote rivieren. Ve wilden het dan ook toesturen aan iommej|e on<jerwjjsinstellingen in Nederland woordtjet leerlingen tussen de 16 en 18 jaar. laar dat is niet gelukt. De portokosten ingen het budget te boven. Het zou lisschien wel 4000 gulden extra hebben dp E^ost- Jammer. We hopen dat het Stu- an 0 ium Carnevale de mensen nu langs een ndere weg zal bereiken". De Kwi UIT LES II: „In de ogen van velen is carnaval vieren boven de rivieren nog steeds een onmogelijkheid. Want - zo zeggen ze - carnaval is een zuide lijk en katholiek feest. De onbe vangen waarnemer komt echter tot een andere conclusie. Het aantal complete carna vals veren igingen (met minstens eigen grondgebied) bedraagt zeker al duizend, terwijl er meer dan honderd optochten trekken. Men kan hoogstens nog proberen vol te houden: hoe noor delijker, des te beperkter de opzet en deelname. De in het zuiden veel gehoorde opmerking dat men bo ven de grote rivieren geen carnaval zou kunnen vieren, is dus niet goed verdedigbaar: men heeft er hoogstens een trainingsachter stand. Carnaval is universeel, want het gaat terug op oeroude nieuwjaars- of lentefeesten waarin leven, sterven en (weder)geboorte elkaar in een natuurlijk ritme op volgen. Daarbij stond vaak de vruchtbaarheid van mensen en na tuur centraal. Mede hierdoor wa ren het ook vaak inwijdingsfeesten en -rituelen voor jongeren in de wereld van de volwassenen. Ran gen, standen en rollen werden tij delijk uitgewist of omgekeerd. Orde verkeerde in wanorde. Door het Christendom kregen deze oude gebruiken nieuwe inhouden en la dingen, waarbij, evenals vroeger, niet zelden gebalanceerd werd op het smalle pad tussen deugd en ondeugd". Jocus, de naam van de overkoepelende Venlose carnavalsvereniging, is het La tijnse woord voor vreugde, plezier. Wat zout is voor het voedsel, zeiden de oude Romeinen, dat is plezier voor het leven. Maar blij zijn valt toch niet te leren? En zeker de geconcentreerde vorm van blijdschap met die carnaval heet? Mat van Keeken is het daar eigenlijk wel mee eens. „Ik heb zelf in de verantwoording bij het Studium Carnevale gezegd: over carnaval schrijft men niet. men beleeft, men viert het. Waarom dan toch deze lesbrieven, de eerste in hun soort uit de carnavalshistorie, ja, echt een uniek ini tiatief van Jocus? Telkens opnieuw blijkt dat de kennis over de achtergronden en oergebruiken van het feest erg gering is, zelfs in gebieden waar de viering erg in tensief beleefd wordt. Vreemd, want car naval heeft door de eeuwen heen niet al leen de deelnemers bezig gehouden, maar ook veel andere tijdgenoten: schrij vers, beeldende kunstenaars, componis ten, wetenschappers, ieder vanuit zijn ei gen interesse- of vakgebied. Er zijn in valshoeken te over. Daarnaast wil ik met de lesbrieven stelling nemen tegen het na-apen en uitbuiten van het carna- valsgebeuren. Ze vormen zoWel een plei dooi voor een oprechte en intense bele ving van ,joeks en plezeer" als een handreiking om de vele activiteiten in juiste banen te helpen houden die indi viduen, groepen en verenigingen vaak moeten ontplooien voordat het zover is. Maar regels geef ik niet. Integendeel. Af schaffing van bestaande regels kan juist een gezonde carnavalschaos bewerkstel ligen,- want met carnaval wordt een grens overschreden waarachter een bre der spoor geldt dat bovendien nauwe lijks in kaart is gebracht en dat naar veel verrassingen kan leiden". UlT LES III: „Het principe achter de nieuw jaarsoptredens van wijlen Wim Kan is al erg oud. Op het einde van het jaar, bij het opmaken van de balans, dienden belangrijke fi guren eigenlijk voor hun fouten te boeten met hun leven. Ze bedach ten echter voor zichzelf een milde re straf door zich bij monde van een hofnar de waarheid te laten zeggen en belachelijk te laten ma ken. Ze hoopten dat de goden daar ook genoegen mee zouden nemen. In de carnavalsbuut wordt de hof nar opnieuw tot leven geroepen. Het is de taak van de buutteredner om de bewoners van de plaats en omstreken, met name de hoog waardigheidsbekleders, op lach wekkende wijze hun tekorten en echte of onechte nalatigheden on der de neus te wrijven. Hij heeft een kritische functie, maar de vraag is of deze nog hetzelfde is en kan zijn. Een levend volksgebruik veronderstelt dat het eigentijds blijft en een eigentijdse plaats ver werft tussen alternatieven als ca baret of satire". Mat van Keeken zit al 25 jaar bij zijn Klein Kernelkes en kan bijgevolg graai en uit een schat van Carnavalservarin gen. Bovendien onderhoudt hij nauwe banden met de socioloog drs. Theo Fransen die eerder twee boeken over carnaval heeft afgescheiden: „Carnaval ontmaskerd" en „Alaafl Carnaval in Ne derland en België". Filosoferen over het fenomeen is bij hem in goede handen. „Carnaval", filosofeert hij, zich even los rukkend van de huisvlijt aan de praal wagen voor de komende optocht, „is één grote aanwijzing voor het ontdekken van datgene waarin de mens zich bewust of onbewust te kort gedaan voelt. Carnaval is de verklikker van het menselijk te kort, de stille getuige van 's mensen streven om, zoals een Duits carnavals- pamflet het uitdrukt, „mal nur Mensch zu sein", de uitdrukking van een be scheiden verlangen. Anderzijds kent car naval een ongeëvenaarde heftigheid en felheid. Het is geen vlucht in het gemak kelijke. Er komt inspanning en transpi ratie aan te pas. Meer dan anders wordt er dialect gesproken. Meer dan anders streeft men naar een ongecompliceerd leven zonder conventies. Het oude idee herleeft zelfs enigszins dat iedere vreem deling een vijand is, en wanneer je de namen van de carnavalsprinsdommen bestudeert, zou je bijna weer in de terug keer van het totemdier gaan geloven. De onderlinge contacten zijn minder ver fijnd, minder ingewikkeld, meer op de man af. Het contact vindt zijn doel in zich, is duidelijk onvoorbereid en niet op de toekomst gericht. De carnavalist leeft in het ogenblik". UlT LES IV: „Carnaval is ondenkbaar zonder zijn eigen schlagers. En daarmee worden niet de Hilversumse car navalshits bedoeld, want die beves tigen maar al te vaak gemakkelij ke stereotiepen en zijn met opzet dubbelzinnig. Een echt carnavals lied is een uitingsvorm van de ei gen cultuur, de eigen leefstijl, een ventiel van creativiteit voor velen. Er zit dikwijls een heimwee naar vroeger in, naar de jij-en-jou- sfeer, naar solidariteit. Het is niet zelden weemoedig en vooral chau vinistisch. Duur gezegd: het wil de eigen identiteit van de plaats cen traal stellen. Maar het kan ook een zich afzetten zijn tegen identi teitsverlies en vervreemding, tegen veranderingen die de eigenheid aantasten, tegen schaalvergroting en opgaan in de massa". Vroeger, put Mat van Keeken uit de his torie. werden er in de carnavalstijd on der begeleiding van de foekepot (een op geblazen varkensblaas en twee stokjes) langs de deur liedjes gezongen met de bedoeling eten of snoep los te peuteren. Later kwam er het „zaat hermenieke", zijnde een mini-gezelschap van mannen en vrouwen die voornamelijk ketelmu ziek produceerden. „Je ziet ze vooral de laatste jaren in veel plaatsen ontstaan. Centraal daarin is het plezier van de deelname. Men blaast zich uit de naad, trommelt zich de vingers stijf en zingt zich de keel hees. Maar mensen kunnen er zo de smaak van te pakken krijgen dat ze aansluiting gaan zoeken bij een echte harmonie of fanfare en zo tot se rieuze muziekbeoefening komen. Dat bedoelde ik toen ik zei dat er uit de les brieven van alles mee te pikken valt voor zelfontplooiing". UlT LES V: „De uitingsmogelijkheid van de dans kent met carnaval veel ver schillende vormen. De meest spon tane is het hossen op straat en de vrije persoonlijke vertaling van liedjes in dansende bewegingen. Daarnaast zijn er de meer geïnsti tutionaliseerde en wervelende sam ba-scholen van Zuid-Amerika. Maar ook het dansen tijdens car navalsbals op de maat van carna valsmuziek alsmede het solistisch of als revuegirl optreden bij carna valszittingen behoren tot deze ex pressiemogelijkheid". Van Keeken: „Bij de carnavalsdans gaat het in oorsprong om roes, extase, trance. Dergelijke dansen kunnen in hoge mate beeldend zijn. De verkleding gaat dan een belangrijke rol spelen. Steeds hogere eisen worden er gesteld aan het effect. Men haalt de meest kundigen en dansbe- gaafden naar voren. De dans wordt niet meer alleen beleefd door de groep, hij wordt ook getoond. Aspecten van vir tuositeit, sensatie en show doen hun in trede. Men wil de toeschouwer boeien en de toeschouwer wil het wonder van het eigenlijk onbestaanbare beleven: het moeiteloos en feilloos bewegen, bevrijd van zwaartekracht. De dans ontwikkelt zich tot show en puur amusement. Op vallend is dat onder invloed van reizen de gezelschappen en uitwisseling van volksdansen uit Zuid-Amerika, Afrika en Azië steeds andere varianten hun in trede doen. maar ook dat de carnavals- dans steeds internationaler wordt. Feit is dat aan het carnaval een oogstrelend ele ment is toegevoegd, mede door het zich snel ontwikkelende balletonderwijs". UlT LES VI: „Het vorm- en kleurgebruik van veel kunstenaars uit de jaren vijf tig draagt een carnavalesk karak ter. Uitspraken van bijvoorbeeld Karei Appel wijzen in deze rich ting „Laat ik aannemen dat de eerste kleur die ik op het doek aanbreng, rood is. Nou, die daad bepaalt wat er verder met het schilderij gebeurt. Daarna zou ik er geel op kunnen doen en wat blauw. Daarna vernietig ik het rood misschien met zwart. Enzo voort. Alles kan gebeuren. Maar heel het fascinerende proces begon met dat eerste rood en als ik niet met rood begonnen was, zou het hele schilderij anders zijn. Is er een systeem, is er orde in deze chaos?". Improvisatie, een sleutelwoord tot het geheim van carnaval. „Laten we het feest eenvoudig houden of weer eenvou dig maken zoals het vroeger was", maant Mat van Keeken. „We moeten voorkomen dat carnaval vertrost en af glijdt in de vermaaksindustrie, maar nog veel meer dat het uitdijt over het hele jaar. Van Sint Maarten tot Aswoensdag moet genoeg zijn. Helaas menen allerlei personen uit de wereld van radio en tv ons telkenjare te moeten bijspringen met hun carnavaleske oprispingen. Het wa pen van de boycot is daartegen niet ef fectief. We moeten gewoon doorgaan met zelf betere schlagers te maken. La ten we vooral zorgen dat we doe-het-zel- vers blijven". De grimeer kunst is ten opzichte van het masker in opmars. Maar de bedoeling is dezelfde als bij het masker. De carnavalist streeft ernaar zichzelf te zijn door nu eens niet zichzelf te UlT LES VII: Zijn. „Het publiek langs de route is niet zomaar publiek. Het zijn levende dijken langs de bedding waardoor de optocht stroomt. Het maakt, als het goed is, echt deel uit van de optocht. Er is contact over en weer. Wil een carnavalsoptcoht meer zijn dan een kijkstuk met passieve toeschouwers, dan moet hij genoeg elementen bevatten waarin de kijker zichzelf herkent of waardoor zijn streek- of stad- strots bevredigd wordt". Op dit punt aangekomen, maakt Van Keeken zich waarempel een beetje boos. „Wanneer carnavalsverenigingen reke ning gaan houden met toeristen", zegt hij, „kom je in de problemen. Toeristen zijn niet in staat typisch plaatselijke mo tieven in een optocht te doorgronden. Dus worden er landelijke thema's geko zen, hetgeen een verarming betekent. Bovendien leidt het snel tot het inscha kelen van professionele wagenbouwers, van vakmensen. De oorspronkelijke bouwers worden aan de dijk gezet. Of wel men komt in de verleiding wagens of groepen van elders in te huren. Voor de toerist maakt het immers niets uit waar een wagen gebouwd is. De carna valsoptocht verwordt zo tot een showge- beuren a la Nice waarbij niemand zich betrokken voelt". UlT LES VIII: „Op het schouwtoneel der wereld is het slechts weinigen vergund de rol te spelen die ze zo graag zou den willen spelen. Daarom heeft de carnavalist de neiging om tijde lijk in een andere huid te kruipen. Dat daarmee een geestelijke meta morfose gepaard gaat, is duidelijk: men gedraagt zich in een doodge woon pak niet alleen anders dan in een boerenkiel of in rok, maar men voelt zich ook anders. De carnava list wil graag een uniek iemand zijn. Het gaat hem eerder om een vlucht uit dan om een vlucht in de Vaak gehoord bezwaar tegen carnaval: de naamloosheid van de verkleding geeft een soort alibi in die zin dat de gemas kerde zich gedragingen kan permitteren die de niet-gemaskerde niet zijn toege staan. Het is een facet, geeft Van Keeken toe. „Maar toch zul je zien dat hij, wan neer hij tenminste de perken niet te bui ten gaal, altijd de steun van de gemeen schap heeft. Deze staat bijvoorbeeld niet toe dat men iemand het masker af neemt. Vooral bij het zogenaamde waar heid zeggen wordt het masker een inte ressant hulpmiddel. Overigens lijkt het erop dat de grimeerkunst ten opzichte van het masker in opmars is. Door het opplakken van snorren en baarden, door het schilderen van een clownshoofd. een fantasie make-up of een dierekop kan een geheel eigen maskerade verkregen worden. Maar de bedoeling is dezelfde als bij het masker. De carnavalist streeft ernaar zichzelf te zijn door nu eens niet zichzelf te zijn. Hij kijkt zichzelf aan en ziet dan een enkel ogenblik de burger in idiote kleren om het volgende moment in een schaterlach uit te barsten". UlTLESXI: „Elke carnavalsplaats waant zich het einde en zo hoort het ook. Juist omdat we het hele jaar door afstand moeten nemen van blinde ingenomenheid met eigen buurt, dorp of stad, mogen we eenmaal per jaar onze trots daarop best eens de vrije loop laten". PIET SNOEREN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 25