finalë' Op zoek naar de standaardmens DNA-C ■CeidócGouarnit' ZATERDAG 25 OKTOBER 1986 het erfelijke materiaal van burgers die zich willen voortplanten? Volgens professor H. Galjaard, hoogle raar celbiologie aan de Erasmus Univer siteit te Rotterdam, horen de eerste twee dilemma's - gezien de pijlsnelle ontwik kelingen in het erfelijkheidsonderzoek - binnenkort in elk geval al niet meer in de science-fictionboekjes thuis. Galjaard: „Het is wel een schrikbeeld: de geneticus A. Schematische tekening van een chromosoom. B. Het materiaal waaruit een chromosoom is opge bouwd, wordt DNA ge noemd. Dit DNA is gerang schikt in een spiraalvorm. C. De spiraal is opgebouwd uit een aantal kleinere een heden, die onderling met el kaar verbonden zijn, een soort wenteltrap. D. Een aantal van de klei nere eenheden vormen een gen; door zijn rangschik king vormt dit gen een code voor een bepaalde eigen schap. Bij een verandering in één zo 'n eenheid kan er al sprake zijn van een erfelijke afwijking. Het kan nog een paar jaar duren, maar het is zo goed als zeker dat de wetenschap het karwei vroeg of laat zal klaren: het in kaart brengen van de complete erfelijke code van een mens. Óp het laatste genetica- congres in Berlijn werd bekend dat van de naar schatting vijftigduizend genen of erfelijke eigenschappen die in elke menselijke lichaamscel zijn opgeslagen er inmiddels vijfhonderd geïsoleerd en geanalyseerd zijn. Er moeten dus nog 49.500 erfelijke eigenschappen boven tafel komen, maar de wanhoop van het begin is inmiddels omgeslagen in het volste vertrouwen. Of de wetenschappers werkelijk het geheim van onze erfelijke „belasting" zullen onthullen blijft echter nog de vraag. In dit eerste artikel uit een serie over erfelijkheid: de mens als letterreeks. ROTTERDAM - Ik denk, dus is besla. Deze op hel oog simpele constatering deed de filosoof Descartes nu alweer en kele honderden jaren geleden. Maar al veel eerder hadden westerse wetenschap pers en wijsgeren zich afgevraagd: waar ben ik van gemaakt? Al sinds mensen heugenis zijn we immers bezig de ons omringende wereld te onderzoeken, on der te verdelen en te analyseren. De -dode natuur is tot op het atoom ontleed en sedert Rembrandt de „anatomieles" schilderde is het levensmysterie tot op zijn kleinste chemische element nageplo zen en nog steeds een mysterie geble ven. In 1953 leidde het gewroet in biologisch materiaal tot een verbijsterende ontdek king. die de celbiologen over de hele we reld sindsdien niet meer met rust heeft gelaten. Een ontdekking bovendien, die gerust als een sprong in de (r)evolutie van de wetenschap aangemerkt kan wor den. In dat jaar namelijk, kregen de No belprijswinnaars Francis Crick en James Watson het desoxyribonucleïnezuur on der hun microscoop. Een wenteltrapvor- mig molecuul dat later in de volksmond DNA zou gaan heten. Wat was DNA ook al weer? DNA is te vinden in de chromosomen die zich bevinden in de kern van ellce li chaamscel. Daarvan hebben we er nor maal gesproken 23 van de moeder en 23 van de vader meegekregen. Het DNA heeft, door de eigenschap alle erfelijke informatie van een mens te kunnen be vatten. een ongelooflijk gecompliceerde structuur. Naar schatting drie en een half miljard chemische combinaties, zo ontdekten Crick. Watson en hun colle ga's. zijn in het DNA aan elkaar gescha keld. Die combinaties werden voor het gemak weer A, C. G en T genoemd. Op hun beurt vormen duizenden van die combinaties samen één erfelijke factor. Bijvoorbeeld het gen dat uitmaakt of een mens blauwe dan wel bruine ogen krijgt. Naar schatting liefst vijftigduizend erfe lijke factoren of „genen" sluimeren in het DNA van de allereerste bevruchte ei cel die later een mens zal worden. Ten minste zesendertighonderd ziektes zijn erfelijk bepaald en dat verklaart meteen waarom zo naarstig „gebladerd" wordt in de menselijke chemische ency clopedie. Tijdens het laatste DNA-con-, gres in Berlijn hebben achttienhonderd wetenschappers uit de internationale ge meenschap zich dan ook tot taak gesteld de chemische code tot op de laatste A. C. G of T te breken en de plaats van de verschillende genen op de chromosomen te bepalen. Wordt het DNA en zijn wer king begrepen, dan kan beslist meer ge- daan worden aan het voorkomen van handicaps en wellicht in een la ter stadium aan het genezen erv an. Het uitpluizen van het erfelijke materiaal van één mens - dat bij el kaar zo'n twintig encyclopedieën vol combinaties ACGTAATGCT- TAGGTATG be vat - is monni kenwerk. Maar nieuwe computer technieken hebben enorme vorderin gen mogelijk ge maakt. Zo brengt een in de VS ont wikkeld apparaat, de automatische DNA-sequencer. de genetische kar tering in een stroomversnelling. Nu al zijn twee honderd chemi sche codes per uur te bepalen, tegen twintig per dag in 1970. En in Ber lijn circuleerden al opgewonden ver halen over een nieuwe chipstech nologie die het be palen van twee miljoen codes per dag mogelijk maakt. Hierbij komen wel problemen om de hoek kijken. Als de techniek een maal in staat is het complete DNA-materiaal van een mens op te sommen, bij wie zal dat dan ge beuren? Een ne ger, blanke, indi aan of eskimo? In elk geval zal de eerste mens die zijn erfelijk mate riaal aan de we tenschap prijs geeft, gaan dienen als een soort stan daard aan de hand waarvan eventuele genetische afwijkingen bij andere men sen worden vastgesteld. Volgende vraag: wie gaat de informatie beheren en waar wordt ze voor gebruikt? Mag een verze keringsmaatschappij de genen-databank gebruiken om na te gaan of zijn cliënten voor een levensverzekering in aanmer king komen? Kan een hypotheekbank een DNA-onderzoek eisen bij het afslui ten van een lening en kan een (dictatori ale) overheid minimale eisen stellen aan Dr. James Watson, een van de ontdekkers van het DN A-molecuul. die in dienst komt van de verzekerings maatschappij. Zou in je genetisch mate riaal te lezen zijn dat je bijvoorbeeld over dertig jaar een erfelijke spierziekte gaat krijgen, dan zou je al niet meer voor een levensverzekering in aanmer king komen. Als je ziet hoe geïnteres seerd verzekeringsmaatschappijen nu al zijn in het aidsvirus bij homofiele cliën ten. dan vrees ik wat dat betreft het erg ste". Het hierboven omschreven sce nario zou bete kenen dat het hele systeem van ver zekeringen op de helling gaal, an ders zouden enor me groepen bur gers niet meer voor een betaalba re polis in aan merking komen. Aan de andere kant kan een indi viduele burger in een land als Ne derland gelukkig nog wel uitmaken of hij al dan niet een bepaald on derzoek laat ver richten. Galjaard: „Dat is wel een soort ingebouwde veiligheid. Als het er in de praktijk op neerkomt dat mensen gestraft zullen worden voor hun weten, dan zullen ze niet willen weten. Het DNA-onderzoek komt dan gewoon niet verder van de grond. Maar het lijkt me dat met name de verzeke ringsmaatschap pijen, vakbonden en werkgevers ge zien de mogelijk heden die op ons afkomen nu al hun politiek zul len moeten bepa len". Hoewel de ont wikkelingen in drukwekkend zijn. zal het toch ook weer niet zó'n vaart lopen. Er zijn nog wel wat problemen bij het opsporen van ge netische afwijkin gen. Om deze af wijkingen in een vroeg stadium te kunnen vinden moet het vergelij kingsmateriaal im mers in de eerste plaats „gezond" zijn. Maar wat is „normaal" of „ge zond?". Het onderzoek tot nu toe heeft al aangetoond dat ieder mens drager is van ten minste vijf erfelijke afwijkingen. Vermoedelijk zal dus een relatief repre sentatieve groep mensen samengesteld moeten worden om het vergelijkingsma teriaal van de „genetisch gezonde" mens te leveren. Als het eenmaal zo ver is, zal de „genetische staalkaart" enorme in vloed hebben op het denken over wat uiteindelijk bepalend is in de ontwikke ling van een mens: erfelijke (aangeboren) of sociale (aangeleerde) factoren. Zijn ei genschappen zoals creativiteit en prik kelbaarheid en geestesziektes zoals ma nische depressiviteit of schyzofrenic aan geboren of niet? Gaat elk pondje door het mondje of wordt de ene mens (erfe lijk bepaald) nu eenmaal sneller zwaar lijvig dan de andere? DNA-onderzoek kan in de nabije toekomst waarschijnlijk op dergelijke gedetailleerde vragen ant woord geven. Op de gezondheidszorg heeft het DNA- onderzoek nu al een geweldige uitwer king, meent Galjaard. Hij geeft een voorbeeld: „Het is nu al mogelijk een aantal erfelijke ziektes te voorspellen, lang voordat ze zich openbaren. Er zijn aanwijzingen dat we het gen hebben ge vonden dat in samenhang met milieu factoren zoals roken of niet-roken een bepaalde vorm van longkanker veroor zaakt. Stel je voor dat je dan tegen een patient kunt zeggen: „Als u doorrookt heeft u honderd procent kans op long kanker". De motivatie om dan te stop pen zal niet gering zijn". De vraag is wel. hoeveel de mens van zichzelf zal willen weten als medische kofïiedikkijkerij keiharde wetenschap wordt. Mochten ook hart- en vaatziek ten erfelijk bepaald zijn en aangetoond kunnen worden, dan is het in principe mogelijk de levensstijl al in de kleuter tijd aan te passen. Maar aan de andere kant is zo'n leven niet meer echt zorge loos te noemen, aangezien de valbijl van een genetisch bepaald hartinfarct altijd dreigend aanwezig blijft. Of zullen we met die wetenschap leren leven? Galjaard vraagt zich in alle gemoede af, of de westerse mens die kennis wel zal aankunnen. „Als je inzicht hebt in de ge netische kaart zul je van een heel groot aantal ziektes kunnen zeggen of ze al dan niet gaan optreden, óók in de verre toekomst. Wat doet men met die infor matie en op welk moment ga je het ver tellen als je een erfelijke ziekte bij een pasgeborene vaststelt? Wat heeft dat voor impact op een gezin? Dat weet nie mand. Hoe ga je leven als je vrij precies weet hoeveel jaren er nog vóór je liggen. Wat doet een mens als hij steeds dichten bij het moment van zijn voorspelde dood of ziekte komt? Laat mij persoon lijk wat dat betreft nog maar in het on gewisse". Niettemin wordt in de diverse geneti sche laboratoria nijver verder gespeurd. Het hele scala aan chromosoomafwijkin gen is inmiddels al in kaart gebracht, nu wordt verder gezocht naar de functies van de duizenden erfelijke eigenschap pen die op de chromosomen liggen. In wetenschappelijke kring verschilt men daarbij overigens nog van mening of in die genen ook intellectuele en emotione le aanleg en talent verscholen zijn, of dat een nóg gecompliceerder en wellicht nooit te ontrafelen principe daarbij aan het werk is. Zo stelt elke wetenschappe lijke ontdekking de mensheid weer voor nieuwe vragen. PAUL KOOPMAN Een vage en nooit bewezen stelling wil dat de mens voor elke vooruit gang een prijs moet betalen. Ooit kwamen we op het idee rechtop te lopen: spataderen, een typische mensenziekte, zijn tot op heden de straf. De uitvinding van de boek drukkunst, dat lees je ook geregeld, heeft onze ogen bedorven. Dan de computer, het symbool van de hui dige vooruitgang, betalen we daar ook een prijs voor? Huisartsen, bedrijfsartsen, oogartsen en vrouwenartsen krijgen daar nogal eens vragen over. Hoofdverdachte is het beeldscherm, het groene, almaar staren de computeroog. Het rijtje onheil dat aan beeldschermen wordt toegeschreven is niet mis: miskramen, aangeboren af wijkingen, oogklachten, epilepsie, huid uitslag, stress, hoofdpijn, slapeloosheid, klachten over nek en rug, enzoverder. Tot ongenoegen van de computerfabri kanten, want voor hen is het beeld scherm „net zo veilig als een gloeilamp". Dat neemt niet weg dat van medische en technische zijde zeer wantrouwend aan het beeldscherm is gesnuffeld. Wat heeft dat opgeleverd? Een overzicht. Meest voorkomende klachten: drukkend gevoel op het oog, vermoeidheid van het oog, een rauw gevoel alsof er zand in zit, hoofdpijn. De Engelse bedrijfsarts J. Al- dridge in het medische blad The Practi tioner: „Deze klachten onderscheiden zich in niets van klachten die ontstaan bij ander redelijk inspannend admini stratief werk". Een aantal van die klach ten kunnen ontstaan door een verkeerd (te droog) afgestelde airconditioning. Van schadelijke effecten op de gezichts scherpte is nooit wat gebleken. Wel kun nen oudere werknemers last krijgen om dat ze een voor dit werk verkeerde lees bril op hebben. Leesbrillen zijn meestal ongeschikt voor langdurig werken aan het scherm, omdat de afstand tussen oog en scherm groter is dan de normale lees- afstand. Lichtflikkeringen kunnen een aanval van epilepsie uitlokken. Heel klassiek is de aanval tijdens het rijden door een bo- menlaantje bij een laagstaande en dwars- ïnvallende zon. Dit „stroboscopischef fect" komt zo weinig voor bij mensen met epilepsie, dat er geen enkele reden is om ze van het scherm af te houden. Wie wel gevoelig is, is allang gewaarschuwd door de televisie. De volgende klacht: huiduitslag op de wangen, vaak met jeuk, die bij thuisblij ven na een dag of twee verdwijnt. Het merendeel van die gevallen is in Noor wegen gemeld. De oorzaak blijft duister. Waarschijnlijk is dit een te droog afge stelde airconditioning (vochtigheids graad lager dan veertig procent), of mis schien wel statische elektriciteit. Dat laatste is te verhelpen door de vloerbe dekking te aarden of te vervangen. En hoe staat het met miskramen en erfe lijke afwijkingen? In 1980 sloeg men in Canada voor het eerst alarm. Vrouwen, die aan het beeldscherm hun kost ver dienen. leken een grotere kans te hebben op het krijgen van gehandicapte kinde ren. Andere onderzoekers meldden een toenemend aantal miskramen. Straling van het beeldscherm (röntgen, ultravio let. zichtbaar licht, infrarood, microgol ven en magnetisme) zou de oorzaak zijn. Deze berichten zijn zeer serieus geno men. De National Research Council in de Verenigde Staten onderzocht hel stra lingsgevaar, het TNO leverde vorig jaar een rapport (wie dat lezen wil, kan het opvragen bij het ministerie van sociale zaken), de Arbeidsinspectie stelde richt lijnen op en vorig jaar kwamen in Lon den deskundigen bij elkaar om dit on derwerp te bespreken. De conclusie van al dat onderzoek is, dat de schadelijkheid door straling van het beeldscherm niet kan worden bewe zen. De uitstraling ligt voor alle soorten straling ver onder de normen en is zelfs vaak niet eens te meten. De alarmbe- nchten berusten waarschijnlijk op een speling van het lot. Er werken nu een maal veel vrouwen aan een beeldscherm en een meerderheid van hen is in de vruchtbare leeftijd. Bovendien zijn mis kramen en geboorteafwijkingenniet zeldzaam. Statistici, rekenmeesters, be cijferden dat zelfs als het beeldscherm onschadelijk is. je toch regelmatig afde lingen aan zult treffen waar bij liefst zes op de tien vrouwen de zwangerschap door een miskraam wordt afgebroken. Het is als met het gooien met een dob belsteen.1 De kans om in tien worpen zes keer een één te gooien is uiterst klein. Maar als je maar lang genoeg gooit, dan kan het niet uitblijven dat je binnen een reeks van tien, zes enen op rij gooit. Een echt bewijs is bovenstaande niet. Aan beeldschermen kan nog niet een we tenschappelijk bewijs van onschadelijk heid worden uitgereikt, aldus de PTT-bedrijfsarts De Groot vorig jaar in het Nederlands Tijdschrift voor Genees kunde. Maar: „Het tot nu toe verrichte onderzoek maakt het uiterst onwaar schijnlijk dat beeldschermen een serieu ze bedreiging vormen voor de gezond heid".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 24