Schrijfpret achter nuchtere ogen Schilderen met bloemen na ie De verfijnde techniek van mode-miniaturen £eidóeQowuvnt ZATERDAG 4 OKTOBER Compositie met „skeletten" van herfstbladeren. HAARLEM - Mensen houden van bloemen en omgekeerd is dat vol gens de reclame ook het geval. Al eeuwen versieren we onszelf en onze huizen met deze plantaardige mooimakers. Maar omdat bloemen snel verwelken, zijn ook allerlei manieren uitgevonden om ze te be waren: door ze plat te persen bij voorbeeld. In het boek „In de ban van bloemen" geeft Anneke den Hengst tips en ideeën voor het dro gen en verwerken van bloemen en planten. Ze vertelt: „Ik ben tien jaar geleden met deze hobby begonnen. We verhuisden toen van een bovenhuis naar een huis met een tuin en het leek me leuk om daar droogbloemen te kweken. Maar droomboeketten nemen erg veel plaats in, terwijl plat gedroogde bloemen nauwe lijks ruimte vragen. Daarom ben ik daar toen helemaal op overgegaan. Mijn man is fotograaf en hij maakte wel eens plaat jes van mijn „schilderijen". Een kennis spoorde ons toen aan er een hobbyhoek van te maken. Ik heb er ruim een jaar aan gewerkt, het was leuk om te doen". Anneke maakt vooral schilderijen en herbaria (boeken met gedroogde bloe men). Uit vroeger tijd zijp heel wat her baria bewaard gebleven, waardoor we weten hoe de flora er hier eeuwen gele den uitzag. Voor de wetenschap zijn zul ke oude verzamelingen daarom vaak erg interessant. Wie zelf bloemen wil gaan drogen, heeft niet veel gereedschap nodig. Een stapel boeken en wat vloeipapier kunnen al voldoen. Handiger echter is een planten- pers, bestaande uit twee plankjes multi plex die op elkaar gedraaid worden met vier bouten en vleugelmoeren. Door te experimenteren met allerlei sóórten bloemen en planten, blijkt vanzelf welke verkleuren of uit elkaar vallen en welke een mooi resultaat geven. Vaak leveren Krant Om de bloemen mooi te houden is het slim om bij het plukken schaar, vloeipa pier, karton en plantenpers mee te ne men. Het beste pluktijdstip is in de zo mer tussen elf en twaalf uur 's ochtends. In warmere streken is het beter om vroe ger te beginnen, zodat de planten fris en onbeschadigd geoogst kunnen worden. Wie geen tijd heeft ze meteen in de pers te leggen, kan ze het beste zolang in een blikken trommel of plastic zak bewaren. Nu het drogen zelf: In de pers komt een tweemaal dubbelgevouwen krantepagi na. Daar bovenop eeli dubbelgevouwen vel vloeipapier of onbedrukt krantepa pier met de te drogen bloemen. Dat wordt weer afgedekt met een laag vloei papier en een dubbelgevouwen krante blad, waarna de volgende laag aan de beurt is. Bloemen die in een tros groeien of erg dik zijn, kunnen het beste uit el kaar gehaald en onderdeel voor onder deel gedroogd worden. Als er genoeg la gen in de pers zitten, gaat het tweede plankje erop en worden de vleugelmoe ren stevig aangedraaid. Het persen duurt in totaal ongeveer twee weken. Bij som mige bloemen is het nodig het vloeipa pier tussentijds te verwisselen. De oogst kan uiteindelijk in dozen of boeken op geborgen worden. Plakplastic Na al dit voorbereidende werk is het creatieve gedeelte aan de beurt. Anneke: „Ik maak behalve schilderijtjes ook briefpapier, bladwijzers, en beplak aller lei gebruiksvoorwerpen met gedroogde bloemen. Ik ben van plan van de winter eens een meubel of paneel te versieren. Lampekappen kun je er ook heel decora tief mee maken. Nee hoor, mijn huis hangt niet vol met droogbloemen. Ik heb ook heel veel dingen weggegeven". Een goede ondergrond voor een werk stuk is karton, waarop de bloemen ge schikt en met hobbylijm bevestigd wor den. Ter bescherming kan het werkstuk bespoten worden met fixatief of over trokken met doorzichtig plakplastic. Naast praktische aanwijzingen voor het drogen en verwarken van bloemen bevat het boek van Anneke den Hengst tiental len kleurenfoto's en beschrijvingen van bloemencomposities. Ook gaat ze in op het gebruik van kleuren en kleurcombi naties. Verder zijn er diverse calendaria in opgenomen, waarin staat wat er elke maand en elk seizoen te plukken is in veld, tuin en vensterbank. Aan het einde van het boek staat een lijst van be schermde planten zodat deze bloemen- hobby geen onherstelbare schade aan de natuur toebrengt. De schrijfster zegt daar zelf over:„Pluk niet te veel bloemen op één plaats, want dan heb je kans dat er het jaar daarop niets meer groeit. Boven dien kun je toch niet zoveel bloemen te gelijk verwerken. Dat is trouwens het voordeel van deze hobby: je hebt er maar weinig materiaal voor nodig om leuke resultaten te krijgen". Ter gelegenheid van de presentatie van het boek „In de ban van bloemen" is vanaf vandaag in Amsterdam een ten toonstelling met dezelfde titel geopend. Behalve het werk van Anneke den Hengst zijn er ook werkstukken van vier andere kunstenaars te zien, onder meer droogboeketten, bloemstukken, aquarel len en schilderijen. De expositie wordt gehouden aan de Keizersgracht 318 in Amsterdam en is vandaag en morgen ge opend van 13.00 tot 17.00 uur. En ver der van 7 tot en met 18 oktober op de zelfde tijden, maar in die periode is de expositie op zondag en maandag niet toegankelijk. PETRA DE VRIES ..In de ban van bloemen", Anneke den Hengst, uitgeverij J.H. Gottmer, 29.50 gulden. De kleding, accessoires en sieraden van de mode-miniaturen zijn tot in detail nagemaakt. BUSSUM - „Er zijn twee woorden die ik verafschuw", zegt Bettie Zwartjes-van Spanje uit Bussum. „Dat zijn de woorden poppen en hobby". Datgene waarmee zij zich dagelijks bezighoudt noemt zij dan oqk „kostuumfiguren". Ze zijn tot en met 26 oktober te zien in het Historisch Kostuum Museum te Utrecht aan de Loeff Berckmaker- straat 50. Door haar opleiding voor Middelbare Handvaardigheden beschikt zij over een ongelooflijk verfijnde techniek om kle ding, sieraden, schoenen, parasols en ac cessoires uit verschillende tijdperken tot in de kleinste details in miniatuur na te maken. „Ik ben begonnen met een ver zameling hoedespelden. Ik keek vaak in oude modetijdschriften en de figuren daarin wilde ik leven inblazen. De mo defiguren die ik heb gemaakt zijn elk vijfenvijftig centimeter hoog. Een derde dus van de ware grootte, want vroeger waren de mensen immers kleiner. Ze maten gemiddeld zo'n een meter zestig". Wat Bettie Zwartjes nastreeft is de psy chologie van de vrouw te laten zien in de manier waarop ze zich naar haar tijd kleedt en haar dienovereenkomstige houding. Alle onderdelen van de kleren zijn met de uiterste precisie nagemaakt. Zo hebben de echt lederen schoentjes de juiste hak, de lederen handschoentjes een ingezette duim. De camée die een van de kostuumfiguren draagt is een Cartier-sieraad en haar lange horlogeket ting heeft voor het oog nauwelijks waar neembare schakeltjes. Niets is kant en klaar gekocht. Alles is zelf gemaakt. „Ik kan dit", zegt Bettie bescheiden, „omdat ik door mijn opleiding weet hoe een handschoen in elkaar zit". In de kostuumfiguren is ook het ontwa ken van de vrouw merkbaar. „In 1910 moest ze zich onderdanig opstellen, in 1920 beweegt ze zich al vrijer". Dat laat ste was mede te danken aan de modeko ning van die tijd, Paul Poiret. Hij was de zoon van een paraplumaker maar Paul koos voor de mode. Met vijftigduizend geleende francs opende hij een eigen Huis en verbande meteen de corsetten. Alle subtiele "en revolutionaire verande ringen in de mode zijn door Bettie Zwartjes haarfijn geobserveerd en uitge beeld. Geen detail ontgaat haar. De or namentiek in de Jugendstill-periode is feilloos van verhoudingen en kleuren. En het paar bijvoorbeeld dat de tango danst in een op scherp staande houding, draagt de stoffen in de lijnen van de ja ren '35-'40. Het is razend knap van Bet tie Zwartjes dat ze het vrouwelijk be wustzijn zo haarscherp weet uit te beel den; niet alleen door haar kleding, maar ook door haar houding. In de 18e eeuw deden de wassen poppen opgang. Ze wa ren aangekleed als grote mensen en wer den aan de rijke burgeressen getoond als voorbeeld van smaakvolle kleding. Maar begin 20e eeuw was er een herleving te bespeuren van de kleine modefiguur als een „object d'art". Dit is vooral te dan ken aan de journaliste Madame Lafitte- Desirat (1901-1938), schoonzuster van de eigenaar en uitgever van het blad „Femina". Zij maakte kleine modefigu ren in kleding vanaf 1900 tot circa 1920. Ze werden getoond op de Parijse exposi tie voor de hedendaagse vrouw in 1924. „Je kunt ze als kunstobject in de juiste omgeving zetten. Maar ik verkoop mijn modefiguren nooit. Wat heb ik aan geld? Ik heb liever mijn figuren". Ze zijn dan ook bestemd voor exclusieve exposities. TINY FRANCIS JOKE VAN LEEUWEN WINNARES GOUDEN GRIFFEL EN ZILVEREN PENSEEL AMERSFOORT - „De nietjes vonden het welletjes", krabbelt Joke van Leeuwen ergens in een van haar illustraties in „Deesje". Een zo voor de hand liggend woordgrapje, dat spontaan de vraag rijst of het niet al honderdduizend keer eerder is gebruikt. Vermoede lijk niet. Joke behoort tot het type, dat geestelijk prevelend door het le ven gaat, een erg nuchtere, indruk maakt en met één woord volstaat, als dat kan. Alleen die oogjes, die verraden achter dat nonchalante uiterlijk een gedachten wereld waar in heel veel gebeurt; wat ze ook zwijgt. En in de vroege ochtend uren, wanneer het hoofd nog leeg en helder is, ontstaan de volwassen grappen, woordspelingen en voor vallen in boekvorm, waar tiendui zenden een jaar later zo van kun nen genieten. De woord en beeld geworden zwijgzaam heid heeft de 34-jarige Joke van Leeu wen opnieuw een zilveren penseel opge leverd en de gouden griffel. Voor Deesje. Na „Het Huis met de zeven kamers", alsof dat zo maar gaat. Nee, dat gaat niet zo maar. Zoals zo veel schrijvers krijgt ook Joke geregeld te ho ren dat, als de gesprekspartner maar een beetje tijd had, hij/zij ook hele romans zou kunnen schrijven. En kinderboeken, of kinderboekjes, zoals doorgaans wordt gezegd, natuurlijk helemaal. Natuurlijk. Joke: „Iemand, die me kwam opzoeken en ervan hoorde dat ik schrijfster was, ploos m'n boekenkast na en zag dat ik kinderboeken schreef. „Nu ja", merkte hij monter op, je moet toch érgens mee beginnen". Dat hoor ik zo vaak; een ro man is een echt boek en een kinderboek is iets als een vingeroefening vooraf. Sommige mensen valt niet uit te leggen dat schrijven voor kinderen iets heeft te maken met een levensopvatting, als een uiting daarvan. Ik ben een volwassene en ik schrijf kinderboeken; trouwens, ook cabaret voor volwassenen, maar daar gaat het nu niet over. Zodra ik een verhaal bedenk en dat uitwerk, blijkt het voor kinderen te zijn. Dat zei Paul Bie- gel ook eens, die sprookjesachtige verha len schrijft en achteraf door kinderen blijkt te worden gelezen. Ik zie ook geen publiek voor me, als ik schrijf; dat komt allemaal later". Verklaring Een poging tot uitpluizen levert toch een verklaring op. Joke: „Het heeft te maken met m'n levenshouding, de manier waarop ik als volwassene in het leven sta en daar tegenaan kijk. Een beetje sceptisch, een beetje ironisch, relative rend. Een kind is in ontwikkeling, on derzoekt en ontdekt en zet overal vraag tekens bij. Later, als dat kind ouder wordt, worden de vragen beantwoord en komt er een groeiend aantal zekerheden bij. Tot het volwassen is geworden: met een vaste baan, een eigen huis, uitzicht op pensioen. Ergens onderweg gaan de dingen dood, de noodzaak tot onderzoek vervalt steeds meer, het speelse ver dwijnt: het kind is volwassen. Ik denk dat een minderheid dat speelse, de nei ging tot het zetten van vraagtekens, niet kwijtraakt. Dat niet wil of gewoon niet in zich heeft. Zo'n mens wordt volwas sen met behoud van die kinderlijke, speelse geest. Nee, dat wordt in de we reld van de echte volwassenen niet altijd even goed begrepen". Joke van Leeuwen zal het verder een zorg zijn. Hoewel ze ook haar ups en downs kent: „Drie jaar en acht maanden geleden kreeg ik een zoon, had daarvoor een auto-ongeluk en ben nu ook nog moeder; dat vreet tijd". Maar ze heeft wel te pakken waar ze jaren geleden ach teraan holde: „Toen ik het einddiploma van de kunstacademie had, vond ik dat ik daar m'n brood mee moest verdienen. Maar omdat er tijdens de opleiding niet bij was verteld hoe dat nou weer moest, ging ik me zorgen maken. Ik werd onge duldig en onrustig. Daarom ben ik maar geschiedenis gaan studeren en omdat ik vind dat je iets af moet maken als je er gens aan begint, maakte ik ook die stu die af, hoewel ik niet wist wat ik ermee moest. Maar m'n onrust verdween ten minste. En ik ben gaan schrijven, voor kinderen en voor een eigen cabaret. Dat cabaret laat ik maar even, dat zie ik nu meer als iets wat ik er een beetje bij kan doen. En die tekenopleiding komt nu toch weer van pas, omdat ik mijn eigen boeken kan illustreren. Dat bespaart me niet alleen een illustrator, ik loop ook niet het risico dat een ander iets tekent dat nooit in m'n hoofd heeft gezeten". Gezichten „Dat vraag ik wel eens. Wat andere schrijvers zien, als ze ergens mee bezig zijn. Nee. sommigen zeiden dat ze niks zien, in de meeste gevallen geen gezich ten. Ik wel: als ik schrijf, zie ik alles als een film heel duidelijk voor me, de om geving, huizen, mensen en hun gezich ten, alles. Nee, nooit echt bestaande din gen, maar dingen die ik bedenk, soms af geleid van beelden uit Brussel, waar ik heb gewoond". Onlangs, op de ochtend van haar ver jaardag - Joke werd 34 - ging een nieuw manuscript op de post naar uitge ver Querido. „Nee, daar vertel ik niet over. Het gaat over een gezin, een echt paar met een dochtertje, dat in een bak fiets woont. Wel een grote bakfiets, hoe wel de woonruimte natuurlijk nogal be perkt is. Ze slapen in hangmatten en ze zijn arm. Hel dochtertje vindt dat niet leuk en wil dus voor haar ouders veel geld verdienen, want ze wil dat ze rijk worden. Of het haar lukt, moet men maar lezen als het boek is verschenen, al kan ik wel verklappen dat het boek hele maal niet goed afloopt". Als Querido het manuscript tot gezette, platte tekst heeft verwerkt en terugge stuurd met open ruimten voor de illus traties zoals Joke die heeft aangegeven, wordt de schrijfster Joke de illustratrice Joke. „Zo werk ik altijd. Ik maak eerst het manuscript helemaal af, daarna vol gen de tekeningen. Maar dat schrijven gebeurt niet zo maar eventjes Soms merk ik dat het verhaal niet goed loopt. Dan zit ik er ontevreden naar te kijken en begin ik weer helemaal van voren af. De eerste versie schrijf ik met de hand; ja de linker. Daarna herschrijf ik het en soms nóg eens, allemaal met de hand. Pas als ik het goed vind, tik ik het netjes uit, hoewel ik soms stukjes tekst over het origineel plak. Ik kan niet meteen met de schrijfmachine beginnen, daar typ ik niet snel genoeg voor, met die ene vinger. Met handschrift gaat het vlugger. En dan in een schrift, dat ook voor an deren nog wel leesbaar is". Het met de hand schrijven betekent voor Joke van Leeuwen, dat ze voortdu rend overzicht heeft over het verhaal dat ze uitwerkt. „Nee, nooit over feetjes en elfjes. Maar ook niet uitsluitend over mezelf. Deesje bijvoorbeeld ben ik niet. Voor een deel misschien. In al m'n figu ren zitten stukjes van me. Deesje bij voorbeeld is een kind dat een telefoon nummer heeft vergeten en dat niet durft te vertellen. Als ik Deesje was geweest, zou ik dat gewoon hebben durven zeg gen; Deesje niet. Maar ik heb wel een buurjongen gekend die zo was. Die was een telefoonnummer kwijt en toen hem erom gevraagd werd, zei hij een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Dat heb ik voor Deesje gebruikt". Sympathie „Maar ik heb voor dat boek ook ande ren gebruikt, een papiertjesprikker, een hekkesluiter, een vrouw die muziek maakt op haar grote teen; nee, geen figu ren die het helemaal hebben gemaakt in de maatschappij, volgens de volwassen normen. Maar wel figuren voor wie ik sympathie heb, dus de geestelijk vrije mens waar ik het net over had. Die on danks hun wat zorgeloze leven toch ook hun verantwoordelijkheden kennen". Het verhaal van Deesje, die bij' haar halftante moet logeren maar onderweg verdwaalt, waardoor de hele halftante slechts aan het slot in beeld komt, is kennelijk goed begrepen. Joke van Leeu wen kreeg er de hoogste Nederlandse on derscheiding voor, de gouden griffel en de tekeningen waren eveneens goed voor de hoogste bekroning: de zilveren pen seel. Joke: „Nou nee, het is een hele tijd gele den, dat ik een verhaal kreeg terugge stuurd. Dat was een kort verhaal voor een maandblad, dat ik terugkreeg met het beleefde briefje, dat mijn verhaal wel talent verraadde Maar die tijd ligt lang achter me; eerlijk gezegd heb ik sindsdien nooit meer iets dat ik opstuur de teruggehad. Overigens stuur ik pas iets op, als ik er helemaal tevreden over ben; ik herschrijf het liever drie keer. Of begin ik er gewoon niet aan; ook dat komt voor. Dan heb ik een prima idee. Maar als ik eraan wil beginnen, denk ik, nee, de tijd is er nog niet rijp voor. Ik ga pas schrijven, als ik er echt handenwrij vend aan kan beginnen. En ik stuur het pas op, als ik denk: zo kan ik het niet beter. FRITS BROMBERG Joke van Leeuwen schrijft haar manuscripten met de hand. „Met de linker, ja".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 23