Joop Hiele en het onjuiste etiket finale Het einde van de eeuwige opposant Ook NCRV ZATERDAG 1 NOVEMBER 1986 ROTTERDAM - Aan etiketten heeft Joop Hiele een broertje dood. Vlak na zijn debuut bij Feyenoord, inmiddels al weer een tien jaar ge leden, plakte een sportscribent de doelman het woord „bluffertje" op. „En dat achtervolgt me nog steeds", zegt de toch bepaald niet als klager bekend staande Rotter dammer. Die beter kan worden ge typeerd als een goed sportman, één met een grote mond en een klein hartje. Een volksjongen, die van zijn hart geen moordkuil maakt en zijn teksten zelfs hier en daar ver rassend lardeert met enige licht- poëtische stijlbloempjes. In een wat diepgaander gesprek is Hiele, uiter lijk toch het prototype van de mo derne versie van een ridder zonder vrees en blaam, bereid een wat na dere blik te gunnen in zijn diepere zieleroerselen. Om daarbij toe te geven dat het beeld dat het grote pubhek heeft van de doelman van Feyenoord niet geheel overeen stemt met de werkelijkheid. Kort om, het etiket dekt de lading niet helemaal. Of helemaal niet. „Ik ben onzekerder dan veel mensen denken", zegt Joop Hiele, terwijl zijn stem wat ingetogener klinkt dan nor maal. „Misschien dat mijn houding naar buiten daardoor soms wat vrijpostig is. Ik kan als ik bijvoorbeeld naar een film zit te kijken best ontroerd raken, soms zelfs tranen in m'n ogen krijgen. Vooral die films, waarin kinderen op een on heuse manier worden bejegend doen me wat. Dat kan me emotioneel zeer ra ken". Die lichte ontvlambaarheid kan bij Joop Hiele ook worden vastgesteld na een wat minder positief verlopen sportief optre den. Achter het masker van bravoure, dat de Rotterdammer dan steevast op zet, en verpakt in doorgaans stevige be woordingen gaat dan ook de soms twij felende sportman schuil. „Ik ben een ge voelig mens", legt Hiele zichzelf nog wat verder bloot op de psychologische snijta fel. „Vandaar ook dat het etiket van bluffer niet terecht is. Maar ik weet wel hoe ik aan die aanduiding ben gekomen. Toen ik bij Feyenoord debuteerde stond ik achter Mansveld en Rijsbergen. Geen kleine jongens. Maar ik ben toen toch gewoon gaan roepen, aanwijzingen ge ven, organiseren. Dat was gewoon en kwestie van overleven, zelfbehoud. Je moest in de spelersgroep van toen ge woon je mond opentrekken. Dat deden anderen ook. Op die manier kon je je handhaven. Maar het leverde mij dus dat etiket op. Als ik me nou eens anders had opgesteld? Als ik wat timide tussen die palen had gestaan? Dan krijg je te horen dat je te weinig initiatieven neemt. Wat dat betreft is het nooit goed. Daarom zouden mensen die een ander niet goed kennen niet zo snel klaar moe ten staan met hun oordeel. Er wordt ook door de pers, die de spelers alleen maar in een wedstrijd ziet en kort na afloop even spreekt, te snel een mening uitge sproken". Doodziek Joop Hiele heeft met die feiten leren le ven. Zoals de 27-jarige Rotterdammer ook andere dingen als realiteit onder ogen heeft leren zien. Bijvoorbeeld zijn positie in de selectie van het Nederlands elftal. „Ik word doodziek", drukt hij zich nu weer zeer kernachtig uit, „over die discussie wie eerste doelman van Oranje moet zijn". Het is een vast the ma voor elk interview met de sluitpost van Feyenoord. Maar Hiele gaat het on- derweip toch niet uit de weg. En geeft daarbij blijk er inmiddels een wat ande re, zeg realistischer kijk op te hebben ge kregen. Die het gemakkelijker maakt te accepteren dat niet hij als meer getalen teerde, maar Hans van Breukelen als meer constante de voorkeur krijgt bij Oranje. „Ik ben, denk ik, pas kort geleden, na Hongarije-Nederland echt tot het besef gekomen dat ik me anders moet instel len. In Boedapest zat ik wéér op de bank, terwijl ik juist toen dacht een kans te moeten krijgen. Ik had in de competi tie, vooral tegen PSV, tegen het Hon gaarse PECS en op Papendal in het trai ningskamp erg goed gespeeld. Maar ik stond er toch opnieuw niet in. Daar had ilc behoorlijk de ziekte over in. Ondanks het succes dat we daar tegen die Honga ren boekten. Na die wedstrijd ben ik weer eens goed gaan nadenken. Heb ook gepraat met Wim Jansen en mijn vrien din. En vooral met mezelf. Ik ben tot de conclusie gekomen dat ik moet accepte ren dat de keus van wie speelt door een ander wordt gemaakt. Ik kan niet anders doen dan zelf, in mijn eigen club, zo goed mogelijk presteren. In de hoop dat die kans dan toch nog een keer komt". Waardoor de twee schamele interlands die Hiele tot dusver afwerkte, uit tegen Ierland en Oost-Duitsland, wellicht ooit nog eens worden aangevuld. Niet sterker Maar ook Joop Hiele realiseert zich dat zijn kandidatuur er bepaald niet sterker op wordt zo lang hij zich optredens per mitteert als een kleine twee weken gele den tegen Borussia Mönchengladbach. „Dat was een mindere wedstrijd", for muleert hij aanzienlijk voorzichtiger dan vele anderen. Zoals zijn trainer Rinus Is rael, die na afloop verklaarde dat Hiele schuld had aan ten minste twee van de vijf Westduitse treffers. „Ik kon aan vier van de vijf niks doen", vervolgt de doel man, die het dramatisch verlopen duel thuis in zijn geheel nog op de video heeft teruggezien. „Alleen dat vierde, die vrije trap van Bruns, zou ik in normale doen hebben gehad. Bij dat eerste doel punt deed ik wat ik kon. Ik verlengde de bal, maar stond bij de eerste paal toen die terugkwam en in het midden werd ingekopt. Dat tweede was een bal, die dood neerviel, nota bene tussen drie ver dedigers. Daar kon ik vervolgens niks meer aan doen. Bij het derde draaide Rahn van Keje Molenaar weg en was ik kansloos. En het vijfde was een pure verdedigingsmisser". Joop Hiele heeft de hele film verscheide ne keren teruggedraaid. Maar, en dan komt de realist in hem boven, hij beseft dat het ondanks de grote sportieve en fi nanciële consequenties beelden zijn die niet meer kunnen worden teruggedraaid. „Het is gebeurd en daar kun je niets meer aan veranderen", is zijn waarheid als een koe. „Als je de poort zo wijd openzet is er geen houden aan". Vaag begrip Maar wat was er mis met Hiele zelf op de Bökelberg? „Ik heb er veel over nage dacht, maar ik kan alleen maar conclu deren dat ik overgeconcentreèrd was. Ik was er zó op gebrand tegen Borussia weer een prestatie neer te zetten zoals te gen PECS. Daar was ik zo op gefixeerd dat het daardoor volledig misging". Een andere diagnose voor zijn negatiefste aantekening van het seizoen tot dusver kan Joop Hiele niet vinden. Waarbij hij ook moet toegeven dat overconcentratie een wat vaag begrip is. „Maar", zegt hij, „ik kan het anders niet verklaren. Het was misschien ook een combinatie met het besef dat er in die wedstrijd tegen Borussia juist veel van mij afhing. In de wetenschap dat het defensief allemaal niet zo erg best voor elkaar was zonder echte koppers voor me". Wat dat betreft heeft zijn „eeuwige con current" voor Oranje, Hans van Breuke len, het in een bepaald opzicht eenvou diger. „Daar kunnen gewoon spelers worden gekocht voor bepaalde plaatsen. En PSV is zo sterk dat Van Breukelen in de meeste wedstrijden maar een paar keer in actie behoeft te komen. Voor hem is het vooral belangrijk dat hij de concentratie negentig minuten bewaart. Ik moet meer in actie komen en dan neemt ook het risico op een foutje toe". Waarmee Joop Hiele de huidige situatie bij Feyenoord heeft aangestipt. Die van de voormalige topclub, waar de bomen financieel tot in de hemel groeiden, afge zakt tot een yoetbalbedrijf met beperkte financiële middelen en navenante spor tieve mogelijkheden. Hetgeen de vraag doet rijzen hoe de doelmaji zijn toe komst ziet. Oude koeien „Vorig jaar was er een situatie dat ik weg wilde bij Feyenoord. Ik heb geen zin om oude koeien uit de sloot te halen. Maar er was een opeenstapeling van kleine incidentjes, waardoor het hele kli maat voor mij niet meer prettig was. Een vertrokken spelersbus was toen voor mij de druppel. Maar inmiddels zijn die wolken weggetrokken. Het enige dat ik nu wil is goed presteren. Waarbij het fi nanciële gedeelte natuurlijk niet onbe langrijk is. Ik ben toch profvoetballer. Ik weet wel dat het niet leuk klinkt voor de gewone mensen, die de hele dag hard moeten werken, als ik zeg dat ook ik zo veel mogelijk uit mijn carrière wil halen. Je moet het tenslotte toch in een jaar of tien allemaal zien te maken. Wat dat be treft ben ik me ook de risico's van dit vak beter gaan realiseren. Dan denk ik aan Robbie de Wit. Wat hem overkomt kan een ander, op wellicht een ander ge bied, ook gebeuren. Ik hoop trouwens echt van ganser harte dat Rob, een we- reldgoser, er weer bovenop komt. Dat-ie in eerste instantie weer helemaal gezond wordt en hopelijk zelfs weer aan voet ballen toekomt". Joop Hiele sluit niet uit dat hij ooit nog eens bij Feyenoord vertrekt. „Het hangt af van de vraag wat de mogelijkheden zijn. Keepers zijn niet de meest gevraag de voetballers. Als Feyenoord me aan het eind van dit seizoen een goed con tract aanbiedt blijf ik. Als er andere, eventueel buitenlandse clubs komen die meer betalen, ook een mogelijkheid. Kijk naar zo'n Galjé, die nu twee jaar in België speelt. Dat betekent toch ook een verrijking van je leven. Je moet je aan passen aan andere omstandigheden, gaat met andere^ mensen om. Van dat soort dingen kun je later profijt hebben. Een nadeel van vroeg bij Feyenoord komen is toch dat je dan minder wordt betaald dan spelers die op latere leeftijd worden aangetrokken. Hoewel ik niet ontevre den ben. Ik verdien nu een redelijk sala ris". Dat/Joop Hiele in kort tijdsbestek wéér mag waarmaken. Morgen tegen Ajax en woensdag tegen Borussia. „Tegen beide clubs moeten we proberen prestige te herwinnen", zegt Hiele. „Als we van Ajax zouden winnen betekent dat mis schien toch een redelijk volle Kuip tegen Borussia". Zodat Joop Hiele zich kan revancheren en zich een ander opgeplakt etiket waard kan tonen. Dat van de doelman die wedstrijden voor zijn ploeg kan winnen. En tegen die tekst heeft de doelman van Feyenoord geen enkel be zwaar. FRANK WERKMAN BIJ HET AFSCHEID VAN BERNARD HINAULT QUESSOY - Louison Bobet klom tenslotte in slakketempo, Fausto Coppi daalde af tot zielepoot, Eddy Merckx moest door medici uit het zadel gerukt worden. Bernard Hi- nault wist, voor hij zo'n groot kampioen werd, wanneer hij zou stoppen. „Op mijn tweeëndertigste verjaardag ben ik wielrenner af'. Dat moment is bijna aangebroken; 14 november om precies te zijn. Vijf dagen voordien rijdt hij in zijn eigen Bretonse dorp Quessoy de laatste koers. Bernard Hinault bepaalde zijn afscheid tien jaar geleden. Hij had er net een jaar tje beroepswielrennen opzitten. „Als je dit métier voor honderd procent wilt uitoefenen, kan het maar voor zeer tijde lijk zijn". Als eeuwige opposant wees hij alle voorstellen tot verlenging van zijn loopbaan gedecideerd van de hand. Ber nard Hinault stopt in de kracht van zijn leven. Dit besluit wordt in Frankrijk uit gelegd als zijn mooiste overwinning. Heeft hij toch niet innerlijk spijt? De zieleroerselen van de Bretonse boer zul len wellicht nooit helemaal blootgelegd worden. Meer nog dan in zijn rennerspe riode zal hij een hang naar eenzaamheid koesteren en zijn neiging naar een klui zenaarsbestaan ontwikkelen. Bernard Hinault maakte nooit een ge heim van zijn wrok tegen de wereld. De monstranten in Parijs-Nice voelden zijn uppercuts, een fotograaf in de Tour werd getroffen door een rechtse hoek. Publiek vond hij meer plaag dan zegen. Hij haat te dikwijls de pers en een keer kwam hij in conflict met zichzelf. De botsing tus sen zijn lichaam en zijn geest leverde dit jaar een van de boeiendste Ronden van Frankrijk uit de geschiedenis op. Vergissing „Ik zal alles doen om Greg Lemond aan de overwinning te helpen", liet Hinault overal weten. „Hij verdient het mijn op volger te worden. Hij heeft me vorig jaar fijn geholpen en bovendien is deze Tour voor mij te zwaar. Zelf kan ik toch niet winnen". Met deze schromelijke vergis sing gumde Hinault zichzelf uit de boe ken als enige recordhouder met zes triomfen boven de vijfjes van Jacques Anquetil en Eddy Merckx. Hij wist niet hoe goed hij nog was, Lemond kon zijn eigen koers rijden en kreeg op last van sponsor Bernard Tapie uiteindelijk ook voorrang. Er zal niet snel een renner opstaan zo ei genwijs als Bernard Hinault. In 1974 won hij een wedstrijd bij de amateurs na een solo van zestig kilometer. Bij de fi nish stonden zijn eerste supporters te juichen en hem schouderklopjes te ge ven. Hinault vond het maar mets. „Wie waren de anderen dan wel?", relativeer de hij. In 1975 behaalde hij zijn eerste behoorlijke zege: het Circuit de la Sarthe en kwam hij terecht in de profformatie, geleid door Jean Stablinsky. De oud-we reldkampioen wilde Hinault onmiddel lijk opstellen in de Ronde van Frankrijk. Hinault vroeg of de ploegleider soms krankzinnig was geworden en weigerde. Het werd een rel binnen de ploeg met Hinault als winnaar. Cyrille Guimard, net gestopt door een knieblessure, nam de positie van Stablinsky over. „Dit ta lent moet eerst leren zwemmen voor de duik in het diepe bad", meende Gui mard, Breton uit de streek van Hinaults Yffiniac, aan de baai van Saint-Brieuc. In 1976 won het talent vier (kleine) etappekoersen, zoals er jaarlijks wel twintig in Frankrijk zijn. „Een halfgod in de nieuwe mythologie", „Een ridder van de moderne tijd" en „Een macht hebber over het fascinerendste wapen: de overwinning", heette het direct in Frankrijks wielerrijk, aanvankelijk over dreven, later waarheidsgetrouw. Langeneus Bernard Hinault was vooralsnog oppo sant. In 1977 stelde Guimard hem op voor de Ronde van Vlaanderen. Het parkoers van de klassieker voerde door slecht weer over venijnige heuvels met gladde kasseien. Hinault trok zijn neus op, riep: „Daar begin ik niet aan" en fietste niet verder dan de banketbakker om de hoek van het startplein in Sint Niklaas. Guimard zocht vergeefs. De ru zie bij het weerzien 's avonds in het ho tel werd de basis voor Hinaults eerste in ternationale triomf. Hij won drie dagen later Gent-Wevelgem en maakte nu een lange neus naar Guimard. „Kunst", rea geerde Guimard, „dit was een kleine klassieker. Merckx, De Vlaeminck, Die- rickx, ze deden allemaal niet mee". Weer drie dagen later won Hinault Luik- Bastenaken-Luik. Mét de volledige we reldtop. Nog was de tijd niet rijp voor het de buut in de Tour de France. Hinaults programma werd met alle voorzichtig heid uitgestippeld. Hij moest eerst bewij zen te kunnen klimmen in het hoogge bergte en had ook nog niets bijzonders gepresteerd in een lange tijdrit. Hinault haalde in het examenjaar 1977 alle di ploma's. Na Gent-Wevelgem en Luik- Bastenaken-Luik liet hij zijn klimmers capaciteiten zien in de Dauphiné Libéré. Hij versloeg in die koers de laatste twee Tourwinnaars Thevenet en Van Impe. In het najaar zegevierde hij voor het eerst in de Grote-Landenprijs. „Volgend jaar gaat Hinault naar de Tour om te winnen", meende Guimard. Rebellie Aldus geschiedde. Opnieuw ging er een fase van rebellie aan vooraf. Bernard Hi nault had van zijn leven nog geen gele trui gedragen of hij wierp zich op als lei der van de oppositie in de Ronde van Frankrijk. Hij liep vooraan toen het pe loton in Valence-d'Agen letterlijk ging staken uit protest tegen de onmenselijke behandeling door de Tour-directie. Levi- tan vroeg zich openlijk af wat die snot neus bezielde. Hinault trok zich dat aan, revancheerde zich door die Tour te win nen. „In het wielrennen wil ik altijd te genstanders verslaan. Mijn karakter dwingt me te bewijzen dat ik de beste ben". De doorbraak van Bernard Hinault kwam op een gunstig moment. Hij viel tussen twee generaties in. De ouderen waren te oud, de jongeren te jong. Hi nault had zijn wedstrijden vijf jaar voor het uitzoeken. Hij deed het op zijn tijd, maar toch met mate. Beter dan wie ook kende hij zijn beperkingen. Overwinnin gen in grote wedstrijden vereisten enor me geestelijke oplading. Bovendien wa ren zijn knieën te zwak om negen maan den per jaar de grote versnellingen rond te draaien. De „boze wereld" om hem heen was een stevig houvast. In 1980 werd hij publici tair fijngemalen toen hij in de gele trui de Tour verliet en niet strijdend ten on der ging tegen Zoetemelk. In Sallanches reed Hinault iedereen uit het wiel tijdens het wereldkampioenschap. Doping-pro- fessor Dönike kreeg die dag de zuiverste urine, die hij ooit van een coureur had gezien. Altijd was Hinault in de contramine, al tijd zocht hij revanche. Hij was ook om die reden een groot sportman, een waar kampioen. Met de jaren en de overwin ningen groeide de onberekenbare Hi nault naar zo'n hoogte dat hij tenslotte geen ploegleider meer nodig had. Gui mard, even Bretons en dus eigenzinnig als Hinault, werd bedankt. „Hij kan me niets meer leren". De renner verloor deze machtstrijd tegen de ploegleider. De sponsor koos Guimard, die Fignon als nieuwe vedette had. Het einde van Hinault leek nog vroeger dan aangekon digd gekomen, vooral door de onzeker heid over zijn atletisch vermogen na de tweede operatie. Bernard Tapie investeerde goud in Hi nault, zoals hij gewend was met allerlei nooddruftige bedrijven. De ijdele geld schieter kreeg er platina voor terug. Hi nault werd zijn eigen ploegleider, bouw de de sterkste ploeg ter wereld, won nog de Giro en de Tour alvorens zich in alle toekijkende landen te ontwikkelen tot publiekslieveling door de beste te zijn in de Tour die hij niet mocht winnen. Drie weken later pakte hij Lemond terug door voor diens eigen publiek de Coors Clas sic te winnen. Hard, listig, argwanend, egoïstisch, on berekenbaar. E>e wielerwereld zal Ber nard Hinault missen. „Ik ben beschik baar voor het geven van adviezen", heeft hij intussen laten weten. Zelf ge looft hij niet een leemte achter te laten. „Toen Merckx vertrok, veranderde er ook niets. Wie mijn plaats wil innemen, zal er voor moeten knokken". LEO VAN DE RUIT Het is met het Nederlandse voetbal nog somberder gesteld dan de meest notoire zwartkijker in zijn angstigste dromen heeft kunnen bevroeden. Nog niet zo lang geleden stroomden de Rotterdamse Kuip en de Amsterdamse Kolos probleemloos vol als Feyenoord-Ajax of omgekeerd op de rol stond. Dat is niet meer. Een kuipje zou, zo luidden eerder deze week de be richten, morgen volstaan voor wal ooit een krachtmeting was maar is verworden tot een onderlinge armoede-peiling. Vandaar dat beide kampen zich de her sens pijnigden om tenminste nog wat twijfelaars over de streep te trekken. En wat de hoofd- en Maasstedelijke bestuur ders in hun peilloze drang tot doorgron den van het voetbalmarktmechanisme hebben uitgedokterd is even onthutsend als onthullend. Hel antwoord van Ajax en Feyenoord op de vraag wat te doen aan de tanende be langstelling voor de voormalige kraker is een zekere Jan Rietman. Ik ken hem al leen van de radio. Ik heb me laten vertel len dat het een geflopte popmuzikant is. die het volk beter bespeelt aan zijn ukele- le. Een man, die daarom een poppro gramma presenteert in plaats van zeil een stipnoterine na te streven. Iemand, die wekelijks hooischuren en achteraf- zaaltjes van Roden tot Schin op Geul tol de nok weet vol te krijgen met kraaiende kinderen. Die dan in extase worden ge bracht door 's mans vele decibellen te lui de annonceringen van de fleur der Neder landse muziek. Die Jan Rietman dus. Rietman de redder van ons vaderlandse profvoetbal. Een normaal mens komt er niet op. Je moet als voetbalbestuurder wel erg de kluts kwijt zijn. wil je met deze oplossing op de proppen komen. Hetgeen vooral blijkt uit de redenering van de heren. Rietman is een voetballief hebber, een radio- en televisiepersoonlijk heid en presentator bij popconcerten, zeg gen ze. Kortom, de omschrijving van ie mand waarvan er dertien in een dozijn gaan. En dan komt de klap op de vuurpijl. De doorslaggevende reden waarom ze Riet man hebben gevraagd morgen in de Kuip aan te treden is deze: de man heeft ooit een keer dalzelfde stadion aan zijn voe ten gekregen. Door een handjevol arties ten, onder wie „zanger" Van Hanqgem, aan te kondigen en de zaak niet uit de. hand te laten lopen. Ontroerend. Voetbal is oorlog, maar voetbal blijkt vooral sim pel. Als je er een keer in slaagt een deuk in een pakje boter te trappen kun je met een de hele Europese zuivelberg te lijf, zo ongeveer. Toch springen de snaren van het speel- goedgitaartje van mijn kleinzoon spon taan als op zaterdagmiddag de stem van die Rietman de ether inscnalt. Nog zel den heb ik vaten holler horen klinken. Oj er nou een blinde straatzanger, een dove orgeldraaier of een kreupele tapdancer op de bühne verschijnt, het maakt Rietman allemaal geen fluit uit. Hij kruidt het ge heel naar eigen smaak nog met wat schreeuwerige interviewtjes van eigen re ceptuur, gesprekjes die je doen verlangen naar wijdere neuzen in je schoenen. Alles is geweldig en de door alcoholwalmen en frituurlucht half bedwelmde zaal gaat plat. Het gekrijs van nog maar nel de lui ers ontgroeide pubers spuit uit de luid sprekers. En Rietman zelf gaal - zo heet dat in het d.j.-jargon - helemaal uit de bol. En die man moet morgen de Kuip niet alleen voorzien van het liefst enige dui zenden toeschouwers meer. maar al die mensen ook nog eens aangenaam bezig houden. Babbeltjes met Cruijff. Israël en aan de warming-up bezig zijnde spelers van Feyenoord en Ajax. Die lui hebben na afloop van een wedstrijd al nauwelijks wat te melden, laat staan er voor. Ik heb in mijn omgeving al echte voetbal liefhebbers horen verklaren dat alleen al de aanwezigheid van die Rietman hen er van zal weerhouden de gang naar de Kuip te maken. Zou dat ook iets te maken hebben met zijn achtergrond? Rietman is namelijk „groot"geworden dank zij de NCRV. En dat is de omroep van zaterdag- en mini voetbal, harmonie-orkesten en majoret tes. Van Zeskamp, Dick Passchier, Ba rend Barendse en de rode draad van Ju dith Bos. Van met groene zeep inge smeerde hellingen en boven een water bassin opgestelde evenwichtsbalken. Van strobalen en zandzakken voor de deur Kortom te veel onzin-om op te noemen. En de man die is komen bovendrijven in die poel van ongein moet morgen de Kuip op stelten zetten. Met interviewtjes. Nou, als dat net zo gaat als op de radio met al die popmuzikanten, dan wordt dat nog lachen in het Feyenoord-stadion. Onder het motto „Wat gaat er door je heen?" Jan Rietman als redder van een topper. Als bedwinger van de laagste instincten van het voetbalvolk. Dat wordt een flop met slip. Want wat zijn de hoofd- en Maastedelijke voetbalheren vergelenHet succes van die Rietman op de NCRV-ra- dio heeft hij te danken aan André van Duin. Die ae kommer en kwel van Riet man compenseert met boert en jolijt, die weliswaar ook nauwelijks uitkomt boven Nieuw Amsterdams Peil. maar een kin derhand is gauw gevuld. Het zou allemaal nog tot daaraan toe zijn als de man achter een piano zou faan zitten en een paar volksdeuntjes ten este zou geven. Op het klavier schijnt die Rietman toch redelijk uil de voeten te kunnen. Maar laat-ie alsjeblieft zijn mond dichthouden. Hij doet de Kuip niet vol- maar leegstromen. Een met groene zeep ingesmeerde helling op. de waterbak in en tussen de strobalen. Jan Rietmnan. Ook NCRV. BUYS '£eidóc Qowuvnt' „In het wielrennen wil ik altijd tegenstanders verslaan. Mijn karakter dwingt me te bewijzen dat ik de beste ben".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 23