Een gebouw als een derde huid Heilige huisjes wacht sloperskogel Makelaars negatiefover dertigjarige hypotheek ZATERDAG 1 NOVEMBER 1986 DE ALTERNATIEVE ALLURE VAN TON ALBERTS EN HET NMB-KANTOOR AMSTERDAM - Werken is niet hetzelfde als wonen, maar mensen moeten zich op hun werk wel thuis voelen. Architect Ton Alberts vindt dat daar te weinig rekening mee wordt gehouden. Mensen lijken vaak ondergeschikt aan het ge bouw, soms worden ze er zelfs al leen maar door geïmponeerd. Al berts, die zich graag een organisch architect noemt, deed het anders met het nieuwe kantoor van de NMB. Gedurfd en schokkend an ders; een gebouw als derde huid. In Amsterdam-Zuidoost, de architecto nische speeltuin van Nederland, moeten straks 2500 employees van de meedenk- bank fluitend naar hun werk gaan. Want niets vindt Ton Alberts zo erg als men sen die de hele middag op de klok zitten te kijken of het nou alsjeblieft nog eens vijf uur wil worden. Natuurlijk, er is het nodige werk dat niet altijd even inspire rend is, maar de moderne kantoren met hun strakke, haakse vormen doen geen enkele moeite daar iets aan te verande ren. Alberts heeft geprobeerd dat wel te doen, met dermate afwijkende vormen en indelingen, dat zijn ontwerp al de bij naam Hans-en-Grietjecomplex heeft ge kregen. Dat roept het beeld op van een truttig, petieterig kantoor. Daarom is het een verkeerde bijnaam. Wat wel klopt: het is om te smullen. „We hebben nu eenmaal overal een cli chébeeld van", zegt Ton Alberts, „dus ook van hoe een kantoor er moet uit zien. De laatste jaren zijn er vooral gro te, hoge, strakke gebouwen verrezen met gladde, voornamelijk glazen gevels. Dan denkt iedereen dat een kantoor er zo moet uitzien. Laten we wel wezen, daar zitten prachtige dingen bij, zoals het Rabo-gebouw in Utrecht, maar al die kantoren lijken wel erg op elkaar. Alles erin en eraan is bovendien rechthoekig of vierkant; de ontvangsthal, de gangen, de werkplek, de spreekkamer, de direc tiekamer, het restaurant, de wc, alles". Alberts tekent een S. Daarnaast dezelfde letter op een digitale manier, met rechte lijnen. „Tegenwoordig wordt bijna alles ontworpen volgens de principes van zo'n haakse vorm. Maar neem eens een gebruikelijke kamer: er komt norit ie mand in de hoeken, want dat sluit niet aan bij de gang van mensen. En ga eens de natuur in, hoe loop je dan door de bossen? Slingerend, met bochten". De Ton Alberts: „We hebben nu eenmaal overal een chlichébeeld van". hoofdvorm van het NMB-kantoor is daarvan afgeleid en bestaat uit tien to rens in de vorm van een S. En in alle ruimten zijn de hoeken afgesneden, waardoor de meest grillige, verrassende en ongebruikelijke vormen ontstaan. „De gebruikelijke kantoorgebouwen gaan tegen de natuur in. Ze gebruiken de natuur als tegenstelling. Ik vind dat ge bouw en natuur meer een eenheid moe ten vormen". Als onderdeel daarvan si tueerde hij bijvoorbeeld de liften zoda nig buiten de gangbare routes, dat men als vanzelf geneigd is vaker de trap te nemen. Gevoelsmatig Voor Ton Alberts is een gebouw een derde huid. De eerste huid, het vel. zit strak om het lichaam en de tweede huid. de kleding, zit daar al weer wat losser omheen, maar volgt wel de menselijke vormen. „Niemand heeft last van zijn vel en kleren moeten lekker zitten, maar je moet ze wel aan kunnen; niet te strak en niet te ruim. Een gebouw moet ook zoiets zijn: het moet om je heen passen, je moet er in kunnen ademhalen, het moet bij je horen. Het is allemaal gro tendeels onbewust, maar waarom zou den mensen de gangbare kantoorruimten anders zo vaak bestempelen als kil en ongezellig? Dat is vaak puur gevoelsma tig, maar zo werkt het wel". Met andere woorden: weg met de blok kendoos. De NMB heeft daarvoor flink in de buidel moeten tasten, want het hele project kost, tot en met de kunst werken, ongeveer 250 miljoen gulden. „Toch heb ik absoluut niet de opdracht gekregen een prestige-object te ontwer pen", zegt Alberts. „Natuurlijk, men wil de wel iets met allure, maar pas achteraf blijkt dat het een paradepaardje is ge worden. Dat is echter het min of meer toevallige resultaat van constant overleg. Het gebouw is stapje voor stapje ont staan. Dat wil ik ook het liefste: constant praten met de opdrachtgevers. Ik heb zo veel mogelijk als NMB gedacht, anders had het project nooit kunnen groeien". „Zo wilde de bank voor alles een effi ciënt gebouw. Nou, ik vind dat de gang bare gebouwen niet efficiënt zijn, omdat mensen er niet fijn werken en de ener giekosten veel te hoog zijn. Ga maar na: twintigduizend vierkante meter glas; 's zomers koel je je blind en 's winters stook je je arm. Een van de eisen van de bank was niet voor niets dat er in de ge vel hooguit zevenentwintig procent glas mocht zitten. Ik heb gekozen voor zon necollectoren en terugwin-installaties, waardoor er vijfenzeventig tot tachtig procent op de energiekosten wordt be- zes verdiepingen In Amsterdam-Zuidoost mag een ge bouw niet hoger zijn dan ongeveer zes verdiepingen. Dat heeft al voor een deel de vorm van het kantoor bepaald. In de loop van het proces zijn er talloze nieu we dingen ontstaan, nieuwe wensen en nieuwe oplossingen. Zo situeerde Alberts de 750 parkeerplaatsen in twee lagen on der het gebouw omdat dat niveau tussen twee dijken ligt. „Als je daar mensen neerzet, kijken ze de hele dag tegen een dijk aan. Dat is dus niks". Boven de ga rages is een zogenoemde interne straat gekomen; daaraan liggen alle centrale ruimten zoals twee restaurants, publici teitsafdeling, filmzaal, keuken, medische dienst, PTT-ruimte, dat soort dingen. En pas daarboven komen de kantoorruim ten, die zich in een aantal verdiepingen herhalen. Om een goede lichtval te hebben en geen lawaai, heeft Alberts gekozen voor schui ne muren, een uiterst ongebruikelijke oplossing. Alberts noemt het nadrukke lijk geen vormgrap, maar een logisch ge volg van de wensen. „Aan de buitenkant weerkaatsen schuine muren het geluid naar boven, zodat je er binnen nauwe lijks last van hebt en binnen weerkaat sen ze het geluid naar beneden, op de vloerbedekking. Daardoor is er vrijwel geen echo. Er is bovendien geen ruimte waar meer dan vijftig mensen tegelijk kunnen werken en niemand zit meer dan zes meter van het raam af, zodat er altijd daglicht op het bureau valt. De ra men zijn daarbij zodanig geconstrueerd dat je niet tegen de hemel kunt aankij ken. Het gevolg daarvan is dat je met wordt verblind als je naar buiten kijkt. Al die oplossingen bij elkaar leveren een rustige werksfeer op". „Om de verbinding met de natuur, het organische, nog beter te krijgen is er geen airconditioning. Een waterzuive ringsinstallatie zorgt ervoor dat het afge voerde vocht weer voor de planten kan worden gebruikt, die op hun beurt de lucht bevochtigen. De ramen zijn niet van getint glas en kunnen gewoon wor den opengezet. Er zit zowel aan de bin nen- als buitenkant zonwering; de bui tenste is om de warmte tegen te houden, de binnenste om het licht te weren, maar die laat weer' wel de warmte door. Ver der valt in de torens van bovenaf een enorme lichtstraal in het gebouw en zijn de kleuren zo dicht bij wit gehouden, dat er overdag nauwelijks kunstlicht nodig is. Voor de donkere uren is er natuurlijk wel kunstlicht, maar er zitten geen cen trale lichtbakken in het plafond. Omdat de individuele vrijheid zo belangrijk is, kunnen de werknemers hun eigen licht en ook hun eigen verwarming regelen". Alberts grinnikt. „Ja, als je dat vergelijkt met de gangbare kantoren, dan is dat heel wat. Je houdt het niet voor moge lijk!". DICK HOFLAND FOTO CEES VERKERK •s tijds Neder- knaagt aan de landse woningvoor raad. Goten gaan lek ken, funderingen ver zakken, muren begin nen door te slaan en de tegels in de douche worden dof van de vim. De ergste wo ningnood mag dan ge lenigd zijn, maar de kwaliteit van de Ne derlandse stulp zal de komende jaren alleen maar verder achteruit gaan. Bovendien raakt de massabouw uit de jaren vijftig en zestig steeds meer uit de gratie. Gevolg: steeds meer woningen zullen onverhuurbaar of onverkoopbaar blij ken. Ongefundeerde onheilsprofetie? Nee hoor. Als we niet op passen zitten we rond de eeuwwisseling met een miljoen woningen die je aan de straat stenen niet meer kwijt kunt", meent ir. P. van Wijnen. Met de voorzitter van de be leidsgroep Woning bouw van Progres- bouw, tevens directeur van bouwmaatschap pij Van Wijnen Ne derland, een gesprek over Hollands vergrij zend woningbestand en onvermijdelijke sloop. De bouwmaatschappij Van Wijnen Ne derland in Dordrecht kampt in zekere zin met leegstand. De bovenste verdie ping van het hoofdkantoor, waar tot voor kort de algemene stafdiensten zetel den, is zo goed als verlaten. „Ook wij hebben de teruggang in de woningbouw gevoeld", zegt directeur Van Wijnen in een verwijzing naar de verlaten kantoor ruimtes waar nog een enkel onopge ruimd bureau staat. „We hebben de boel moeten stroomlijnen, reorganiseren en inkrimpen. Economisch gezegd: de over headkosten beperken. We kunnen nu met een kleinere directie en lege bovene tage de toekomst in". Over die toekomst maakt Van Wijnen zich geen geringe zorgen. Jawel: de be drijvigheid in de bouwsector trekt aan. Vooral aannemers, restaurateurs, reno vatie-specialisten en dakdekkers surfen weer in de branding van de hoogcon junctuur. En inderdaad: wie heeft het vandaag de dag nog over woningnood? Vergeleken met tien jaar geleden zitten we er relatief warmpjes bij. Van Wijnen: „Het is nu zelfs zo dat volkshuisvesting eigenlijk geen,politiek item.meer is. De markt neigt naar een evenwicht tussen vraag en aanbod en de politieke desinte resse grijpt alweer om zich heen. Maar de werkelijke problematiek wordt mis kend". Kort voor de formatie van het tweede kabinet-Lubbers stapte de heer Van Wij nen namens de Progresbouw dan ook met een pamflet naar staatssecretaris' Brokx, waarin het woningbouwbeleid op niet mis te verstane manier de bel werd aangebonden. „Geven we jaarlijks veer tien miljard gulden verkeerd uit?", luid de de retorische titel van de folder. Daarachter het verwijt: „De maatschap pij verandert, mensen stellen andere wooneisen maar het beleid verandert niet mee. Als we niet oppassen wordt de discrepantie tussen wat de mensen wil len en wat ze aangeboden krijgen alleen maar groter". Aangedikt „We hebben het een beetje aangedikt", erkent Van Wijnen. „Maar de feiten lie gen er niet om. De na-oorlogse wederop bouw heeft voor een drastische verjon ging van de woningvoorraad gezorgd. Diezelfde voorraad zal bij ongewijzigd beleid sterk verouderen en verpauperen. Nu al moéten 850.000 woningen grondig hersteld of zelfs afgebroken worden om dat ze niet meer aan de minimale woon- eisen voldoen. Intussen wordt er nog maar weinig aandacht geschonken aan vervangende nieuwbouw, renovatie en kwaliteitsverbetering. En met die kwali teitsverbetering bedoelen we niet dat luxe gesubsidieerd moet worden. Ik zou bijvoorbeeld het ontbreken van een doucheruimte in 180.000 woningen geen luxeprobleem willen noemen". Woningen zonder isolatie (totaal zo'n 1,5 miljoen), zonder ramen in de woon kamer (15.000), met een woonkamer kleiner dan twintig vierkante meter (700.000) en zonder buitenberging (1,5 miljoen) worden in de visie van Van Wijnen de winkeldochters van de eenen twintigste eeuw: produkten die niemand meer wil hebben. „We gaan meer verdie nen en meer eisen stellen aan ons woon comfort. Grotere woonkamers, ruime keuken en badkamer, minder ruimte op de eerste verdieping, dat is de trend van de toekomst. Daar zal het woningbouw beleid op moeten inspelen". Een zucht: „Als je dan ziet dat de minimum-woon- oppervlakte voor woningwetwoningen in het nieuwe bouwbesluit van Brokx dér- tig procent is teruggebracht, dan vraag je je af wie straks nog in dergelijke konijne- hokken wil wonen". Voor de massa-womngbouw uit de jaren vijftig en zestig ziet het er volgens Van Wijnen slecht uit. Of de zaak moet gron dig verbouwd worden („waarom geen overkappingen tussen de flats, grotere etages gemaakt, een fraaie entree, een huisbewaarder, weg met de galerijen en maak een gemeenschappelijke tuin") öf de sloperskogel zal vroeger of later moe ten aanrukken. Van Wijnen: „Dat riekt naar kapitaalvernietiging, maar vergeet niet dat die flats over twintig jaar in elk geval afgeschreven zijn en leegstand ook een hoop geld kost. Als je renoveert dan zul je dat goed moeten doen, omdat je anders het risico loopt geld te stoppen in een produkt dat de bewoners helemaal niet willen hebben". Op het slopen van relatief jonge wonin gen rust in Nederland nog een taboe, constateert hij. „Dat is natuurlijk begrij pelijk na jaren van woningnood waarin het huis, een dak boven je hoofd, iets heiligs heeft gekregen. Slopen, dat dééd je gewoon niet. Vrij veel woningbouw corporaties willen inmiddels weliswaar tot afbraak overgaan, maar ze krijgen ge woon geen toestemming van het rijk. Ook dat is een krankzinnige situatie: niemand weet in feite wie uiteindelijk beslist over renovatie of sloop met ver vangende nieuwbouw. Waar ik voor wil pleiten is, dat die keuze nuchter gemaakt wordt. Naar welke woningen is in de toekomst nog vraag en voor welke prijs? Valt dat gunstig uit, oké dan kun je ze opknappen. Flats zoals in de Amster damse Bijlmermeer, kun je maar beter afbreken, dat wordt nooit meer wat. Die hele buurt is gestigmatiseerd als een slechte buurt". Om het woningbestand up-to-date te houden zouden volgens Progresbouw de komende tientallen jaren jaarlijks zo'n vijfentwintig- a dertigduizend woningen afgebroken en vervangen moeten wor den. Momenteel schommelt deze ver- vangingsnieuwbouw rond de tiendui zend woningen. Van Wijnen: „Anders zitten we over twintig jaar met een wo ningbestand van gemiddeld vijftig jaar oud. Zo'n beetje onze hele woningvoor raad is dan afgeschreven. Dat vind ik een angstaanjagend vooruitzicht". De woningbouwsector zélf kan zich niet temin verheugen in een toenemende be drijvigheid. De nieuwbouwprogramma's zijn weliswaar teruggeschroefd, maar daarentegen is er in de renovatiesector al veel meer werk aan de winkel. De lage rentestand van het laatste jaar zal in de vrije sector bovendien een flink stuk ex tra vraag creëren. „Er is in de bouw weer een goede boterham te verdienen", meent Van Wijnen. „Als je mij zou vra gen wat meer kansen biedt: de informa tica of de bouw? Dan zou ik zeggen; de bouw!". DEN HAAG - Als de hypotheek rente daalt naar een vooral voor ko pers aantrekkelijk percentage, spe len sommige banken daar op in met de mogelijkheid de rente voor dertig jaar vast te zetten. Geduren de de gehele looptijd van de lening verandert er dan niets meer en be taalt de consument elke maand exact hetzelfde bedrag. Dat lijkt een geruststellend idee, maar is het wel zo verstandig? De Nederlandse Vereniging van Make laars (NVM) vindt van niet. Sterker nog: bij een annuïteitenlening is volgens de NVM een vaste-renteperiode van dertig jaar belachelijk en ernstig af te raden. De NVM vindt dat het denken'over hypothe ken nog altijd te veel wordt bepaald door de rentestand. Daardoor wordt het effect op de lange termijn nog wel eens uit het oog verloren en betaalt de consument te veel voor zijn verlangen naar zekerheid. Bij een annuïteitenlening, veruit de meest gehanteerde hypotheekvorm, be taalt men in het begin veel rente en wei nig aflossing. Na ongeveer vijftien jaar wordt dat precies andersom. Aangezien alleen de rente aftrekbaar van de belas ting is, neemt het voordeel dus af. Bij een hypotheek van 140.000 gulden en een bruto jaarinkomen van rond de 50.000 gulden betaalt een 35-jarige koper bij een rente van 8.4 procent die dertig jaar vast slaat in totaal 247.230 gulden aan rente, het bedrag dus dal aftrekbaar is voor de belasting. Daarnaast zet de NVM het voorbeeld van een hypotheek die vijftien jaar vast staal tegen 7,6 pro cent (inclusief verzekering). Blijft het per centage gelijk, dan is het totaal rentebe drag na dertig jaar 219.073 gulden. Wordt de rente na vijftien jaar bijvoor beeld ineens 10 procent, dan wordt het bruto-rentetotaal 246.506 gulden (15 jaar 7,6 procent en tien jaar 10 procent). Dat is nog altijd 704 gulden minder dan het totaal bij 8,4 procent over dertig jaar (247.230 gulden). Over de lange termijn, zeggen de make laars, is het uit oogpunt van belastingaft rek dus niet interessant een rente dertig jaar vast te zetten. Ze gaan er in deze voorbeelden echter niet van uit dat de rente ook best weer eens kan stijgen naar het niveau van begin jaren tachtig: 13 procent of zelfs 14 procent. In dat geval is dertig jaar vast natuurlijk weer zéér aantrekkelijk. Volgens de NVM is bij hel gehanteerde brulo-jaarinkomen van 50.000 gulden een hypotheek-leven (een hypotheek op basis van een levensverzekering) veruit het voordeligst. Het renteniveau ligt dan rond de 7,8 procent. Netto zijn de lasten in het derde jaar gelijk aan die van 8,4 procent bij dertig jaar vast (770 gulden). In de daaropvolgende jaren springt de hypotheek-leven er steeds gunstiger uit. omdat de renteaftrek voor de belasting elk jaar even gróót blijft. Bij deze hypo theekvorm werkt het voordeel overigens pas echt als de hypotheek niet voortijdig wordt afgelost of overgezet. In elk geval niet vóór het vijftiende jaar. Een ander punt is de boeteclausule. Die is bij een langlopende hypotheek door gaans niet gering. Wie 'een lening van dertig jaar vast voortijdig wil aflossen oj omzetten, bijvoorbeeld omdat de rente stand nog voordeliger is geworden, moet dan zo veel geld neertellen dat hel niet meer interessant is. Wie eenmaal kiest voor een hypotheekrente die dertig jaar vastligt, komt daar dan ook vrijwel nooit meer van af. Dat alles bij elkaar neemt niet weg, dat een dergelijke vorm nog niet meteen valt af te raden. De huidige rentestand is ten slotte één van de laagste na de oorlog. De kans op een pittige daling is nauwelijks aanwezig, de kans op stijging veel meer. Bovendien gaal de NVM in zijn vergelij kend voorbeeld uit van 8,4 procent. De drie banken die een dergelijke hypotheek momenteel aanbieden zitten daar al roy aal onder. Het Bouwfonds biedt zo'n le ning aan tegen een rente van 7,7 procent (met gemeentegarantie), de Hypotheek bank Noordbrabantse gemeenten voor 7,5 procent en het Bouwfonds Limburgse gemeenten zelfs voor 7.3 procent. In het laatste geval ligt dat percentage 0,6 pro cent hoger dan bii een periode van vijl jaar vast. Bij een hypotheek van 100.000 gulden is dal een verschil van 18.000 gid- den over de gehele looptijd. Tegenover nadelen. genoemde financiéle i die alleen opgaan als de rente niet heel fors stijgt, blijven ook voordelen staan. De belang rijkste daarvan is toch de zekerheid dat de consument zeker weet bij een gelijk blijvend inkomen nooit in betalingsmoei lijkheden te komen, ook al stijgt de rente

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 33