unaie
De pijlerdam: een
filosofisch besluit
aw?r
S^t°r
S°^«ide
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1986
Op zaterdag 4 oktober stelt koningin Beatrix, om
stuwd door een schare van vijfentwintigduizend geno
digden, de Oosterscheldewerken officieel in gebruik.
Daarmee zullen de Deltawerken, waarvoor bijna vier
endertig jaar geleden de hand aan de schop werd ge
slagen, eindelijk zijn voltooid. Vijftien miljard gulden
hebben ze uiteindelijk gekost en vooral de pijlerdam
in de Oosterschelde heeft de kosten tot zo'n astrono
mische hoogte opgejaagd. Een overwinning voor de
milieuactivisten, want de zeearm bleef erdoor behou
den als kraam- en kinderkamer van de Noordzee.
Maar is het geworden wat ze ervan hadden verwacht?
En kunnen de spandoeken nu worden opgeborgen?
KOUDEKJERKE - Aan de einder,
boven de dijk, rijst een eenzaam,
somber silhouet op. De Plompe
Toren noemen de Zeeuwen hem.
Toen in de rampnacht van 1 febru
ari 1953 de dijken braken en het
water - zijn banden onverhoeds
geslaakt - 1835 drenkelingen naar
de dood voerde, spoelde heel het
dorp Koudekerke weg. Alleen de
Plompe Toren bleef overeind. En
hij staat er nog. Als koningin Bea
trix op zaterdag 4 oktober de
stormvloedkering in de monding
van de Oosterschelde officieel in
gebruik stelt, hoeft ze haar hoge
gasten eigenlijk slechts op het sil
houet te wijzen en te zeggen:
„Daar hebben we de dam voor ge
bouwd". Ze zal begrepen worden.
Met de afsluiting van de Oosterschelde
zijn de Deltawerken, bijna vierendertig
jaar na de februariramp, eindelijk vol
tooid. Op het kleine Tiengemeten na,
plat als een pannekoek in het Haring
vliet, bestaan er geen Hollandse en
Zeeuwse eilanden meer. Alles zit voor
goed vast aan elkaar. Het water is geen
sluipweg overgebleven. Acht jaar te laat
- de klus had in 1978 geklaard moeten
zijn - en 2,8 miljard gulden duurder
dan oorspronkelijk was begroot. Maar
het grootste waterbouwkundige werk uit
de geschiedenis van de mensheid, dat
wel. Een project aan de grens van het
menselijk kunnen, zoals ir. A. Maris het
ooit heeft uitgedrukt, de directeur-gene
raal van Rijkswaterstaat onder wiens lei
ding meteen na de ramp de hand aan de
schop werd geslagen. Een achtste wereld
wonder.
Vandaar de stoet aan hoge gasten, ko
ning Boudewijn van België en groother
tog Jan van Luxemburg zullen er zijn.
De Franse president Mitterrand en de
Westduitse president Von Weiszacker.
De hertog van York en de erfprins van
Liechtenstein. Maar het gewone volk
komt ook. Via commissarissen van de
koningin en burgemeesters zijn vijfen
twintigduizend vrouwen en mannen uit-
gezeefd die geacht worden zoveel moge
lijk een doorsnee van de Nederlandse
bevolking te vormen. Een soort konin
ginnedag moeten ze er van maken, wil
len de organisatoren. Eigenlijk hadden er
wel tegen de honderdduizend mensen
willen komen, want zoveel bouwers aan
de Deltawerken zijn er in totaal geweest.
Ondoenlijk echter. De smalle wegen op
Schouwen-Duiveland en Noord-Beve
land zouden zo'n menselijke vloedgolf
nooit hebben kunnen verwerken en het
fameuze werkeiland Neeltje Jans, toneel
van het festijn, zou eronder bezweken
zijn. Maar geen nood. In goed samenspel
met de NOS heeft Rijkswaterstaat op
vier lokaties ter plekke een reusachtige
videomuur opgericht van zes maal zes
toestellen. Via dat eigen circuit zal een
rechtstreeks televisieprogramma naar de
Nederlandse huiskamers worden ge
straald. Niemand hoeft het moment te
missen waarop koningin Beatrix de zes
tien schuiven in de Schaar van de Rog-
genplaat, de onstuimigste van de drie ge
temde stroomgeulen, zal laten neerzak
ken en waarop de scheepshoorns boven
de Oosterschelde tekeer zullen gaan alsof
het Nieuwjaar was.
Zekerheid
Wat rest, als dit feestgedruis verstomd
zal zijn, dat is in het Rijksarchief te
Middelburg een twee kilometer lange
boekerij van dossiers met honderdvijf
tigduizend bouwtekeningen. Het nage
slacht zal weten welk waterbouwkundig
huzarenstuk hier werd verricht. Wat ook
rest, dat is deze zekerheid voor het Né-
derlandse volk: de kans op een nieuwe
overstroming waarbij meer dan duizend
doden vallen, is voortaan niet groter dan
ééns in de tien miljoen jaar. Zelfs wan
neer de Noordzee door windopstuwing
mocht zijn gerezen tot de extreem hoge
stand van vijf meter boven NAP, geven
de 62 stalen schuiven die tussen pijlers
zijn opgehangen in de Oosterschelde,
geen krimp. Golven -met een hoogte van
tien meter mogen er desnoods op beu
ken. Gemiddeld een tot twee keer per
jaar zal het nodig zijn die schuiven neer
te laten om een stormvloed te keren,
hebben ze bij .Rijkswaterstaat berekend.
En faalt er ooit een schuif (de kans be
draagt volgens de computer een op de
duizend bewegingen), dan is er nog niets
aan de hand voor het achterland. Het
water in de Oosterschelde zal pas merk
baar hoger komen te staan als er tien
schuiven tegelijk dienst mochten weige
ren.
Die schuiven, daar draait het allemaal
om. Ze zijn 42 meter breed, 5,5 meter
dik, afhankelijk van de diepte ter plaatse
tot twaalf meter hoog en afhankelijk
daarvan tot vijfhonderd ton zwaar. De
zwaarste doen er een uur over om hele
maal te zakken; de lichtere hebben een
half uur nodig. Elk van de 62 schuiven
is uitgerust met drie computers die onaf
hankelijk van elkaar vierhonderd ver
schillende meetsignalen verwerken. Ze
zijn verbonden met een centrale compu-
De pijlerdam in de Oosterschelde: het achtste wereldwonder.
ter op het werkeiland Neeltje Jans en die
beslist - op basis van „de meeste stem
men van de meetsignalen gelden" -
wanneer de schuiven naar beneden moe
ten. Een zo verfijnd systeem om een
proces te sturen kende de wereld tot dus
ver alleen van de Amerikaanse Space
Shuttle. Geen gelukkige vergelijking,
deze laatste. Ging er niet kortelings zo'n
Space Shuttle verloren? Hoe veilig is
veilig?
Filosofisch
Maar die vraag is verkeerd, wanneer
projectleider Tj. Visser van de storm
vloedkering in de Oosterschelde geloofd
mag worden. Hij, de eindverantwoorde
lijke voor het uitdagendste werk ooit in
Nederland uitgevoerd, heeft eens gezegd:
„De beslissing uit 1976 om een open pij
lerdam te, bouwen is niet zo maar een
beslissing over veiligheid geweest. Naar
mijn mening was het een filosofische be
slissing. Het was een antwoord op de
vraag hoe ver je gaat met ingrijpen in
het milieu ten behoeve van de mens. Er
kwam een moment dat de mens zei:
„Tot hier en niet verder". Of het een
wijs besluit is geweest? Ik weet het niet.
Dat zal pas over vijftig jaar gezegd kun
nen worden". Wat projectleider Visser
hiermee bedoelde, zal duidelijk zijn. Wie
praat over veiligheid, had een dichte
dam moeten bouwen, zoals aanvankelijk
in de bedoeling lag. De open storm
vloedkering die koningin Beatrix op het
punt staat in gebruik te stellen, is een
politiek compromis, een door Den Haag
gegeven paard dat je niet in de bek moet
kijken.
Om deze redenering te kunnen volgen, is
een historische terugblik geboden. Eigen
lijk bestonden er al sinds 1937 plannen
om alle zeegaten in Nederland behalve
de Nieuwe Waterweg en de Westerschel-
de - onmisbaar voor de scheepvaart
naar Rotterdam en Antwerpen - defini
tief te dichten. Zo immers kon de lengte
van de zeewerende dijken met zeven
honderd kilometer worden bekort, het
geen een evenredige winst aan veiligheid
zou opleveren. Maar het betrof hier zo'n
onoverzienbaar karwei met zulke techni-'
sche problemen dat slechts een zeer ge
leidelijke uitvoering voor mogelijk werd
gehouden. De watersnood van 1953
bracht een stroomversnelling teweeg in
denken en daadkracht. Stuk voor stuk,
als aan de lopende band, zagen ze zich
afgesloten, de Zandkreek, het Veerse
Gat, het Haringvliet, het Volkerak, het
Brouwershavense Gat. Al in 1969 waren
ze tot hun laatste opdracht gevorderd, de
titanen van Rijkswaterstaat. De Ooster
schelde dus die in 1976 gedicht diende te
zijn.
Ommezwaai
Maar toen die kink in de kabel. Een om
mezwaai van de tijdgeest. De bewust
wording dat er ook nog zoiets bestond
als het milieu. De Oosterschelde, ging
men plotsklaps in brede kring onderken
nen, was een paaiplaats voor veel vissen
en schelpdieren uit de Noordzee. Afslui
ting van de zeearm zou niet alleen fataal
zijn voor de fauna achter de dam, maar
ook het leven in een aanmerkelijk uitge
strekter gebied bedreigen. Onder druk
van de aktiegroepen kwam de regering
in 1972 met de commissie-Klaasesz op
de proppen die moest onderzoeken in
hoeverre het mogelijk zou zijn de rijke
natuur van de Oosterschelde te sparen
en toch de veiligheid te garanderen die
nu eenmaal door de uit 1958 daterende
Deltawet werd voorgeschreven. Daar
mee ging de opzet om de Oosterschelde
geheel af te sluiten, van de baan. Wat er
na veel gekrakeel uiteindelijk kwam dat
was, in 1976, een kamerbeslissing om
een stormvloedkering met neerlaatbare
schuiven té bouwen. Alleen via zo'n
compromis kon het toen zittende kabi
net-Den Uyl worden gered. Immers: bij
een besluit voor een dichte dam zouden
de linkse, milieubewuste fracties uit de
regering zijn gestapt. Maar bij de keuze
voor een geheel open Oosterschelde,
slechts beschermd door op Deltahoogte
gebrachte dijken, zouden de ARP en de
KVP zijn opgestapt, want die hadden
veel achterban in Zeeland en de Zeeu
wen waren geheel begrijpelijk als de
dood voor een open Oosterschelde.
Een duur compromis werd het. Wanneer
tijd geld is, hoeveel geld is dan een ver
traging van acht jaar? Tel er de feitelijke
kostenoverschrijding van 2,6 miljard bij
op en de verzuchtingen van prof. A.
Dreesmann dreigen weerklank te vin
den. Deze hooggeleerde zakenman pleegt
nu en dan zijn licht verder te laten schij
nen dan zijn concern en heeft bij zo'n
gelegenheid het hart aldus gelucht: „De
Oosterschelde is een drama van zelfs
nog grotere omvang dan de RSV-affaire
waarvoor politiek Nederland geheel al
leen de volstrekte en volle verantwoor
delijkheid draagt, maar waarover in een
bijna nationale samenzwering wordt ge
zwegen. De Oosterschelde is een tweede
diepgravende parlementaire enquête
waard". Zou het evenwel terecht zijn
wanneer deze woorden weerklank von
den? Dat blijft zeer de vraag. Vast staat
dat de Algemene Rekenkamer geen vin
ger heeft kunnen leggen op een stuiver,
aan de stormvloedkering verspild. Het
gestrenge orgaan kwam in zijn rapporta
ge van 1983 slechts tot de slotsom dat de
wijze van besluitvorming te wensen had
overgelaten zodat er steeds wijzigingen
moesten worden aangebracht in het pro
ject. Of de heren daarmee rekening wil
den houden wanneer ze in de toekomst
grote werken zouden aanpakken.
al doende leren
De mildheid van de Rekenkamer valt
gemakkelijker te begrijpen dan de stam
pij van Dreesmann. Want voor welke
opdracht zag Rijkswaterstaat zich niets
vermoedend gesteld? Heel de vormge
ving van de Oosterscheldewerken is ge
baseerd geweest op technisch-weten-
schappelijk onderzoek dat tijdens de uit
voering zelf moest worden verricht. Hoe
kun je door trilling de zeebodem ver
dichten? Wat voor onderwaterwals heb
je nodig om hem te egaliseren? Op welke
wijze bekleed je hem met matten van ge
weven kunststof? Welk hefvermogen is
nodig om pijlers met een hoogte van 45
meter op 30 centimeter nauwkeurig in
hun voetbed te tillen? Geen studieboek
ter wereld kon de ingenieurs van Rijks
waterstaat de antwoorden geven. Al
doende moesten ze leren. Vaartuigen als
voorwereldlijke monsters ontwierpen ze:
het trilschip Mytilus, de mattenlegger
Cardium, het hefschip Ostrea, alle ver
noemd naar de schelpdieren wier voort
bestaan ze kwamen garanderen, alle ge
bouwd voor eenmalig gebruik. Hoe kun
nen op voorhand de kosten van zo'n on
derneming geschat worden?
Veel klemmender is eigenlijk de vraag of
het die kosten heeft geloond. En dan
blijken de meningen uiteen te lopen.
„De stormvloedkering maakt van de
Oosterschelde een paradijs voor sport
vissers", juicht dr. R. Boddeke van het
Rijksinstituut voor Visserij Onderzoek.
„Neem nu de ansjovis. Die heerlijke vis
is er weer. Of kabeljauw. Makreel. Ze
vallen vanaf de Scheldedijken te vangen.
En ongetwijfeld komen er meer verras
singen. Als garnalenspecialist houd ik de
roze steurgarnaal in de gaten". Geen
twijfel mogelijk. Althans deze bioloog
likkebaardt bij het vooruitzicht dat de
Oosterschelde dank zij de open pijler
dam de kraam- en kinderkamer van de
Noordzee kan blijven. Het milieu is er
volgens hem niet alleen gered, het is er
beter op geworden,. De natte bakkers van
het zeebanket dat de mossel- en oester-
banken rond Yerseke leveren, hadden
dat natuurlijk al langer in de gaten.
Maar er klinken ook andere geluiden.
Duidelijk kritischer kijkt bijvoorbeeld de
Zeeuwse Milieufederatie naar de ontwik
kelingen in het Oosterscheldegebied, ooit
geroemd als een grootschalige open wa
tervlakte waar de getijden vrij spel had
den en waar bijgevolg meer dan veer
tienhonderd soorten dieren en planten
konden tieren - alleen de tachtig vis
soorten en honderdtwintig vogelsoorten
Tot de
legden voo,
^5?
verkeer en
Va"Xteefaris
(PPR"v'Z
fin er Zn."
kabinet r> et
dat C A? Vyi
dam de sluit
guiten mW.e af
■Pijlerdam ee«
mmnds''edV„e"
deS»d- Bij
"•en dïf A"
raar^ije
had ft.A" Uyi
"''""dit,?"
ver4"i!f <*n
al; soms wel tweehonderdduizend vogels
tegelijk bij elkaar.
De doorlaatopening van de pijlerdam
bedraagt veertienduizend vierkante me
ter, dat is maar liefst vijfentachtig pro
cent minder dan de tachtigduizend vier
kante meter die het zeegat vroeger groot
was. Er stroomt minder water binnen.
Bijgevolg is het gemiddelde getijdever-
schil bij Yerseke gedaald tot 3,05 meter.
En dat heeft volgens de Zeeuwse Milieu
federatie zijn gevolgen. Zo is het niet on
denkbaar dat de waterdiepte zal veran
deren en dat de kreken in de schorren
dichtslibben. Ook wordt het water in de
zomer warmer; dus gaat de afbraak van
biologisch materiaal sneller, hetgeen kan
leiden tot sterfte onder de bodemdieren.
Het nu nog bij eb droogvallende gebied
neemt met bijna de helft af; dat zal niet
ongemerkt voorbij gaan aan mossels,
kokkels en pieren. Voor de steltlopers
daalt het voedselgebied met achtduizend
hectare; dertig procent ervan zou zich
wel eens gedwongen kunnen zien elders
een heenkomen te zoeken. De schorren
tenslotte, de hooggelegen platen met hun
zeldzame plantengroei die een wezenlijk
bestanddeel vormen van het Ooster-
scheldemilieu. Hun oppervlakte neemt
af van 1450 tot zeshonderd hectare en
op wat er van de schorren rest, zal de
bodem indrogen en de vegetatie verrui
gen. Het is belangrijk te onthouden dat
deze verliesposten aanwezig zijn, zeggen
ze bij de Zeeuwse Milieufederatie. Het
plaatst de gedachte dat de stormvloedke
ring ten bate van het milieu is gebouwd,
toch wel even in een ander, minder
vriendelijk daglicht.
Trekpleister
De grootste bedreiging voor het milieu
echter zal van dezelfde mens komen die
de pijlerdam bouwde. Zeeland telt 198
inwoners per vierkante kilometer, terwijl
het gemiddelde voor de rest van Neder
land 421 inwoners per vierkante kilome
ter is. Anders gezegd: in Zeeland is het
relatief leeg en rustig. Een kostbaar goed.
Wat zagen de Zeeuwen echter met lede
ogen gebeuren? In 1980 kwamen er nog
slechts veertigduizend nieuwsgierigen
kijken op het werkeiland Neeltje Jans.
Vier jaar later waren dat er al bijna vier
honderdduizend. Hoe moet dat verder
wanneer er van Neeltje Jans een perma
nente trekpleister wordt gemaakt? De fil
mer en beeldend kunstenaar Louis van
Gasteren heeft daar al fantastische plan
nen voor ontvouwd. Drie koepels ziet
hij er voor zijn geestesoog verrijzen en
boordevol attracties moeten ze worden.
Te veel om op te noemen. Tweehon
derdvijftig miljoen gulden gaat het kos
ten en om die investering terug te ver
dienen, zullen jaarlijks een miljoen be
zoekers nodig zijn. Voorzitter Boersma
van de Stuurgroep Oosterschelde gruwt
als hij eraan denkt met welke dramati
sche .gevolgen zo'n toeristieke vloedgolf
het milieu zal overspoelen. „Ik wil niets
weten van een groot recreatie- en pret
park in de monding van de Oosterschel
de", heeft de Zeeuwse commissaris van
de koningin dr. C. Boertien inmiddels
gesust. „De bestemming van het gebied
zal gaan in een richting die zich ver
draagt met de twee uitgangspunten waar
van de Oosterscheldewerken de expo
nent zijn: veiligheid voor de Zeeuwen en
een verantwoord milieubeheer. Er zal
slechts sprake zijn van een toeristische
ontwikkeling die past bij het waterstaat
kundig geheel". Jawel, maar in officiële
Zeeuwse Statenstukken wordt Neeltje
Jans omschreven als „een unieke loka-
tie, een speerpunt die kan uitgroeien tot
een nationaal en internationaal attractie
centrum dat de hoogste prioriteit ver
dient". De Deltawerken mogen dan vol
tooid zijn, het ziet er niet naar uit dat
het legioen van milieu-activisten zijn
spandoeken al in de mottenballen kan
doen.
PIET SNOEREN
■£eidóe(B(Hi/ia/nta