Nederland moet z'n minpuntjes eens onder ogen durven zien '£eidóc Qoivumt' ZATERDAG 17 JANUARI 1987 DEN HAAG - Wie zijn neus bui ten onze landgrenzen steekt en zich tegenover representanten vaij vreemde volkeren als Nederlander bekend maakt, wordt vrijwel altijd opgenomen in een wolkje van goedkeurende reacties. „Holland, ah, goed! Aardige mensen, leuke koningin, goeie voetballers ook. KroefE En veel tulpen hè, en mo lens, en 's winters allemaal op de schaats. O ja, jullie wonen onder de zeespiegel, is het niet? En dat water houden jullie tegen met dij ken en dammep. Niet te geloven! Knap hoor!". Het imago van Nederland en de Neder landers in het buitenland lijkt al jaren lang onverwoestbaar te zijn, oppervlak kig gezien althans. Want als men het ogenschijlijk roestvrijstalen blazoen on der een vergrootglas beschouwt, ziet men toch wel enkele bedenkelijke vlek jes en butsen. Eind vorig jaar zinspeelde minister Van den Broek (Buitenlandse Zaken) daar ook op toen hij in de Twee de Kamer vertelde dat Nederland zich in de Verenigde Staten volstrekt belache lijk heeft gemaakt met de nota bene door de staat gesubsidieerde theater voorstelling „Going to the dogs", waarin zeven honden de hoofdrol speelden. Dat hiervan op vrijwel alle Amerikaanse te levisienetten hoofdschuddend melding werd gemaakt sprak op zich al boekde len, want er moet in dat piepkleine Eu ropese landje wel heel wat schokkends gebeuren wil men er in de States een stukje journaal voor inruimen. In Haagse politieke kringen en in de me dia is nog lang over de woorden van Van den Broek nagepraat. Is het interna tionale imago van Nederland tanende? Was het eigenlijk niet een teken aan de wand dat Amsterdam maar vijf stem men kreeg als kandidaat-stad voor de Olympische Spelen van 1992? En wat te denken van de door minister Ruding verloren strijd om het directeurschap van het Internationaal Monetair Fonds? Kortom: spreekt Nederland in den vreemde niet meer hetzelfde woordje mee als voorheen? Zeperds „Inderdaad, die Nederlandse leeuw is niet meer zo sterk als vroeger", zegt prof. Eduard Bomhoff, hoogleraar eco nomie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Hij is volstrekt niet ver- 'djbaasd over de internationale „zeperds" die ons land de laatste tijd heeft gehaald. Sterker nog: twee daarvan heeft hij met een griezelig aandoende nauwkeurigheid voorspeld in zijn wekelijkse column in NRC-Handelblad. Een week of twee vóór de beslissende stemming in Washington wist hij te mel den dat minister Ruding geen schijn van kans meer maakte om directeur van het Internationaal Monetair Fonds te wor den. En precies zo had hij ook de afgang van Amsterdam in de race om de Olym pische Spelen van 1992 voorzien.' „In beide gevallen was het toch volstrekt duidelijk wat er zou gaan gebeuren?," zegt Bomhoff op een toon, waarmee hij andersdenkenden voor volslagen onno zele halzen lijkt uit te maken. Wat de zaak-Ruding betreft bevonden er zich nogal wat andersdenkenden op het ministerie van Financiën. Toen Bom- hoffs stukje over hun kansloze minister in de krant verscheen, verkondigden zij nog aan iedereen die het maar horen wilde dat Ruding ontzettend sterk stond. Groen en geel ergerden zij zich aan dat waanwijze professortje in Rotterdam. Bomhoff glimlacht, wanneer hij hoort van de opwinding in het ministerie. Hij denkt dat men daar zijn tijd beter had kunnen besteden door op dezelfde wijze als hij de oren en ogen goed de kost te geven. Waar Bomhoff zijn voorspellingen op baseerde? Daar maakt hij geen geheim van. Hij leest internationaal georiënteer de kranten en praat met buitenlanders die van bepaalde onderwerpen veel af weten. „Over de zaak-Ruding had ik bij voorbeeld in Washington gehoord dat de kaarten al in een vrij vroeg stadium ge schud waren. Europa was verdeeld en dus kreeg Frankrijk de kans om via een intensieve lobby in de Derde Wereld meer stemmen te veroveren dan Neder land. Ik ben overigens benieuwd hoeveel stemmen Ruding uiteindelijk heeft ge kregen. De minister zelf spreekt van een miniem verschil, maar in de Wall Street Journal las ik dat de Fransman Camdes sus twaalf procent meer stemmen kreeg dan Ruding...!" Barcelona De verkièzing van een nieuwe IMF-top- man ligt op het terrein waar een „profes sor of economics", zoals Bomhoffs visi tekaartje vermeldt, vakkundig heet te zijn. Maar hoe zat het met de Olympi sche Spelen? Bomhoff: „In de tijd dat Lubbers, Van Thijn, Vonhoff en hoe ze verder ook mogen heten van de daken schreeuwden dat Amsterdam zeer kans rijk was, zat ik drie maanden voor een wetenschappelijk onderzoek in Tokio. In dat land verschijnen ook enige Engelsta lige bladen die ik vrij nauwkeurig las. Op die manier leerde ik dat de kansen van Amsterdam internationaal heel laag werden aangeslagen. Alom schatte men dat Barcelona de strijd met vlag en wim pel zou winnen". „Toen ik die stelling toetste aan mijn ei gen kennis van Amsterdam, kwam ik tot de conclusie dat die Japanse kranten ge lijk hadden. Want stel je maar eens in de plaats van die IOC-leden die op uitnodi ging van Van Thijn een bezoekje aan onze hoofdstad kwamen brengen. Wat zagen die mensen? Vlakbij de Dam met z'n beroemde koninklijk paleis hangen voddige krakersvlaggen, om maar eens wat te noemen. Daarmee wordt voor buitenlanders op niet mis te verstane wijze in beeld gebracht dat het waar is wat men over Amsterdam zegt: het is een vieze stad geworden, met veel kra kers, heroïnejunks en een bestuur dat daartegen niet echt opgewassen is. En datzelfde bestuur vindt het nog vreemd ook als Amsterdam vervolgens bij het IOC in Lausanne geen voet aan de grond krijgt". Volgens Bomhoff wordt het tijd dat Ne derland weer eens met beide benen op de grond gaat staan. „Wij zijn een klein landje, in een uithoek van Noord-West- Huropa, en we stellen heus niet zo heel veel voor. Ik weet het: bijna iederéén in Max Geldens: derland is dus onderhevig". Nederland is geneigd dat te zeggen, maar vervolgens denkt men: ik hoop dat het niet waar is. Toch is het echt waar, hoor. Londen, Parijs en Berlijn zijn al lang niet meer de enige steden in Europa die veel meer allure hebben dan Amster dam. Sjeden als München, Hamburg, Brussel en zelfs Dusseldorf zijn onze hoofdstad allang gepasseerd". Met een spottende glimlach laat Bom hoff er direct op volgen dat hij nu wel „op een modieuze, cynische toer zit". Natuurlijk weet ook hij wel dat Neder land, hoe klein ook, een belangrijke Stra tegische positie in Europa heeft en dat we in sommige opzichten een prima re putatie genieten. Maar het kan toch geen kwaad, vindt hij, als we onze eigen min puntjes eens onder ogen durven zien? Hans de Roos, hoofd „passage-mar keting" van de KLM, schaamt zich er allerminst voor zijn activiteit nog altijd in de eerste plaats bestaat uit het aanprijzen van onze windmo lens, klompen en tulpen. „Waarom zouden we niet? Nederland is nu eenmaal uniek als het om deze arti kelen gaat. Dan zou het toch dom zijn als je daarover zweeg tegenover mensen die wellicht in de eerste plaats om die reden ons land wei eens willen bezoeken". Top tien Dat we de ogen niet voor de negatieve kanten van Nederland mogen sluiten is ook de volle overtuiging van Max Gel dens. Hij is één der directeuren van het organisatiebureau McKinsey in Amster dam en als zodanig een collega van oud minister Winsemius. Geldens reist veel en onderhoudt talloze contacten met in ternationale ondernemingen en organisa ties. Bovendien was hij voorzitter van het comité dat de Olympische Spelen naar Nederland wilde halen. Hij be schikt dus over een grote praktische ken nis omtrent de wijze waarop in het bui tenland tegen Holland wordt aangeke ken, met name in de internationale za kenwereld. „Er is een Amerikaans bureau", vertelt Geldens, „dat regelmatig zakenlieden, ondernemers en politici uit heel de we reld ondervraagt over het imago van ruim honderd landen. Daarbij kunnen punten worden gegeven voor het inves teringsklimaat, het leefklimaat, de veilig heid, verkeersvoorzieningen, sociale voorzieningen, de politieke stabiliteit, het belastingstelsel, noem maar op. Zwitserland was en is altijd nummer 1. Nederland komt er ook niet slecht van af, want we staan steeds in de top-tien. Onze sterkste troefkaarten zijn: een- krachtige, harde munteenheid, een sta biel en betrouwbaar overheidsapparaat, ongeacht de politieke kleur, en een ple zant leefklimaat. En daarnaast natuurlijk ook nog zaken als een gunstige ligging en goede havens en vliegvelden. Dit soort dingen wordt nog altijd geroemd, dat hoor ik overal waar ik kom". „Tussen haakjes, wat buitenlanders over het algemeen onbegrijpelijk en tegelijker tijd prachtig vinden, is dat linkse en rechtse politici hier op zo'n vriendelijke, menselijke manier met elkaar om blij ven gaan. Dat is in heel veel landen ge woonweg onbestaanbaar!" „Als we nu de positie van Nederland in die top-tien wat nader bekijken, dan zien we wel een markant verschil met vijftien twintig jaar geleden. Tot halverwege de jaren zeventig stonden we altijd bij de eerste vijf, maar daarna zakten we gaan deweg naar een zevende of achtste plaats. Landen als Japan, West-Duits- land en Canada gingen ons voorbij. Het imago van Nederland is dus duidelijk aan erosie onderhevig. We zijn daarin overigens niet de enige. Dat is bijvoor beeld ook met Groot-Brittanniê gebeurd en wel op een véél ernstiger wijze dan Nederland. De Britten blijven maar zak ken!" „Hoe zijn we nu zo laag in de top-tien van aantrekkelijke landen terechtgeko men? Dat heeft een heleboel oorzaken. De afgelopen vijftien jaar hebben zich in ons land enkele ontwikkelingen voorge daan die met name buitenlandse onder nemers afschrikten. Het kabinet-Den Uyl en de vakbonden zorgden er onder meer voor dat ondernemingsraden meer zeggenschap kregen. Verder stegen in die tijd de lonen almaar en bovendien was er op een bepaald moment sprake van een wetsontwerp dat werknemers zou la ten meedelen in de winst, de zogeheten vermogensaanwasdeling. Allemaal zeer nobele zaken, die goed verdedigbaar wa ren, maar ja, buitenlandse investeerders waren daar niet zo van gecharmeerd. De animo om in Nederland een bedrijf te vestigen liep duidelijk terug". Kopschuw „Die gereserveerde houding werd nog versterkt doordat zes jaar geleden de werkloosheid zeer sterk steeg. Daardoor moesten werkgevers én werknemers steeds meer sociale lasten gaan betalen. Voor ondernemers was dat niet aantrek kelijk, maar evenmin voor de werkne mers, want die hielden steeds minder van hun bruto loon over. Daardoor liep de arbeidsmotivatie in ons land terug. Mensen die nog een baan hadden vroe gen zich af: waar doe ik het nog voor? Ik kan eigenlijk net zo goed ziek zijn of werkloos. Die mentaliteitsverandering viel in het buitenland op. Het is een van de belangrijkste redenen waarom zich nog steeds geen groot Japans bedrijf in Nederland heeft gevestigd. Trouwens, ook de arbeidstijdverkorting en de deel tijdarbeid hebben veel buitenlandse on dernemers een beetje kopschuw ge maakt. Men ziet er tegenop, dat allemaal organisatorisch en financieel te regelen". „En dan zijn er tenslotte nog een paar andere omstandigheden die hebben ge leid tot een minder sterk imago van Ne derland. Ten eerste de drugshandel en ten tweede de toegenomen ldeine crimi naliteit. In beide gevallen is het jammer genoeg vooral onze hoofdstad die daar onder lijdt. Amsterdam is geen fraai vi sitekaartje van Nederland meer, enfin, dat hebben we ook wel gemerkt toen we de slag om de Olympische Spelen verlo ren, hoewel die actiegroep „Nolympics" daarbij ook een rol heeft gespeeld". „Het allernieuwste verschijnsel dat Ne derland schade toebrengt is dat van de terreurdaden. Het kan natuurlijk alle maal nog veel erger, kijk maar naar de landen om ons heen, maar toch... wat er nu met de SHV is gebeurd, die branden in haar Makro-vestigingen, dat komt ons gezicht echt niet ten goede. En de over heid krijgt ook nog een knauw, want in feite geeft SHV het kabinet de schuld". „Ondanks dit alles ben ik toch niet pes simistisch over de internationale status van Nederland. Op de positieve kant van de balans zijn de laatste twee jaar enkele gewichtjes gelegd, die Nederland ongetwijfeld weer hoger in die interna tionale top-tien zullen brengen. Denk maar aan het Lubbers-effect en aan het feit dat de Nederlandse vakbonden mo menteel uiterst bekwaam en gematigd worden geleid. FN V-bestuurders als Pont, Visser en Schermer zijn vrij op bouwend bezig en ook dat blijft niet on opgemerkt". Een ander optimistisch geluid komt uit de mond van mr. drs. Hans de Roos, hoofd „passage-marketing" van de KLM. Glunderend vertelt hij dat vorig jaar maar liefst 2,4 miljoen buitenlan ders een KLM-ticket kochten, waarmee zij tachtig procent van de stoelen in onze vaderlandse luchtvloot bezetten. Daardoor staat de schepping van Albert Plesman op de zesde plaats van de lijst van luchtvaartmaatschappijen die bij de IATA zijn aangesloten. Wat het vracht vervoer betreft troont de KLM zelfs nog een plaatsje hoger. Holland promotion Dit „formidabele succes" zou volgens De Roos onmogelijk zijn als Nederland in den vreemde zo'n slecht imago heeft als prof. Bomhoff beweert. De KLM- functionaris meent dan ook dat Neder land bij buitenlanders nog steeds een goede naam heeft. Maar hij heeft het dan wel over een geheel andere categorie mensen dan Max Geldens. De KLM moet het niet in de eerste plaats hebben van de royal class reizende zakenman, maar van Jan Publiek in de economy- class-stoel. „Zonder het massatoerisme vanuit het buitenland zouden wij niet of nauwelijks kunnen bestaan," zegt De Roos. Daarom heeft de KLM als enige Neder landse bedrijf al tientallen jaren een ei gen afdeling die zich bezig houdt met de verkoop van ons land. „Holland Promo tion" heet dat in het taaltje van het reis- wezen. De Roos schaamt zich er aller minst voor dat deze activiteit nog altijd in de eerste plaats bestaat uit het aan prijzen van onze windmolens, klompen en tulpen. „Waarom zouden we niet? Nederland is nu eenmaal uniek als het om deze artikelen gaat. Dan zou het toch dom zijn als je daarover zweeg te genover mensen die wellicht in de eerste plaats* om die reden ons land weieens willen bezoeken". Door de jaren heen is de KLM echter ook andere dingen in zijn brochures gaan afbeelden: de Deltawerken, de mo derne industrie en uiteraard Amsterdam. „Bijna elk toeristisch bezoek aan ons land begint in de hoofdstad. En dat is niet veranderd, niet door de krakers, niet door de heroïnejunks en niet door de viezigheid en de eeuwigdurende op brekingen in de straten. Men komt aller eerst voor de historische schoonheid van Amsterdam en daaraan is echt niet veel veranderd". De Roos wijst erop dat het aantal buitenlandse toeristen in ons land nog steeds groeiende is en tegenwoordig zo'n 4,5 miljoen per jaar bedraagt. Alleen de Amerikanen vormen een. wat De Roos noemt „gevoelig publiek". Aha, dus minister Van den Broek had toch gelijk toen hij in de Tweede Kamer „Going to the Dogs" een slechte reclame voor ons land noemde? Neen, dat be doelt de KLM-official niet. „Dat soort zaken vindt een Amerikaan hooguit cu rieus; dat ligt voor hem in dezelfde cate gorie als het in zijn ogen rare sociale stelsel en het belachelijke subsidiesys teem van ons. Maar dat is voor hem geen reden Nederland links te laten lig gen". Kinderporno „Andere dingen berokkenen ons land echter wel schade. Zoals die verhalen over de vervaardiging van kinderporno in Nederland die een jaar of drie geleden plotseling in de Amerikaanse pers opdo ken. Amerikanen zijn op zo'n punt erg puriteins en ethisch. Maar gelukkig zijn het bijna allemaal loze beweringen geble ken en is die rel allang weer overge waaid. Sex, zoals aangeprezen en bedre ven op de walletjes in Amsterdam, is overigens géén steen des aanstoots voor Amerikanen, evenmin als voor andere buitenlanders. Dat komt omdat men er desnoods met het hele gezin kan gaan rondlopen en zich vergapen. Ja, uiter aard gaan sommige buitenlanders ook om andere reden naar de wallen en de sexclubs. Sextoerisme bestaat ook in Amsterdam; er zijn heel wat kapitaal krachtige buitenlanders die hevig geïnte resseerd zijn in de geneugten van etablis sementen als Yab Yum. Maar het aan prijzen daarvan laat de KLM - be wust - aan anderen over". Andere spécialité's van ons land passen wél goed in het pakket van KLM-Hol- land Promotion. De Roos doelt daarmee vooral op congressen. „Dat begint een enorme vlucht te nemen. De RAI in Amsterdam, het Congresgebouw in Den Haag en de Jaarbeurs in Utrecht trekken massale hoeveelheden buitenlanders. Daarnaast zijn er uiteraard de culturele evenementen, zoals het Holland Festival en het North Sea Jazz Festival, en grote sportgebeurtenissen". „Iets nieuws is de zogeheten incentive- reis. Het gaat daarbij om groepen men sen van een bepaald bedrijf die van hun baps een trip naar het buitenland krijgen aangeboden als beloning voor bijvoor beeld een stijging van de omzet. Tot nu toe was Nederland niet bepaald de be stemming van dit soort reizen, maar dat is veranderd. Het buitenland ontdekt dat wij ook voor deze groepen heel veel at tractiefs te bieden hebben. Voor ons is het ook aantrekkelijk, omdat de baas het zich niet kan permitteren te beknibbe len". „De nouveauté bij uitstek is het zogehe ten medisch toerisme. Met name rijke Arabieren blijken gevoelig voor het argu ment dat bepaalde behandelingen beter in Nederland gedaan worden dan in hun eigen land". Dat medisch toerisme is weliswaar alleen weggelegd voor de zeer welgestelden, maar die zijn er volgens De Roos nog in groten getale, ondanks alle dalingen van de olieprijzen. Hij vindt het dan ook jammer dat het voor veel Arabieren nog altijd zo'n gedoe is een visum voor Nederland aan te vra gen. „Net als in Londen moet op Schip hol de mogelijkheid komen om binnen een half uur een visum te krijgen, mits men uiteraard kan voldoen aan de te recht strenge voorwaarden". Over ons medisch kunnen wil Max Gel dens van McKinsey ook nog wel wat kwijt. „Onze medische technologie staat inderdaad op een ontzettend hoog peil, maar we doen er internationaal veel te weinig mee. Als er meer geld in wordt gestopt, zou Nederland op dat gebied toonaangevend in de wereld kunnen worden, ook wat de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen betreft. Dan hebben we tenminste weer eens iets an ders waar we in uitblinken. We zijn al sinds mensenheugenis beroemd om onze waterstaatkunde, onze sleepboten en onze baggertechnieken, maar er komt nauwelijks wat nieuws bij. En dat heb ben we hard nodig! En dan denk ik niet alleen aan medische zaken, maar bij voorbeeld ook aan computertechnologie. De mogelijkheden hebben we volop. Die moeten we uitbuiten!" RIK IN 'T HOUT DICK VAN RIETSCHOTEN jaar ook. Ik begon onder de i raken van Ronald Wilson Reagan, de veertigste president van de Verenigde Staten. Niet dat ik het eens vvü5 met de meeste van zijn opvattingen. Integendeel. Maar ik koesterde een toenemende bewondering voor het feit dat de president nagenoeg alles leek te kunnen. Hij spande Amerika als het ware voor zijn kar en niets scheen zijn zegetocht door het zo moeilijk te veroveren domein van de nationale en internationale politiek te kunnen stoppen. Reagan heeft de eigenaardige vaardigheid een mislukking of een misstap als een ongekende triomf te kunnen verkopen. Hij spreekt zichzelf vaak tegen, hij geeft onjuiste informatie, hij blundert zo nu en dan en geeft herhaalde malen blijk van een volledig gebrek aan kennis over onderwerpen waarover hij niettemin met ongelooflijke verve spreekt. En zodra de Reaganballon wordt doorgeprikt, vult die zich opnieuw met lucht om vervolgens weer dartel over de hoofden van miljoenen Amerikanen te vliegen. De afgelopen dagen heb ik. geboeid en verbaasd, een onlangs verschenen boek gelezen dat is geschreven door Garry Wills. Het heet: ..Reagans Amerika" en het houdt zich diepgaand bezig met de vraag waarom zo veel Amerikanen zo totaal gebiologeerd zijn door Redgan. Om dat te begrijpen, zegt Wills, is het van belang met de spreker, maar diens gehoor goed te kennen. De Amerikaanse burger heeft in Reagan gevonden wat die burger zelf denkt en hoopt dat hij is. ..Reagan is net zo eenvoudig en net zo mysterieus als onze collectieve dromen en herinneringen", zegt Mills. En hij voegt daar in een zeer pakkende zin aan toe: Reagan is het tegenovergestelde van een kameleon: de omgeving past zich aan hem aan". Deze „vriendelijke fanaticus" is de belichaming van waarden die in feite allang niet meer bestaan, maar waarin de Amerikanen nog steeds heilig geloven. Geholpen door vaardigheden die hij als radioverslaggever en als acteur heeft opgedaan, weet Reagan perfect te verbergen dat die waarden en idealen in conflict zijn met de hedendaagse werkelijkheid en daarom nooit meer tot leven kunnen worden gewekt. Een criticus van een grote Amerikaanse krant zei dat het boek van Wills - dat is geschreven voor het Iranschandaal - de lezers ongewild heeft voorbereid op dat schandaal. Want het conflict dat Reagan met de werkelijkheid heeft, is door dat schandaal duidelijk aan het licht getreden. Erger nog: zijn hang naar niet meer bestaande waarden en zijn ontkenning van de realiteiten hebben Reagan juist in het Iraanse moeras gedreven. De bizarre resultaten van zijn Iraans avontuur hebben niet alleen tal van zwakheden van Reagans politieke doen en laten blootgelegd, maar hebben tegelijkertijd het geheim van zijn werkwijze onthuld. Veel Amerikanen hebben nooit begrepen dat Reagan een soort gelovigeeen soort mysticus is die het Grote Heil predikt en daarbij - zoals zoveel gelovigen - de werkelijkheid zorgvuldig uit de weg gaal. Als acteur en als verslaggever heeft Reagan de geheimzinnige kracht van de goed gepresenteerde illusie leren kennen en leren gebruiken. Het eigenaardige aan de veertigste president van de Verenigde Staten is evenwel dat hij geen demagoog en geen politieke ladenlichter van het klassieke soort is, doodeenvoudig omdat hij zelf heilig gelooft in de illusies die hij oproept. Reagan heeft daarbij het geluk dat zijn illusies perfect samenvallen met wal miljoenen Amerikanen hopen en geloven. Ik ben er intussen nog lang niet zeker van dal de ban van hoop- en geloof door het Iranschandaal is gebroken. De Amerikanen hebben Reagans illusies nodig om zich op de been te houden in een wereld die niet meer wenst te beantwoorden aan hun idealen. En van die gemoedsgesteldheid zal de president dankbaar gebruik maken. Want de werkelijkheid is afschrikwekkend genoeg om de illusie een nieuwe kans te geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1987 | | pagina 21