De kennis van de ambtenaar en auteur A. Alberts Rode Kruis Kerstboek: traditioneel en eigentijds Waar de zon schijnt vindt men Chinezen Rijksgebouwendienst legt verantwoording af Sex i is mooi, maar tennis van blijvender aard BOEKEN KoidócCkMi/UHit VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1986 PAGINA 1( Uitgever Van Oorschot en au teur A. Alberts hadden het niet beter kunnen treffen. In de week dat minister en amb- tenarenbaas Van Dijk zijn kri tiek op de werklust van het amtenarenvolkje uitte, - waar de kranten nu nog van nagon- zen verscheen een nieuw boekje van A. Alberts, met de veelzeggende titel „Inleiding tot de kennis van de ambte naar". Uitgever Van Oorschot had er een feestelijk pakketje van gemaakt door het boekje uit te brengen met een tweede uitgaafje, waarin Kees Fens, J. Bernlef en K. Schippers ieder een artikel publiceren over Alberts. Dit tweede boekje, ..Inleiding tot de kennis van A. Alberts" wordt samen met het eerste verkocht, in één pakje. A. Alberts A. Alberts, die nu in de zeven tig is, publiceerde verhalen, met zijn eigen ervaringen in romans en herinneringen, die het leven. Alberts was gedu- meestal veel te maken hebben rende vele jaren ambtenaar in Indische dienst. Verder was hij in dezelfde hoedanigheid werkzaam in Utrecht en Parijs - als een aan Frankrijk uitge leend ambtenaar -, in Amster dam en aan het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag. A. Alberts heeft de ambtelijke wereld dan ook zeer goed leren kennen. Het boekje dat hij nu hierover pu bliceert is een wat melancho liek en vaak ook danig ironi sche beschrijving van wat die wereld zoal te bieden heeft. Drie figuren, zo kondigt Al berts aan in het eerste deel van dit boekje, een „Inleiding tot deze inleiding", spelen een belangrijke rol, ze staan nu eens naast en dan weer tegen over elkaar. Die drie figuren zijn de overheid (die aan spraak maakt op de hoofdrol), de ambtenaar en de onder daan. „De overheid valt de ambtenaar niet rechtstreeks aan", meent Alberts. „Ze pro beert alle primaire daderschap te ontwijken en te ontkennen. Wij iets tegen de ambtenaar hebben? Hoe komen ze erbij? We hebben hem juist hartelijk lief. We willen hem alleen maar tegen zichzelf bescher men door het aantal wat te verminderen". De analyse over de status van de ambtenaar, die Alberts ont vouwt, is vol van bitterheid over de tekortkomingen van het menselijk bestaan en in het bijzonder wanneer daarbij onderlinge machtsspelen een rol vervullen. Met voorbeel den toont hij dat steeds weer aan, zoals het verhaal over de minister van Verkeer en Wa terstaat, die een maximum snelheid van 100 kilometer wil invoeren, op grond van een knappe en goed geargumen teerde nota van zijn ambtena ren. Hij haalt op zeker mo ment bakzeil, door de procedu res en door totaal niet ter zake doende elementen, die overi gens geheel voorspelbaar zijn. „Het kwaad is geschied. Dat kwaad is gelegen in de frustra tie van ambtenaren, die een heleboel intelligent werk heb ben gedaan in het belang van de maatschappij en die nu be seffen, dat het allemaal voor niets is geweest, omdat hun minister, enkel of meervoud, door de knieén is gegaan". Veel persoonlijke ervaring van Alberts is té vinden in dit boekje, met name uit de tijd van de Japanse bezetting in de Oost, waar de auteur een heel eigen visie op heeft. Dit in de heldere, bijna verlegen schrijfstijl van Alberts, het is een boekje dat je een prachtig document over de ambtelijke wereld noemen mag. Het begeleidende boekje is bij zonder aardig. Fens schrijft over de „verdwijnende" hoofdpersoon uit de verhalen van Alberts. Er is een wonder lijk verslag van toevallighe den, waar Schippers over be richt. toen hij „Namen noe men" van Alberts voor het eerst las, met het artikel van Bernlef over Alberts" vertel trant (de veelzeggende titel van deze bijdrage is „Het zwij gende goud"), is dit boekje steeds heel informatief, speels, verhelderend. Het uitgaafje bevat een zeer bruikbaar „Overzicht en het oeuvre van A. Alberts. Twee mooie en gedenkwaar dige aktuele uitgaven van Van Oorschot. Hij mag blij zijn het zo gepland te hebben. JAN VERSTAPPEN en Bernlef, Fens, Schippers en Van Oorschot: „Inleiding tot de kennis van A. Al berts". Uitgaven van Van Oorschot. Prijs voor beide boekjes samen 23,50. In de loop der jaren zijn al heel wat kerstboeken versche nen, bundelingen van verha len die geschikt geacht worden om (voor) te lezen tijdens de kerstdagen. Soms gaat het om verhalen die de christelijke boodschap van het kerstfeest als middelpunt hebben, soms ook staat de kerstgedachte ge lijk aan gezelligheid of sfeer. Aan de zin van zulke boeken gaat men soms twijfelen, als de inhoud al te voorspelbaar wordt bijvoorbeeld of als de verhalen te nadrukkelijk gele genheidsstukjes zijn. Simon Carmiggelt heeft het over dit soort verhalen in zijn bijdrage aan de nieuwe bun del: „Het rode Kruis Kerst boek". Hij neemt op zijn eigen, cursieve wijze, het verschijnsel kerstverhaal onder de loep en komt na analyse tot de slotsom dat er drie oer-typen van kerstverhalen zijn. „Doe uw keus, als u ten minste nog durft", zo besluit hij zijn bij drage, waarin prachtige voor beelden van de drie oer-typen zijn opgenomen. Het wat badinerende schrijven van Carmiggelt over kerstver halen is maar voor een deel te recht. Want in het boek, dat gisteren werd gepresenteerd, staan écht mooie verhalen. Het één wat traditioneel, nadruk kelijk rond het kerstfeest, met attributen als sneeuw, kerst boom en cadeautjes, het ander in eigentijdse setting: een ver taling van de kerstböodschap naar de verantwoordelijkheid van mensen in het tijdperk van de atoombom en de kloof tussen het rijke noorden en het arme zuiden. In totaal zevenendertig au teurs werkten mee. Ze lever den hun verhaal of gedicht be langeloos aan de uitgever. De opbrengst is voor het Rode Kruis. Daarom schreef prinses Margriet, nauw betrokken bij het werk van het Rode Kruis het woord vooraf. Onder de auteurs zijn bekende kerstverhalen-schrijvers zoals Olaf J. de Landell, Anthony van Kampen en A. den Dool aard, maar er zijn ook ande ren: Bob den Uyl en Herman Pieter de Boer bijvoorbeeld. Die bonte verzameling geldt ook de illustraties: de bekende sfeer van Anton Pieck en Rien Poortvliet naast de frisse teke ningen van Tine Aafjes-Wes- seling, die het verhaal van haar man, Bertus Aafjes, illus treerde. LÜTSEN KOOISTRA Het Rode Kruis Kerstboek, samengesteld door Ted van Turnhout, Omvang: 150 bladzijden. Uitgave van La Rivière Voorhoeve. Prijs ƒ27,50. Prinses Margriet ontving gisterochtend in hotel Huis ter Duin in Noordwijk het eerste exemplaar van het „Rode Kruis Kerstboek". Op de foto de prinses in geanimeerd gesprek met schrijfster Willy Corsari terwijl Anton Pieck meeluistert. De uitgever maakte bij de overhandiging bekend dat de eerste druk van 15.000 exemplaren reeds is uitverkocht. In Nederland is de belangstel ling voor China en de Chinese' cultuur sterk toegenomen. Van een rood-geel gevaar is China voor Nederlanders een exotisch land geworden, ook al wordt het land „gewoner". Dat heeft de politicologe A. Hendriks, die het China-pro- gramma van het Tropeninsti tuut in Amsterdam coördi neert, gezegd bij de officiële presentatie van het boekje „Waar de zon schijnt vindt men Chinezen; China in Ne derland. Het met erg veel (zwart-wit) foto's verluchtigde boekje be vat onder meer een verslag van de China-dagen in Am sterdam, die onlangs maar liefst 30.000 bezoekers trok ken. De tv-cursus „Ni Hao?" („Hoe maakt u het?") mocht zich eveneens in een grote be langstelling verheugen. De titel van het boek slaat op een bekend Chinees gezegde; „Daar waar de zon schijnt vindt men altijd Chinezen". In Nederland schijnt de zon niet zo vaak, en toch hebben we zo'n 50.000 Chinezen, voorna- 'melijk in Amsterdam. Dat is overigens slechts 0,005% van het totale aantal Chinezen (1 miljard) op aarde. De Chinezen in ons land leven nogal teruggetrokken. Het contact met de Nederlandse bevolking is minimaal. Het is daarom niet zo vreemd dat er over deze etnische groep in Nederland zo weinig is ge schreven. De laatste tijd laten de Chinezen in ons land echter wat meer van zich horen en de respons is navenant. Het boek gaat uitgebreid in op de positie van Chinese scholie ren in ons land. „Waarom zijn Chinese kinderen „ideale" (lees: rustige) leerlingen, maar zijn hun leerprestaties toch niet zo goed?" is de in het boek gestelde vraag. Volgens mevrouw M. van der Made-Yuen komt dat omdat Chinese kinderen natuurlijk een grote achterstand in de Nederlandse taal hebben, ter wijl ze thuis een achterstand in 't Chinees hebben. Ze val len, dus tussen wal en schip. Bovendien deed de Nederland se overheid tot voor kort nau- Het werk van Eugène van Lamsweerde bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Wie niet weet wat de percen tageregeling voor beeldende kunst inhoudt: het wordt alle maal uitgelegd in het zojuist verschenen boek „Kunst bij rijksgebouwen 1978-1985". Er wordt zelfs door Jean Leering een historische ontwikkeling geschetst van de beeldende kunst in de gebouwde omge ving. In 1951 werd de regeling inge steld: ongeveer 1,5 van de bouwsom van rijksgebouwen kon worden besteed aan „de decoratieve aankleding" er van. Sinds dat jaar is er veel gedacht, gepraat en geschaafd aan de percentageregeling. De overheid nam de taak van op drachtgeven van beeldende kunst op zich en vanaf 1978 wordt zijn daarin bijgestaan door een Adviesgroep Beel dende Kunst. In deze commis sie hebben drie beeldende kunstenaars zitting voor 3 a 4 jaar en een coördinator, Jean Leering, die in 1982 voor het' eerst is benoemd. Met de publicatie „Kunst bij rijksgebouwen 1978-1985" legt de Rijksgebouwendienst ver antwoording af voor het beleid op het gebied van de beelden de kunstopdrachten. Hier is jaarlijks zo'n 3,5 tot 5 miljoen gulden mee gemoeid en dit is dan alleen het aandeel van het Ministerie van Volkshuisves ting, want ook het Ministerie van Cultuur heeft zijn eigen beleidsorgaan en eigen budget voor beeldende kunst in de ge bouwde omgeving. De omslag van het boek, de verantwoor delijke personen spreken lie ver over „de brochure", heeft een toepasselijke rode voor kant, blauwe achterkant en het wit in het midden wordt gevormd door de bladzijden. Er is veel aandacht besteed aan de grafische vormgeving. De inleidende teksten zijn rood gedrukt en in de kantlijn staan blauwe koppen die pre cies aangeven wat er in de tekst behandeld wordt. Alleen de in blauw gedrukte foto's zijn in dit onderdeel minder geslaagd, omdat zij aan scherp te verliezen. In het tweede gedeelte zwarte tekst en zwart-wit fo to's of kleurenfoto's wordt uitvoerig ingegaan op dertig projekten. Aan de hand van afbeeldingen en een beschrij ving wordt een goed beeld ge geven van de betreffende kunsttoepassing. Vermelding van de architect, omschrijving van de opdracht aan de beel dend kunstenaar, het jaar van uitvoering en het kunstbudget vullen het geheel aan. Waar- welijks iets voor het Chinese onderwijs. Verder zijn er hoofdstukken over hoe kan het ook an ders de Chinese keuken, de veranderingen in het China van nu, over de terugkeer van Chinezen naar hun geboorte land en over de leer van de Chinese wijsgeer Confucius, het Confucianisme. Een stukje van de Chinese cultuur, en van de sfeer komt in het boek goed tot uitdrukking. Voor wie wat meer informatie over China wil is „Waar de zon schijnt vindt men Chine zen" prima. En wie veel over China te weten wil komen kan terecht bij de organisaties die achterin het boek genoemd zijn. Bovendien is een litera tuurlijst over China opgeno men. MARTIN VOORN Ingrid Groenen en Stefan Landsberger: „Waar de zon schijnt vindt men Chine zen". Uitgeverij Tropeninsti tuut. Prijs 15, „Dat is mijn papa' Van de bekende Engelse illustator/ca toonist Ralp Steadman, die in 1982 eei Zilveren Griffel toegekend kreeg va zijn boek „Inspekteur Kaasjager", is e tweede prentenboek verschenen: „Dal mijn papa". Dit boek is wat je noe een giller. De buitengewoon komiscl tekeningen, het simpele verhaal en verrassende clou maken het tot ee boek, waaraan de kleintjes veel pn' kunnen beleven. Daarbij is het tota j geen probleem dat ze op gegeven m ment de clou kunnen dromen. Integer deel: dat weten wat er komt maakt hi voor kinderen juist nog leuker Hi boek kost 17,90. De vader uit „Dat is mijn papa". PSYCHO-ANALYTICUS SIEGMUND FREUD 5 99 99 Tennis is populair. En sex...? Overgiet deze heel best (com mercieel) te combineren for mule met een Freudiaans saus je en je hebt een aardig thema voor een werkje om 's avonds voor het slapen gaan nog tien minuten - op de rand van het (echtelijke) bed - een paar hoofdstukje van onder de ogen te laten wegglijden. Professor Theodor Saretsky, in welke discipline deze heer een graad heeft behaald is overi gens onbekend, zag in elk ge val kans onder de titel „Sex als sublimatie van tennis" een aardige pocket samen te stel len. Saretsky vertelt in het voorwoord dat hij het materi aal voor zijn boekje puur toe vallig „tegen het lijf liep". Op een veiling bij niemand min der dan Sotheby trof Saretsky in 1980 in een beschimmelde koffer een ongepubliceerd ma nuscript aan van de befaamde psycho-analyticus Sigmund Freud onder de veelbelovende titel „Een overzicht van de verzamelde werken over ten nis". Freud schreef zelf de volgende inleiding. „Het volgende is een poging mijn stelling uit te we ken dat sex mooi is, maar tei[t nis van blijvender aard. Gi a zien het klimaat binnen h j, psycho-analytisch denken b twijfel ik of iemand, behahe mijn trouwste medewerker a dit materiaal ooit onder og€ zal krijgen. De tijd zal het 1|>| ren Welnu, dank zij de opletten^ heid van professor Saretsk j kan nu eenieder kennis n L men van de diepere gedachte van Freud over tennis, well j, hij vanaf 1896 begon op schrijven. Het resultaat va het verzamelen van Saretsr ls vermakelijk en de titels v, de hoofdstukken vaak al vee* belovend, zoals bijvoorbeer „Love is niet niks" en „1 baan is mijn divan". FRANK WERKMAi:; „Sex als sublimatie van teiu nis", uit de geheime g schriften van Siegmun1L Freud. Verzameld en gea^|t noteerd door prof. Theodfl(v Saretsky. Uitgeverij Het Spectnmn Prijs 19,90. om men koos voor deze pro jekten uit een totaal van de 204 kunstopdraehten die tus sen 1978 en 1985 gerealiseerd werden is in het boek niet ver meld. Het zijn in dit gedeelte vooral de prestigeprojecten die opgenomen zijn, zoals de koe pelbeschildering van het Pa leis Noordeinde door Rudi van de Wint, het beeld van Auke de Vries bij de ingang van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Schönbergmonu- ment van Heppe de Moor in het Koninklijk Conservatori um of de enorme wandschilde ringen van Klaas Gubbels en Hannes Postma in de perso- neelskantine van de Konink lijke Bibliotheek. In het catalogusgedeelte is van elk van de 204 projekten een klein zwart-wit fotootje opge nomen met een aantal gege vens. Al met al is het een handzame publikatie, waarin veel te bekijken is en die ertoe kan bijdragen dat dit „verge ten onderdeel van de kunst" meer in de belangstelling komt te staan. INGRID VAN SANTEN Kunst bij rijksgebouwen 1978-1985. 8 jaar kunstop drachten van de Rijksgebou wendienst, Staatuitgeverij 's-Gravenhage, 39,50. Holografie toegepast in een kunstobject. „Psycho-hands" Walter Spiering. Holografie voor beginnen Wat is holografie, hoe werkt het. hoe kan de leek zelf holo grammen maken en wat is de toekomst van deze techniek? Vragen waarop het boekje „Holografie. toveren met licht" antwoord probeert te ge ven. Inmiddels zal iedereen wel eens van dit fascinerende fenomeen hebben gehoord. Maar hoe leg je uit dat holo grafie geen hokuspokus is maar gewoon driedimensiona le fotografie door middel van interfererende bundels laser licht? Oftewel; wie heeft zijn doctoraal fysica op zak? Dit boek is tot nu toe veruit de meest geslaagde poging tot be grijpelijke uitleg. Al blijft het, eerlijk is eerlijk, ingewikkeld. Holografie is inmiddels de pure laboratoriumfase een beetje voorbij. Er zijn in Ne derland zowaar enkele men sen die zich er mee bezig hou den. In dat piepkleine wereld je van holografen wordt al ja ren gedroomd van holografi sche films en televisie. Hoewel het theoretisch mogelijk moet zijn komen deze gedachten lichtelijk voorbarig over. Maar misschien zullen de eerste in terstellaire kosmonauten drie dimensionale tv aan boord hebben. Holografie bevindt zich eigenlijk nog in het aller eerste stadium. Weliswaar zijn de laatste jaren kleine stapjes vooruit gezet maar een echj doorbraak op technisch gebië is tot nu toe uitgebleven. Tt 'i die tijd lijkt massale toepassiij J niet aan de orde. Immers, bii| tenopnamen en kleurenhoM grammen zijn niet mogelijl Voor bewegende onderwerpa (mensen!) is een apparaat va. enkele miljoenen nodig. Ejf grotere hologrammen en hol«\ grammen van grotere objektë zijn nog schreeuwend duuj Daarbij is het maken van kwa litatief goede opnamen nog i moeilijk dat slechts weinigejis voldoende kennis, geduld ej'N doorzettingsvermogen in hul®* hebben. Overigens is sin<T" kort een camera voor de bt ginnende holograaf te kooL Het ding is nog erg groot tre zwaar en de auto van het jar? kan er echt nog niet mee gv* holografeerd worden. U_ kune het geld voor de camera n£a tuurlijk ook gewoon gebruikt om deze auto aan te schaffe^e Want holografie blijft voorljer pig een dure bezigheid van eifen kelen. Het enige nieuwtje hi; dat U nu kunt begrijpen wa^iei zij mee bezig zijn. et TJERK HERINGij Bruno Ernst: „Holografie, toveren met licht" Uitgeverij Aramith. Prij^ ƒ32.50. Schilderingen van Eugène Brands in het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Waar is mijn potje?' „Waar is mijn potje?". Zo luidt de titel van een grappig pren tenboek, dat een goeie hulp kan zijn bij het zindelijk ma ken van kinderen. Het boek, waarin een koddig klein prin sesje de hoofdrol speelt, maakt namelijk duidelijk dat een on gelukje daarbij nu eenmaal kan gebeuren. Het boek (een vertaling uit het Engels) is werk van de Tony Ross, g onbekende in prentenboek land. Verschenen bij Goor. Prijs 18,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 10