Haags Gemeentemuseum pakt gigantisch uit Biochemie op het spoor van de ouderdom PAUL KLEE, KANDINSKY, KUPKA EN MONDRIAAN HENK OVERDUIN MET Z'N NIEUWE BEZEM Vindingrijk Stof TNO ZOEKT NAAR EVENWICHT IN DE BOUWSTENEN Verwachting Re. ageerbuis Binnenstad Geheugenpil '£eidóc Souratil ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1988 DEN HAAG - Met een achteloos, maar zéér weids gebaar geeft de waarnemend directeur van het Haags Gemeentemuseum, drs. Henk Overduin, aan hoe groot de expositie moet worden die hij drie maanden, van 30 augustus tot 22 november volgend jaar in huis wil halen. „De hele bovenverdieping wordt ontruimd", meldt hij met in gehouden trots. „Het wordt een gi gantische expositie waarin de ge schiedenis van de abstracte kunst wordt getoond, de mystieke wortels ervan. Wat omvang betreft kan deze tentoonstelling ruimschoots worden vergeleken met La Grande Parade, die destijds in Amsterdam zoveel ophef heeft veroorzaakt". Overduin licht zijn keuze toe: „Wanneer men aan abstracte kunst denkt, stelt men zich doorgaans zakelijke dingen voor. Maar wat hier wordt geëxposeerd zal bepaald niet koel en emotieloos zijn. Er komt werk van onder anderen Paul Klee, Kandinsky, Kupka. Malewitch en Mondriaan, zo'n tweehonderd vijftig tot driehonderd kunstwerken. De tentoon stelling zal bestaan uit vijf chronologi sche gedeelten: symbolisme. Europa 1906-1940, Amerika 1906-1940, Europa en Amerika 1940-1960 en Europa en Amerika hedendaags". De collectie is afkomstig uit het Ameri kaanse County Museum of Art in Los Angeles en kon na een wat slimme transactie naar Den Haag komen. Over- Een van de kunstwerken die volgend jaar naar Den Haag komen. Piet Mondriaan: Evolutie (1983), olie op doek. duin: „Ze belden ons op met de vraag ol ze twaalf Mondnaans konden lenen. Dat kon natuurlijk wel. maar in een opwel ling besloten we dat werk toch niet zo maar uit te lenen. Dat is goed, zeiden we, maar alleen als wij jullie abstracten drie maanden mogen hebben. Nu, ze gingen daarmee akkoord". Het in huis halen van grote, aandacht trekkende exposities zoals de laatste ja ren gebruikelijk, is geen prestigekwestie alleen, al speelt dat wel een bijrol. Over duin: „Niet alleen het Haags Gemeente museum komt daarmee onder de aan dacht, ook de stad Den Haag die je met een grote expositie meehelpt promoten. Je onderhandelingspositie wordt op ver schillend gebied sterker en je komt te recht in het internationale circuit. Bo vendien is het gewoon goed voor het da gelijkse museumbezoek. Je ziet niet al leen een piek tijdens de tentoonstelling ook het effect daarna is aanwijsbaar. Mensen komen op een aandachttrekker af. kijken nog eens rond en komen terug voor de vaste collecties. Het museumbe zoek wordt dagelijks gemeten en daar blijkt dat dan uit". Henk Overduin geeft toe dat de aanzien lijke bezuinigingen op het museumbud get de directies vindingrijk hebben ge maakt. „Directeur zijn van een dergelijk museum is een way of living; je vindt het leuk of niet en als je het leuk vindt, ben je 's morgens, 's middags en 's a- vonds museumdirecteur en in je vakan ties óók. Ik wil hier in Den Haag wat le ven in de brouwerij brengen en daar heb ik geld voor nodig, geld dat er niet is. Daarom ging ik piekeren, cijferen en een beetje nadenken en vervolgens mensen bellen. En als ik in het buitenland ben. in Japan met name. kijk ik goed rond. Of er misschien jonge kunstenaars rond lopen die wat voorstellen. Zo kwam Ta- dashi Kawamata naar Den Haag en ging de expositie Aspects of Dutch Culture naar Japan. En omdat bij ons volgend jaar die Berlage-verdieping wordt ont ruimd. komt de collectie moderne kunst met werk van Escher en Mondriaan vrij. waarvan de helft volgend jaar juli naar verschillende steden in Japan gaat. Zo komt een wisselwerking op gang die gun stig uitpakt voor het Haagse museum, maar ook voor heel Den Haag. Het spijt me dat het zo vaak een geldkwestie is, maar zonder geld begin je niets omdat niet alies met gesloten beurs kan worden geregeld". „Japan is een fascinerend land, enerzijds westers, anderzijds gebonden aan heel oude tradities. Het is overigens goed merkbaar dat de Hollanders destijds de eersten waren die op Japan mochten va ren. Maar hoe dan ook, het is bekend dat Japanse toeristen niet op een cent kijken en daardoor belangrijk zijn voor de Haagse economie. Dat houdt weer in. dat als ik bezoek uit Japan kan krijgen, ik weer bij economische zaken kan aan kloppen. Zo gaat dat toch zo'n beetje". Op zijn eigen, opvallend enthousiaste wijze stapt Overduin op z'n oranje schoenen over de hardstenen vloeren van het Gemeentemuseum, waarbij stof van vele jaren opdwarrelt. „Je moet je internationaal manifesteren", vindt Overduin, die daarbij ook oog heeft voor de samenwerking met de stad. „Het Gemeentemuseum wordt nu ook betrokken bij het Stadhuisplan. En het Haags Zomerfestival, dat overigens ge continueerd moet worden, was een initi atief waaraan het Gemeentemuseum heeft meegewerkt. En het straatmeubilair moet Haagscr". Er kan in Den Haag ook niks gebeuren of Henk Overduin merkt het wel op. klaar om in te grijpen. Al die banken die jaarlijks in de stad worden vernieuwd, de lantarenpalen en vuilnis bakken, het hele straatmeubilair. Het gaat jaarlijks om duizenden stuks, die door een anonieme ontwerper anoniem worden geplaatst. Overduin wijst van zijn museumkamer*naar buiten: „Kijk, daar staan nog twee lantarenpalen die door Berlage en Piet Zwart zijn ontwor pen. Ik ben voorstander van een soort jaren-tachtigpalcn. omdat Den Haag ook in details Haagser kan". Op korte termijn gaat Den Haag daar wat van merken, als volgende maand aan de Vijverberg een grote historische dag wordt gehouden om aandacht te trekken voor het Haags Historisch Mu seum dat volgend jaar wordt geopend. De dag wordt georganiseerd door de Stichting Haags Historisch Museum, met medewerking van het Gemeentemu seum. Henk-Overduin zal wel eens laten zien dat een museum ook kan bruisen en doen en activiteiten ontwikkelen. Maar onderhand schrijft hij alles netjes op, in uitvoerige rapporten. „En daar houd ik dan ook lezingen over", aldus Overduin. „om een en ander nog eens mondeling toe te lichten". FRITS BROMBERG Bismarck, Duitslands „IJze ren Kanselier", besliste in dertijd dat een mens na zijn vijfenzestigste „oud" is en tot weinig meer in staat. Het verhinderde hemzelf niet tot z'n drieëntachtigste jaar ac tief te blijven, maar na zijn dood in 1898 bleven de vijf enzestig-plussers „oud". De' erfenis van een staatsman,, zullen we maar zeggen. Niettemin is er in de loop van de tijd wel meer en die- pergaand denkwerk verricht over ouderdom en ouder worden. Medici verdiepen zich in geriatrische proble men, politici in zaken als huisvesting en financiële be hoeften. In de laatste decen nia heeft zich nu een nieuwe discipline ontwikkeld: de ge rontologie, de wetenschap die zich in het algemeen be zighoudt met vraagstukken rondom de ouderdom. Voor de gerontologie is het credo: evenwichtig oud worden, zo als het vanaf den beginne en vanuit de natuur de bedoe ling is geweest. Steeds be langrijker wordt de rol, die de biochemie hierin speelt: de wetenschap, die kennis van de levende natuur ver gaart op het niveau van de moleculen. Feitelijk: kennis vanuit de scheikunde, toege past op levende cellen. In het Europese project „Eura- ke" werken daaraan tachtig wetenschappelijke groepen, met als projectleider de Ne derlandse biochemicus prof. dr. D. L. Knook, hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Brussel. Sinds enige tijd is prof. Knook tevens directeur van het Instituut voor Expe rimentele Gerontologie in Rijswijk. In onderstaand verhaal zijn visie op enkele ontwikkelingsmogelijkheden van de gerontologie. RIJSWIJK - Vanuit z'n portretlijst blikt Laurens Vincent uit Sassen- heim, dragonder uit de tijd van Napoleon, neer op het bureau van de zeer hedendaagse professor dr. D. L. Knook. Vincent overleed in 1799 op 105-jarige leeftijd, drie jaar nadat zijn toen 106-jarige echtvriendin Barbara Jansen hem was voorgegaan. Te oordelen naar zijn slagvast voorkomen, zou hij zeker geen toestemming hebben ge geven voor het beschikbaar stellen van enkele levercellen waarmee biochemici van nu het proces van ouder worden kunnen bestuderen. Hoewel hij, evenals ieder mens, honderd miljoen van die cellen per gram moet hebben gehad. Maar goed - misschien is hij ook zonder dat wel evenwichtig oud geworden. En blijkbaar inspireert hij toch de wetenschappers van 1986, anders zouden ze hem hier niet hebben opgehangen, in z'n lijstje, aan een spijker, tegen het behang. Overigens behoort dr. Knook niet tot de twintigste-eeuwers. die menen dat ou derdom vroeger helemaal geen probleem was en dat wij het er maar van hebben gemaakt. Wel zijn de omstandigheden veranderd, zowel in medisch als in maatschappelijk opzicht. Over de medi sche kant zal hij verder zwijgen - „wij zijn geen dokters" - en bij de maat schappelijke kant sluit hij de politiek uit. Weliswaar zijn politieke beslissingen van levensbelang voor de ouder wordende landgenoot, maar het is nu eenmaal een ander terrein dan de wetenschap. Voor dr. Knook en zijn medewerkers zijn de vragen: Wat is veroudering en hoe kun je mensen helpen, dat proces - biolo gisch gezien - evenwichtig te laten ver lopen. Knook: „De discussie in de ge rontologie gaat over de vraag of je jaren moet toevoegen aan het leven dan wel leven aan de jaren. Wat vinden we inte- Prof. dr. D. L. Knook: „De tijd van praktische toepassingen komt in zicht". ressanter: een paar jaar langer leven of gewoon goed leven in de tijd die je toe gemeten is. En de lijn naar ons werk is: door welke factoren wordt die kwaliteit beïnvloed?". Wie daarover verder wil praten, doet er goed aan eerst een rekenmachientje z'n stille arbeid te laten doen, aan de hand van statistieken en prognoses. Dan blijkt dat wij in Nederland gemiddelde leeftij den bereiken van 72,9 jaar (mannen) en 79.6 (vrouwen). Interessanter is dat er bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd nog een toekomstverwachting mag zijn die zich uitstrekt over gemiddeld 14 jaar voor mannen en 18,6 jaar voor vrou wen. Het aantal 65-plussers beliep in 1983 ruim anderhalf miljoen (11,8 pro cent van de bevolking). In 2000 zal het, ijs en weder dienende, 2,1 miljoen (13,4 procent) zijn. Kosten van de zorg voor ouderen: 5317 miljoen in 1978. 9236 miljoen in 1984, een derde deel van de totale kosten voor de volksgezondheid. Op dat immens grote werkterrein is dus het Instituut voor Experimentele Geron tologie TNO vijftien jaar geleden, als een van de jongste wetenschapsdiscipli nes. neergestreken. Wat er tot dusver ge daan is: inventarisatie van wetenschap pelijke gegevens, hel opbouwen van in zicht in biologische processen. „Weldra breekt de tijd aan voor praktische toe passingen, in samenwerking met andere wetenschappelijke disciplines", aldus dr. Knook. Gaan we dan straks een gebogen grijs aard veranderen in een potente goede veertiger, zoals indertijd de aanbeden en omstreden Roemeense dokter Anna As ian beweerde te kunnen doen? Knook stelt met nadruk, dat zijn instituut niet in de markt is voor dergelijke mirakelen: „Al zou zoiets kunnen, je doet er niks mee. Een auto wordt ook niet echt jon ger met een ruilmotor. Hij loopt wel weer goed. maar blijft intussen doorroes ten". Met een ander technisch voorbeeld Een paar jaar langer leven of gewoon goed leven in de tijd die ons is toegemeten? Dat is de vraag waarover de discussie gaat in de gerontologie, de wetenschap die zich bezighoudt met het oud worden. legt hij uit hoe het wèl zou moeten. Een lamp heeft een bepaald aantal brandu- ren. de ene gaat langer mee dan de ande re. Niemand weet waarom, maar het is nu-eenmaal zo. En als het einde geko men is knippert de lamp een paar keer, dan gaat hij uit. Zonder langdurig af braakproces. Het voorbeeld is niet zon der meer op mensen van toepassing te maken, maar het geeft toch een gedachte Die lamp en de mensen hebben met el kaar gemeen dat ze uit onderdeeltjes be staan. Bij de mens noemen we die cel len. Daarop richt zich het onderzoek werk van TNO. Bij het ouder worden verliezen we cellen - tienduizend her sencellen per dag is niet ongewoon en ook niet verontrustend op een aantal van miljarden - en andere cellen wor den minder werkzaam. Het kan lastig zijn als zo'n verschijnsel geconcentreerd optreedt in „gebieden", waar bepaalde functies gecoördineerd worden. Je kunt dan geheugenverlies krijgen of een ver traagd reactievermogen. In het samen stel van spiercellen is zoiets ook moge lijk. Het gaat te ver om dan meteen aan verlammingen te denken. Wel zal een kwieke bejaarde die een fikse sprint in zet om de trein nog te halen er iets van merken. Dr. Knook: „Wat we moeten weten is. waaróm dit gebeurt. En waarom het bij de ene mens gauwer gebeurt dan bij de andere. Welke factoren er in meespelen. Voeding? Roken, drank en drugs? Psy chosomatische factoren die mogelijk ie mand een half jaar na z'n pensionering doen sterven zonder aanwijsbare oor zaak? Sommige dingen weten we al. We weten iets over erfelijkheidsfactoren. Andere processen kunnen we volgen door de microscoop. Cellen van proef dieren kunnen we verder laten leven in de reageerbuis, om het even iets eenvou diger te zeggen dan het in werkelijkheid is. Je kunt dan ook proeven nemen waarvan de uitslag van belang is voor verwerking in de praktijk". Voortdurend bezig met het kleinste van het kleinste - die wonderbaarlijke cel - komt Knook toch voor de dag met mo numentale voorbeelden. Kleinschalig blijft het nog als hij de cel vergelijkt met een fabriekje waarin van alles gebeurt, met name op het gebied van afbraak en opbouw van stoffen. Daar moet een be paald evenwicht in bestaan, zoals scho lieren die zojuist hun eindexamen heb ben afgelegd zich zullen herinneren. Grootschaliger wordt het als Knook dat evenwicht projecteert op renovaties in een oude binnenstad. Zeer gevoelig ligt daar het evenwicht tussen breken en bouwen. „Als het verouderende mense lijke lichaam nu even die antieke bin nenstad mag zijn, zien we het volgende. Alles gaat goed zolang het bouwbureau de juiste opdrachten geeft, de secretares se geen tikfouten maakt bij het doorge ven van de opdracht en de opdracht ten slotte zonder -misverstanden wordt uitge voerd. Als er iets misgaat zal de op drachtgever ten koste van alles willen weten wat ër fout ging en waarom. En zo komen we weer bij ons zelf terecht, bij de gerontologie. We moeten weten wat er zich afspeelt of zich heeft afgespeeld, als hele series cellen zich niet houden aan de afspraken met de natuur. We hebben op dit moment nog te maken met een grote discrepantie tussen geringe kennis en het probleem dat we te lijf gaan. Daarom moet dit onderzoek met kracht worden voortgezet. Een enkel voorbeeld. Eens zal toch aan het licht moeten komen waarom één van de vier tachtigjarigen naar bepaalde vormen van dementie neigt en de drie anderen niet". Blijft de vraag of er, als straks van alles is uitgezocht en op éen rijtje gezet, ook middelen zijn om het evenwicht in die menselijke „binnenstad" te herstellen. Knook: „Zoals de wetenschap nu naar oorzaak en gevolg zoekt, zo zal ze straks ook naar de middelen moeten zoeken. Ik wil niet direct denken aan een pil waar mee iemand z'n geheugen terugkrijgt of een drankje dat het reactievermogen be vordert. Hoewel - wie weet hoever we over veertig jaar zijn. Als ik er nü iets over moet zeggen denk ik aan mogelijk heden op het gebied van vitamineprepa raten. diëten misschien. Er wordt aan ge werkt. zeker ook door de collega's in de medische wetenschap. En wij zijn er ook enigszins voor geëquipeerd. We hebben, om maar iets te noemen, in onze staf van zestig man een internist en zelfs een tandarts. Ik wil dan nog best eens herha len dat we aan het begin staan van een lange weg. Maar dat het de goede weg is, daar twijfelen we niet meer aan". AADSCHOUTEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 22