De Bankelsanger: een opvallende kermisklant Liederen uit het volksleven gegrepen Al ziende blind ÊcicUcSouocuit MÜNSTER - Kerk, kermis en jaarmarkt: ze hebben eeuwen bij elkaar gehoord. De kerk heeft er altijd aanspraak op gemaakt volledig te zijn ingewijd in hemelse zaken. Maar in de ordening van wereldse zaken heeft zij zich ook nooit onbetuigd gelaten. ZATERDAG 13 SEPTEMBER 1 De Europese wereld heeft er zonder twij fel baat bij gehad dat de kerk, althans de clerus, zich enige eeuwen lang vrij intens met haar zaken heeft bemoeid. Zonder kerk bijvoorbeeld zeker geen kermis. In Munster heeft men voor kermis en jaar markt een bijzonder woord: Send. Dit is in eerste instantie een kerkelijke term, die is afgeleid van het Griekse woord sy node. dat vergadering betekent. Zo placht van oudsher een kerkelijke recht bank zitting te houden in de naast Utrecht belangrijkste bisschopsstad in deze gewesten: Munster. De Send was aanvankelijk oen bijeenkomst van clerus cn leken onder voorzitterschap van de residerende bisschop. Want heel vroeger heeft de kerk de leken wel degelijk bij het overleg over kerkelijke zaken betrok ken. Na de investituurstrijd in de elfde eeuw. waar het eenvoudig gezegd ging om de vraag wie baas boven baas was (de paus of de keizer), is de macht van de leken langzamerhand teruggedrongen. Na de 15e eeuw herwonnen zij echter middels het stadsbestuur hun invloed. Maar toen had het karakter van de Send zich al ingrijpend gewijzigd. Ook het se cularisatieproces is ietwat ouder dan me nig eerwaarde heer ooit heeft vermoed. Dat proces heeft zich goeddeels nabij de kerk (op het kerkplein, dus op de markt) voltrokken. Als de Send bijeen was trok ken vele mensen van buiten naar de stad. De kerkelijke rechtbank oordeelde immers niet uitsluitend in kerkrechtelij ke zaken, maar wel degelijk ook in zaken waar mensen direct belang bij hadden: politieke zaken en geschillen tussen par ticulieren over landbezit, eigendom, koop, verkoop en pacht. Marktvrede Op de markt, nabij de kerk, waar het ..gewone" volk bijeenkwam werd meer uitgewisseld dan een vriendelijk woord. Zo is. heel eenvoudig gezegd, de jaar markt ontstaan, een jaarmarkt die al vrij spoedig ook een heel bijzondere markt vrede kende. Bij een zo grote toeloop van „vreemd volk van buiten" moest immers orde en rust optimaal verzekerd zijn. De openbare orde mocht niet in ge vaar komen. Ook dat probleem is be kend: de voetbalsupporters uit een vreemd land bij een Europa-Cupwed strijd. In die tijd was men niet kinder achtig. Tot in 1578 werd elk vergrijp op de jaarmarkt dat met bloedvergieten ge paard ging. met de dood bestraft. Binnen de bijzondere marktvrede echter golden ook. zeker voor de mensen van veraf, bijzondere vrijheden. Tijdens de jaarmarkt mocht eenieder zijn waren te koop aanbieden, zonder bij een gilde aangesloten te zijn. Er werd dus aller- hand verhandeld. En niet alleen koop waar maar ook. en dat in niet geringe mate, informatie. Met andere woorden: Nieuws. Jaarmarkten en kermissen wa ren niet in de laatste plaats nieuwsmark- ten. brandpunten in de grote markt, zou je kunnen zeggen. De jaarmarkt heeft een heel bijzondere, zeer populaire en ook invloedrijke vorm van kunst voort gebracht. in het Duits de Bankelsang ge noemd. dat het best met straat- of ker misbed kan worden vertaald. De uitvoe renden heetten Bankelsanger. Langer dan drie eeuwen hebben deze opmerke lijke kermisklanten, vaak bizar uitgedost en vrijwel altijd afkomstig uit de lagere standen van de maatschappij, het beeld van de jaarmarkten in Europa beheerst. Maar ook buiten de seizoentijd trokken ze door steden en dorpen om hun waren (liederen en teksten, vlugschriften en boekjes) aan de man te brengen. Een ze kere Johann Christoff Adeling (1732- 1806) geeft de volgende omschrijving van de Bankelsanger: „Hij die op straat, staande op een houten bankje, allerlei moord- en gruwelverhalen van een blad zingt: een slechte dichter die er zijn be roep van maakt allerlei ordinaire voor vallen op een platte wijze te bezingen". Gruwel De Bankelsanger zochten hun kracht vooral in het met dramatische verve be zingen van allerlei opzienbarende en vreeswekkende gebeurtenissen zoals meervoudige moorden, gruwelijke aan randingen, oorlogsmisdaden en natuur rampen of ongelukken, waarbij vooral mijnrampen de voorkeur hadden omdat alles wat zich onder de aarde afspeelde dubbel geheimzinnig was. De Bankelsan- De Bankelsanger en zijn maatje (meestal echtgenote of kinderen). Twee pentekeningen uit 1849 Stadsmuseum Munster). Rechts van Ludwig Richter; Onder van Anton Muttenthaler. ger waren in eerste aanzet wandelende sensatiekranten, maar hun waar was drie-in-een: tekst, beeld en geluid. Ze kunnen dan ook als de voorlopers van film en vooral van televisie worden be schouwd. Vrijwel elke populaire tv-show is in wezen niets anders dan volksthea ter op de markt. Het onderdeel van het vroegere NCRV-programma Farce Ma jeure. waar de komedianten met hun draaiorgel - het muziekinstrument bij uitstek van de Bankelsanger - naar de markt trokken en het publiek lieten mee zingen op teksten „uit het leven gegre pen". is niet veel meer dan aangepaste Bankelsang. De zanger droeg zijn beeldscherm mee in de vorm van een groot doek dat, als een landkaart vroeger op school, kon worden af- en opgerold en op een draag- ezel bevestigd. Het nieuws stond er in enkele schokkende taferelen op afge beeld. Niets vloeide er rijkelijker dan ge stold bloed. Het publiek moest aange trokken en geboeid worden en zo nodig geschokt. Met meer kleur in de krant po gen klanten te trekken, het is geen uit vinding van de nieuwste tijd. En bij het hese gebrul van een reclamemaker die met overslaande stem op radio en tv zijn waren aanprijst, steekt het taalge bruik van menig standwerker zeer gun stig af. Staande op een kleine houten bank - vandaar de naam Bankelsang - wees de kermiszanger met een stok op zijn witte doek aan wat hij bezong en hoever zijn verhaal gevorderd was. Zijn maat - vaak zijn vrouw of een van zijn kinderen - begeleidde hem op een een voudig muziekinstrument, meestal een draagbaar of anderszins gemakkelijk te vervoeren draaiorgel. Veel van de melo dieën van de liederen van de Bankelsan ger waren uiterst populair De melodie van het lied, dat ons het droeve verhaal vertelt van het bittere lot van de kinde ren van kapitein Bellmont, heeft de be ruchte nazi Horst Wessel in 1927 ge bruikt voor zijn propagandalied: „Die Fahne hoch". Waarheid De Bankelsanger stond in voor wat hij zei. Hij streefde naar objectiviteit. Dat neemt echter niet weg dat hij zijn verha len opklopte waar dat maar even moge lijk was. Enkele verfraaiingen van de ob jectiviteit immers maken een schokkend drama alleen maar verkoopbaarder. Ook de Bankelsanger had, als een moderne media-manager, weet van de betekenis van abonnementencijfers en kijkdicht heid. De Bankersang is een allegaartje. De zanger bewerkte oude verhaalstof, gebruikte bekende verhaalmotieven die bij het gemene volk bekend waren uit sage, sprookje, preek of spreuk. Ook de Bankelsanger wist, dat zijn baat hem ge bood het ongeletterde publiek niet met vreemde geleerdheid kopschuw te ma ken. Zijn verhaalschema was eenvoudig, als het schema van schuld, boete en ver zoening. Op zulk een schema is trou wens ook Dostojewski's roman Raskol- nikow gebouwd, en het zou de moeite waard zijn de overeenkomsten na te gaan tussen het melodrama van de ker mis en het melodrama in de literatuur en de filmkunst. Bijvoorbeeld in het werk van een beroemd filmmaker als Visconti, wiens film The Damned zon der twijfel zwaar melodramatische on dertonen heeft. De Bankelsanger is, zoals de dorpson derwijzer, een moralist. Hij is conserva tief. Hij wil de oude orde handhaven. Hij kon ook moeilijk anders. Wilde hij zijn waar aan de man kunnen brengen. dan moest zijn publiek er in de dubbele betekenis van het woord, „wat van mee kunnen nemen". De mensen moesten niet alleep betalen voor tekst en lied, maar er tevens beter van worden. De journalist als pedagoog! De zanger was er op uit, zijn gehoor te stichten. Hij be leert en vermaant. Maar aangezien zijn gehoor een veelkoppig gehoor was. moest hij wel spreken in algemene ter men. Als zedekundige ontkwam hij niet aan veinzerij. Hij geleek daarin op zijn evenknie, de kwakzalver, wiens grootste ondeugd naast ledigheid de veinzerij is. en wiens overtuigingskracht als genees kundige met door kennis, maar door zijn vermogen te bedotten wordt gevoed. Vanwege zijn stichtelijk karakter is de Bankelsang vanaf de zeventiende eeuw tot aan het begin van deze eeuw ook met religieuze oogmerken gebruikt. In bede vaartplaatsen trof men op de feestdag de Bankelsanger aan die men op de vooraf gaande werkdag nog op de markt had zien staan. Wat belette hem om, na een moord geschilderd te hebben, een mira kel te duiden? Hij was van alle markten thuis. De geestelijke Bankelsang was daarenboven een dubbel goede zaak. Het gelovige gemoed bespelen deed ook de prediker, een Gode welgevallig werk! Kerk cn kermis hebben elkaar inderdaad nooit in de steek gelaten. Verdacht Men zou verwachten dat de Bankelsan ger, als behendig vertolker van stichte lijk melodrama, door de overheid onge moeid zou worden gelaten. Dat is toch niet het geval geweest. De Bankelsanger heeft in dit opzicht het lot gedeeld van de speelman die al in de vroege middel eeuwen tot de verdachte personen werd gerekend. Dc Bankelsang is buitendien de omvorming en voortzetting van een oudere kermisattractie: het Kranten- of Vlugschriftlied uit de 15e en 16e eeuw. Ook de krantenzanger verhaalde in meerstrofige liedvorm van allerlei ge beurtenissen die hij uit krant of pamflet had bijeen gelezen. Een scharrelaar in nieuws dus. Zowel de Zeitungs- als Bankelsanger is het maatschappelijk nimmer voor de wind gegaan. In 1695 zet een zekere Kaspar Stieler zich in zijn Zeitungs Lust und Not - de eerste we tenschappelijke verhandeling over het krantewezen - af tegen de Zeitungssan- ger. Hij noemt hen „spionnen, landver raders, zakkenrollers, schelmen, die door slechte schoolmeesters een verzonnen verhaal op rijm laten zetten en daarmee het eenvoudige volk op dwaalwegen brengen. „Lumpenvolk" is het, zegt Stie ler, uitschot, en „solches Zeug" heeft met de echte krant, met de edele journa listiek, niets van doen. Ze zouden zwaar bestraft moeten worden of het land moe ten worden uitgewezen. Ook dat is een lot dat journalisten nog altijd treft. Als kramers van liederen en ballades en later als colporteurs van kranten, vlug schriften en kleine romans, hebben de Bankelsanger het tot het begin van deze eeuw op jaarmarkten en kermissen uit gehouden. In de 19e eeuw werd de „be drijfstak" onder invloed van de industri alisatie geprofessionaliseerd. Men ging met de tijd mee. Men werd grootschali ger. Maar binnen de grootschaligheid ontstond de lege ruimte die werd opge vuld met overdrijving. De Bankelsanger blies zich op met ijdel gezwets. Toen hij ophield stichtelijk te zijn, verloor hij de greep op het publiek. Het morele ver maan bezweek onder de druk van enkel op gewinzucht bedachte commercie. Tot het eind van de jaren twintig heeft de In het West faal se Landesmuseum is een schilderij met twee beroemde Bankelsanger: De blinde Flor en partner Kosters. Zij staan er bij een kruispunt van drie wegen, op naar wie weet waarheen. Bankelsang het op de kermissen nog uit gehouden. Toen is hij onder druk van de nieuwe media als radio en later de tele visie, bezweken. Herdenking Twee beroemde Bankelsanger waren Flor en Kosters. Flor werd in 1796 te Munster geboren. Van beroep was hij metselaar. Bij een ongeluk - hij kreeg kalk in zijn ogen - verloor hij zijn ge zichtsvermogen. Men schonk hem een viool en hij werd straatmuzikant. Zijn maat werd de oudere Kosters. Samen trokken "ze door Westfalen. spelend en zingend op markten en in herbergen, op bruiloften en partijen. Op de Send in Munster, die dit jaar 1200 jaar bestaat, waren ze vertrouwde gasten. Een van de bekendste liederen van het duo is het prachtige Bieckumer Roathues Pit. dat staat afgedrukt in de catalogus 1200 Jah- re Munster Send bij de tentoonstelling die tot het einde van dit jaar in het Stadsmuseum van Munster te zien is. In het Wcstfaalse Landesmuseum is een schilderij van Flór en Kosters. Zij staan er bij een kruispunt van drie wegen. Ze weten niet welke te gaan. Kosters houdt zijn hand voor de ogen tegen de onder gaande zon om de goede weg van de wij zer te kunnen aflezen. De blinde Flór, de kleine speelman, houdt zijn gezicht afge wend. De beide mannen zijn op weg naar wie weet waarheen. Ze hebben de stad ver achter zich gelaten. Hun lied is verwaaid op de grijsbruine tonen van de verlatenheid. De Bankelsanger: hij is op alle kermissen geweest. Hij heeft er te vergeefs gezocht naar zijn Eurydice. Zijn lied is tenslotte ook klacht en aandacht! J. G. H OUDE BRUNINK Glaucoom: het komt veel voor (een op de tweehonderd mensen), kan ernstige gevolgen hebben (blindheid) en toch heeft bijna nie mand (glau-wat?) van deze oogziekte gehoord. Het is ook nog eens een keer een ziekte met toekomst: de kwaal komt vooral op oudere leeftijd voor en Nederland vergrijst. Dus, wat is glaucoom en hoe kan het behandeld wor den? -Een vraag waarmee ook oogartsen zich vorige week op een congres bezighielden. Het oog is net zo gebouwd als een toto camera compleet met diafragma (pupil), lens en gevoelige plaat (netvlies). Maar anders dan een camera is het oog gevuld met een doorzichtige vloeistof. Dat moet wel, want zonder die vloeistof zou het oog er uitzien als een lekke ballon. Om dat te voorkomen wordt het oog voort durend opgepompt met vocht, dat wordt J. Paalman geproduceerd door kliertjes achter de iris. In de iris (het regenboogvlies) dat het oog zijn blauwe, bruine, groene of zwarte kleur geeft) zit een gat: de pupil. Het vocht gaat door de pupil naar voren om dan aan de voorkant van het oog, (dus voor het gekleurde regenboogvlies), door een kanaaltje uit het oog te ver dwijnen. Een ding is duidelijk: aanvoer en afvoer moeten precies in evenwicht zijn, anders gaat het mis. Stel nou dat de afvoer niet goed werkt. De kliertjes blijven vocht produceren dat niet goed wordt afge voerd, en omdat er - anders dan een ballon - geen rek in het oog zit, stijgt de druk in het oog tot onaanvaardbare waarden. Precies dat is de oorzaak van glaucoom, ook wel staar genoemd. Als dat plotseling gebeurt dan volgt een aan val van acuut glaucoom, een spoedgeval in de oogheelkunde. De patiënt wordt binnen enkele uren doodziek, is misse lijk, braakt soms, maar heeft bovenal ontzettende pijn aan zijn oog. Veel verraderlijker is het chronische glaucoom. Normaal is de druk in het oog gelijk aan het gewicht van een ko lom kwik van rond de 15 millimeter hoog: 21 millimeter geldt als te hoog en de druk kan tot 50 millimeter oplopen. Van die hoge druk hoeft men jarenlang niets te merken. Meestal wordt die, net als bij hoge bloeddruk, bij toeval door de dokter gemeten. Maar ondertussen loopt men het grote risico dat het licht gevoelige netvlies op een stiekeme ma nier wordt aangetast. De te hoge druk van het oogvocht kan de bloedvaten van het netvlies dichtknijpen zodat het net vlies op die plekken blijvend ongevoelig wordt voor licht. Op die plekken is men dan blijvend blind. Het gekke is dat een patiënt van die blinde plekken vaak geen weet heeft. Hoe dat uit te leggen? Terwijl u deze tekst leest projecteert u de letters op een klein deel van het netvlies: het fixatie punt. Alleen in dat kleine gebiedje kun je scherp zien, daarbuiten is alles wazig. Probeert u maar eens - terwijl u uw ogen op deze tekst gericht houdt - tekst elders op deze pagina te lezen. Ziet u wel, dat lukt niet. Welnu, omdat de blin de plekken in het begin vooral in de wa zige gebieden optreden merken we er niets van. Ook niet omdat de hap uit het gezichtsveld aangevuld kan worden door het andere oog. In dat stadium ben je al ziende blind. Pas als de blinde vlekken het fixatiepunt aantasten is de blindheid onmiskenbaar. Dit maakt het chronische glaucoom tot zo'n verraderlijke kwaal: als je er iets van merkt is het eigenlijk al te laat. De happen uit het gezichtsveld kunnen nooit meer hersteld worden en de be handeling kan alleen maar het voort schrijdende proces tot staan brengen. Zonde, want een beginnend glaucoom is heel redelijk te behandelen, bovendien zijn er nog wat nieuwtjes in de behande ling te melden. Klassiek is de behande ling met pilocarpine-oogdruppels. Dit honderd jaar oude spul zet de poriën van de afvoerkanaaltjes wijd open, maar heeft nare bijwerkingen als slecht en wa zig zien. Er zijn een horde andere mid delen geprobeerd, maar allemaal hebben ze als nadeel dat de patient de hele dag door moest druppelen en dat ze bijwer kingen hebben. In 1978 kwam er een doorbraak in de vorm van beta-blok- kers. Bijna een ideaal middel want ze remmen langdurig de aanmaak van het oogvocht maar hebben helaas ook in vloed op de rest van het lichaam. Men sen met astma of een zwak hart mochten ze absoluut niet gebruiken. Daar is nu ook wat op gevonden: de nieuwe beta- -blokker betaxolol werkt alleen op het oog en nergens anders. Heel nieuw ten slotte is het inzetten van de argonlaser als niets meer helpt. In feite is de behandeling niet het groot ste probleem. De moeilijkheid is mensen die een verhoogde oogboldruk hebben op tijd op te sporen. Omdat veel mensen rond de vijfenveertig jaar gaan brillen wordt een aanzienlijk deel van de glau- coompatiënten er door de oogarts uitge pikt. Bij het niet brillende deel der natie zou eigenlijk vanaf een bepaalde leeftijd (zeg vijfenveertig vijftig jaar) regelma tig dc oogboldruk moeten worden geme ten. Vaak gebeurt dat bij keuringen, maar lang niet altijd. Is de druk te hoog. dan hoef je geen glaucoom te krijgen maar de kans er op is dan stukken gro ter. Voor een. afdoende controle is dan specialistisch onderzoek nodig zoals het tijdrovende opsporen van de blinde vlekken met behulp van het gezichtsvel donderzoek. Daar ontbreken de midde len voor. Dit terwijl glaucoom de be langrijkste oorzaak van blindheid is, in een gemiddelde huisartsenpraktijk hon derd mensen een te hoge oogdruk heb ben en bij zeven van hen al een blijvend gezichtsverlies is opgetreden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 26