Het goede bewaren, het slechte slopen amdüQato Coniferen DE KERN VAN MONUMENTENZORG: SOCIAAL-GEOGRAAF PROF. DIELEMAN: VOOR HAGEN 3 „Huisvestingssysteem niet berekend op grote veranderingen" DONDERDAG 25 SEPTEMBER 19f Het aantal soorten en c\i tuurvariëteiten coniferen di in ons land gekweekt word is enorm. Vele daarvan kui nen uitgroeien tot hoge slai ke zuilten, andere vorrrU prachtige bollen, scherpe p ramiden, horizontale struikd of breed vertakte bomen, zijn coniferen die heel hoJ worden en er zijn conifer* die heel klein blijven, andd zijn zelfs heel bruikbaar a bodembedekker. Een belangrijke groep woJ gevormd door de soorten d het meest geschikt zijn vd het aanplanten van hagej want heel veel tuinbezitte} zien graag zo'n levende a scheiding als groenblijvend achtergrond van hun terreii Voor wie overweegt een haa aan te leggen hier wat nuttig informatie. Een veelgevraagde conifei voor bovenstaand doel is d Cupressocyparis leylandii, e« snelle groeier die niet duur j In korte tijd vormt deze C pressocyparis al een hoge, sti vige haag, desgewenst 2, 3, meter hoog, vooral geschi voor grote tuinen. We plant* hiervan slechts drie stuks t twee meter, omdat hij ook ha breed wordt. In het Thuja sortiment (ThJ of levensboom) zitten v*j soorten en cultuurvariëteitj die in aanmerking komen vol gebruik als haag. De moo Thuja occidentalis „Smaragd en de Thuja plicata „Dur* vormen beide een goede haa De „Smaragd" is frisgroen e heeft een opgaande, dicht pyramidale groeiwijze en i omdat het geen snelle groeifi is, vooral geschikt voor hag# die niet te hoog mogen word«i (ongeveer 1,5 a 2 meter). i De plicata „Dura" gro» krachtiger en vormt een stei ge, donkergroene haag, waa^ tegen bloeiende struiken vaste planten uitstekend t hun recht komen. Ook de Tm ja plicata "Atrovirens" is m(f donkergroen en vormt et goede haag. Een conifeer die zich prach| laat snoeien, is de Taxus b; cata of venijnboom. Op ouj buitenplaatsen en bij boen rijen ziet men soms kunstig gB snoeide dierfiguren of fraaP architectonische abstracts van Taxus. Op het oude ha< loopt deze conifeer na hl' snoeien gemakkelijk weer We kunnen er dus niet alle* hagen van maken van versera lende hoogten, maar daal ook poorten en vensters J sparen. Het plezierige van de Taxus* dat hij ook op arme gronde zelfs in de schaduw, nog g dijt. De zaden die in de rod Taxusvruchtjes zitten zijn ha giftig, zowel voor mens dier. Zelfs paarden en koek kunnen er aan sterven. Ook d Taxus media „Hicksii" is g schikt voor hagen. De bovengenoemde conifer* zijn het meest geschikt om a haag aangeplant te worde Daarnaast worden ook andei soorten aangeprezen, maar hf resultaat is dan vaak mind^ mooi en doelmatig. Coniferen houden niet van e* bodem die constant nat is. Eé1 periode waarin zij in het watl staan kan ook funest zijn. HL is dan ook het beste ze eii)| september, begin oktober u pas na de winter te planten, i Voor de haag spitten we e# strook van ongeveer een me# breed tot een diepte van Js centimer om. Het is goed o|c bij het spitten de bodem benjg den deze diepte met de ri* los te maken. We vermengd de gespitte grond met corf^ post, stalmest en, als de gror niet venig is, met turfmolih Mocht de grond te droog zij. dan dient deze eerste nat g|i maakt te worden. Bij het plaj« ten ontdoen we de kluiten vP eventule gaaslappen. Voor de meeste coniferen zi' ten we er 2 a 3 per met£ Jong plantmateriaal slaat h[ meest gemakkelijk aan en ook goedkoper dan grote planten. Is na het planten luchtvochtigheid te gering, dl verdient het aanbeveling, o uitdroging te voorkomen, h loof regelmatig te bevochtige echter op ogenblikken waar< er geen scherp zonlicht is. 0< de wind kan de struiken do< uitdrogen. Na het planten g ven we de bovengrond no wat mest. Vooral niet te vi en liever geen kunstmest. H f gen die op de wind staan g j| ven we steun door het spak nen van een stevige, gegalv,, niseerde ijzerdraad, waaraf elke struik afzonderlijk vastg 1 bonden wordt. Een coniferen haag wordt meestal twee kef per jaar gesnoeid. Coniferen kunnen slecht te< hondepias. Het planten wijnruit (Ruta graveolens) de haag zorgt voor een gi afweer. „Monumentenzorg is een heel sociale bezigheid. Een woonhuis zit vol geschiedenis. In een dorp of stadscen trum liggen die lijn doortrekkend dus veel collec tieve herinneringen. Daarom moeten monumenten wor den beschermd. Waarmee een algemeen belang wordt gediend. Niet alleen de gebruikers hebben er plezier van, ook omwonenden, bezoekers, toeristen. De samen leving dient zorgvuldig met haar monumenten om te gaan en dat gebeurt gelukkig ook". Dick Reeskamp, net in de vut, was 23 jaar hoofd afdeling monu menten van Het Oversticht, een vereniging voor behoud van lan delijk en stedelijk schoon. Een periode, waarin hij eerst tegen de wind in moest zeilen, vervolgens de wind stevig (wellicht té ste vig) in de zeilen kreeg en de laatste jaren kon hij tijdens een windstilte even op adem komen. Alles verandert op zijn tijd en dat geldt zeker ook voor wonen en de woonomgeving. Stonden de jaren vijftig in het teken van de wederopbouw, de reactie kwam met een hang naar romantiek en kneuterigheid in de jaren zeventig, gevolgd door de nieuwe zakelijkheid (no nonsense) anno 1986. De trek naar het platteland en de kaalslag in de stad sloegen weer om in tegenovergestelde richting. Nu lijkt een zeker evenwicht bereikt. Dick Reeskamp: „Inderdaad, er is sprake van een zekere trek naar de stad, al moeten we die interesse ook weer niet overdrij ven. Maar dat heeft niet alleen te maken met de mode-van-de- -dag. Het beleid van een gemeente kan hierin een doorslagge vende rol spelen. Een binnenstad die aantrekkelijker wordt ge maakt, de woonfunctie die in ere wordt hersteld. Dat soort zaken vertaalt zich naar een vernieuwde belangstelling voor het wonen in de stad. Daar komt bij dat het leven op het platteland velen is tegengevallen. Het leek allemaal zo romantisch, maar de winters zijn lang, eenzaam en koud. Veel mensen zijn daar op afge knapt". Rothuizen Maar de zorg voor de oude, vertrouwde panden wil niet zeggen dat alles voor het nageslacht moet worden bewaard. „Zeker niet de blokkendozen, die samen een nieuwbouwbuurt in groeistad X vormen. Wonen is namelijk warmte, geborgenheid, je prettig voelen. En dat gaat niet op voor zo'n nieuwbouwwijk aan de bui tenkant van de stad". En provocerend voegt hij eraan toe: „Er worden een heleboel rothuizen gebouwd. Huizen van slechte kwaliteit, die tot overmaat van ramp nog allemaal op elkaar lijken ook. Als het aan mij zou liggen, worden al die woningen afgebro ken als ze financieel zijn afgeschreven. Dat gebeurt jammer ge noeg niet. Het goede bewaren, het slechte slopen, dat is ook de kern van monumentenzorg". Reeskamp, architect van professie, is de grondlegger geweest van de monumentenzorg in de provincie waar Het Oversticht zijn domicilie heeft: Overijssel. Een kwart eeuw geleden was dat nog een volkomen onbekend terrein. Langzamerhand rijpte echter de gedachte dat monumentale gebouwen voor het nageslacht be waard zouden moeten worden. Al die objecten zijn in kaart ge bracht, een taak die in Overijssel werd toevertrouwd aan Het Oversticht. Op die monumentenlijst staan ongeveer 42.000 woningen, boer derijen in het hele land. De eigenaar van een monument is met handen en voeten gebonden aan allerlei regels en voorschriften, maar, aldus Reeskamp, uiteindelijk springt hij er desondanks goed uit. „Aan een monument hangt een prijskaartje. De waarde in het economische verkeer ligt hoger dan anders het geval zou zijn". In de komende jaren zal de monumentenlijst worden aangevuld met objecten uit de periode 1850-1940, de zogenaamde jonge bouwkunst. Reeskamp verwacht dat die inventarisatie alleen al in Overijssel enkele duizenden objecten zal opleveren, waarvan uit eindelijk tien procent voor plaatsing op de monumentenlijst in aanmerking komt. „Een hele goeie zaak, al moet je wel beden ken dat er een vertekend beeld van de werkelijkheid ontstaat. Je ziet alleen het topje. Hoe gewone mensen hebben gewoond en geleefd weten we niet. Boerderijen zijn bewaard gebleven, arbei derswoningen niet. Waarschijnlijk zijn die ook van inferieure kwa liteit geweest". Wat de scheidende voorzitter van Het Oversticht betreft, worden alleen écht mooie panden behouden. Zoals bijvoorbeeld deze in de Haagse Hartogstraat. weer toenemen, voorspelt hij, omdat meer jongeren van nu hier in de toekomst blijven wo nen. De voorsteden en nieuwe steden daarentegen zullen steeds meer te maken krijgen met een ouder wordende be volking. Een ander belangrijk aspect waarmee rekening gehouden moet worden, is dat de lage-in- komensgroepen in de steden talrijk zullen blijven, hetgeen de vraag naar goedkope huis vesting groot houdt. Tegelij kertijd kunnen we in gebieden waar nieuwe banen 'ontstaan een groeiende vraag naar dure huisvesting verwachten, aldus de wetenschapper. Professor Dieleman komt dit alles overziende tot vier advie zen, waarmee de overheid maar moet zien wat ze ermee doet. Zo moet het particuliere bedrijfsleven meer dan tot nu toe het geval is geweest, wor den ingeschakeld om de bouw van huizen op het noodzakelij ke peil te houden. Gelet op de toekomstige leeftijdsopbouw in voorsteden en nieuwe steden, moeten de plaatselijke overhe den daar experimenteren met huisvesting voor oudere een- en tweepersoonshuishoudens. Verder moet sociale woning bouw in de steden zo min mo gelijk tot stand worden ge bracht op dure plekken. Dan zijn er alleen maar hoge subsi dies nodig om de huren laag te houden. Bewaar de dure grond maar voor de hoge-inkomens- groepen en particulier initiatief, luidt zijn aanbeveling. En om de voorraad goedkope huizen optimaal beschikbaar te hou den voor mensen met lage in komens, zal opnieuw moeten worden gedacht aan boetes voor degenen met een hoog inkomen die in voor hen te goedkope huizen wonen. Dieleman is over dit laatste niet erg hoopvol gestemd: „Ik weet natuurlijk dat het parle ment doof zal blijven voor dit idee. Het feit alleen al dat ik dit onderwerp ter sprake breng, toont aan dat ik geen enkele aanleg heb voor politiek en dat ik me maar weer gewoon met onderzoek moet bezig hou den". Prof. dr. F.M. Dieleman is gek op bloemen, vooral tulpen. Zijn tuin staat er vol mee. Eens op een zon nige dag in het voorjaar verzorgde hij het tulpen- bed. Hij had zojuist de ste len met behulp van een precisie-instrument afge knipt en keek voldaan naar het resultaat. Plotseling stuiterde er een voetbal over de heg van de tuin en belandde uitgerekend mid den in het tulpenbed. En of dat nog niet erg genoeg was, stoof de hond van de buren er achteraan. Het tulpenbed werd zodanig omgeploegd dat het preci sie-instrument overbodig was geworden. Wat hem op dat moment het meest van pas kwam was een stok om de hond te verja gen. en een schop om niéuwe bloemen de plan ten. Prof. Dieleman (44), als soci aal-geograaf verbonden aan de Rijksuniversiteit van Utrecht, ziet in dit voorval dui delijke parallellen met het huis vestingsbeleid in Nederland. Een vergelijking die zo op het eerste gezicht ver gezocht lijkt en daarom enige uitleg be hoeft. De overheidsbemoeienis met de huizenmarkt en bij de ste delijke ontwikkeling is naar zijn mening groter dan waar dan ook in de westerse wereld. Dat heeft voor- maar zeker ook na delen, zo verklaarde hij on langs al op een congres in Utrecht dat gewijd was aan het thema „Veranderingen op de woningmarkt". Dieleman: „De meeste mensen in Nederland zijn ervan overtuigd dat de hoge kwaliteit van onze wo ningvoorraad aan die bemoeie nis en regelgeving van de over heid te danken is. En de mees te vreemdelingen zullen het met ons eens zijn dat we een eerlijker verdeling van de wo ningvoorraad hebben dan veel andere landen. Maar de laatste tien jaar is de Nederlandse sa menleving gaan beseffen dat het systeem ten minste één groot nadeel heeft: het is zo wijdvertakt en fijngevoelig dat het zich niet snel genoeg kan aanpassen aan grote, maat schappelijke veranderingen. Sterker nog: plotselinge demo grafische en economische ver anderingen maken de beleid sinstrumenten soms zomaar ineens ondoeltreffend". Zie daar de parallel met de bal en de hond in het zorgvuldig ver zorgde tulpenbed. Wat zijn dat dan zoal voor ver anderingen die het tere huis vestingssysteem zo drastisch kunnen beïnvloeden? Prof. Dieleman noemt er drie: het gedrag van wat hij de „ge boortegolf-generatie" noemt, de economische crisis en ont wikkelingen op de plaatselijke en regionale huizenmarkt. We lopen ze alle drie door. Onvoorspelbaar Met de geboortegolf-generatie bedoelt de hoogleraar de men sen die zijn geboren tussen 1947 en 1970. Een van de ken merken van deze generatie is, aldus Dieleman, dat ze zich al tijd onvoorspelbaar heeft ge dragen, volkomen anders dan voorgaande generaties. Dat geldt ook voor haar gedrag ten opzichte van de woningmarkt. „Toen de koplopers van deze generatie omstreeks 1970 de leeftijd van twintig jaar bereik ten, bleven ze niet rustig thuis bij hun ouders totdat ze trouw den, zoals tot die tijd gebruike lijk was. In plaats daarvan eis ten ze zelfstandige woonruimte en zij ontwikkelden daardoor een grote vraag naar woningen voor een- en tweepersoons huishoudens". „Bovendien", zo vervolgt hij, „dacht de ge boortegolf-generatie heel an ders over het aantal kinderen dat ze wilde hebben. Hierdoor daalde het geboortecijfer enorm, wat inmiddels al heeft geleid tot sluiting van veel scholen". Verwacht mocht worden dat daardoor de vraag naar het aantal woningen zou dalen. Maar volgens Dieleman is dat niet het geval. De daling van het geboortecijfer zal er al leen toe leiden dat tussen nu en 2000 de vraag naar wonin gen alleen zal dalen in de cate gorie jongeren die een huis houden beginnen. Maar in alle andere leeftijdscategorieën voorspelt hij een aanzienlijke stijging van het aantal huishou dens. En dus zullen er ook meer woningen nodig zijn. Hij denkt aan 800.000! Een op merkelijke conclusie, omdat de overheid uitgaat van op een daling. Dieleman wijst erop dat er een dramatisch grote toena me te verwachten zal zijn van het aantal oudere een- en tweepersoons huishoudens. Dat gebeurt op het moment dat de geboortegolf-generatie de oudere levensfase heeft be reikt. Hij voorspelt bovendien dat die levensfase in de toe komst van zeer lange duur zal zijn aangezien de mensen veel langer in leven blijven dan vroeger. Hij tekent daarbij ech ter aan dat het gedrag van deze bewuste generatie cruci aal zal zijn voor het huisves tingsbeleid. Want zij is, zoals gezegd, nogal onvoorspelbaar. „Misschien emigreren ze tegen die tijd wel massaal naar war me landen waardoor zij de vraag naar woningen uiteraard weer zouden doen dalen". Op z'n kop De economische crisis heeft de woningmarkt volledig op z'n kop gezet. Drastische bezuini gingen op volkshuisvesting wa ren en zijn het gevolg. Diele man: „En dat terwijl het be schikbare bedrag juist hoger zou moeten worden om vooral de bestaande huizenvoorraad te kunnen behouden en te ver nieuwen". Verder heeft de economische crisis ervoor ge zorgd dat de mensen minder hebben te besteden. De koop kracht is fors gedaald en za) naar verwachting slechts een half procent per jaar stijgen. De slechte economie is ook Groeicentra Ook de plaatselijke en regiona le ontwikkelingen, als moeilijk te verwerken beïnvloedingsfac toren van ons huisvestingssys teem, mogen hier niet onbe sproken blijven. Lag in de ja ren zestig en zeventig de na druk nog op de groei van voor steden en nieuwe gemeenten, in de jaren tachtig is het ac cent weer meer komen te lig gen op versterking van de po sitie van de grotere steden. Niettemin blijft er, aldus de hoogleraar, tot 2000 sprake van een trek naar groeicentra, zoals Zoetermeer, zij het in een veel lager tempo dan we ge wend waren. Voor wat betreft de leeftijds opbouw van de bevolking in de. steden en voorsteden gaat er in de visie van prof. Dieleman een heleboel veranderen. De huizenmarkt in de steden wordt nu geheel gedomineerd door oudere én jonge een- en tweepersoons huishoudens. Het aantal mensen onder de 45 jaar zal in de steden echter Prof. dr. F.M. Dieleman: „Tot het jaar 2000 zal het aantal huishoudens en dus de behoefte aan woningen met 800.000 toenemen". van invloed op de onroerend- goed prijzen en de hypotheek rente. Sinds 1978 is de koop huizenmarkt volledig in elkaar gestort en heeft veertig pro cent van alle Nederlanders on geveer 35 procent van zijn in onroerend goed geïnvesteerde kapitaal verloren. De verwach tingen zijn dat de hypotheek rente voorlopig laag blijft en zelfs nog verder kan dalen, ter wijl de vraag naar koophuizen blijft groeien zonder noemens waardige prijsstijging. Diele man wijst erop dat de huren daarentegen door invloed van de overheid almaar zijn gestegen en dat nog steeds doen. Hij concludeert dat het vooruitzicht op inkomensgroei voor veel huishoudens klein is waardoor de vraag naar echte, betaalbare huisvesting, die vooral gezocht moet worden in de bestaande voorraad, hoog blijft. Voor de volledigheid voegt Dieleman er aan toe dat het systeem van individuele huursubsidie maar voor een klein deel het inkomensverlies en de gestegen woonlasten kan compenseren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 30