De wedergeboorte van de abortusdiscussie Niets helpt 'find li ERFELIJKHEID EN ETHIEK: CeidóGSouAOtit ZATERDAG 8 NOVEMBER 1986 Prof dr. Heieen Dupuis: „Ik vind abortus van een gehandicapte vrucht in zekere zin nog acceptabeler dan abortus waarbij de vrouw alleen van haar eigenbelang uitgaat". De ontwikkelingen op het gebied van erfelijkheidsonderzoek en pre natale diagnostiek zijn ronduit stormachtig. Al in de eerste acht weken van de zwangerschap kun nen tegenwoordig honderden erfe lijke ziektes en afwijkingen aange toond worden, waarvan sommige zich pas na vele jaren openbaren. Waar liggen de grenzen bij derge lijk onderzoek, als abortus meestal de enige „behandeling" is die art sen zwangere vrouwen kunnen aanbieden? In hoeverre zijn ingre pen in de voortplanting en het erfe lijk materiaal van de mens ethisch verantwoord? Daarover komen in dit laatste artikel uit een serie van drie over erfelijkheid aan het woord prof. Heieen Dupuis, hoog leraar medische ethiek aan de Rijksuniversiteit in Leiden en dr. Egbert Schroten, docent godsdienst (van reformatorische huize), wijs begeerte en ethiek aan de theologi sche faculteit van de Rijksuniversi teit in Utrecht. Schroten is tevens coördinator bij de oprichting van het Utrechtse centrum voor de bio- ethiek. Vorige afleveringen versche nen in de Finale van zaterdag 1 no vember en 25 oktober. LEIDEN/UTRECHT - De ethici en mo raaltheologen hebben het er maar druk mee. Vrijwel op alle cultureel, traditio neel en emotioneel gevoelige terreinen zorgt de medische wetenschap voor om wentelingen die geheel nieuwe en vaak moeilijk te beantwoorden vragen opwer pen. Zo zijn in de beleving van seksuali teit. voortplanting, ouderschap, leven en dood al ware aardverschuivingen opge treden door vindingen zoals de anticon ceptiepil. reageerbuisbevruchting, kunst matige inseminatie en nieuwe diagnose-, operatie- en transplantatietechnieken. Het is dan aan de ethici om de discussie over wat wel en niet grenst aan het aan vaardbare „helder" te krijgen en vervol gens mede richtlijnen te bepalen. De mogelijkheden die de medici en ge netische ingenieurs ons in de nabije toe komst presenteren zijn duizelingwek kend. Het zal niet lang meer duren of het erfelijk materiaal van de mens is grotendeels uitgeplozen, en daarmee is dan de theoretische basis gelegd om be halve onze gezondheid ook de erfelijke eigenschappen van ons nageslacht te be ïnvloeden. Waar de medische weten schap zich voorheen vooral richtte op het genezen, komt steeds meer de na druk te liggen op het voorkómen van ziekte of afwijkingen en hel manipuleren van leven. Inmiddels heeft de experi- mentccrdrang zich uitgebreid tot het on geboren menselijk leven. In Engeland hebben de artsen Steptoe en Edwards bijvoorbeeld het plan opgevat kunstma tig bevruchte menselijke embryo's in varkens en konijnen in te planten om de reageerbuistechniek te kunnen perfectio neren. En er wordt al voorzichtig gepraat over de mogelijkheden foetaal weefsel (huid. hersenweefsel) te gebruiken voor transplantaties bij patiënten. Evolutie „Bijna per definitie hol je als ethicus achter dit soort ontwikkelingen aan", zegt dr. Egbert Schroten die op de negen de etage van de Utrechtse Universiteit kantoor houdt, en van daar uit een prachtig uitzicht heeft over hel universi teitsterrein. „Als je de ontwikkelingen van de laatste jaren volgt, dan moet je concluderen dat we naar een tijd toele ven waarin we in feite onze eigen evolu tie in de hand kunnen gaan nemen. Kijk maar eens wat nu in de plantenverede ling en de veeteelt mogelijk is; dat is toch het voorland van de menselijke ge neeskunde. Maar op het moment dat je probeert dergelijke ontwikkelingen vóór te zijn. hebben ze je alweer ingehaald. Neem nou het hele vraagstuk van de zo genoemde diepvriesbaby's, waarbij em bryo's voor de inplanting worden inge vroren. Momentcel maken we ons als ethici druk over de vraag wat er met de bij deze techniek overblijvende embryo's moet gebeuren. Hebben zij er recht op geboren te worden en bijvoorbeeld een erfenis te incasseren als beide biologi sche ouders overlijden? Maar op het moment dat er een methode is gevonden om naast sperma ook onbevruchte vrou welijke eicellen te bewaren, is dat hele probleem uit de wereld. Dan kun je na melijk steeds per geval buiten de baar moeder bevruchten en vervolgens im planteren". Grijs gebied Ethiek is geen exacte wetenschap, zoals bijvoorbeeld fysica, waarbij ijzeren wet ten gehanteerd kunnen worden. De ethi cus die probeert uit te vinden wat ethisch wel en niet verantwoord i^, zóekt. En daarbij geldt volgens Schroten dat de normen die hij of zij vindt „ver algemeniseerd" moeten kunnen worden. Daar waar een privémoraal wordt ver kondigd of duidelijke scheidslijnen wor den getrokken, ontstaan onvermijdelijke grensconflicten: betrokkenen vliegen el kaar in de haren omdat ze verschillend over de zaken denken. Het alternatief is accepteren dat er een grijs gebied kan be staan tussen goed en kwaad handelen. Mensen komen met name in dat nie mandsland terecht, als in techniek of wetenschap plotseling nieuwe mogelijk heden ontstaan waar de samenleving nog niet op is ingespeeld. De vraag rijst dan snel, 'in hoeverre de oude normen nog toepasbaar zijn. Schroten: „Ik heb de neiging te zeggen: de ethicus alléén zegt helemaal niets. Hij praat altijd samen met anderen: weten schappers, deskundigen en betrokkenen. Hij heeft het afgeleerd als moraaltheo loog of -filosoof het volk de waarschu wende vinger voor te houden en te roe pen: dit mag wel en dat mag niet. Het is echt niet zo dat je bijvoorbeeld de norm van de beschermwaardigheid van leven kunt nemen en daar zo maar, rrrroetsj!, je hele handelen uit kunt afleiden. Er zijn meer normen die je moet bekijken, alsmede omstandigheden die per indivi dueel geval verschillend kunnen zijn". Zoeken Met name op het gebied van prenataal onderzoek en selectieve abortus (zie deel twee uit deze serie, red.) is het volgens Schroten aftasten geblazen om uit te vin den welk handelen wel en welk niet of minder door de beugel kan. Schroten maakt zich wel ongerust: „De mogelijk heden om al in een heel vroeg stadium van de zwangerschap allerlei afwijkingen en ziektes aan te tonen nemen wel erg snel toe. En omdat operatie of behande ling van de vrucht nog maar zelden mo gelijk is, draait zo'n onderzoek vaak uit op abortus. Als je bovendien ziet dat in West-Duitsland bijvoorbeeld al foetus sen geaborteerd worden omdat een haze- lip is aangetoond, en in de India duizen den abortussen gebeuren puur en alleen op grond van het geslacht, dan zou het me niet verbazen als de hele abortusdis cussie weer levensgroot terugkomt. Ik heb geen zin om weer in dat potje te gaan roeren. Maar persoonlijk heb ik toch wel meer problemen met abortus dan bijvoorbeeld met euthanasie, omdat bij abortus toch altijd ten minste twee mensen in het geding zijn. Bij gehandi capte vruchten praat je ook nog over soms zeer late abortussen. Daar wordt zelfs al de term euthanasie gebruikt: het doden vah levensvatbare foetussen, dus na de zesentwintigste week". Professor Heieen Dupuis, vorige week in Leiden benoemd tot hoogleraar medi sche ethiek, heeft in het algemeen min der problemen met selectieve abortus dan Schroten. Dupuis: „Je moet toch constateren dat wij het in onze samenle ving aanvaardbaar vinden dat ook ge zonde vruchten geaborteerd worden. Los van de vraag of daar moreel niet een aantal bezwaren aan vastzitten, omdat toch sprake is van leven met een zekere mate van eigen recht. Maar aan de ande re kant staat daar bijvoorbeeld de be schikking van de vrouw over haar eigen lijf tegenover. Dan vind ik abortus van een gehandicapte vrucht in zekere zin nog acceptabeler dan de abortus waarbij de vrouw alleen van haar eigenbelang uitgaat. Want hier is de veronderstelling toch dat het in een aantal gevallen niet in het belang is van de vrucht om gebo ren te worden. Ik moet er wel bijzeggen dat vaak ook zal meewegen dat de ou ders denken het grootbrengen van zo'n kind niet aan te kunnen". Versluierd Dat de wetenschap steeds meer te weten komt over het ongeboren kind is volgens zowel Schroten als Dupuis onontkoom baar. Er is in de medische ethiek volgens beide ethici geen norm die bepaalt dat de ongeboren mens mysterieus moet blijven; in zekere mate een verrassing voor zijn ouders, met alle risico's voor afwijkingen van dien. Schroten: „Ik denk niet dat het lukt allerlei zaken ver sluierd te houden, want de wetenschap schrijdt voort. Zodra je iets kunt ontdek ken en je doet het niet. maak je je schul dig aan struisvogelpolitiek. Hoewel de ouders wel altijd zelf moeten kunnen be palen naar welke zaken ze onderzoek la ten doen en welke informatie ze willen krijgen". Dupuis: „Men zal in het alge meen geweldig veel moeite doen om zo vroeg mogelijk zo veel mogelijk over het kind te weten te komen als er aanwijzin gen voor een handicap zijn. Eenvoudig omdat eventuele abortus in een vroeg stadium voor de ouders psychisch aan vaardbaarder is en ook medisch minder ingrijpend". Het feit dat uit prenataal onderzoek nu al kan blijken dat een nog ongeboren mens bijvoorbeeld over ongeveer veertig jaar aan een erfelijke ziekte gaat lijden (bijvoorbeeld de ziekte van Huntington, waarbij aftakeling optreedt van fysieke en geestelijke vermogens) stelt de zwan gere vrouw en haar partner wel voor ge weldige keuzedilemma's, erkennen zowel Dupuis als Schroten. Maar niettemin is het volgens hen wel degelijk mogelijk al bij voorbaat te oordelen over de kwali teit van leven. Dupuis: „Je kunt van een aantal ernstige erfelijke afwijkingen best zeggen dat ze heel belastend zijn voor zowel het kind als de ouders. Als je bij voorbeeld weet dat je kind heel zijn le- v.en in een instituut verpleegd zal moe ten worden en operaties nodig zal heb ben om voort te bestaan, dan vind ik het voorkomen van dat leed een legitieme reden voor selectieve abortus. Waarbij ik er wel van uitga dat kwaliteit van le ven een belangrijker waarde is dan leven op zich". Schroten: „Ik denk dat de mid- del-doel-afweging belangrijk is. Als je bijvoorbeeld het hebben van een hazelip als lijden zou willen kwalificeren en je laat daarom aborteren, dan ben je wel bezig met een hamer een mug dood te slaan. Maar wanneer het doel het middel van abortus wel rechtvaardigt en wan neer niet. zou ik zo in het algemeen niet kunnen zeggen". Eén grens wil Schroten wel duidelijk aangeven: genetische manipulatie of se lectie mag volgens hem nooit gebruikt worden om bijvoorbeeld politieke stabi liteit te waarborgen of erfelijke eigen schappen te verbeteren. „Er mag nooit gesleuteld worden aan karaktereigen schappen, zo dat al mogelijk zou zijn. Het motief voor medisch handelen moet toch blijven: het voorkomen of genezen van ziekte en mag nooit afglijden naar rasverbetering. Dan zou je echt in een soort Heerlijke Nieuwe Wereld van Huxley (ccnheidsmensen, red.) terecht kunnen komen. Principieel heb ik niets tegen erfelijke manipulatie zo lang het gebeurt in de context van genezen of ziektepreventie. In zekere zin speelt de mens dan wel voor God. dat is waar. Maar ik denk dat daar nog niet zo veel op tegen is mits hij zich van zijn rol be wust is cn speelt volgens de spelregels die de Schepper heeft gegeven". Lijden voorkomen De medische wetenschap, constateren Dupuis cn Schroten, ontwikkelt voort durend nieuwe methodes om het lijden te verzachten of te voorkomen. Het voorkomen of verzachten van lijden vormt ook vrijwel altijd hel motief voor onderzoek, pijnlijke ingrepen en kostba re investeringen. Patiëntenverenigingen en andere belangengroepen zijn er meestal als de kippen bij om een recht te claimen, zodra een nieuwe techniek zich heeft aangediend. Schroten: „Door de nieuwe voortplantingstechnieken zie je dat mensen nu al het recht op voort planting gaan opeisen. Ook partners die beiden onvruchtbaar zijn zouden op kosten van de gemeenschap een kind moeten kunnen krijgen. Of je ziet dat partners die een verhoogd risico hebben op een erfelijke afwijking de diagnose- en abortustechniek gebruiken om toch zeker te kunnen zijn van een gezond kind. Ik zeg niet dat bepaalde dingen wel of niet zouden moeten, maar ik vraag me af hoe lang je hiermee kunt door gaan". Daar wordt, aldus Schroten, de ethiek verlaten cn komt de discussie in meer fi losofisch of religieus vaarwater terecht. „Hoe kijken we tegen het leven en lijden aan? Zijn we bereid om leed te accepte ren of accepteren we dat helemaal niet meer? Maar ik vraag me wel af of de sa- jnenleving aan deze fundamentele vraag stukken toe is. Je kunt daar als theoloog of filosoof we,l grootse ideeën over ont vouwen, maar ik denk dat in de praktijk toch de wal het schip zaL keren. Op het moment dat de mensen echt voelen en denken: dit wordt te gek, dan zullen ze in opstand komen. Natuurlijk worden deze vragen binnen een aantal levensbe schouwingen wel beantwoord. Maar we zullen in deze pluriforme maatschappij moeten onderkennen dat de ene levens beschouwing de andere niet is". Wat te denken bijvoorbeeld van de opvat ting dat juist in lijden en loutering de kiem ligt voor persoonlijke groei Schroten: „Die pedagogische opvatting van hel lijden bestaat inderdaad in de christelijke theologie, maar ik denk toch dat je cr voorzichtig mee moet zijn. Lij den kan namelijk ook een mens breken, ontluisteren. Het kan maken dat iemand groeit, de grootsheid van een mens kan in het lijden blijken, maar zeker is dat niet. Bovendien is het probleem dat ik nooit voor een ander zou willen uitma ken: dat lijden, die pijn, moet jij maar verdragen, dat is goed voor je. Dat zou goedkoop zijn omdat ik het zeg, ik, die niet lijd". Heieen Dupuis is het roerend met Schroten eens: „Ik wacht mij te oor delen over het leed van anderen. Ik be slis liever voor een ander dat een gehan dicapt kind niet geboren zal worden en dus niet zal lijden, dan dat ik zeg: dat lijden is niet zo erg, dat moet je maar verdragen". Zijn we in liet algemeen toch niet te snel geneigd van tijden te sprekenOuders kunnen wel eens zwaarder aan een han dicap tillen dan hun gehandicapte kinde ren zelf. Dupuis: „Ik geef toe dat het motief van een afwijking of handicap overdreven kan worden. Neem nou weer die hazelip. Daarvan zou ik toch zeggen: als je het kind graag wilt en het heeft alleen maar dat, moet je het niet laten. Je moet niet te snel concluderen: daar is het kind te slecht mee af'. Schroten: „Inderdaad. Lijden is toch een relatieve beleving. De geboorte van een mongooltje bijvoor beeld, wordt door de ouders in eerste in stantie als een geweldige klap ervaren. Maar later ontstaat er vaak juist omdat cr problemen zijn een unieke band. Los daarvan denk ik dat het goed is je te rea liseren dat we met alle techniek fysiek lijden vaak kunnen bestrijden, dat is prachtig. Maar Het Lijden, zeg maar de levenspijn, neem je er niet mee weg. Die\ is van een geheel andere orde'S Wat (aanstaande) ouders die bij een pre natale diagnose met een erfelijke afwij king geconfronteerd worden met deze overwegingen aanmoeten, is nog niet zo duidelijk. Volgens Schroten is het vooral belangrijk dat mensen bij het maken van keuzes authentiek en oprecht durven te zijn. „Ik probeer mensen zo veel moge lijk daarbij te helpen. Wat is werkelijk het probleem? De handicap, of angst voor afwijzing door de omgeving? Welke waarden worden afgewogen: de norm van rechtvaardigheid en goeddoen, trouw en respect voor een ander en voor het leven? Wat is de levensbeschouwelij ke achtergrond van iemand? Die zal ook ter sprake moeten komen. Uiteindelijk moet je dan als ethicus de keuze die ge maakt wordt respecteren. We leven in een pluriforme samenleving, dus dat laatste is van zeer groot belang". PAUL KOOPMAN Een paar cijfers. In 1970 brachten we van elke gulden die we verdien den zeven cent naar de dokter. Op dit moment is dat gestegen tot 8,5 cent. In die veertien jaar steeg het aantal huisartsen van vijfendertig tot vijfenveertig per honderddui zend inwoners. Het aantal specia listen verdubbelde bijna. Meer dokters, meer verrichtingen, meer kosten: zijn we er nu ook gezonder op geworden? Goede vraag. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft die herhaalde lijk proberen te beantwoorden. Een flinke steekproef Nederlanders werd bijvoorbeeld gevraagd hoe het met hun gezondheid was. Al die keren (1970, 1980 en 1984) waren de ant woorden bijna gelijk: achtentwintig procent vindt zijn gezondheid heel goed, vijftig procent goed, dertien pro cent „gaat wel" en drie procent slecht. Een ingewikkelder onderzoek met de VOEG-lijst (21 Vragen Over Ervaren Gezoftdhcid) leverde tussen 1970 en 1984 vijf keer hetzelfde resultaat op: we voelen ons nu even gezond als veertien jaar geleden. Dat had je al op voorhand kunnen zeggen. In de sociologie hebben ze daar een aardige kreet voor, social comparancy. dat er op neer komt dat het hemd nader is dan de rok. Je ver gelijkt je gezondheid, je inkomen of je geluk met dat van je omgeving en niet met de grotere ellende van vroeger of elders. Je kunt je zelfs slechter af voe len, ook al ben je er objectief op voor uitgegaan. Een miljonair met een klei ner huis met zwembad dan zijn buur man, kan zich een arme miljonair voelen. Een bijstandsmoeder laat zich niet opbeuren mekde mededeling dat ze in andere landeft" of andere tijden echt afgebrand zou zijn. Niemand staat te juichen omdat we niet voort durend worden bezocht door tbc, pok ken, cholera, polio, kinkhoest enzo voort. Wanneer men dit onderzoek over honderd jaar zou herhalen (als het woord kanker is vergeten, ziekten aan hart en vaat zijn bedwongen en we ge middeld honderdtien jaar leven) dan, daar durf ik alles onder te verwedden, kan ik u nu al de uitslag geven. Die is dan dezelfde als nu. Dus: achtentwin tig procent zal zich erg gezond voelen, vijftig procent goed gezond, dertien procent „gaat wel" en drie procent slecht. Dr. Egbert Schroten: „Lijden kan ook een mens breken, ontluisteren. Het kan maken dat iemand groeit, de grootsheid van een dat niet". kan in het lijden blijken. Maar zeker is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 24