De
regenworm in
de hamburger
finale
Veertien nieuwe
plannen ingediend
EUREKA SLAAT GOED AAN
'CcidócGouxcmt"
ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1986
DEN HAAG - Veertien Neder
landse ondernemingen hebben in
de afgelopen weken bij het Neder
lands Secretariaat Eureka in Den
Haag een projectvoorstel ter beoor
deling voorgedragen. Het secretari
aat wil de namen van de bedrijven
nog niet bekendmaken; een woord
voerder wilde wel zeggen dat het
om bedrijven van zeer uiteenlo
pend karakter gaat.
Hoewel pas tijdens de Eureka-conferen-
tie volgende maand in Bonn duidelijk
wordt welke van deze plannen de Eure-
ka-status zullen krijgen, kan de conlusie
getrokken worden dat Eureka goed bij
het Nederlandse bedrijfsleven is aange
slagen. Nederlandse ondernemingen ne
men al deel in veertien van de 62 lopen
de projecten van Eureka, het technolo
gieprogramma waarmee Europa haar
technologische achterstand op met name
Japan en Amerika wil inlopen.
De vaart waarmee Eureka gestalte krijgt,
bewijst volgens ïr. H. Wessels. werk
zaam bij Philips Nederland, dat het ini
tiatief voor het versterken van de Euro
pese concurrentiekracht inderdaad van
het bedpjfsleven moet uitgaan. „Eureka
wordt niet zoals „Esprit", door Brussel,
dus van bovenaf gedicteerd. Daarbij is
het goed te zien dat de Europese overhe
den de plannen goed oppikken. Nu eens
niet alleen door middel van subsidies,
maar met werkelijk Europees élan. Ook
voor Brussel is Eureka niet louter een te
genhanger van het Amerikaanse SDI-
programma, maar technologie-beleid op
Europees niveau. Want daar gaat het
om".
Zowel in de veertien in Den Haag inge
diende Eureka-projectvoorstellen als in
ln de micro-elektronica wordt gewerkt met uiterst kleine onderdeeltjes. Philips zoekt
naar een verfijning van de methode om deze onderdeeltjes met behulp van laserstralen te
lassen.
de 62 lopende projecten waaraan Euro
pese industrieën en wetenschappelijke
instituten werken, speelt micro-elektro-
nica (chips) onmiskenbaar een hoofdrol.
De meeste projecten verkeren nog in de
„denkfase", voor sommige is een haal
baarheidsonderzoek gestart en enkele
zijn al ver gevorderd. In dit slotartikel
van de serie over de eerste Nederlandse
Eüreka-projecten, halen we er nog enkele
voor het voetlicht.
Nu de micro-elektronica in toenemende
mate wordt toegepast in de produktie-
processen van grote industrieën en ook
middelgrote en kleine bedrijven hun eer
ste schroom hiervoor hebben overwon
nen. neemt de vraag naar chips voor
speciale toepassingen almaar toe. De
chipsfabrieken moeten daarom over
schakelen van massaproduktie op de
produktie van chips met een korte door
looptijd. Daarvoor zijn machines nodig
die het mogelijk maken snel en flexibel
over te schakelen van de ene kleine serie
chips op de andere. Om dit voor elkaar
te krijgen hebben de Europese indus
trieën de joint-venture ES 2 (European
Silicon Structures) opgericht. Het moet
er uiteindelijk toe leiden dat Europa
voor maat-chips niet meer afhankelijk is
van Amerika en Japan, zoals momenteel
het geval is.
Simpel samengevat, wordt in „Eau
Claire" onderzocht of het mogelijk is de
afvalstromen van verschillende indus
trieën in een centraal punt samen te
brengen en daar te verwerken. Althans,
als aanvulling op het schonen aan de
bron (in de fabriek zelf dus). Hoofddeel
nemers aan Eau Claire zijn Boskalis,
TNO en enkele Nederlandse, Belgische
en Westduitse universiteiten. Eau Claire
is in feite een voortzetting van het oude
plan om industrie-afval van de Rijndelta
via een pijpleiding in de Rijn naar Rot
terdam te transporteren en daar te ver
werken. Dat plan bleek technisch wel,
maar politiek niet haalbaar. Ir. V. Ge-
mert van-TNO: „De drempel die de po
litiek opwierp, wordt nu door Eureka ge
slecht. We denken aan een zeer geavan
ceerd computergestuurd transportsys
teem. Momenteel proberen we commer
cieel geïnteresseerde bedrijven bijeen te
krijgen".
Laser
Aan een afvalonderzoek werkt ook
Akzo. In samenwerking met enkele
Franse en Belgische bedrijven wordt on
derzocht of laserstralen gebruikt kunnen
worden voor het opsporen en vernieti
gen van chemisch afval. Volgens een
Akzo-woordvoerder gaat het om een
uniek onderzoek, dat echter nog verkeert
„in een heel erg pril beginstadium".
Eén van de vele Eureka-projecten waar
aan Philips deelneemt, betreft de ont
wikkeling van een laser om zeer kleine
metalen deeltjes secuur en betrouwbaar
te lassen. Zoals moet gebeuren bij piep-
ikleine onderdeeltjes in de micro-elektro
nica. Kenmerk is dat de te lassen onder
deeltjes niet tegen elkaar gedrukt hoeven
te worden. De laser last als het ware in
de lucht. Dergelijke apparaten zijn er
overigens al, het onderzoek betreft voor
namelijk een verdere verfijning.
Cosine, ook een „Philips"-project, be
treft het ontwerp van een industrieel
netwerk voor machinebesturing. Het is
een specifieke toepassing van het creëren
van lokale computernetwerken door
work-processors onderling te verbinden.
Ing. Wessels: „Datzelfde kun je in fa
brieken ontwikkelen door van een af
stand machines te besturen. Die machi-'
nes krijgen sensoren, elektronische voe
lers, die, mocht er iets misgaan, een sig
naal naar het centrale punt sturen. Bij
voorbeeld: „Stuur een monteur!".
HENK ENGELENBURG
Wie kent ze niet en vertelt ze niet
door, de verhalen over een
frisdrank die roest afbijt, over een
wasmiddel waarmee PVC gelijmd
kan worden, over beton in massief
eiken meubelen en over
ROTTERDAM - Onder een produktge-
rucht wordt een praatje voor de vaak
verstaan dat - niemand weet door wie
of waarom - in omloop is gebracht over
een bepaald, dikwijls gewild artikel. Het
jongste produktgerucht? Volgens drs J.
van Schravendijk die dit en vorig jaar
een onderzoek aan het verschijnsel heeft
gewijd, betreft het de goedkopere mer
ken bier. Dat praatje had hij tenminste
tot dusver nog nooit gehoord. „Ik bedoel
het gerucht dat goedkoop bier gezonder
zou zijn dan de duurdere merken omdat
de fabrikanten ervan, kleine brouwers,
geen geld zouden hebben om allerlei
chemische smaak- en conserveringsstof-
fen aan te schaffen. Nou is dit toevallig
een produktgerucht met een positieve
klank, maar dat zijn uitzonderingen. De
meeste produktgeruchten zeggen iets ne
gatiefs over een artikel".
Wie kent ze niet en vertelt ze niet door,
de verhalen over een populaire frisdrank
die roest afbijt, over een alom gebruikt
wasmiddel waarmee harde PVC-pijpen
gelijmd kunnen worden, over het loze
meubelmakertje dat zijn massief eiken
opvult met beton, over de eieren van
spinnen in kauwgum of over regenwor
men in hamburgers? Ze leiden een eigen
leven, niet zelden tot wanhoop van de in
opspraak gebrachte fabrikant, getuige
een recente advertentie van de Stroh
Bierbrouwerij in Amerika die een belo
ning van 25.000 dollar uitloofde voor de
ontzenuwing van het gerucht als zou dit
bedrijf smeergeld betalen aan presidents
kandidaten. Onuitroeibaar zijn ze, de
produktgeruchten. Altijd en overal ste
ken ze hun vaak kleine kop weer op.
Drs. Van Schravendijk vergelijkt ze wel
met de zogenaamde stadslegenden: ei
gentijdse verhalen over onechte gebeur
tenissen. „De bekendste die me te bin
nen wil schieten, gaat over een gezin dat
in Spanje met vakantie is gegaan en
grootmoeder heeft meegenomen. Ze
komt te overlijden en de vraag is: hoe
verder? Enfin, u kent de afloop. In de
tent gerold, op de imperiaal gelegd,
wordt me daar in Frankrijk de auto met
alles erop en eraan gestolen: nooit meer
iets van grootmoeder vernomen. In de
Verenigde Staten doet precies hetzelfde
verhaal de ronde, zij het dat grootmoe
der daar in Mexico gestolen wordt".
Kletspraat
Zojuist heeft de wereld het eerste boek
over produktgeruchten mogen begroe
ten. „Rumor in the Marketplace" luidt
de titel en de schrijver is de Amerikaan
Frederick Koenig. Een verstandig boek,
vindt drs. Van Schravendijk, met de leu
ke. maar moeilijk te bewijzen stelling:
„Vroeger waren machtige, beroemde
personen onderwerp van roddels en ge
ruchten. Nu zijn het - bij gebrek aan
dergelijke figuren - de grote, spraakma
kende merken". Een nadeel is dat Koe
nig zich voornamelijk beperkt tot pro
duktgeruchten in Amerika. Over het Eu
ropese circuit van de kletspraat weet hij
weinig te melden. Een reden te meer
voor een gesprek met Van Schravendijk,
de enige wetenschapper in Nederland
die op dit maagdelijke onderzoeksterrein
door de bomen het bos probeert te zien.
de officiële werkelijkheid, maar je hebt
er ook een achterkant van waar die wer
kelijkheid een kwart slag gedraaid wordt.
Moppen en produktgeruchten hebben in
zoverre veel met elkaar te maken dat ze
een draai aan de werkelijkheid geven.
Wat leeft er aan die achterkant? Dat
boeit me. En daarbij gaat het om heel
kleine, triviale dingen, denk ik. Andere
frisdranken zullen ook wel roest oplos
sen. Is het niet de werking van fosfor-
zuur? Maar cola heeft de naam. Omdat
het een bruine kleur.heeft,.een beetje de
kleur van roest? Zulke dingen. Waarom
het gerucht dat er beton zit in massief ei
ken meubelen? Misschien heeft ooit ie
mand geroepen: „Die krengen zijn niet
te verslepen, zeg, het lijkt wel of ze er
beton in gestort hebben". En zijn colle
ga's 's avonds thuis: „Moet je horen.
Kees denkt dat ze beton in massief eiken
meubelen storten". Zo wordt de werke
lijkheid een kwart slag gedraaid en is er
een produktgFrucht geboren. Maar dat
een gerucht gemakkelijker in de wereld
komt dan dat het er weer uit verdwijnt,
geloof ik niet. Volgens mij is het juist
heel moeilijk een gerucht in de wereld te
krijgen. Daarom lijkt me de mening dat
produktgeruchten door kwaadwillende
concurrenten verzonnen worden, uit de
lucht gegrepen".
Paniek
Het neemt niet weg dat een gerucht de
betrokken fabrikant overkomt als een
kwaal. Hoe moet hij reageren? Botweg
ontkennen baat nauwelijks, want waar
rook is, is vuur, redeneert de consument
met de volksmond mee. Niets doen?
Dan ettert zo'n gerucht maar door. De
reactie is er nogal eens een van paniek,
heeft Van Schravendijk ervaren. Fout.
„Ik denk: hoe emotioneler je reageert,
hoe slechter het is. Een gerucht kan ei
genlijk alleen uit de wereld geholpen
worden als het slachtoffer ervan zijn
probleem in de openbaarheid brengt,
zelf het initiatief neemt om de onge
rijmdheid van de praatjes openlijk te pu
bliceren en niet bang is daarmee ook
mensen te bereiken die het gerucht nog
niet kennen". Daarnaast echter zou het
verschijnsel produktgeruchten systema
tisch aan de kaak moeten worden ge
steld, vindt Van Schravendijk. Hij her
innert eraan hoe men in Amerika tijdens
de Tweede Wereldoorlog geruchten heeft
bestreden door middel van zogenaamde
geruchtenklinieken van waaruit via de
massamedia de genlchtenstroom (aange
bracht door bijvoorbeeld barkeepers)
stelselmatig met behulp van feitelijke in
formatie en redelijke argumentatie werd
geneutraliseerd. „Zo zou je ook het feno
meen van de produktgeruchten boven
water kunnen halen en op een meer pre
ventieve manier bestrijden. Ten dienste
van een betere oordeelsvorming door de
consument, want daarbij is iedereen ge
baat".
PIET SNOEREN
regenwormen in hamburgers?
Produktgeruchten heten dergelijke
praatjes voor de vaak officieel. Drs.
J. van Schravendijk, de enige
Nederlandse wetenschapper die op
dit maagdelijke onderzoeksgebied
door de bomen het bos probeert te
zien, heeft er zojuist een studie aan
gewijd. Een gesprek over de
achterkant van de werkelijkheid.
Hoe hij aan zijn belangstelling gekomen
is? „Ik ben verbonden aan de vakgroep
commerciële beleidsvorming van de
Erasmus Universiteit in Rotterdam,
maar mijn vakgebied is niet de econo
mie. Ik ben sociaal-psycholoog en als zo
danig interesseer ik me sterk voor ge
sprekken over produkten. Zeg maar: de
mond-tot-mondreclame, het medium
dat enerzijds door producenten erg be
langrijk wordt geacht, maar waarvoor ze
anderzijds beducht zijn omdat het zo
onbeheersbaar is. En dan kom je auto
matisch bij de produktgeruchten terecht,
want dergelijke geruchten, die behoren
ook tot dagelijkse conversatie".
Hebben producenten reden om beducht
te zijn? Dat valt volgens Van Schraven
dijk best mee. Uit zijn onlangs afgeslo
ten onderzoek blijkt dat slechts een op
de tien consumenten zijn mening over
een bepaald merk door produktgeruch
ten laat beïnvloeden. Kennen doen aan
zienlijke aantallen mensen de verhalen
wel, maar „ik vind dat je deze bekend
heid niet moet verwarren met het geloof
in zo'n verhaal. Bekendheid hoen nog
weinig te zeggen over het geloof of de in
vloed op de merkkeuze. Ik zou in elk ge
val geen voorbeeld weten van een fabri
kant die kapot is gegaan aan produktge
ruchten. Ach, meestal heeft het de vorm
van een interessant verhaal dat wordt
doorverteld. Zo van: gut, heb jij ook ge
hoord dat dit en dat bedrijf in wasmid
delen gefinancierd wordt door de Satans
kerk? Maar ik kan me voorstellen dat er
op de Veluwe of in Urk mensen zijn bij
wie zo'n gerucht door het hoofd gaat
spoken en die met de fabrikant gaan bel
len of het spul eenvoudig niet meer ko
pen. Ik denk dus dat de invloed mee
valt, maar ontken niet dat er een bedrei
ging van uitgaat. Een ondernemer maakt
reclame. Hij investeert miljoenen in zijn
imago. En dan komen er van onder af
opeens heel andere verhalen over je de
wereld in. Je kunt het toch wel vergelij
ken met een boomgaard waar onaange
kondigd een flinke nachtvorst overheen
gaat".
Plausibel
Over de vraag waar al die hardnekkige
Drs. J. van
Schravendijk met
een boek vol
geruchten en
roddelpraatjes die
er over
Amerikaanse
produkten de
ronde doen.
produktgeruchten vandaan komen, heeft
sociaal-psycholoog Van Schravendijk
een plausibele theorie weten te ontwik
kelen. „In.de eerste plaats vind ik som
mige van de geruchten helemaal niet zo
verschrikkelijk legendarisch. Je leest in
de krant toch dat de maffia overal zake
lijke belangen in heeft? Je leest toch wat
de Arabische sjeiks met hun oliedollars
doen? Waarom zou de Satanskerk dan
niet in wasmiddelen investeren of in de
hamburgers van McDonalds, zoals het
gerucht oorspronkelijk luidde? Eigenlijk
is het helemaal geen onzinnige gedachte.
En we hebben toch de Planta-affaire ge
had, de vergiftigde garnalen, de muizen,
door Keuringsdiensten van Waren aan
getroffen in melkflessen? Waarom zou
den er dan geen scheermesjes in gevulde
repen kunnen zitten, geen gemalen paar-
dehoeven in aroma en geen koppen van
lintwormen in een vermageringsmiddel?
We leven in een voor de consument erg
onoverzichtelijke wereld. Ik acht het bo
vendien onjuist de consument meteen
maar de schuld van al die verhalen te
geven. Bij de totstandkoming en de in
standhouding van produktgeruchten zijn
drie partijen in het geding: consumen
ten, maar zeker ook de massamedia en
de producenten zelf. Of een gerucht een
eigen leven kan gaan leiden, hangt bij
voorbeeld af van de manier waarop de
producent reageert. Als een journalist of
een consument opbelt met de vraag of
het waar is dat er gemalen slakken door
de broodjes gaan. heeft de producent het
al dan niet ontstaan en voortwoekeren
van een gerucht voor een deel in eigen
hand, denk ik".
Het tweede deel van de theorie. „Wan
neer je de reclame op de televisie be
kijkt, zie je dat er over de aangeprezen
artikelen eigenlijk niet zoveel meer te
vertellen valt. Ik bedoel: die produkten
zijn allemaal uitontwikkeld. Ze lijken op
elkaar. Dus richt de reclame zich op psy
chologische factoren. Op emoties. U
bent pas een goede moeder wanneer u
onze luiers gebruikt. U bent pas sportief
wanneer u onze prik drinkt. Welnu: ge
ruchten werken niet zoveel anders. In
formatie die ter zake doet bij de beslis
sing voor tfelk merk gekozen zal wor
den, bestaat bijna niet meer. Het is voor
de mensen uiterst moeilijk geworden te
beargumenteren waarom een bepaald
merk hun voorkeur heeft. Zo ontstaat er
een sfeer waarin geruchten als het ware
een soort voedingsbodem vinden. En
aannemende dat de voortschrijdende
techniek zal leiden tot een steeds gelijk
waardiger produktaanbod, ligt er nog
veel terrein voor geruchten braak. Vroe
ger kon een fabrikant nog een voor
sprong hebben op zijn concurrenten,
zelfs wanneer hij een bulkprodukt als
waspoeder maakte. Zo'n voorsprong is
er tegenwoordig niet meer bij. Dank zij
de technische ontwikkeling heeft de con
current binnen de kortste keren een ge
lijkwaardig artikel op de markt. En wat
gebeurt er als de functionele verschillen
tussen produkten wegvallen? Dan gaat
de reclame rond die produkten een my
the weven. Dan belandt een produkt in
de emotionele sfeer en daar kan nog best
Goede moeder
een verhaaltje in de vorm van een inte
ressant-gerucht bij".
Anders gezegd: produktgeruchten zijn
een vorm van alternatieve informatie
verschaffing door en voor de consument
zelf. Reclame, marketing, ze werken als
kunstmest. Ze doen het beoogde gewas
prima gedijen, maar verstoren soms het
evenwicht waardoor elders onkruid kan
opschieten. Van Schravendijk wiens
beeldspraak dit is: „Blijkbaar biedt de
marketing van zo'n - gewoonlijk popu
lair - merk de consument onvoldoende
stof tot redenaties bij het gebruik. Het
gaat dan meestal om routineus gekochte
spullen met een weinig creatieve functie,
reinigingsmiddelen bijvoorbeeld, of om
artikelen waarbij de persoonlijke smaak
een grote rol speelt, denk aan genotsmid
delen. Produkten waarover niet zo gek
veel meer te zeggen valt en waar imago
plus psychologische argumentatie over
heersen. Reclame en marketing leveren
de consument kennelijk te weinig ge
spreksstof om het produkt genoegzaam
met redenaties te omringen; die maakt
hij er dus zelf maar bij. Zo werkt het".
Achterkant
Maar waarom het ene produkt voorwerp
van geruchten wordt en een ander, ver
gelijkbaar artikel niet, daarop moet Van
Schravendijk het antwoord schuldig blij
ven. Zomin als volgens hem te verklaren
valt waarom het ineens mode wordt Bel
genmoppen te vertellen, terwijl Duitsers
of Fransen buiten schot blijven. Moppen
en produktgeruchten hebben trouwens
meer gemeen, heeft hij ontdekt. „Je hebt