„Proberen in waarheid te leven" finale WINNAAR ERASMUSPRIJS VACLAV HAVEL: Open brief Onafhankelijk Rendez-vous met Magere Hein 'Cciclóc Souxcvrvt" ZATERDAG 8 NOVEMBER 1986 De Erasmusprijs 1986 is toege kend aan de Tsjechische schrijver Vaclav Havel. Hij zal op 13 no vember in Rotterdam de prijs echter niet zelf in ontvangst ne men omdat de kans bestaat dat hij dan niet meer naar zijn vader land mag terugkeren. Vaclav Ha- vel is in 1936 in een „burgerlijk" milieu geboren. Hij is, in tegen stelling tot veel andere Tsjechi sche schrijvers, geen lid geweest van de communistische partij en heeft derhalve niet van het sy steem kunnen profiteren. In de jaren vijftig krijgt hij de lasten van zijn afkomst te dragen: hij kan slechts eindexamen doen aan een avondgymnasium en voor een studie aan de toneel- of film academie komt hij niet in aan merking. Tegen het einde van de jaren vijftig komt hij in contact met het theater Na Zabradli, waar hij een baan als toneel knecht krijgt. Spoedig wordt hij er echter als toneelschrijver ontdekt en hij ontwikkelt zich tot drama turg. In 1967 neemt hij deel aan het beroemde schrijverscongres dat het vertrekpunt wordt van de „Praagse lente". Op dit congres formuleert Havel zijn kunstzinni ge en politieke credo: „Het gaat er eenvoudigweg om of we in staat zijn tot in alle consequen ties de volle verantwoordelijkheid te dragen voor onze woorden; of we werkelijk en zonder voorbe houd in staat zijn voor onszelf in te staan; of we in de praktijk en bij voortduring geheel instaan voor onze proclamatie en nooit - zelfs niet met de beste bedoe lingen - door onszelf in de hoek worden gedreven tengevolge van Onze ijdelheid of onze angst". In 1975 schrijft hij aan partijlei der Gustav Husak een „Open brief' waarin hij een vernietigen de analyse geeft van de verschrik kingen van het leven in een maatschappij die uiteenvalt ten gevolge van de angst voor de machthebbers. Twee jaar later richt hij samen met enkele geest verwanten Charta '77 op, de be weging die zich inzet voor de be scherming van de mensenrechten in Tsjechoslowakije. Al spoedig wordt Havel gearresteerd en tot een voorwaardelijke gevangenis straf veroordeeld. Dit verhindert hem echter niet op de ingeslagen weg voort te gaan. In 1979 wordt hij opnieuw gearresteerd en ver oordeeld wegens zijn activiteiten voor het Comité ter Verdediging van Onrechtmatig Vervolgden. Havel krijgt vier en een half jaar. Hij verblijft eerst in de strafge vangenis van Hermanice, later in een werkkamp bij Plzen-Bory. Zijn vrouw Olga en zijn broer Ivan kunnen hem slechts eens in de drie maanden bezoeken. Een maal per maand mag hij een brief van vier kantjes schrijven. Omdat elke literaire bezigheid hem verboden wordt, gebruikt hij het hem toegemeten briefpapier om zijn levensfilosofie nader uit te werken. De „Brieven aan Olga" worden later in het buiten land gebundeld en uitgegeven. Kortgeleden verscheen een Ne derlandse vertaling bij de uitgeve rij Prom. Begin 1983 wordt Vaclav Havel ernstig ziek en als hij op sterven na dood lijkt, brengt men hem over naar een ziekenhuis. Twee maanden later is hij genezen en hij hoeft niet naar de gevangenis terug. Doch omdat hij zijn activi teiten voor Charta '77 weer op neemt blijft hij een geregelde prooi van de veiligheidspolitie. Havel zal zich vooral bezighou den met de vraag in hoeverre een mens concessies mag doen aan zijn eigen beginselen. Hij werkt dit thema uit in zijn theaterstuk „Largo Desolato". Het is het voorlopige sluitstuk van een le venswerk waarmee Vaclav Havel zich geheel in de traditie van het Europese humanisme heeft ge plaatst. En dit niet alleen op schrift, maar ook in de werkelijk heid van zijn eigen leven. (foto) i brief" i In 1975 kreeg partijleider Gustav Husak I een „Open van Havel waarin de laatste een vernietigende analyse gaf van de situatie waarin Tsjechoslo wakije zich bevond. Over de apathie en de angstgevoelens die zich van de mensen hadden meester gemaakt. PRAAG - Het telefoontje op zater dagochtend is merkwaardig kort. Op de vraag of wij volgens afspraak 's middags kunnen langskomen zegt de donkere stem slechts: „Mis schien". Dan wordt de hoorn op de haak gelegd, 's Middags op de En gelskade langs de Moldau. Num mer 76 is een hoog statig heren huis. De trap naar de vierde verdie ping kreunt onder de zakken ce ment. De man die opendoet kijkt vriendelijk; hij heeft cementplek- ken op zijn broek en hemd. Ergens in de woning het dreigende geblaf van een hond. Hinkstapspringend over emmers, losse planken, opgerolde tapijten, voorbij een vrouw en een man die hun werk even onderbreken om een hand te geven, naar een werkkamer die tijdens de verbou wing blijkbaar als tijdelijke zit-slaapka- mer dient: een bed. een klein bureautje, een paar stoelen, nog meer opgerolde ta pijten en enkele tientallen moderne schilderijen tegen elkaar gestapeld. Gol- da, de hond, wordt voorzichtig binnen gelaten, gaat op het bed liggen en straalt nu vertrouwen uit totdat er weer een bel rinkelt. De man, wiens handen ook vol cement zitten, zegt geruststellend: „Als ze het zijn, zullen ze niet verder dan de gang komen. Ze weten dat er hier een hond is. U zit hier veilig". Hij gaat naar de deur. Even later komt hij terug: „Het is niets. Hun auto staat er niet meer. De onzen zijn nu allemaal terug van ver hoor. Vanochtend hebben ze mij ook opgehaald. Vandaar dat ik door de tele foon „misschien" zei. Het lijkt een scène van Kafka. Het wordt een interview met de winnaar van de Erasmusprijs 1986, Vaclav Havel. Hij was 32 jaar toen in 1968 de Praagse lente begon. In februari 1969 ontdekte hij afluisterapparatuur in zijn woning. Het was niets nieuws voor hem, want hij wist dat dergelijke praktijken bestonden. „Maar de omstandigheden waren onge woon. Ik ontdekte die apparatuur name lijk op een moment dat het nog mogelijk was je hierover "in het openbaar te bekla gen. Ik kon zelfs mijn gedocumenteerde ervaringen in een literair tijdschrift laten afdrukken. Dat zou vóór 1968 onmoge lijk geweest zijn en een poosje later was het ook niet meer mogelijk". In 1975 schreef u een open brief aan partijleider Gustav Husak waarin u een schrijnend beeld gaf van het culturele en het geestelijke klimaat in uw land. „Ik heb in die brief een analyse willen geven van de situatie waarin de wereld, maar vooral ons eigen land zich bevond. Ik schreef over de apathie en de angstge voelens die zich van de mensen hebben meester gemaakt. Ik probeerde uit te leg gen welke consequenties dit zou kunnen hebben voor het hele culturele klimaat. In psychologisch opzicht was die brief voor mij persoonlijk erg belangrijk. Na een lange periode van zwijgen had ik het gevoel alsof ik door het voortdurende wachten gewurgd werd. Ik nam dus het besluit niet langer af te wachten, maar me tegen de situatie te verzetten. Alleen al het besluit te gaan strijden betekende voor mij een belangrijke psychologische hulp. De inhoud van de brief die hier van hand tot hand ging en die ook in het buitenland werd gepubliceerd, kwam op een ogenblik dat het er naar uitzag dat men uit de apathie en de berusting be gon te ontwaken. De brief kwam op het juiste moment en trok daarom de aan dacht van de bevolking". „Die brief had vanzelfsprekend geen zichtbaar, maatschappelijk effect. In po litiek opzicht veranderde er niets. Ik had dat ook niet verwacht omdat ik weet dat in een systeem als het onze zoiets onmo gelijk is. De invloed van zo'n briefis on opvallend, voltrekt zich langzaam, indi rect en is niet concreet aanwijsbaar. Er is nooit enige zekerheid dat dit soort gelui den tot verbetering van de situatie kan leiden. Maar ze hebben wel een zekere betekenis. Het voortdurende infiltreren in het maatschappelijke bewustzijn schept situaties waarin steeds meer men sen bereid zijn zich in te zetten voor on afhankelijkheid en waarin steeds minder mensen bang zijn om hardop te denken. Brieven en petities halen op zich geno men niets uit. Maar zij kunnen wel hel pen op lange termijn veranderingen in de maatschappij tot stand te brengen. In 1977 ontstond Charta '77 en die bewe ging was in zekere zin een gevolg van mijn brief en van andere soortgelijke ge luiden. Ook Charta '77 heeft een reeks kritische analyses gepubliceerd. Het gaat ons om het vrije spreken over kwesties die iedere burger aangaan. Dat alles heeft een zin omdat het tot verbetering van de heersende toestanden leidt, al heeft het geen invloed op de beslissingen van de organen die het voor het zeggen hebben. Het gaat ons om de maatschap pelijke bewustwording". In 1979 werd u gearresteerd, u kreeg een proces en werd ver oordeeld. Wij weten het een en ander over uw leven in gevan genschap door de brieven aan uw vrouw Olga. Heeft het leven als gevangene uw ideeën veran derd? „Ik kan niet zeggen dat mijn gevangen Vaclav Havel: „Je moet proberen de dingen bij de naam te noemen, de waarheid te zeggen, zonder aan de gevolgen te denken, zonder rekening te houden met eventuele effecten. Het gaat om de stem van je eigen overtuiging, je eigen geweten, je eigen persoonlijkheid". schap enige invloed heeft gehad op mijn opvattingen. Het klinkt misschien trots of zelfs komisch, maar ik heb mijn hele leven dezelfde opvattingen gehad. Ik kan mij niet herinneren dat ik ooit door een of andere gebeurtenis van buitenaf ben beïnvloed. Natuurlijk probeer ik mijn opvattingen beter te doordenken en scherper te articuleren. Tijdens mijn vierjarige gevangenschap kon ik geen to neelstukken of artikelen schrijven. Het enige wat mij restte was filosoferen. Dit gaf mij de gelegenheid bepaalde zaken overzichtelijk en systematisch te formu leren. Dat was dus een nieuwe fase in mijn leven, maar niet in de zin dat ik enige verandering onderging". U probeerde in die tijd uw le vensfilosofie gestalte te geven. Af en toe gebruikt u daarbij ook het begrip'God. Bent u gelovig? „Ik ben nooit tot het geloof in God ge komen in de betekenis van een christe lijk geloof. Maar ik geloof dat het be staan een onduidelijke, mysterieuze en grote instantie is en dat het leven en ook het heelal niet per ongeluk zijn ontstaan. Achter alles moet een verborgen hogere orde liggen. En ik ervaar dat we in be paalde geestelijke probleemsituaties deze andere autoriteit aanroepen. Ik kan die autoriteit levend en concreet voelen, ik kan zelfs een dialoog met haar hebben. Maar ik ben niet in staat haar beeld te projecteren of haar een naam te geven. Ik kan niet vaststellen dat zij een be paald gezicht heeft". In uw brieven en essays bent u op zoek naar een humanistische moraal en u noemt dat „een le ven in waarheid". Wat bedoelt u daarmee? „Ik moet vooropstellen dat ik die term niet gebruik als een zwaarwichtige, afge ronde en duidelijke categorie. Het is veeleer een literaire uitdrukking. Boven dien stamt het begrip niet van mij, doch van de filosoof Jan Patocka. „Leven in waarheid" was voor mij min of meer een hulpmiddel waardoor ik mij in be paalde situaties kon oriënteren. Het be grip heeft mij geholpen bij het onderzoe ken en onderscheiden van verschillende uitgangspunten, houdingen en effecten. Ik zou niet graag willen, dat dit begrip zo wordt opgevat dat ik eisen aan mijn medeburgers wil opleggen. Ik probeer mijzelf en de wereld om mij heen gade te slaan en dan kom ik tot bepaalde uit spraken. maar ik voel er niets voor om iemand raad te geven. Dit vooropgesteld kan ik nu antwoord geven op uw vraag. Ik geloof, dat in het systeem waarin wij hier leven ook ik er recht op heb te be staan. Welnu, de enige manier om de al gemene dehumanisering, vervreemding, nivellering van de maatschappij te be strijden is te pogen in vrijheid te leven. Dat wil zeggen dat je moet proberen achter de waarheid te staan, voor die waarheid te vechten en er iets voor te riskeren. Je kunt nooit zeggen dat je in vrijheid leeft, maar je kunt er wel altijd iets voor ondernemen. Ik denk, dat dit de enige en laatste mogelijkheid is die een mens in dergelijke omstandigheden heeft. Je moet proberen de dingen bij de naam te noemen, de waarheid te zeggen, zonder aan de gevolgen te denken, zon der rekening te houden met eventuele ef fecten. Het gaat om de stem van je eigen overtuiging, je eigen geweten, je eigen persoonlijkheid". Tijdens uw proces weigerde u in te gaan op een aanbod naar de Verenigde Staten te emigreren. Was dat een te gemakkelijke weg voor u? Het ging om een gefinancierde studie reis. Ik heb dat aanbod afgewezen omdat ik voor een meerjarig verblijf in de ge vangenis had gekozen. Natuurlijk ben ik degenen die mij hadden uitgenodigd zeer dankbaar. Zij wilden mij helpen, maar na een grondige overweging heb ik geweigerd omdat ik mijn vaderland niet wilde verlaten. Ik ben schrijver en ik ben dus gebonden aan mijn omgeving, mijn tradities en mijn taal. Ik kan mij niet voorstellen dat ik ergens anders zou kunnen werken. Maar er waren nog an dere redenen voor deze beslissing. Ik ben van mening, dat je het werk waar aan je begonnen bent ook moet afma ken, zelfs indien dit gevaarlijk en riskant is of indien je je bedreigd voelt. Je moet je leven niet al te gemakkelijk maken. Ik denk dat een vlucht onsportief zou zijn en ik voel ook een verantwoordelijkheid tegenover mijn vrienden en medebur gers die op een bepaalde manier vertrou wen in mij stellen. Ik heb nooit iemand veroordeeld omdat hij is geëmigreerd, want iedereen heeft het recht waar dan ook te leven. Dat is een van de grondsla gen van de mensenrechten en wanneer ik de mensenrechten zou bestrijden zou ik een zeer slechte zaak dienen. Daarom moet ik onderstrepen, dat een vlucht voor mij geestelijk onmogelijk was. Ik wil mijn vaderland niet verlaten en ze ker niet verliezen. Zolang ik voldoende kracht heb wil ik hier leven, werken en schrijven. Dat is ook de reden waarom ik de Erasmusprijs niet persoonlijk in ontvangst kan nemen. Vanzelfsprekend heb ik daar verdriet over, maar iedereen zal begrijpen dat ik. wanneer ik in Ne derland op bezoek kom, het risico loop mijn staatsburgerschap kwijt te raken en dan ben ik gedwongen te leven buiten mijn vaderland". U staat bekend als een zacht moedig en zeer tolerant mens. Kan zo iemand in een socialis tisch systeem als in uw land heerst leven? „Ik denk dat de wijze waarop een mens zich manifesteert samenhangt met de opvattingen die hij heeft. Ik heb me nooit tot een bepaalde ideologie laten dwingen. Ik heb altijd geprobeerd onaf hankelijk te zijn en mijn eigen verstand te gebruiken. Ik laat mij niet verplichten tot woorden die in een ideologische con-1 text staan, maar ik houd mij vast aan de ongedeformeerde kijk op de werkelijk heid. Dat is een overtuiging, een oriënta tie die samenhangt met mijn karakter. Een mens mag situatieveranderingen niet zonder meer accepteren. Het gaat om standvastigheid zonder fanatisme. Fanatisme heeft in verleden en heden veel ellende en ongeluk veroorzaakt; het is een groot gevaar voor de mensheid. Ik ben nooit fanatiek geweest en heb altijd geprobeerd de wereld kalm en zakelijk te observeren en mijzelf te onderzoeken. Ik geloof dat dit een zekere betekenis heeft. In elk geval is dit niet zo gevaarlijk als wanneer het menselijk denken de voet sporen volgt van indoctrinaire uitspat tingen". In uw brieven uit gevangen schap en ook in uw jongste to neelstuk „Largo Desolato" spreekt u vaak over de hoop. Wat is uw hoop? „Laat ik vooropstellen dat je hoop moet putten uit je eigen hart en uit je eigen ziel. Het is een proces van voortdurend speuren. Ook wanneer het leven en de wereld ondraaglijk zouden zijn is dat nog geen reden om te berusten. We moe ten altijd proberen iets zinvols te doen. Ik denk dat de wereld momenteel in een zeer ernstige crisis verkeert, niet alleen van economische, politieke en ecologi sche aard, maar in een dieperliggende existentiële, morele crisis. Doch dit maakt van mij nog geen pessimist in de zin dat ik het einde van de beschaving zou verwacfiten. Ik vermoed echter, dat net als bij ieder ander die hoop zoekt dit ook bij mij kan leiden tot het op een of andere wijze beïnvloeden van deze cri sis. De mens wjl niet wachten totdat een machtige uitverkorene de wereld gaat veranderen. Maar toch ben ik er van overtuigd dat deze wereld niet zal veran deren zonder invloedrijke uitverkoren heersers en zonder dat er iets verandert t in de mensheid, dus in ieder afzonderlijk individu. Waar het om gaat is dus dat iedereen bij zichzelf begint en men moet niet speculeren op het feit dat ieders in vloed maar zeer gering is en dat wij de wereldgeschiedenis nauwelijks of niet kunnen beïnvloeden". LEO VAN VLIJMEN rli In de vorige eeuw kon men zich in Gent in vijf klassen laten begraven. De eerste klasse betekende dat de overledene zich per lijkkoets voortbewoog, getrokken door zes paarden, terwijl de vijfde klasse inhield dat het stoffelijk omhulsel in een gesloten wagen geplaatst werd alvorens hel door twee paarden naar de laatste rustplaats getrokken werd. De echte ar men. de ware klasselozendus, werden ruim honderd jaar geleden nog gezamen lijk naar 'het kerkhof vervoerd. Te Gent gebeurde dat met het zogenaamde „amfi theater", een eenvoudige gesloten wagen waarin de lijkkisten op elkaar werden ge stapeld en die voortgetrokken werd door twee niet opgetuigde paarden. Die wetenschap bezit ik dank zij een ten toonstelling rond doods- en rouw gebrui ken in de 19e eeuw in het Gentse Mu seum voor Volkskunde (tot 25 januari 1987), die, omdat de Belgen geen door leefd gevoel voor taalgebruik hebben, de titel Rendez-vous met Magere Hein" meekreeg. Andere kennis over het begra ven in België deed ik op in Laken, waar het bezoek aan het kerkhof een verplicht nummer is voor wie Brussel en de Brus selaars goed wil leren kennen. Want de geschiedenis van tal van families ligt op dit kerkhof letterlijk aan je voeten. De regel op het kerkhof is dat graven eeu wig het bezit zijn van de families zo lang er nog nabestaanden of belangstellenden zijn. die de tombe onderhouden. Op het moment dat een tombe of een kapelletje een verwaarloosde indruk gaat maken wordt er van gemeentewege een papier op geplakt met de waarschuwende tekst: „De nabestaanden krijgen nog een jaar de tijd om het familiebezit te restaureren; zoniet dan wordt het afgebroken". Tot voor kort kon men bij de uitgang van het Lakense kerkhof kennismaken met de wel zeer bijzondere manier waarop in België leven en dood elkaar raken. In het café Floreal kon men bij een schuimend flas bier bij de kastelein een rouwkrans estellen, een begrafenis regelen, een grafzerk bestellen voor een dierbare oj zichzelf en een som overeenkomen voor onderhoud van het graf. De herbergier zorgde niet alleen voor de levenden, maar ook voor de doden. Zijn opvolger heeft, helaas voor de folklore, een schei ding tussen leven en dood aangebracht. Hoewel men ook nu nog slechts enkele passen hoeft te zetten tussen het huis met de toepasselijke naam „Maison Et. Salu" dat soms grafzerken in de aanbie ding heeft, en het café waar de stamgas ten toch 'veelal blijk geven te leven van de dood. De „begrafenismarkt" in België vertoont overigens enorme prijsverschillen, zo be rekende de consumentenorganisatie in haar laatste nummer van Test Aankoop. De conclusie was niet gemakkelijk te trekken, want de meeste begrafenisonder nemers zwegen als het graf als hun naar prijzen wera gevraagd. Wie zich op de eenvoudigste manier in België ter aarde wil laten bestellen moet toch al gauw re kenen op een kleine vierduizend gulden; wie wat meer luxe wil dient zeventien duizend gulden te reserveren. Gemiddeld ligt de prijs van een Belgische uitvaart - een simpele kist, tweehonderd bidpren tjes, tweehonderd rouwkaarten en ver voer - op vijfduizend gulden. De prijzen voor een graf voor minimaal vijftien jaar variëren per gemeente van ruim achthon derd gulden tot bijna achtduizend gul den, maar in veef gevallen wordt men (voor overlijden) nog eens verplicht tot het bouwen van een kelder. Test Aankoop vindt dat het zo niet lan ger kan. De consumentenorganisatie gaat dit keer niet zo ver de „beste koop" aan te wijzen, maar zij vindt dat in het graf alle Belgen gelijk moeten zijn en dat de wetgever alle willekeur moet uitban nen door een richtprijs op te leggen. Zij richt zich bovendien tot de bisdommen, die toestaan dat de ene pastoor een rouw- mis voor niets doet; een goedkope pas toor slechts tachtig gulden rekent en een dure al gauw vijfhonderd gulden wil zien. De bisschoppen zouden, vindt Test Aan koop, hun kerkgangers eens duidelijk moeten maken dat lijkverbranding sedert 1963 toegelaten is door de kerk. Verbran den is namelijk veel goedkoper, gemid deld zeker duizend gulden per sterfgeval, meldt Test Aankoop. Sinds het laatste nummer van Test Aan koop ben ik ervan overtuigd dat crematie een grote vlucht gaat nemen in België. Want Belgen, gelooft u me op mijn woord, zijn veel meer op de penning dan Nederlanders. Ze zijn werkelijk als de dood een franc te veel uit te geven, ook al gaat het om de laatste franc voor de laat ste tocht naar de laatste rustplaats. AAD JONGBLOED

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 22