Joop Hiele en het
onjuiste etiket
finale
Het
einde
van de
eeuwige
opposant
Ook NCRV
ZATERDAG 1 NOVEMBER 1986
ROTTERDAM - Aan etiketten
heeft Joop Hiele een broertje dood.
Vlak na zijn debuut bij Feyenoord,
inmiddels al weer een tien jaar ge
leden, plakte een sportscribent de
doelman het woord „bluffertje" op.
„En dat achtervolgt me nog
steeds", zegt de toch bepaald niet
als klager bekend staande Rotter
dammer. Die beter kan worden ge
typeerd als een goed sportman, één
met een grote mond en een klein
hartje. Een volksjongen, die van
zijn hart geen moordkuil maakt en
zijn teksten zelfs hier en daar ver
rassend lardeert met enige licht-
poëtische stijlbloempjes. In een wat
diepgaander gesprek is Hiele, uiter
lijk toch het prototype van de mo
derne versie van een ridder zonder
vrees en blaam, bereid een wat na
dere blik te gunnen in zijn diepere
zieleroerselen. Om daarbij toe te
geven dat het beeld dat het grote
pubhek heeft van de doelman van
Feyenoord niet geheel overeen
stemt met de werkelijkheid. Kort
om, het etiket dekt de lading niet
helemaal. Of helemaal niet.
„Ik ben onzekerder dan veel mensen
denken", zegt Joop Hiele, terwijl zijn
stem wat ingetogener klinkt dan nor
maal. „Misschien dat mijn houding naar
buiten daardoor soms wat vrijpostig is.
Ik kan als ik bijvoorbeeld naar een film
zit te kijken best ontroerd raken, soms
zelfs tranen in m'n ogen krijgen. Vooral
die films, waarin kinderen op een on
heuse manier worden bejegend doen me
wat. Dat kan me emotioneel zeer ra
ken".
Die lichte ontvlambaarheid kan bij Joop
Hiele ook worden vastgesteld na een wat
minder positief verlopen sportief optre
den. Achter het masker van bravoure,
dat de Rotterdammer dan steevast op
zet, en verpakt in doorgaans stevige be
woordingen gaat dan ook de soms twij
felende sportman schuil. „Ik ben een ge
voelig mens", legt Hiele zichzelf nog wat
verder bloot op de psychologische snijta
fel. „Vandaar ook dat het etiket van
bluffer niet terecht is. Maar ik weet wel
hoe ik aan die aanduiding ben gekomen.
Toen ik bij Feyenoord debuteerde stond
ik achter Mansveld en Rijsbergen. Geen
kleine jongens. Maar ik ben toen toch
gewoon gaan roepen, aanwijzingen ge
ven, organiseren. Dat was gewoon en
kwestie van overleven, zelfbehoud. Je
moest in de spelersgroep van toen ge
woon je mond opentrekken. Dat deden
anderen ook. Op die manier kon je je
handhaven. Maar het leverde mij dus
dat etiket op. Als ik me nou eens anders
had opgesteld? Als ik wat timide tussen
die palen had gestaan? Dan krijg je te
horen dat je te weinig initiatieven
neemt. Wat dat betreft is het nooit goed.
Daarom zouden mensen die een ander
niet goed kennen niet zo snel klaar moe
ten staan met hun oordeel. Er wordt ook
door de pers, die de spelers alleen maar
in een wedstrijd ziet en kort na afloop
even spreekt, te snel een mening uitge
sproken".
Doodziek
Joop Hiele heeft met die feiten leren le
ven. Zoals de 27-jarige Rotterdammer
ook andere dingen als realiteit onder
ogen heeft leren zien. Bijvoorbeeld zijn
positie in de selectie van het Nederlands
elftal. „Ik word doodziek", drukt hij
zich nu weer zeer kernachtig uit, „over
die discussie wie eerste doelman van
Oranje moet zijn". Het is een vast the
ma voor elk interview met de sluitpost
van Feyenoord. Maar Hiele gaat het on-
derweip toch niet uit de weg. En geeft
daarbij blijk er inmiddels een wat ande
re, zeg realistischer kijk op te hebben ge
kregen. Die het gemakkelijker maakt te
accepteren dat niet hij als meer getalen
teerde, maar Hans van Breukelen als
meer constante de voorkeur krijgt bij
Oranje.
„Ik ben, denk ik, pas kort geleden, na
Hongarije-Nederland echt tot het besef
gekomen dat ik me anders moet instel
len. In Boedapest zat ik wéér op de
bank, terwijl ik juist toen dacht een kans
te moeten krijgen. Ik had in de competi
tie, vooral tegen PSV, tegen het Hon
gaarse PECS en op Papendal in het trai
ningskamp erg goed gespeeld. Maar ik
stond er toch opnieuw niet in. Daar had
ilc behoorlijk de ziekte over in. Ondanks
het succes dat we daar tegen die Honga
ren boekten. Na die wedstrijd ben ik
weer eens goed gaan nadenken. Heb ook
gepraat met Wim Jansen en mijn vrien
din. En vooral met mezelf. Ik ben tot de
conclusie gekomen dat ik moet accepte
ren dat de keus van wie speelt door een
ander wordt gemaakt. Ik kan niet anders
doen dan zelf, in mijn eigen club, zo
goed mogelijk presteren. In de hoop dat
die kans dan toch nog een keer komt".
Waardoor de twee schamele interlands
die Hiele tot dusver afwerkte, uit tegen
Ierland en Oost-Duitsland, wellicht ooit
nog eens worden aangevuld.
Niet sterker
Maar ook Joop Hiele realiseert zich dat
zijn kandidatuur er bepaald niet sterker
op wordt zo lang hij zich optredens per
mitteert als een kleine twee weken gele
den tegen Borussia Mönchengladbach.
„Dat was een mindere wedstrijd", for
muleert hij aanzienlijk voorzichtiger dan
vele anderen. Zoals zijn trainer Rinus Is
rael, die na afloop verklaarde dat Hiele
schuld had aan ten minste twee van de
vijf Westduitse treffers. „Ik kon aan vier
van de vijf niks doen", vervolgt de doel
man, die het dramatisch verlopen duel
thuis in zijn geheel nog op de video
heeft teruggezien. „Alleen dat vierde, die
vrije trap van Bruns, zou ik in normale
doen hebben gehad. Bij dat eerste doel
punt deed ik wat ik kon. Ik verlengde de
bal, maar stond bij de eerste paal toen
die terugkwam en in het midden werd
ingekopt. Dat tweede was een bal, die
dood neerviel, nota bene tussen drie ver
dedigers. Daar kon ik vervolgens niks
meer aan doen. Bij het derde draaide
Rahn van Keje Molenaar weg en was ik
kansloos. En het vijfde was een pure
verdedigingsmisser".
Joop Hiele heeft de hele film verscheide
ne keren teruggedraaid. Maar, en dan
komt de realist in hem boven, hij beseft
dat het ondanks de grote sportieve en fi
nanciële consequenties beelden zijn die
niet meer kunnen worden teruggedraaid.
„Het is gebeurd en daar kun je niets
meer aan veranderen", is zijn waarheid
als een koe. „Als je de poort zo wijd
openzet is er geen houden aan".
Vaag begrip
Maar wat was er mis met Hiele zelf op
de Bökelberg? „Ik heb er veel over nage
dacht, maar ik kan alleen maar conclu
deren dat ik overgeconcentreèrd was. Ik
was er zó op gebrand tegen Borussia
weer een prestatie neer te zetten zoals te
gen PECS. Daar was ik zo op gefixeerd
dat het daardoor volledig misging". Een
andere diagnose voor zijn negatiefste
aantekening van het seizoen tot dusver
kan Joop Hiele niet vinden. Waarbij hij
ook moet toegeven dat overconcentratie
een wat vaag begrip is. „Maar", zegt hij,
„ik kan het anders niet verklaren. Het
was misschien ook een combinatie met
het besef dat er in die wedstrijd tegen
Borussia juist veel van mij afhing. In de
wetenschap dat het defensief allemaal
niet zo erg best voor elkaar was zonder
echte koppers voor me".
Wat dat betreft heeft zijn „eeuwige con
current" voor Oranje, Hans van Breuke
len, het in een bepaald opzicht eenvou
diger. „Daar kunnen gewoon spelers
worden gekocht voor bepaalde plaatsen.
En PSV is zo sterk dat Van Breukelen in
de meeste wedstrijden maar een paar
keer in actie behoeft te komen. Voor
hem is het vooral belangrijk dat hij de
concentratie negentig minuten bewaart.
Ik moet meer in actie komen en dan
neemt ook het risico op een foutje toe".
Waarmee Joop Hiele de huidige situatie
bij Feyenoord heeft aangestipt. Die van
de voormalige topclub, waar de bomen
financieel tot in de hemel groeiden, afge
zakt tot een yoetbalbedrijf met beperkte
financiële middelen en navenante spor
tieve mogelijkheden. Hetgeen de vraag
doet rijzen hoe de doelmaji zijn toe
komst ziet.
Oude
koeien
„Vorig jaar was er een situatie dat ik
weg wilde bij Feyenoord. Ik heb geen zin
om oude koeien uit de sloot te halen.
Maar er was een opeenstapeling van
kleine incidentjes, waardoor het hele kli
maat voor mij niet meer prettig was.
Een vertrokken spelersbus was toen voor
mij de druppel. Maar inmiddels zijn die
wolken weggetrokken. Het enige dat ik
nu wil is goed presteren. Waarbij het fi
nanciële gedeelte natuurlijk niet onbe
langrijk is. Ik ben toch profvoetballer. Ik
weet wel dat het niet leuk klinkt voor de
gewone mensen, die de hele dag hard
moeten werken, als ik zeg dat ook ik zo
veel mogelijk uit mijn carrière wil halen.
Je moet het tenslotte toch in een jaar of
tien allemaal zien te maken. Wat dat be
treft ben ik me ook de risico's van dit
vak beter gaan realiseren. Dan denk ik
aan Robbie de Wit. Wat hem overkomt
kan een ander, op wellicht een ander ge
bied, ook gebeuren. Ik hoop trouwens
echt van ganser harte dat Rob, een we-
reldgoser, er weer bovenop komt. Dat-ie
in eerste instantie weer helemaal gezond
wordt en hopelijk zelfs weer aan voet
ballen toekomt".
Joop Hiele sluit niet uit dat hij ooit nog
eens bij Feyenoord vertrekt. „Het hangt
af van de vraag wat de mogelijkheden
zijn. Keepers zijn niet de meest gevraag
de voetballers. Als Feyenoord me aan
het eind van dit seizoen een goed con
tract aanbiedt blijf ik. Als er andere,
eventueel buitenlandse clubs komen die
meer betalen, ook een mogelijkheid.
Kijk naar zo'n Galjé, die nu twee jaar in
België speelt. Dat betekent toch ook een
verrijking van je leven. Je moet je aan
passen aan andere omstandigheden, gaat
met andere^ mensen om. Van dat soort
dingen kun je later profijt hebben. Een
nadeel van vroeg bij Feyenoord komen
is toch dat je dan minder wordt betaald
dan spelers die op latere leeftijd worden
aangetrokken. Hoewel ik niet ontevre
den ben. Ik verdien nu een redelijk sala
ris".
Dat/Joop Hiele in kort tijdsbestek wéér
mag waarmaken. Morgen tegen Ajax en
woensdag tegen Borussia. „Tegen beide
clubs moeten we proberen prestige te
herwinnen", zegt Hiele. „Als we van
Ajax zouden winnen betekent dat mis
schien toch een redelijk volle Kuip tegen
Borussia". Zodat Joop Hiele zich kan
revancheren en zich een ander opgeplakt
etiket waard kan tonen. Dat van de
doelman die wedstrijden voor zijn ploeg
kan winnen. En tegen die tekst heeft de
doelman van Feyenoord geen enkel be
zwaar.
FRANK WERKMAN
BIJ HET AFSCHEID VAN BERNARD HINAULT
QUESSOY - Louison Bobet klom
tenslotte in slakketempo, Fausto
Coppi daalde af tot zielepoot, Eddy
Merckx moest door medici uit het
zadel gerukt worden. Bernard Hi-
nault wist, voor hij zo'n groot
kampioen werd, wanneer hij zou
stoppen. „Op mijn tweeëndertigste
verjaardag ben ik wielrenner af'.
Dat moment is bijna aangebroken;
14 november om precies te zijn.
Vijf dagen voordien rijdt hij in zijn
eigen Bretonse dorp Quessoy de
laatste koers.
Bernard Hinault bepaalde zijn afscheid
tien jaar geleden. Hij had er net een jaar
tje beroepswielrennen opzitten. „Als je
dit métier voor honderd procent wilt
uitoefenen, kan het maar voor zeer tijde
lijk zijn". Als eeuwige opposant wees hij
alle voorstellen tot verlenging van zijn
loopbaan gedecideerd van de hand. Ber
nard Hinault stopt in de kracht van zijn
leven. Dit besluit wordt in Frankrijk uit
gelegd als zijn mooiste overwinning.
Heeft hij toch niet innerlijk spijt? De
zieleroerselen van de Bretonse boer zul
len wellicht nooit helemaal blootgelegd
worden. Meer nog dan in zijn rennerspe
riode zal hij een hang naar eenzaamheid
koesteren en zijn neiging naar een klui
zenaarsbestaan ontwikkelen.
Bernard Hinault maakte nooit een ge
heim van zijn wrok tegen de wereld. De
monstranten in Parijs-Nice voelden zijn
uppercuts, een fotograaf in de Tour werd
getroffen door een rechtse hoek. Publiek
vond hij meer plaag dan zegen. Hij haat
te dikwijls de pers en een keer kwam hij
in conflict met zichzelf. De botsing tus
sen zijn lichaam en zijn geest leverde dit
jaar een van de boeiendste Ronden van
Frankrijk uit de geschiedenis op.
Vergissing
„Ik zal alles doen om Greg Lemond aan
de overwinning te helpen", liet Hinault
overal weten. „Hij verdient het mijn op
volger te worden. Hij heeft me vorig jaar
fijn geholpen en bovendien is deze Tour
voor mij te zwaar. Zelf kan ik toch niet
winnen". Met deze schromelijke vergis
sing gumde Hinault zichzelf uit de boe
ken als enige recordhouder met zes
triomfen boven de vijfjes van Jacques
Anquetil en Eddy Merckx. Hij wist niet
hoe goed hij nog was, Lemond kon zijn
eigen koers rijden en kreeg op last van
sponsor Bernard Tapie uiteindelijk ook
voorrang.
Er zal niet snel een renner opstaan zo ei
genwijs als Bernard Hinault. In 1974
won hij een wedstrijd bij de amateurs na
een solo van zestig kilometer. Bij de fi
nish stonden zijn eerste supporters te
juichen en hem schouderklopjes te ge
ven. Hinault vond het maar mets. „Wie
waren de anderen dan wel?", relativeer
de hij. In 1975 behaalde hij zijn eerste
behoorlijke zege: het Circuit de la Sarthe
en kwam hij terecht in de profformatie,
geleid door Jean Stablinsky. De oud-we
reldkampioen wilde Hinault onmiddel
lijk opstellen in de Ronde van Frankrijk.
Hinault vroeg of de ploegleider soms
krankzinnig was geworden en weigerde.
Het werd een rel binnen de ploeg met
Hinault als winnaar. Cyrille Guimard,
net gestopt door een knieblessure, nam
de positie van Stablinsky over. „Dit ta
lent moet eerst leren zwemmen voor de
duik in het diepe bad", meende Gui
mard, Breton uit de streek van Hinaults
Yffiniac, aan de baai van Saint-Brieuc.
In 1976 won het talent vier (kleine)
etappekoersen, zoals er jaarlijks wel
twintig in Frankrijk zijn. „Een halfgod
in de nieuwe mythologie", „Een ridder
van de moderne tijd" en „Een macht
hebber over het fascinerendste wapen:
de overwinning", heette het direct in
Frankrijks wielerrijk, aanvankelijk over
dreven, later waarheidsgetrouw.
Langeneus
Bernard Hinault was vooralsnog oppo
sant. In 1977 stelde Guimard hem op
voor de Ronde van Vlaanderen. Het
parkoers van de klassieker voerde door
slecht weer over venijnige heuvels met
gladde kasseien. Hinault trok zijn neus
op, riep: „Daar begin ik niet aan" en
fietste niet verder dan de banketbakker
om de hoek van het startplein in Sint
Niklaas. Guimard zocht vergeefs. De ru
zie bij het weerzien 's avonds in het ho
tel werd de basis voor Hinaults eerste in
ternationale triomf. Hij won drie dagen
later Gent-Wevelgem en maakte nu een
lange neus naar Guimard. „Kunst", rea
geerde Guimard, „dit was een kleine
klassieker. Merckx, De Vlaeminck, Die-
rickx, ze deden allemaal niet mee".
Weer drie dagen later won Hinault Luik-
Bastenaken-Luik. Mét de volledige we
reldtop.
Nog was de tijd niet rijp voor het de
buut in de Tour de France. Hinaults
programma werd met alle voorzichtig
heid uitgestippeld. Hij moest eerst bewij
zen te kunnen klimmen in het hoogge
bergte en had ook nog niets bijzonders
gepresteerd in een lange tijdrit. Hinault
haalde in het examenjaar 1977 alle di
ploma's. Na Gent-Wevelgem en Luik-
Bastenaken-Luik liet hij zijn klimmers
capaciteiten zien in de Dauphiné Libéré.
Hij versloeg in die koers de laatste twee
Tourwinnaars Thevenet en Van Impe.
In het najaar zegevierde hij voor het
eerst in de Grote-Landenprijs. „Volgend
jaar gaat Hinault naar de Tour om te
winnen", meende Guimard.
Rebellie
Aldus geschiedde. Opnieuw ging er een
fase van rebellie aan vooraf. Bernard Hi
nault had van zijn leven nog geen gele
trui gedragen of hij wierp zich op als lei
der van de oppositie in de Ronde van
Frankrijk. Hij liep vooraan toen het pe
loton in Valence-d'Agen letterlijk ging
staken uit protest tegen de onmenselijke
behandeling door de Tour-directie. Levi-
tan vroeg zich openlijk af wat die snot
neus bezielde. Hinault trok zich dat aan,
revancheerde zich door die Tour te win
nen. „In het wielrennen wil ik altijd te
genstanders verslaan. Mijn karakter
dwingt me te bewijzen dat ik de beste
ben".
De doorbraak van Bernard Hinault
kwam op een gunstig moment. Hij viel
tussen twee generaties in. De ouderen
waren te oud, de jongeren te jong. Hi
nault had zijn wedstrijden vijf jaar voor
het uitzoeken. Hij deed het op zijn tijd,
maar toch met mate. Beter dan wie ook
kende hij zijn beperkingen. Overwinnin
gen in grote wedstrijden vereisten enor
me geestelijke oplading. Bovendien wa
ren zijn knieën te zwak om negen maan
den per jaar de grote versnellingen rond
te draaien.
De „boze wereld" om hem heen was een
stevig houvast. In 1980 werd hij publici
tair fijngemalen toen hij in de gele trui
de Tour verliet en niet strijdend ten on
der ging tegen Zoetemelk. In Sallanches
reed Hinault iedereen uit het wiel tijdens
het wereldkampioenschap. Doping-pro-
fessor Dönike kreeg die dag de zuiverste
urine, die hij ooit van een coureur had
gezien.
Altijd was Hinault in de contramine, al
tijd zocht hij revanche. Hij was ook om
die reden een groot sportman, een waar
kampioen. Met de jaren en de overwin
ningen groeide de onberekenbare Hi
nault naar zo'n hoogte dat hij tenslotte
geen ploegleider meer nodig had. Gui
mard, even Bretons en dus eigenzinnig
als Hinault, werd bedankt. „Hij kan me
niets meer leren". De renner verloor
deze machtstrijd tegen de ploegleider.
De sponsor koos Guimard, die Fignon
als nieuwe vedette had. Het einde van
Hinault leek nog vroeger dan aangekon
digd gekomen, vooral door de onzeker
heid over zijn atletisch vermogen na de
tweede operatie.
Bernard Tapie investeerde goud in Hi
nault, zoals hij gewend was met allerlei
nooddruftige bedrijven. De ijdele geld
schieter kreeg er platina voor terug. Hi
nault werd zijn eigen ploegleider, bouw
de de sterkste ploeg ter wereld, won nog
de Giro en de Tour alvorens zich in alle
toekijkende landen te ontwikkelen tot
publiekslieveling door de beste te zijn in
de Tour die hij niet mocht winnen. Drie
weken later pakte hij Lemond terug door
voor diens eigen publiek de Coors Clas
sic te winnen.
Hard, listig, argwanend, egoïstisch, on
berekenbaar. E>e wielerwereld zal Ber
nard Hinault missen. „Ik ben beschik
baar voor het geven van adviezen",
heeft hij intussen laten weten. Zelf ge
looft hij niet een leemte achter te laten.
„Toen Merckx vertrok, veranderde er
ook niets. Wie mijn plaats wil innemen,
zal er voor moeten knokken".
LEO VAN DE RUIT
Het is met het Nederlandse voetbal nog
somberder gesteld dan de meest notoire
zwartkijker in zijn angstigste dromen
heeft kunnen bevroeden. Nog niet zo lang
geleden stroomden de Rotterdamse Kuip
en de Amsterdamse Kolos probleemloos
vol als Feyenoord-Ajax of omgekeerd op
de rol stond. Dat is niet meer. Een kuipje
zou, zo luidden eerder deze week de be
richten, morgen volstaan voor wal ooit
een krachtmeting was maar is verworden
tot een onderlinge armoede-peiling.
Vandaar dat beide kampen zich de her
sens pijnigden om tenminste nog wat
twijfelaars over de streep te trekken. En
wat de hoofd- en Maasstedelijke bestuur
ders in hun peilloze drang tot doorgron
den van het voetbalmarktmechanisme
hebben uitgedokterd is even onthutsend
als onthullend.
Hel antwoord van Ajax en Feyenoord op
de vraag wat te doen aan de tanende be
langstelling voor de voormalige kraker is
een zekere Jan Rietman. Ik ken hem al
leen van de radio. Ik heb me laten vertel
len dat het een geflopte popmuzikant is.
die het volk beter bespeelt aan zijn ukele-
le. Een man, die daarom een poppro
gramma presenteert in plaats van zeil
een stipnoterine na te streven. Iemand,
die wekelijks hooischuren en achteraf-
zaaltjes van Roden tot Schin op Geul tol
de nok weet vol te krijgen met kraaiende
kinderen. Die dan in extase worden ge
bracht door 's mans vele decibellen te lui
de annonceringen van de fleur der Neder
landse muziek. Die Jan Rietman dus.
Rietman de redder van ons vaderlandse
profvoetbal. Een normaal mens komt er
niet op. Je moet als voetbalbestuurder
wel erg de kluts kwijt zijn. wil je met
deze oplossing op de proppen komen.
Hetgeen vooral blijkt uit de redenering
van de heren. Rietman is een voetballief
hebber, een radio- en televisiepersoonlijk
heid en presentator bij popconcerten, zeg
gen ze. Kortom, de omschrijving van ie
mand waarvan er dertien in een dozijn
gaan.
En dan komt de klap op de vuurpijl. De
doorslaggevende reden waarom ze Riet
man hebben gevraagd morgen in de Kuip
aan te treden is deze: de man heeft ooit
een keer dalzelfde stadion aan zijn voe
ten gekregen. Door een handjevol arties
ten, onder wie „zanger" Van Hanqgem,
aan te kondigen en de zaak niet uit de.
hand te laten lopen. Ontroerend. Voetbal
is oorlog, maar voetbal blijkt vooral sim
pel. Als je er een keer in slaagt een deuk
in een pakje boter te trappen kun je met
een de hele Europese zuivelberg te lijf, zo
ongeveer.
Toch springen de snaren van het speel-
goedgitaartje van mijn kleinzoon spon
taan als op zaterdagmiddag de stem van
die Rietman de ether inscnalt. Nog zel
den heb ik vaten holler horen klinken. Oj
er nou een blinde straatzanger, een dove
orgeldraaier of een kreupele tapdancer op
de bühne verschijnt, het maakt Rietman
allemaal geen fluit uit. Hij kruidt het ge
heel naar eigen smaak nog met wat
schreeuwerige interviewtjes van eigen re
ceptuur, gesprekjes die je doen verlangen
naar wijdere neuzen in je schoenen. Alles
is geweldig en de door alcoholwalmen en
frituurlucht half bedwelmde zaal gaat
plat. Het gekrijs van nog maar nel de lui
ers ontgroeide pubers spuit uit de luid
sprekers. En Rietman zelf gaal - zo heet
dat in het d.j.-jargon - helemaal uit de
bol.
En die man moet morgen de Kuip niet
alleen voorzien van het liefst enige dui
zenden toeschouwers meer. maar al die
mensen ook nog eens aangenaam bezig
houden. Babbeltjes met Cruijff. Israël en
aan de warming-up bezig zijnde spelers
van Feyenoord en Ajax. Die lui hebben
na afloop van een wedstrijd al nauwelijks
wat te melden, laat staan er voor.
Ik heb in mijn omgeving al echte voetbal
liefhebbers horen verklaren dat alleen al
de aanwezigheid van die Rietman hen er
van zal weerhouden de gang naar de
Kuip te maken.
Zou dat ook iets te maken hebben met
zijn achtergrond? Rietman is namelijk
„groot"geworden dank zij de NCRV. En
dat is de omroep van zaterdag- en mini
voetbal, harmonie-orkesten en majoret
tes. Van Zeskamp, Dick Passchier, Ba
rend Barendse en de rode draad van Ju
dith Bos. Van met groene zeep inge
smeerde hellingen en boven een water
bassin opgestelde evenwichtsbalken. Van
strobalen en zandzakken voor de deur
Kortom te veel onzin-om op te noemen.
En de man die is komen bovendrijven in
die poel van ongein moet morgen de
Kuip op stelten zetten. Met interviewtjes.
Nou, als dat net zo gaat als op de radio
met al die popmuzikanten, dan wordt
dat nog lachen in het Feyenoord-stadion.
Onder het motto „Wat gaat er door je
heen?"
Jan Rietman als redder van een topper.
Als bedwinger van de laagste instincten
van het voetbalvolk. Dat wordt een flop
met slip. Want wat zijn de hoofd- en
Maastedelijke voetbalheren vergelenHet
succes van die Rietman op de NCRV-ra-
dio heeft hij te danken aan André van
Duin. Die ae kommer en kwel van Riet
man compenseert met boert en jolijt, die
weliswaar ook nauwelijks uitkomt boven
Nieuw Amsterdams Peil. maar een kin
derhand is gauw gevuld.
Het zou allemaal nog tot daaraan toe
zijn als de man achter een piano zou
faan zitten en een paar volksdeuntjes ten
este zou geven. Op het klavier schijnt
die Rietman toch redelijk uil de voeten te
kunnen. Maar laat-ie alsjeblieft zijn
mond dichthouden. Hij doet de Kuip niet
vol- maar leegstromen. Een met groene
zeep ingesmeerde helling op. de waterbak
in en tussen de strobalen. Jan Rietmnan.
Ook NCRV.
BUYS
'£eidóc Qowuvnt'
„In het wielrennen wil ik altijd tegenstanders verslaan. Mijn karakter dwingt me te
bewijzen dat ik de beste ben".