Robin
van
Helden
onbekend
talent
Er is meer
dan hockey
voor Sandra
le Poole
Alles went
ARNHEM - „Bij Studio
Sport verschenen alle namen
in beeld van de Nederlanders
die naar de Europese kam
pioenschappen in Stuttgart
gaan. Alleen de mijne stond
er niet bij. Terwijl het toch al
lang zeker is dat ik ga". Een
begeleidende verwensing kan
Robin van Helden nog net
onderdrukken. De Dordtse
800 meter-loper in Haagse
dienst (bij V<C) berust
nog even in zijn onvrijwillige
onbekendheid. „Maar ik
wacht niet tot Rob Druppers
een keertje stopt. Als ik hem
voorbij kan gaan, doe ik dat.
Ik ben immers niet voor niets
op deze afstand de tweede
snelste Nederlander".
Robin van Helden is de eerste om toe te
geven dat hij een laatbloeier is, hetgeen
hij overigens niet als een nadeel be
schouwt. Pas vijf jaar geleden zette hij
voor het eerst voet op het kunststof van
de atletiekbanen. De Europese titelstrijd,
die aanstaande dinsdag begint, is voor
de 21-jarige Van Helden dan ook vooral
bedoeld „om ervaring op te doen". Zo
vindt hij zelf en zo vond ook de keuze-
commissie van de Koninklijke Neder
landse Atletiek Unie. Want die paste op
Van Helden de beruchte uitzondering-
op-de-regel toe. De in de Verenigde Sta
ten studerende en trainende atleet kwam
immers met zijn persoonlijk record van
1,46.07 slechts een flard van een secon
de, om precies te zijn zevenhonderdste,
tekort om aan de limiet te voldoen.
Toch verschijnt Van Helden straks in
Stuttgart (in de schaduw van Rob Drup
pers) aan de start van de 800 meter, ter
wijl Hans Koeleman tot het volgen van
de Europese titelstrijd via de beeldbuis
is „veroordeeld". Ook Koeleman was
een haartje verwijderd van de KNAU-li-
miet, maar in zijn geval hield het keuze
comité voèt bij stuk: „Nee". Hetgeen -
uiteraard - weer leidde tot een rel.
Bondscoach Bram Wassenaar kreeg het
afgelopen weekeinde te horen dat voor
Koeleman toch de deur was opengezet,
maar dezelfde dag werd die bondsbeslis-
sing weer teruggedraaid.
Ruig nummer
„Er is veel verschil tussen de twee kwes
ties", verdedigt Van Helden zijn uitver
kiezing. „Koeleman is ouder dan ik en
bij hem gaat het om de B-limiet. Boven
dien heeft hij van de bond veel kansen
gehad bij wedstrijden in het buitenland
en ik niet. Maar laat er nu geen misver
stand over bestaan. Hans en ik zijn goe
de vrienden en hij vindt ook dat het te
recht is dat ik ga. Ik heb de laatste tijd
immers veel progressie getoond, on
danks blessures en een lang seizoen".
De atletiekunie motiveerde de keuze van
Van Helden verder door te wijzen op
zijn .jeugdige leeftijd" en de toekomst
perspectieven. „Maar ik ga natuurlijk
niet alleen maar voor de ervaring. Ik zaj
zeker ook zien te presteren", zegt hij
stellig. „Ik hoop dat ik een plaats in de
halve finale bereik".
Daartoe zal de toch redelijk onervaren
Dordtenaar niet alleen snel. maar vooral
ook slim moeten zijn. In het gedrang
tussen de geroutineerde „grote namen"
moet Van Helden de verleiding kunnen
weerstaan de kop te nemen. „Je moet
een taktische race kunnen lopen. Lang
zaam beginnen en dan proberen de twee-
DORDTSE ATLEET
IN SCHADUW TOPPERS
NAAR EK STUTTGART
Robin van Helden: „Volgend jaar ga ik met de 1500 meter beginnen".
de of derde positie in te nemen", weet
hij. Evenals uiteraard al zijn tegenstre
vers. „Ach, die 800 meter is natuurlijk
een ruig nummer en onderweg gebeurt
er wel eens iets. Een spike in je kuit,
ofzo. Maar dat zijn dingen die erbij ho
ren. Daar lig ik niet wakker van. En ver
der moet je natuurlijk een beetje geluk
hebben".
Aangenaam verrast
En wat dat laatste betreft zijn de voorte
kenen voor Van Helden niet zo slecht.
Een nadere beschouwing van zijn loop
baan leert dat hij aan „mazzel" geen ge
brek heeft gehad. „Ik heb van jongs af
aan sport gedaan. Zwemmen, voetbal en
tennis, allemaal in Dordrecht. Bij het
tennis had ik een conditietrainer. Berend
Bos, die zag dat ik aardig kon lopen en
adviseerde me naar een atletiekclub te
gaan. Dat was in 1981. Nadat ik mijn
havo-diploma had gehaald, verhuisde ik
naar Den Haag. Ik ging naar de sporta-
cademie en tegelijk naar V<C", somt
hij op. In november 1984 werd Van Hel
den zeer aangenaam verrast door een te
lefoontje uit Amerika. „Of ik zin had
om in augustus een studiebeurs te aan
vaarden. Hoogspringer en clubgenoot
Raymond de Vries bleek het „brein"
achter de verrassende invitatie. Hij wist
toevallig dat de Louisiana State Univer
sity in Baton Rouge een 800 meter-loper
zocht en tipte de toenmalige coach. „Ik
zat er al in januari", onderstreept hij
zijn enthousiasme. Hij begon daar aan
een studie „inspanningsfysiologie" en
trainde dagelijks op eigen houtje. „Dat
heb ik altijd gedaan en het bevalt me
goed. Carel van Nisselroy is al vijf jaar
mijn privé-trainer. Hij stuurt me daar de
schema's toe". In september stapt Van
Helden over naar een universitaire
boekhoudingsopleiding. „Die duurt
maar viereneenhalf jaar, de andere acht
of negen jaar", verklaart hij zijn veran
dering.
Tijdens Van Heidens „zomervakantie"
in Nederland schreef hij in voor de Fan
ny Blankers Koen Games. „Doordat er
uitvallers waren, kon ik in de A-serie
meedoen. Ja, eigenlijk ben ik wel een
goudvink. Want daar liep ik, ook wel tot
mijn eigen verbazing, ineens 1,46.13. De
wedstrijden in Vught waren daarna ei
genlijk mijn laatste kans om de limiet te
halen. Ik zag daar erg tegenop, maar
1,47.13 gaf me toch weer hoop en daar
om ben ik drie dagen later nog naar Ko
blenz gegaan. Ik was vol goede moed en
kwam tot 1,46.07. Dat gaf voor de bond
de doorslag", aldus Van Helden, die ter
overtuiging nog even zijn handen een
kleine dertig centimeter uiteen houdt om
aan te geven hoe weinig 0.07 seconden*
betekent op een afstand van twee volle
ronden. „En ik had de pech dat ik werd
ingesloten, anders had ik die limiet zeker
gehaald".
half jaar wordt de hardloper gekweld
door een voetkwetsuur en het laatste
half jaar is daar nog een achillespees
blessure bijgekomen. „Ik heb me deze
week inlegzooltjes laten aanmeten, waar
door ik er minder last van zal hebben.
Die dingen moeten langzaam worden in
gelopen en in Stuttgart zal ik ze dus ze
ker niet kunnen gebruiken" zegt Van
Helden, die deze week ook nog z'n bo
venbeen moest laten verzorgen. De extra
zolen zullen het binnen afzienbare tijd
overigens extra zwaar te verduren krij
gen. „Volgend jaar ga ik beginnen met
de 1500 meter. Dat is eigenlijk ook van
origine mijn afstand en daarop heb ik bij
het Nederlands jeugdkampioenschap
van 1981, dus toen ik net begon, meteen
brons gehaald. En aangezien mijn snel
heid op de 800 meter eigenlijk met opti
maal is, ga ik weer terug naar mijn oude
afstand. Waarbij ik wat meer kans op
succes denk te hebben".
ROB LANGEVELD
AMSTELVEEN - Toen Sandra le
Poole op elfjarige leeftijd tijdens
een Sinterklaasavondje van haar
ouders een hockeystick cadeau
kreeg was ze daar helemaal niet blij
mee. „Ik was zelfs razend. Ik vond
hockey helemaal niet leuk, ook
omdat m'n broertjes het speelden",
herinnert zij zich nog maar al te
goed. Als kind kon zij toen ook
niet vermoeden dat ze zes jaar later
al in het Nederlands elftal haar de
buut zou maken en dat haar inter
nationale loopbaan liefst negen jaar
zou duren. Want morgen loopt het
hockeyavontuur van Sandra le
Poole in Amstelveen (voorlopig?)
ten einde.
Een afscheid waarop Le Poole zich ver
heugt, omdat ze minimaal een jaar niets
meer met hockeyen en trainen te maken
wil hebben. „Al houd ik me er op dit
moment nog niet echt mee bezig", zegt
de linkermiddenvelder van Oranje, dat
gisteren de halve finalestrijd tegen
Nieuw-Zeeland afwerkte. „Verschillende
mensen zeiden deze week al tegen me:
nog een paar nachtjes slapen en het is af
gelopen. Maar als je midden in zo'n be
langrijk toernooi zit, sta je daar niet bij
stil. Maar het lijkt me wel heerlijk om
straks andere dingen te gaan doen".
Le Poole zit in de lounge van het niet
goedkope Amsterdamse Apollo-hotel,
waar bondscoach Gijs van Heumen zijn
selectie heeft laten onderbrengen om de
drukte van het spelershotel Novotel te
ontlopen. Enkele andere speelsters keu
velen ontspannen op de sjieke sofa's en
Sandra le Poole trekt aan haar filter-siga
ret. Ze heeft al vijf wedstrijden in de be
nen, maar voelt zich nog opmerkelijk fit.
„Ik weet nog heel goed dat ik werkelijk
doodmoe was toen ik in '77 in Australië
zat. Het was m'n eerste trip, ik speelde
amper, maar was kapot toen ik thuis
kwam", gaat ze terug in het verleden.
„Er is", zegt de in Leiden geboren fysio
therapeute (26), „natuurlijk enorm veel
veranderd in die jaren. Vroeger trainden
we twee keer per week. Dat klinkt in
deze tijd misschien een beetje gek, maar
toen was het normaal. Voor ons in elk
geval voldoende om toch goed te preste
ren. Maar door de opkomst van de an
dere landen hebben wij ook het aantal
trainingen enorm moeten opvoeren. Ik
heb dat trouwens nooit erg gevonden,
omdat de resultaten veel vergoedden. En
natuurlijk h£b je wel eens een periode
dat je eigenlijk geen zin hebt. Zoals in
deze voorbereiding bijvoorbeeld, toen
Sandra le Poole, afscheid zonder pijn.
we twee weken lang bijna dagelijks train
den. Maar ik heb daar nooit over ge
zeurd, want tenslotte heb ik er in no
vember zelf voor gekozen om tot en met
dit toernooi verder te gaan".
Plezier
Wat minder positief gestemd is Le Poole
als ze over de verloren wedstrijd tegen
Canada praat. Nederland kreeg voor het
eerst sinds 32 wedstrijden een nederlaag
te verwerken en de manier waarop dat
geschiedde zit haar niet lekker. „Ik weet
dat verliezen er nu eenmaal bijhoort",
zegt de ex-speelster van HGC. „Maar
dat had allemaal weinig met hockey te
maken. Ik kan me niet voorstellen dat
die meisjes van Canada plezier aan hun
sport kunnen beleven. Ik ben trouwens
blij dat wij, maar ook West-Duitsland,
niet toegeven aan dat harde spel. Toen
de wedstrijd was afgelopen dacht ik bij
mezelf: het is eigenlijk helemaal niet erg
dat je stopt".
Toch heeft ze, meldt ze spontaan, heel
veel genoegen beleefd aan haar favoriete
bezigheid. „Als je in het Nederlands
team mag spelen, ben je een bevoorrecht
mens. Het hele gebeuren er omheen,
vormt je als mens. Het fungeren in een
groep, het leren om met teleurstellingen
om te gaan, dat kan je later alleen maar
van pas komen. Je komt voor allerlei si
tuaties te staan, die niet iedereen mee
maakt. Ik denk dat iedereen daar op zijn
eigen manier z'n voordeel mee kan
doen".
„Bovendien", gaat de bedachtzaam for
mulerende Le Poole - die morgen nog
eenmaal haar kousen laat zakken omdat
ze nu eenmaal een gruwelijke hekel aan
scheenbeschermers heeft - verder, „was
de sfeer rond onze selectie natuurlijk al
tijd heel gezellig. Al denk ik wel dat het
ook veel heeft te maken met de resulta
ten. Want bijvoorbeeld tegen Canada
werd er bij die achterstand al veel meer
gepraat. Maar echte ruzies hebben we
nooit. Iedereen respecteert elkaar. En de
discipline komt vanuit de groep zelf. Ie
dereen begrijpt wel dat je niet tot vier
uur kunt opblijven. Al wordt dat niet
verboden. Maar dan moet je ook niet
gek opkijken, als je al na twintig minu
ten wordt gewisseld".
Al genieten de Oranje-dames een betrek
kelijk ruime persoonlijke vrijheid, toch
blikt Sandra le Poole gaarne vooruit
naar de tijd dat ze niet langer verplich
tingen heeft. „Het lijkt me werkelijk
heerlijk om op vrijdag te zeggen: ik ga
een weekeinde lekker zeilen in Friesland.
Ik zal echt nog wel eens naar het hockey
gaan kijken, maar zeker niet elke week.
Het lijkt me ook leuk weer eens een pot
je tennis te spelen en daarna wat gezellig
te drinken. Dat is er de afgelopen jaren
natuurlijk nooit van gekomen. Want tel
kens waren er die wedstrijden en trainin
gen. Ik wil straks ook zeker een cursus
gaan volgen: acupunctuur of manuele
therapie", geeft zij aan dat het leven
voor haar niet bij het hockey ophoudt.
Relativeren
„Ik kan enorm sterk relativeren", neenit
Le Poole haar eigen karakter onder ae
loep. „Want wat stelt het nou allemaal
voor, denk ik vaak. Na Canada heb ik
een half uur zitten morren, maar op een
gegeven moment denk ik: het leven gaat
weer verder. Ik heb er dan ook geen pro
blemen mee om na een wedstrijd het
promo-dorp in te lopen en lekker een
pimm's te drinken. Later wil ik zeker
wel terugdenken aan de dingen die in
een wedstrijd zijn fout gegaan, maar dan
bij voorkeur op een moment dat het me
het beste uitkomt".
De in Amsterdam woonachtige Le Poole
is met haar 102 interlands één van de
routiniers in Oranje. Ze werd Europees-,
wereld- en olympisch kampioen en won
met haar clubs Amsterdam en HGC vijf
maal de Europa Cup. „Voor hele belang
rijke toernooien, zoals dit WK bijvoor
beeld, heb ik me altijd kunnen oppep
pen. Maar bijvoorbeeld voor de nationa
le competitie en toch ook wel de Europa
Cup had ik vaak een ander gevoel over
me. Ik was wel gemotiveerd, maar toch
was er een verschil. Toen we laatst met
HGC weer de Europa Cup wonnen,
merkte ik dat het al snel was vergeten.
Maar dat heeft toch ook weer met dat
relativeren te maken".
Is Sandra le Poole niet bang dat ze
straks het hockey zal gaan missen? Ze
zou niet de eerste international zijn, die
op een aanvankelijk genomen besluit te
stoppen terug komt. „Dat weet ik nu
nog niet. Daarom heb ik ook gezegd dat
ik voor minimaal een jaar stop. Maar
mijn bedoeling is om het definitief te
doen. Maar wie weet gaat er straks toch
weer wat kriebelen. Ik ben eigenlijk al
twee keer voor even gestopt. Na Los An
geles had ik er genoeg van. Toen ben ik
met Maijolein Eijsvogel voor drie maan
den naar Indonesië geweest. Dat is heel
erg goed bevallen. Even helemaal geen
hockey. Dan kom je er trouwens ook
achter dat de tripjes met het Nederlands
team niet veel voorstellen Want het
lijkt wel aardig, maar je ziet niets van
een land. Ik was in Maleisië, maar toen
ik terugkwam in Nederland wist ik al
leen te vertellen dat ze daar zijde produ
ceren".
Olympische spelen
Als Sandra le Poole verhaalt over de
hoogtepunten in haar sportieve leven
dan slaat ze opmerkelijk genoeg de
Olympische Spelen van Los Angeles
over. „Omdat ik daar slecht heb ge
speeld. Het hele team was toen trouwens
matig, terwijl we toch goud wonnen.
Maar die Spelen beschouwde ik eigenlijk
als een soort van wereldkampioenschap.
Het kwam niet zo heel erg apart op me
over. Misschien dat ik er later nog eens
^an tjerug denk. Zo van: goh, je hebt
toch ben keer aan de Spelen deelgeno
men. Ik weet nog wel dat ik een keer in
Engeland voor 65.000 mensen op Wem
bley heb gespeeld. Die mensen wisten
misschien amper wat hockey was, maar
de entourage maakte toen echt veel in
druk op me".
Over haar opvolging in het Nederlands
team maakt Le Poole zich geen zorgen.
„Er zijn al eerder speelsters weggevallen.
Maar voor Fieke Boekhorst, Lisette Se
vens, Margriet Zeegers en Irene Hen
driks waren ook opvolgers. Nou, zo gaat
met mij straks ook gebeuren. Het klinkt
zakelijk, maar zo zie ik het ook. Ik heb
een verschrikkelijke hekel aan arrogantie
en daarom zeg ik ook dat het voor Van
Heumen geen probleem is dat ik stop".
DENNIS MULKENS
ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1986
Naar mijn smaak wordt er deze zomer
meer gesport dan ooit. Ik bedoel getop-
sport. Natuurlijk, er zijn geen Olympi
sche Spelen. Maar voor de rest was er al
les. Het begon al met hel WK voetbal in
Mexico en het eindigt binnenkort met
het WK wielrennen in Amerika.
Ik vind het allemaal best. Vanuit mijn
luie leunstoel onderga ik alle sportge-
neugten en sportverdriet die er langs efec-
tronische weg op mij afkomen. Waarbij
een aantal kranten een dagelijkse steun
is om ook over de achtergronden wat te
weten te komen. Want televisie geeft
soms mooie plaatjes, de praatjes moet je
toch in je dagblad lezen.
Het is dan ook in de krant dat ik me
oriënteer over de kommer en kwel, die de
sportwereld deze zomer ook weer ople
vert. En dan pik ik er even twee uit: hoc
key en waterpolo. Over voetbal hoeven we
helemaal niet te praten. Daar is de boert
en jolijt al lang achter de horizon ver
dwenen.
Goed, hockey en waterpolo. Er doet zich
iets vreemds voor bij die sporten. Jaren
lang behoorde ons land met die twee zo
tegengestelde bezigheden tot de mondiale
fleur. De ene ereplaats na de andere werd
in het verleden voor de neus van de con
currentie weggegrist. Dat schepte ver
plichtingen. Die echter, naar nu blijkt, de
laatste tijd slechts naar één kant toe heb
ben gewerkt. De betrokken vaderlandse
bona zag dal en stuurde de beste man-
nenploeg her en der over de aardkloot.
Daar moest worden geoefend. Getraind
voor de op stapel staande belangrijke
evenementen. Zo zwommen de waterpo
loërs naar elk bassin, dal maar te vinden
was en bukten de hockeyers de rug op
elke piste waar zo'n doel met een houten
plank er in stond.
Maar de waterpoloërs en hockeyers za
gen geleidelijk hun blazoen besmeurd
met ae nodige uitgliiers. De eersten gin
gen meer kopje onder dan dat men het
hoofd boven water kon houden. De laat-
sten zagen de rug tenslotte zo belast met
nederlagen dat die de vergelijking met de
kromme stick moeiteloos ging doorstaan.
Waterpoloërs en hockeyers. Ooit sport
mannen beladen met privileges. Nu ver
worden tol tobbers, die het zelfs tegen
ontwikkelingslanden gaan afleggen.
En het is allemaal zo logisch. Want
waarom kon de kruik bij beide groepen
sporters zo lang te water gaan? Simpel,
slechts het feit aal de bewuste sport mon
diaal nog lang in de kinderschoenen
stond zorgde er voor dat onze jongens het
zo verdienstelijk deden. Dat was onder
hel motto: in het land der blinden. In
middels wordt er op een wat groter
schaal aan beide lakken gedaan. En wat
gebeurt? De ooit zo trotse oranjemannen
moeten langzaam maar zeker een stapje
terug doen.
En zie wat er verder gebeurt. In het hoc-
keywereldje breekt de heren met de blau
we blazers het koude angstzweet uit. Pa
niek in de tent. De bondscoach moet ver
dwijnen. Er wordt een oud-international
zonder ervaring op dat gebied op de hoc
key mannen gezet, die begeleid door twee
clubcoaches de zaak weer op poten moet
zien te krijgen. Dat lukt niet. De nieuwe
man met de toch toepasselijke naam
Frans Spits kan er ook geen chocola
meer van maken. Onder zijn leiding
wordt zelfs van modale clubjes verloren
in oefenwedstrijden. Waarop de nieuwe
man in arren moede besluit om maar
een stapje terug te doen. Ten gunste van
één van zijn assistenten. En aan niet de
man, Bellaart, die op grond van zijn re
putatie het meest in aanmerking zou
hebben moeten komen. Nee. hel wordt
oud-internationaal Hans Jorritsma die
bij de driedelige pakken mag neerzitten.
Volgens mij zit aan deze affaire een
luchtje. Toen de oude Van Heumen
moest verdwijnen kreeg niet diens assis
tent Bellaart het mandaat. Nee, er werd
een Spits van stal gehaald. En om die
man niet helemaal in het diepe te gooien
kreeg hij extra assistentie van Jorritsma.
Dat pikte Bellaart terecht niet en die
zocht pijlsnel onderdak in Frankrijk,
waar hij later dit jaar gaat werken.
Het heeft er alle schijn van dat er een
spel is gespeeld. Den Haag/ Wassenaar
had al voor oranje zijn reputatie zien ver
bleken en waar de sportieve inbreng af
neemt taant ook de invloed. Amsterdam,
Bloemendaal en Utrecht wilden ook ein
delijk eens van de macht proeven. En
Hagenaar Bellaart kon het vergeten.
Voor de vorm hield Spits het een tijdje
vol, maar het demasqué vond dan deze
week plaats. Jorritsma aan de bak.
Hel zal niet veel veranderen aan het pres
tatie-niveau van onze hockeymannen.
Die maken straks in oktober in Londen
niks klaar. Dat geef ik op een briefje. Net
als de waterpoloërs dezer dagen in Ma
drid. Die hebben voor de vorm nog wel
wat tegengesparteld, maar in de vloedgolf
die voormalige pierebadzwemmers ver
oorzaakten verzopen ze. Want iedereen
ontgroeit ooit de baby-vijver. Dat zullen
ook de hockeyers straks merken. Zoals
de voetballers dat al eerder aan den lijve
ondervonden.
Er is slechts één oplossing. Zowel voor de
hockeyers als de waterpoloërs. Er moet
gewoon een schepje bovenop. Want con
ditie valt te kweken, hardheid ook. Zodra
dat in orde is kan men zich weer meten
met ploegen die dat ook al een tijdje zo
doen. Een voordeel heeft het bovendien
ook. Men hoeft er niet meer voor naar
Timboektoe en Melbourne. De duinen in
Bergen of Bloemendaal kunnen ook. Als
de instelling dan ook wat minder luxe
wordt en men leert leven met de gedachte
bepaald geen uitzonderingsgeval meer te
zijn wordt het nog wel eens wat met de
hockeyers en de waterpoloërs. Alles went
tenslotte.
BUYS
£eidóc0ouAO4it