Haartransplantatie: Duur
soelaas voor „kale knikkers"
„Een gezonde ziekte"
£eidóc (Sowuvnt'
OP HET WERK ZEGGEN ZE WEER „JIJ"
Beroep van
vrachtwagenchauffeur
ZATERDAG 9 AUGUSTUS 1986
De Amsterdamse wegrestauranthouder Willem Salentijn kan na
zijn haartransplantatie weer lachen. Zijn nachtmerrie is
voorbij. „Kijk, de een koopt een speedboat voor het geld, de
ander verandert zijn imago met een haartransplantatie".
Er zijn mensen die het echt geloven: laat een
koe aan het kale hoofd likken en binnen een
paar maanden heb je weer een mooie kop met
haar. En als dat niet helpt: smeer een eierdooi
er uit over het hoofd. Daarna is het nog altijd
mogelijk wat hoofdhuidmassages toe te laten
passen. Of acupunctuur. Of een hormoonkuur.
Welke mooie - en meestal weinig soelaas bie
dende - middeltjes er ook zijn, voor sommi
gen is haaruitval een onontkoombare zaak. Ze
zullen hoe dan ook moeten inleveren op hun
jeugdige uiterlijk, omdat de erfelijkheid hun de
haren zal doen verliezen.
Dat de van oudsher bekende haarmiddeltjes
vaak niet doen wat ze beloven, weet vreemd
genoeg nog lang niet iedereen. Sommigen blij
ven hoopvol reageren op veelbelovende adver
tenties in pulpbladen. Dure middeltjes, zeker
gerekend naar het resultaat. Gevaarlijk soms
ook. Niet zelden treden schadelijke bijwerkin
gen op voor nieren, lever, milt, bloeddruk en
huid. Geen geringe risico's voor wie er enkel
wat jonger wil uitzien.
Deskundigen wijzen er keer op keer op: een
dode haarwortel is niet tot leven te wekken.
Die blijft dood, alleen het inplanten van nieuw,
levend haar biedt soelaas. Nederland heet een
achterstand te hebben op het gebied van haart
ransplantatie, maar inmiddels hebben honder
den Nederlanders een succesvolle operatie ach
ter de rug. Die peperdure ingrepen vinden
meer en meer plaats in particuliere klinieken,
gevestigd in fraaie panden, met al even fraaie
naamborden. Het zijn klinieken die in feite aan
slechts weinig eisen hoeven te voldoen en der
halve in alle rust en achter gesloten deuren
kunnen handelen.
Links: Enkele
maanden na de
haartrans
plantatie is al
weinig meer te
zien van de
littekens van de
ingeplante
polletjes haar.
Rechts: Een
transplantatie in
volle gang. In de
vierkantjes op het
verdoofde hoofd
moeten polletjes
haar worden
ingeplant.
DEN HAAG - Het is weer min of
meer rustig in de haartransplanta-
tiewereld, nadat men elkaar vorig
jaar in de haren vloog. Het Am
sterdamse haarcentrum Hairfusion
opende de aanval op de „charla
tans" in dit milieu, waarmee de
transplantatieklinieken werden be
doeld. Voetballer Ruud Geels,
door Hairfusion ooit voorzien van
een haarstukje, werd ingehuurd om
via een telefonische informatielijn
de haartransplantatie te kwalifice
ren als „moderne kwakzalverij".
Dat ging mevrouw J. Aarts, direc
teur van Meditransplant in Am
sterdam wat te ver. Hairfusion
werd via een kort geding gedwon
gen geen enkele negatieve uitlating
meer te doen over haartransplanta
tie en zeker niet meer over die van
Meditransplant.
De behoefte aan zo'n operatie is er ge
zien de wachtlijsten wel degelijk. Resul
taten zijn er ook. „Vijfendertig jaar, dat
vond ik wat jong om kaal te worden",
zegt de Amsterdamse restauranthouder
Willem Salentijn. „Twee haartransplan-
taties waren ervoor nodig om me van
een probleem af te helpen. Het kostte
me bij Meditransplant vijfenvijftighon
derd gulden maar ik ben blij dat ik het
gedaan heb. Als jonge vent voor kale te
worden uitgemaakt, dat vond ik ver
schrikkelijk. Ik kom er eerlijk voor uit.
Kijk, de een koopt een speedboat voor
dat geld, de ander verandert zijn imago
met een haartransplantatie", aldus de
restauranthouder op wiens hoofd weer
een trotse haardos staat.
Meditransplant liet door middel van een
omvangrijke straatenquête eens onder
zoeken hoe kale mensen in ons land
denken over hun eigen uiterlijk. Een op
merkelijke tegenstrijdigheid kwam aan
het licht: meer dan negentig procent van
de ondervraagden verklaarde „geen en
kel probleem" te hebben met de eigen
kaalheid; verderop in de vragenlijst ant
woordde een zelfde percentage wel eens
toevlucht te hebben genomen tot haar-
groeimiddeltjes, massages en therapieën.
„Daarmee zakten veel mensen een beet
je door de mand", vindt mevrouw
Aarts. „Ze willen niet toegeven dat hun
kaalheid hen stoort, maar in de praktijk
doen ze van alles om de haargroei weer
op gang te krijgen. De cliënten die bij
ons terechtkomen excuseren zich ook
telkens weer. Nooit van plan geweest om
een transplantatie te vragen, toevallig
met de kliniek in contact gekomen en
meer van die verhalen. Heel begrijpelijk,
schoonheid is niet het belangrijkste in
een mensenleven, maar in de praktijk let
de omgeving er wel op. Kale mannen
hebben in feite een zelfde probleem als
dikke vrouwen: het is de omgeving die
ze op hun afwijkende uiterlijk wijst", al
dus Aarts. Al was het alleen maar met
grappen als deze: „Ga je verhuizen?".
„Hoezo?". „Nou, omdat je je haar al
hebt ingepakt!".
Lichaamshaar
Het cliêntenbestand van de Nederlandse
particuliere klinieken bestaat voor het
grootste deel uit mannen in de leeftijd
van twintig tot veertig jaar. Daarnaast is
er een kleine groep vrouwelijke cliënten,
van wie de meesten hun dunne haar of
hun kaalheid hebben overgehouden aan
een operatie, een ziekte of een ongeluk.
Voor een goed begrip van de methode
van transplantatie moet onderscheid
worden gemaakt tussen hoofdhaar en li
chaamshaar. Alleen het eerste valt tij
dens het mensenleven uit. Het lichaams
haar, dat behalve op bijvoorbeeld de ar
men ook op de zijkant en achterkant
van het hoofd zit, blijft gewoon zitten.
Wie op het hoofd genoeg lichaamsharen
per vierkante centimeter heeft, kan in
aanmerking komen voor de operatie,
waarbij met een soort boortje „polletjes"
haar worden uitgetrokken om op de kale
schedel weer te worden ingeplant. Om
dat deze „nieuwe" haren niet erfelijk be
last zijn met uitval zullen ze na enige
tijd gewoon gaan groeien. Maanden na
de behandeling is niets meer te zien van
putjes in het hoofd. Alleen erfelijke kaal
heid of kaalheid die is veroorzaakt door
mechanische beschadiging zoals brand
wonden of bestraling kan worden behan
deld.
Haartransplantatie is een poliklinische
aangelegenheid, de patiënt mag direct na
de operatie weer naar huis. De behande
ling is nagenoeg pijnloos, de verdoving
is plaatselijk. Wie desondanks nog wat
huiverig is voor het ondergaan van zo'n
ingreep, krijgt bij sommige instituten
eerst een videoband thuisgestuurd waar
op een en ander zichtbaar is gemaakt.
Kosten
De meeste mensen die zich hoopvol
melden, worden door de haardokters af
gewezen. Hun haar is te dun, of er zijn
te weinig haren per vierkante centime
ter. De hooggespannen verwachtingen
die zij ten aanzien van een operatie
koesteren, zouden niet kunnen worden
waargemaakt en dat is slecht voor de
naam van de transplantatie-instituten.
Een mislukte operatie is ook zonde van
al het geld. Eén behandeling, waarbij tot
honderd van die polletjes worden „ver
plaatst", kost al snel tweeduizend gul
den. Sommige mensen hebben wel drie
of vier van deze behandelingen nodig.
Het ziekenfondspakket voorziet niet in
een haartransplantatie, maar er zijn wel
particuliere verzekeringsmaatschappijen
die de behandeling volledig vergoeden.
„In de meeste gevallen", zo meldt een
folder van een van de transplantatiekli
nieken, „is het volledig aftrekbaar voor
de belasting".
De hoge kosten zijn volgens tevreden
klanten van de klinieken „een schijntje
voor wat je ervoor terug krijgt". „Op
m'n werk zeggen ze weer Jij" tegen
me", reageert iemand die bij het Neder
lands Haartransplantatie Centrum in
Utrecht werd voorzien van een nieuwe
haardos.
Stoppelhöofd
Het aantal tevreden klanten is lang niet
zo hoog als men wil doen vermoeden,
zegt dr. R. van der Veen, chirurg in de
haartransplantatiepraktijk van zieken
huis Rivierenland in Tiel. „Soms ver
schijnen mensen op het spreekuur die
tranen met tuiten huilen. Die hebben
dan tienduizend gulden betaald voor een
akelig lelijk stoppelhoofd", zegt hij. Het
gaat dus ook regelmatig mis. „De meeste
kliniekjes, drie hoog achter noem ik ze,
rommelen maar wat aan. Later worden
wij dan weer geconfronteerd met de'bi
zarre resultaten. Wij mogen het dan
weer opknappen". Het is dr. Van der
Veen die zich al jaren ergert aan het ge
brek aan controle op het particuliere
transplantatiegebeuren in Nederland.
„Er is kennelijk geen donder aan te
doen. Het lijkt wel alsof het alleen de
portemonnee is die telt. Ik vrees dat er
maar één manier is om de malafide kli
nieken de wind uit de zeilen te nemen
en dat is een betere manier bedenken
om mensen hun haar terug te geven.
Voor het zover is, en dat zal niet lang
meer duren, blijft het aanmodderen. Het
ene schandalige geval na het andere zul
len we op het spreekuur krijgen", aldus
Van der Veen.
Heel wat avonturiers hebben zich gedu
rende korte tijd - meestal zonder al te
veel esthetisch verantwoord succes - op
de kaalheidsmarkt gestort, om na een
half jaar een groot aantal cliënten, zon
der geld, zonder haar en in elk geval ge
desillusioneerd achter te laten. Doordat
het transplanteren van haar een grote
mate van specialisatie vergt, hebben de
avonturiers hun blik op andere zaken ge
richt. Wie een kliniek wil beginnen,
heeft geen vergunning nodig, hoogstens
een aantal gediplomeerde artsen. „Vol
doen aan die eis betekent niet automa
tisch dat er goede operaties worden ver
richt", zegt directeur Aarts van Medi
transplant in Amsterdam. „Gelukkig is
de consument de laatste jaren een stuk
kritischer op het resultaat geworden. Dat
is in ons aller belang".
wakker schudden
Na alle onverkwikkelijke toestanden en
publiekelijke vuilspuiterij is er dus nu
sprake van een stilte na de storm. De ge
zamenlijke bonafide klinieken in ons
land hebben pogingen ondernomen het
ministerie van volksgezondheid wakker
te schudden. Er moeien richtlijnen ko
men waaraan de klinieken dienen te vol
doen om erkend te worden. „Dan weet
de patiënt waar hij aan toe is", zegt me
vrouw Aarts. De pleidooien voor meer
regelgeving hebben in Den Haag tot dus
ver weinig uitgehaald. Evenmin slaagden
pogingen om een soort patientenbelan-
genvereniging van de grond te krijgen,
waar mensen met klachten terecht kun
nen. Dat het er tot nu toe nog steeds niet
van is gekomen komt doordat men de
haartransplantatie als een luxe be
schouwt, een schoonheidsoperatie. Zelfs
consumentenorganisaties hebben niet
zo'n haast zich met haartransplantatie te
bemoeien. „Wie per se zo'n transplanta
tie wil, maakt die keuze zelf. Dit onder
werp vormt voor ons niet de eerste prio
riteit", zegt woordvoerder Corné van
Halen van de Consumentenbond.
Intussen is het dus nog steeds zo, dat ie
mand die een mislukte operatie achter
de rug heeft, weinig hulp krijgt zijn scha
de te verhalen. De meeste klinieken bie
den op kosten van het huis een nieuwe
operatie aan waarin geprobeerd zal wor
den de schade nog zoveel mogelijk te
herstellen. Maar aan de ontstane putjes
zonder haar in de hoofdhuid is dan nog
maar weinig te doen. Er worden maar
bitter weinig klachten bekend. Daarmee
zijn we weer terug bij af. Het is de
schaamte die de bekochte klant ervan
weerhoudt de wereld kennis te laten ma
ken met zijn nieuwe probleem: geen
haar, maar putjes op het hoofd. Maar ge
lukkig kan de aloude pruik of het onvol
prezen haarstukje dan nog soelaas bie
den.
ARJEN VAN DER SAR
DEN HAAG - Zo op het eerste ge
zicht is er geen roeriger wereldje te
bedenken dan de vervoerswereld.
Er waren cao-perikelen, bonden die
kort gedingen aanspanden tegen
werkgevers en andersom, conflic
ten, acties en er was onenigheid
over lange rijtijden. Er leek de laat
ste maanden geen einde te komen
aan het slechte nieuws over de ver
voerssector. Je zou bijna vergeten
dat er in het beroepsgoederen ver
voer zestigduizend mensen rijden,
dikwijls onder niet benijdenswaar
dige omstandigheden.
Buitenstaanders kennen vaak alleen de
gemeenplaatsen: de chauffeur heeft een
„wild" bestaan, de lange ritten zijn soms
zeer eentonig, er zijn flinke wachttijden,
hij is vaak van huis weg en er is veel
eenzaamheid. Dus wie solliciteert er nog
naar een baan als chauffeur? Des te op
merkelijker is de uitkomst van het on
derzoek van Bert Klijn uit Elshout, on
derwijsdeskundige bij de Stichting Vak
opleiding Wegvervoer in Rijswijk: „Wat
er ook gebeurt, de chauffeur is zo tevre
den met zijn werk dat hij voor geen geld
iets anders zou gaan doen". Klijn kwam
tot zijn conclusie na een serie interviews
met tweehonderd voornamelijk jonge
truckers (tussen 20 en 30 jaar) en na zes
weken meewerken met chauffeurs. Hij
studeert binnenkort af in de culturele
antropologie aan de Universiteit van
Nijmegen.
Het beroep van vrachtwagenchauffeur
wijkt sterk af van welk beroep dan ook
en juist daarom vond Klijn het vreemd
dat er nog vrijwel nooit een gedegen on
derzoek is verricht naar de bijzondere
aantrekkingskracht die het op veel men
sen heeft. Want waar komen al die gero
mantiseerde verhalen vandaan? En hoe
kan iemand zo'n „rotvak" leuk vinden?
Eigenlijk is dat voer voor sociologen,
maar antropoloog Klijn redeneerde dat
binnen de westerse samenleving het be
roep dat men uitoefent sterk bepalend is
voor iemands aanzien. En dus was het
chauffeursvak een antropologische stu
die volledig waard. In het kader van z'n
onderzoek was hij gedurende enkele we
ken bijrijder van Koos, een chauffeur in
het ongeregelde beroepsgoederenvervoer.
Koos liet merken dat de vrijheidsbele
ving, de mogelijkheid om niet tussen
vier muren te werken maar zich voort
durend te verplaatsen, voor hem en zijn
collega's heel belangrijk is. Het reizen
dus, en vooral het feit dat de chauffeur
zelf zijn vrachtauto bestuurt. Koos en
zijn collega's scheppen genoegen in het
rijden zelf, het sturen, zeker in moeilijke
verkeerssituaties waar manoeuvreer
kunst nodig is. „Eenmaal in de wagen
ben ik in mijn element", zo laat Koos
zich ontvallen als een lading kolen moet
worden gelost op een plaats waar enige
stuurmanskunst onmisbaar is. „Dit is
het mooiste werk dat er is", tekent Klijn
op uit de mond van de „glimmende"
chauffeur. „Hij hoeft inderdaad slechts
één keer opnieuw te „steken" en hij
heeft de aanhangwagen precies waar hij
hem hebben wil", zo staat in het logboek
van de onderzoeker te lezen.
Ziekte
Klijn hield een enquête onder de vracht
wagenchauffeurs om te ontdekken hoe
het is gesteld met hun werkmotivatie.
Tevredenheid is eerder regel dan uitzon
dering, zo bleek. Maar liefst 87 procent
van de chauffeurs vindt het beroep
„fijn" of „zeer aantrekkelijk". Elf pro
cent twijfelt, één procent vindt het vak
van chauffeur niet leuk. Conclusie van
Klijn: chauffeurs zijn tevredener over
hun werk dan de gemiddelde werkne
mers in de geïndustrialiseerde wereld.
„Als een beroepschauffeur in het goede
renvervoer gevraagd wordt waarom hij
dat werk doet, is er een grote kans dat
zijn antwoord luidt: „Het is een ziekte",
zo begint Klijn zijn onderzoeksverslag.
En inderdaad, gelet op de lange en onre
gelmatige werktijden en de zware om
standigheden waaronder de chauffeur
zijn werk doet, zou een buitenstaander
direct concluderen dat het hier om een
uiterst onaantrekkelijk vak gaat. Volgens
Klijn geven chauffeurs zelf ook aan dat
je een beetje ziek moet zijn om te aarden
in zo'n vak. Meer dan de helft van de
ondervraagden noemt de afwisseling als
interessantste element van deze job. De
vaak lange zit achter het stuur lijkt dan
wel eentonig, maar de steeds andere be
stemmingen, landschappen en steeds
wisselende problemen en probleempjes
geven het vak toch iets bijzonders.
Zelfstandigheid
Het is de zelfstandigheid die de doorslag
geeft voor de chauffeur. De meesten
werken voor een baas, maar hebben wel
de vrijheid zelf te beslissen hoe de rit
wordt uitgevoerd, via welke route en hoe
de lading en de douaneformaliteiten
worden behandeld. Wie een chauffeur
bij grensovergangen en in- en uitklaren
in de weer ziet met verklaringen, docu
menten en allerlei andere papieren met
gewichtige stempels, krijgt stellig de in
druk met een boekhouder te maken te
hebben. Autonomie duS, maar alleen op
het uitvoerende vlak. Alleen al de dis
cussie via het bakkie tussen twee be
vriende chauffeurs met verschillende
routes en dezelfde eindbestemming
spreekt boekdelen. „Hallo, wacht jij in
Bordeaux op mij, bij dat winkelcen
trum? Goed, hoe zullen we daarna door
rijden naar Zuid-Spanje? Wat dacht je
van via de oostkust? Man, ben je gek,
we gaan toch zeker niet omrijden? We
gaan over Madrid, die tweebaansweg is
goed genoeg om 's nachts een beetje
door te stampen. Goed, jij je zin. Zie je
overmorgen in Bordeaux! Hoi!".
Zulke verhalen hebben het gevaar dat ze
vooroordelen bevestigen over de roman
tiek in het vak, dat alleen maar zou wor
den beoefend door de vrije jongens, die
eenmaal de stad uit niets anders doen
dan flink de bloemetjes buiten zetten.
„Niets is minder waar", zegt Klijn. „In
feite krijgt de vrachtwagenchauffeur da
gelijks het vertrouwen om met kostbare
apparatuur vaak zeer kostbare lading te
vervoeren. Het kunnen dragen van deze
verantwoordelijkheid geeft voldoening",
aldus de onderzoeker.
Fooien
Klijn: „Doordat hij wordt geplaagd door
wachttijden aan de grensposten en bij
het laden en lossen wordt de planning
van zijn rit niet zelden in de war ge
stuurd. Het werk wordt een kwestie van
hollen of stilstaan. Ondanks de tegenval
lers wil de chauffeur „zijn" planning
toch realiseren. Alles wat de vlotte af
handeling van zijn werk in de weg staat,
wordt door hem als hinderlijk ervaren.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat
chauffeurs douane-ambtenaren slechts
als hinderpalen zien die desnoods met
fooien moeten worden aangezet om
wachttijden te bekorten", aldus de on
derzoeker. Dat element van hun werk
wordt door de meeste chauffeurs als een
bijna noodzakelijk kwaad gezien. Het is
een publiek geheim dat de douanebe
ambten in bijvoorbeeld de Franse stad
Rijssel al vreemd opkijken wanneer
chauffeurs uit het Westland en Aalsmeer
geen presentje hebben meegebracht uit
hun bederfelijke waar. Want iedere
chauffeur weet dat het inleveren van een
paar kistjes tomaten een niet noemens
waardige strop is vergeleken met het
tijdverlies dat een ontstemde (en boven
dien ook nog Franse) douanebeambte te
weeg kan brengen.
Als de wielen dan weer mogen rollen, le
vert het rijden op de strakke tijdsche
ma's voortdurend problemen en stress
op, elk oponthoud betekent achterstand.
„Het gevolg is dan ook vaak dat pauzes
worden benut om achterstanden weg te
werken. En dat leidt weer tot overtre
ding van het Rijtijdenbesluit".
De onderzoeker maakte het „stressen"
op de weg, waar bijna iedere chauffeur
mee te maken heeft, van zeer nabij mee.
„Als we wegrijden, begint Koos te jagen.
We hebben te veel tijd verspeeld. We rij
den dan ook sneller dan gebruikelijk en
toegestaan is. Koos is niet te spreken",
meldt Klijn in zijn „on-the-job-onder-
zoek".
Een getrouwde chauffeur mag zich ge
lukkig prijzen met een echtgenote uit
een truckersmilieu. Die begrijpt dat het
werk wel eens teleurstellingen voor het
thuisfront met zich mee kan brengen. Zo
ging het ook op een willekeurige onder
zoeksdag. „Koos belt zijn baas. Of we
maar meteen naar huis willen komen.
Later maar eten. Vanavond moeten we
nog met een andere trekker een oplegger
met stukgoed oppikken en daarna naar
Duitsland vertrekken. Op weg naar de
standplaats fleurt Koos weer op, hoewel
hij had gehoopt die avond thuis te zijn.
Hij is volkomen gewend aan onregelma
tige en onvoorspelbare arbeidstijden".
Toch zijn deze negatieve kanten aan het
werk niet doorslaggevend. De jongens
van de weg zijn zo gek op hun werk, dat
slechts een op de zeven ondervraagden
voor honderd gulden per week (bijna
450 gulden per maand!) extra bereid is
van baan te veranderen
ARJEN VAN DER SAR