WESP
ZATERDAG 14 FEBRUARI 1987
door Piel Snoeren
De wesp die toevallig het zaaltje van de
universiteit kwam binnengevlogen
waar twee wetenschappelijke
medewerkers hun zojuist
internationaal bekroonde film
vertoonden, schrok zich mottig. En
nou niet zeuren dat het nog te vroeg in
het jaar is voor wespen, want dit wordt
een fabel. Als een raaf door de beugel
kan die, op een tak gezeten, in zijn bek
een kaas houdt, en als een bok in
Sidderburen mogelijk is die
machtsverhief en worteltrok, dan moet
een wesp buiten het seizoen ook
mogen. De bekroonde film, zo had
onze wesp inmiddels bemerkt, ging
over een wesp, maar dan eentje van
een ander soort: de Ampulex
compressa. Zelf was onze wesp een
Paravespula germanica, de huis-, tuin
en keukensoort die het 's zomers
gemunt heeft op uw soft-ijsje.
Nou, die Ampulex compressa hield er
andere gewoonten op na, zag onze
wesp met verbijstering. Een regelrechte
griezelfilm was het. Hij liet tot in de
akeligste bijzonderheden zien hoe dit
tropische insect de Per iplanet a
amaricana ofwel de gewone kakkerlak
pleegt te bejegenen. De wesp, zo toonde
de bekroonde film gedetailleerd, steekt
de kakkerlak 'via het achterhoofdsgat
in de hersenen waardoor het slachtoffer
eerst verlamd en later totaal inactief
wordt. Dan sleept het dier zijn prooi
naar zijn nest en legt een wespe-ei op
een van de middenpolen. Na een dag
of drie komt het ei uit. Aanvankelijk
voedt de larve zich met het bloed uit de
poot van de kakkerlak, maar
gaandeweg dringt hij het lichaam
binnen. Ai die tijd kan de verlamde
kakkerlak niets tegen de marteling
ondernemen. Pas na een week sterft
hij, want dan heeft de larve hem van
binnen stukje bij beetje helemaal
opgesoupeerd. Hmmmm, de niertjes.
Gggrrrppp, het levertje. Ssslllrrrppp de
hersentjes. Hrrrgggllbrrr de tongetjes
en hap. het hartje voor het laatst.
Dracula in kakkerlakkenland.
De film heeft deze foltergang zo
indringend in beeld gebracht dal de
beide makers, Wijnand Heitmans en
Marlijn Overzier, er een belangrijke
wetenschappelijke prijs voor hebben
gekregen, de internationale Prix de la
Cité Scientifique. Maar de wesp die
toevallig het collegezaaltje was
binnengevlogen, vond er niets aan. Hij
moest er bijna van braken. Was het
mogelijk dat bloedverwanten van hem
zich aan zulke wreedheden te buiten
gingen? Hoe langer hij erover nadacht,
hoe meer ten hemel schreiend het
gedrag van deze verdorven familietak
hem voorkwam. Hier diende
onverwijld ingegrepen te worden,
besloot hij. Wanneer ooit een misstand
om een actiegroep had geschreeuwd,
dan was het wel deze. Hij zag het
spandoek al voor zich. Angel af van de
kakkerlak.
Dus verliet hij vleugelslags het
universiteitsterrein en zwierf uit over
het land. op zoek naar geestverwanten.
Het had iets moois kunnen worden,
maar dat pakte anders uit. want in
zijn enthousiasme beging onze wesp de
onvoorzichtigheid te vliegen door het
struikgewas waarin zich een lid van
het Dierenbevrijdingsfront verscholen
hield. Dit lid bespiedde een boerderij
annex legbatterij waarvan hij later die
avond de deuren hoopte te kunnen
openen. De aanwezigheid van de wesp
kwam hem dus bijzonder slecht uit.
Wesp zou kunnen steken, schoot het
door hem heen, ik zou kunnen gillen,
boerin zou kunnen horen, boer zou
met riek op me af kunnen komen.
Dierenbevrijdingsfront zou martelaar
hebben, dat wel, maar beter blo Jan
dan do Jan, nietwaar? Deze redenering
voltooid hebbend, sloeg het lid van het
Dierenbevrijdingsfront onze wesp met
een ferme klap dood.
En zo kon het gebeuren dat er die
nacht menige bevrijde kip
rondscharrelde in net stoppelveld,
allerwarmst verwelkomd door menige
uitgehongerde zwerfkat, terwijl menige
Ampulex compressa ongestoord door
kon gaan met het uitbuiten, martelen,
uitzuigen - letterlijk - ten eigen bate
van menige onschuldige kakkerlak.
DEN HAAG - „Laat me dus gena
dig gaan" is het verzoek dat Eric
st. van Ingen al vele avonden lang tot
het publiek richt. Woorden die
'n deze maand nog een keer of acht
in de Koninklijke Schouwburg zul-
r, len klinken. En dan niet meer.
r Niet op die manier. Ze vormen de
slotzin van Shakespeare's laatste
theaterstuk „De Storm" en tevens
de laatste woorden, die acteur Eric
i van Ingen als Prpspero in dat stuk
,n uitspreekt. Woorden met een dub
bele lading. Prospero is de af-
scheidsrol van Eric van Ingen. Na
vijfentwintig jaar Haagse Comedie
n gaat hij met pensioen.
Niet ongewoon voor een 65-jarige in Ne-
)tje derland. Maar de zoete pijn van het af-
is scheid heeft een bijwerking. Zeker voor
een man die een van de nestors in dat
Haagse gezelschap werd en op de plan-
iak ken aan het Voorhout ruim honderd rol
len neerzette. Zeker nu die Haagse Co-
iet medie vervangen zal worden door een
wn ander gezelschap. Het afscheid van Eric
aal van Ingen is tegelijkertijd, lijkt het, het
'afscheid van een periode.
Eric van Ingen duikt even naar voren
tijdens het gesprek in zijn door de win
terzon doorschenen Kijkduinse woning.
zij „Waar ik zo verschrikkelijk bang voor
ben, als die opheffing komt", zegt hij,
i „is niet die andere naam voor de Haagse
Comedie. Shakéspeare zei het al: what's
in a name? Maar dat er straks een aantal
het Amsterdammers hier naartoe komen die
\ls dat speciale karakter van Den Haag niet
nn zullen begrijpen. Het is merkwaardig in
d". zo'n klein landje met drie grote steden
dat i zo vlak bij elkaar, maar er zijn zulke
■as. grote verschillen. Het zijn drie steden
ts met een uitgesproken eigen smaak. Am
sterdam is een compleet andere wereld
dan Den Haag, zoals Den Haag weer an-
p ders is dan Rotterdam. Ik ontken niet
7 te dat er eens een frisse wind door die
dat Haagse Comedie zou moeten waaien.
We zijn hier en daar vastgelopen. Maar
ik ben zo bang voor dat typisch Haagse
karakter; dat het reservoir dat de Haagse
Comedie nog in voorraad heeft, over
spoeld gaat worden door een Amster
damse invasie. De leiding wordt Amster
dams. Hans Croiset is een Amsterdam
mer. Zakelijk leider Hans van Westree-
nen is ook een Amsterdammer. Hoeveel
leden van ons gezelschap al niet in Am
sterdam wonen Ik zweer je, als ik di
recteur was zou ik dat niet gedogen.
Werk je hier, dan woon je ook hier, dan
moet je deel van die stad zijn".
Herinnering
„Er wordt op het ogenblik in Nederland
te veel geroepen dat we moeten vernieu
wen. Daar geloof ik niet in. Vernieuwing
komt, ontstaat, heeft een eigen leven.
Dat is niet te forceren. Je moet open oog
en open oor hebben voor wat er om je
heen gebeurt, kijken wat je daarvan kunt
gebruiken, hoe je dat artistiek kunt inlas
sen. Maar daar moet je voorzichtig in
zijn. Juist bij theater. Want - en daar
mee schop ik tegen veel schenen van
collega's - ik vind een toneelspeler geen
kunstenaar in die zin dat hij creatief is.
Een schilder trekt zich terug in z'n ate
lier, maakt een doek. Een schrijver heeft
z'n werkkamer en schrijft daar een boek
of gedicht. Een componist gaat ergens
zitten en schrijft een muziekstuk. Uit het
niets scheppen ze iets. Wij acteurs heb
ben een auteur nodig, net zoals de pia
nist en de violist een componist nodig
hebben. We zijn niet minder, maar zon
der dat script beginnen we niets. Van
een schilder kan na zijn dood een doek
tevoorschijn komen dat opeens onge
looflijk vernieuwend blijkt en waarmee
bij zijn eigen tijd vooruit was. Wij zijn
kunstenaars van nü. We spelen en daar
na is het herinnering. En we spelen voor
publiek. Hoe voller de zaal is, hoe beter.
Maar het is zo langzamerhand een geac
cepteerde gedachtenkronkel geworden,
dat volle zalen trekken minderwaardig
is. Dat je dan „commercieel bezig" bent.
Dat is onzin".
Eric van Ingen kent Den Haag en het
Haagse toneelpubliek door en door. Na
afloop van de première van „De Storm"
sprak hij het rechtstreeks toe: „Weten
jullie wel wat een fijn publiek jullie zijn?
Jullie zijn altijd blijven komen. Ook als
we een keertje de plank missloegen. En
weten jullie hoe geweldig dat voor een
acteur is?". Als acteur heeft hij in Rot
terdam en Amsterdam gewerkt, dus Van
Ingen kan het weten. „Rotterdam is
moeilijk te bespelen. Altijd geweest.
Maar als je er met no-nonsense-repertoi-
re komt, met O'Neill, met Arthur Miller,
echt niet alleen blijspelen, dan willen ze
je wel volgen. De Amsterdammer is on
middellijk tot experimenten bereid. Of-
ie 't nou wel of niet mooi vindt, hij gaat
kijken". En Den Haag? Den Haag is
trouw. Eric van Ingen laat voor één keer
in het gesprek een krachtterm los: „De
Haagse Comedie bestaat veertig jaar, die
heeft hier toch wel eens iets laten
zien!".
Paniekvoetbal
Even terug naar de Grote Tijd van de
Haagse Comedie, jarenlang gezien als
het beste ensemble van Nederland. En
dan uiteraard over Paul Steenbergen,
een van de leermeesters van Eric van In
gen: „Paul zorgde dat we altijd een goe
de komedie op het repertoire hadden.
Een „Veertig karaat", een „Cactus-
bloem". De Feydeau's, de Goldoni's.
Maar daarnaast Ibsen, Shakespeare. In
die bloeitijd hadden we zo'n beetje het
alleenrecht op alle stukken van Anouilh.
Datzelfde reservoir van toen is er nog al
tijd in dit gezelschap. We zijn langza
merhand alleen in een hoek gedrukt
waar we zelf ook niet happy waren. De
kritiek, de druk van buiten werd te
groot. We zijn paniekvoetbal gaan spe
len. Er zijn een aantal buitenlandse re-
fisseurs gekomen. Soms werkte dat.
oms absoluut niet. Zoals bij twee Italia
nen, Costa en Pampiglione. Charlatans
vond ik dat. Plaatjesmakers. En die
Pool, Grzegorzewski, een man die alleen
maar z'n eigen taal sprak. Elke zin moest
vertaald worden. En dan twijfelde ik nog
wel eens aan die vertaling. Bij „Ameri
ka" (naar Kafka. BJ) vroeg ik iets, kreeg
een antwoord van vijf minuten dat in de
vertaling één kort zinnetje werd. Ik vind
het ontzettend jammer dat Guido de
Moor na die periode uit de artistieke lei
ding is gestapt. Hij is een vent waar ik
veel vertrouwen in heb. Een goed acteur
en een man die het theater in z'n vinger
toppen heeft. De terugslag die wij heb
ben gehad, heeft iedereen aan het toneel
gehad. Maar weet je dat de Haagse Co
medie het in Amsterdam én in de pro
vincie weer goed doet? Onze Amster
damse series zijn zelfs vaak uitver
kocht". En dat verouderende publiek?
Van Ingen: „Er zijn heel veel jongeren
naar onze vorige Shakespeare's geko
men? Bij „Romeo en Julia" zat het
stampvol. En met een duidelijk enthou
siast publiek. Die absolute liefde, die
twee jonge mensen die zich tegen de we
reld om zich heen verzetten, dat sprak
aan. Ik heb het een heerlijke voorstelling
gevonden. „De Storm" blijkt toch lang
niet zo geschikt voor een jong publiek.
We hebben er laatst een heel vervelende
voorstelling van gehad. Er zaten twee
grote scholen in de zaal, een kleine dui
zend man. En dan zeg ik niet dat die
duizend jonge mensen verkeerd zijn,
maar er hoeven maar twee raddraaiers
tussen te zitten en de hele voorstelling
wordt verpest. Je kunt je nauwelijks
meer concentreren. En die vertaling van
Komrij is al zo moeilijk uit je mond te
krijgen. Ik ken m'n rol als m'n naam,
maar ik stond af en toe als een paal op
dat toneel".
Intens genoten
Via dat incident zijn we dan eindelijk bij
Eric van Ingen zelf gekomen, zijn af-
scheidsrol. „Toen ik voor „De Storm"
gevraagd werd, zat ik al een jaar in de
vut. Er was dat laatste jaar niks meer
voor me, dat vond ik jammer. Ik had
m'n werk bij de Haagse Comedie graag
afgemaakt met een mooie rol. Ja, ik had
een rolletje kunnen spelen in „Het einde
van de wereld" van Arthur Kopit. Maar
ik vond dat geen goed stuk. Het stuitte
me tegen de borst dat het probleem van
een atoomoorlog daarin zo kluchtig be
handeld werd. Als ik daarmee afscheid
moet nemen, dacht ik, dan liever niets.
Ik ga niet m'n laatste jaar hier verkanke-
remienen. Ik heb daarna intens van m'n
vrijheid genoten. Ik zag er eerst tegen
op, maar m'n lieve vrouw is heel süm
geweest. Aan het slot van onze vakantie
in Italië zei ze: „We hebben wat geld
over, laten we hier nog wat blijven". Zo
was ik er dus niet bij toen het nieuwe
seizoen begon. Dus miste ik het ook
niet: dat ritueel van het begin van een
seizoen, de eerste lezing, de foto van het
gezelschap, de koffie van de zaak. Ik heb
me dat jaar trouwens pas gerealiseerd
onder wat voor druk je als toneelspeler
leeft. Ik ben nooit een groot toneelspeler
geworden. Maar wat ik van mijzelf wel
kan zeggen: ik kén mijn vak en ik vind
het een heerlijk vak. Daardoor ben ik al
tijd voor veel rollen gebruikt, vier of vijf
in een seizoen. Het is me zoveel malen
overkomen, dat ik als de zomervakantie
aanbrak, zo moe was dat ik de eerste
week totaal niet kon genieten. Hoeveel
keer ben ik niet ziek geworden in het
buitenland. Dan had ik opeens angina,
wat ik nooit heb. Het is het steeds op
tijd zijn - en ik ben van huis uit een ge
boren telaatkomer -, het zijn de span
ningen van je premières. Daar ben ik
nooit van vrijgekomen al leer je die ner
vositeit op den duur wel beheersen.
Maar vroeger was ik twee dagen voor de
première lichamelijk ziek: overgeven,
nauwelijks eten binnenhouden. Pas op,
ik beklaag me niet, want ik heb een
heerlijk leven gehad. Maar als je niet
meer hoeft, valt die druk wel van je af.
In dat jaar werd ik gebeld dat de Haagse
Comedie „De Storm" ging doen en of ik
Prospero wilde spelen. IJdelheid mis
schien, maar dat leek me na vijfenveer
tig jaar toneel een prachtig afscheid. Ik
ben die avond van de première, met dat
feest erna, verschrikkelijk gelukkig ge
weest".
Grüne polizei
Eric van Ingen begon zijn toneelloop
baan in 1941 bij het Residentietoneel.
Een anekdote uit die tijd, die iets bewijst
van de kracht van toneel in dagen van
CcidócSouoatit
crisis. „We speelden „De Beverpels" van
Hauptmann. De oude Jan van der Lin
den had er een gesprek in met Coba Kel-
ling. Letterlijk zegt hij: „Beste mevrouw
Wolf, alles wat hier gestolen wordt, gaat
rechtstreeks naar Berlijn". Jan neemt
een fractie van een seconde pauze na die
tekst en er ontstaat meteen een bijna
elektrisch geladen stilte. Dan begint ie
mand in de zaal zachtjes te lachen. In
een mum van tijd staat de zaal op en be
gint te applaudisseren. Mooi dat de Grü
ne Polizei bij de uitgang stond toen we
het theater uitkwamen". Daarna werd
het Cor Ruys, Van Ingens tweede grote
leermeester. Na diens dood met Cors
broer, Anton Ruys, mee naar het Vrije
Toneel in Rotterdam Bob de Lange zat
in de artistieke leiding. Van Ingen: „Aan
hem heb ik te danken dat ik behalve so-
ciety-fïguren ook een volksjongen leerde
spelen. Hij gaf me m'n doorbraakrol, in
„Hobson's Choice". Na de dood van
Cees Laseur kwam hij weer in Den
Haag, nu bij de Haagse Comedie.
Van Ingen: „Highlights? Natuurlijk. Dat
stuk van Pinter, „Niemandsland", ont
zettend fijn geregisseerd door Wim van
Rooij. Jamie in O'Neills „Long Day's
Journey into Night", Pantalone in „De
knecht van twee meesters", die krank
zinnige graaf in nóg een Goldoni, „De
Waaier". En die Arlecchino's (de Neder
landse toneelprijzen voor de beste bijrol.
BJ) voor mijn rol in „Phèdre" en voor
Pancratio in „De Venetiaanse tweeling".
Ik heb echt een zalig leven gehad. Ik ben
laatst voor het eerst gaan informeren
hoe het nu met m'n pensioen zit, want
daar wist ik niets van. Dat bleek schitte
rend te zijn, ik ga er nauwelijks op ach
teruit. En als ik dan nog eens wat extra's
verdien, heb ik een verrukkelijke oude
dag met m'n vrouw. Zolang we fit zijn,
willen we graag nog wat van de wereld
zien. Vorig jaar zijn we in Nepal ge
weest. Pakistan en Turkije staan op ons
verlanglijstje".
Vijftiende
Eric van Ingen, voluit Jhr. Inayat Edu-
ard van Ingen (zijn ouders waren Soefi's
en de naam Inayat kreeg hij persoonlijk
van de Indiase oprichter van de Soefi
beweging, Hazrat Inayat Khan), zal vast
nog wel eens als gast ergens op de plan
ken te zien zijn. Al verdwijnt er met
hem een constante in Den Haag, zijn to
neelloopbaan is nog niet af. En die be
gon al zo vroeg. „Ik meldde me voor de
toneelschool toen ik vijftien was", glim
lacht hij. „Op de middelbare school
werd het niks. Ondanks de beste bijlesle
raren. Van wiskunde had ik absoluut
geen kaas gegeten. M'n ouders hadden
niets tegen toneel, rfiaar zeiden: „Maak
je school af want als 't je niet lukt aan
het toneel is het een rotleven. De direc
teur van de toneelschool, Balthasar Ver
hagen, zei toen: „Heb je een aardige le
raar? Vraag dan of je in de derde alleen
je talen en je kunstgeschiedenis mag
doen. Maar zorg dan dat je meer weet
dan de anderen. Dan kun je hier ko
men". Ik heb toelatingsexamen gedaan,
al was ik daar eigenlijk te jong voor.
Verhagen heeft z'n mond erover gehou
den. Pas toen ik geslaagd bleek, heeft hij
het de commissie verteld".
Acteursbloed blijft opspelen, ook na je
vijfenzestigste. Dus zien we Eric van In
gen straks in een 13-delige televisieserie
die in een ziekenhuis speelt. „Goed ge
schreven en voor een breed publiek",
zegt hij.
Den Haag zal hem missen. Hoe het ge
zelschap daar in die Koninklijke ook
moge gaan heten.
BERT JANSMA
BIJ DE FOTO'S: Vijfentwintig jaar lang
speelde Van Ingen bij de Haagse
Comedie. Als hij straks weg is, zullen de
spiegels zijn beeld niet vasthouden. Want,
zoals hij zelf zegt: We spelen ons spel en
daarna is het een herinnering". (Foto:
Cees Verkerk).
Onder: Eric van Ingen bij het affiche van
Shakespeare's „De Storm", waarin hij de
(afscheids)rol van Prospero speelt. (Foto:
Cees Verkerk).