ngs Omwegen Bill Schindeler fietst door zijn oude vaderland De Merenburger: al 136 jaar het domicilie van de familie Van Rijn EEN AMERIKAAN EEN PAAR DAGEN IN LEIDEN t Op maandagavond is het bij Van der Geest net een pub Op mijn omwej kom ik graag i mij telefonisch wie u graag in c tegenkomen. Ik - 12 22 44 op te tueel mister President op af stand en onder bewaking z'n hondjes uitlaat. Engineer Nu is Bill Schindeler nog steeds half Hollands. Al is hij bruin van huid en gestoken in een bordeau-getinte rib broek. Daarom hoorde ik al leen, dat hij een „engineer" is (en Bill zette „ir" op een blaadje papier: „Dat zeggen ze hier in Holland"). Toch is een Nederlandse ingenieur weer even anders. „Mag ik zién wat engineer is??!!", zou Willem Ruis kunnen uitroeJ pen bij een nationale magere kwis. Als je die tenminste wilt vergelijken met de 18 karaatse Amerikaanse voor beelden: een polderjongen te genover een monopolist van 24 uur achtereen op de beeld buis per etmaal; en met een budget waaraan iedere Ne derlandse kwisorganisator qua zenuwen tenonder zou gaan. Voor oud-Hollanders in Amerikaanse doen is een Hollandse t.v.-Willem een achterhaalde Ruys de Beer- enbrouck: het heeft allemaal niet erg veel voor te stellen. Het is „overgenomen poeha", zou Bill Schindeler kunnen zeggen. Enfin, Bill kocht in Tulsa, waar hij sinds '71 technisch •n door stad en land ensen tegen. U kunt schriftelijk vertellen ze rubriek zou willen en bereikbaar via 071 ;tel 10. „director" en ontwerper in zake afvalverwerking is („chemische troep afbre ken"), fietsen voor ieder lid van zijn gezin. Zo konden ze op hun gemak de stad ver kennen. „Bij ons is fietsen een sport, hier in Nederland is het vaak een vervoermid del waarmee je naar je werk gaat. Maar vorig jaar zag ik een dia-serie over fietstoch ten voor Amerikanen door Europe. Daar werden we meteen door gepakt, en we zeiden: dat gaan we 't vol gend jaar doen, fietsen door Holland. En via Holland door naar Engeland, door Kent". De eigengekochte fietsen werden „overseas" meegeno men. Maar toen brak Wim, Bill zeg maar, op een gege ven ogenblik, na een paar dagen Holland, z'n rechter voet in Leiden. Op een brug die hij trachtte over te ste ken. Want in Tulsa gaat alles gelijkvloers. Het leek op een verzwikking, maar in het AZL zeiden ze: die voet is ge broken. Gips eromheen. En een wonder voltrok zich. Bill staat er nog steeds paf van. Het gebeurde op die St. Se- bastiaansbrug, de aanloop tot de Beschuitsteeg. Aggeneb- bes. Maar Bill Schindeler be schouwt zich nog steeds als een geluksvogel: „Als je een keer fietsen hebt geleerd, blijf je altijd fietsen. Als je 9 van geboorte Nederlander p{ bent, blijf je Nederlands spre- ken. Neem dat nou maar van a me aan. Ook al zijn er ouwe u landgenoten die na een jaar 2 of zes, zeven, zeggen dat ze jj| nauwelijks meer Hollands a kunnen praten. Dat is dan z gewoon aanstellerij; maar ze 9 denken dan dat het beter I staat als ze gebrekkig Hol- d lands praten. Ik niet. Ik vind c het heerlijk om hier in Ne- n derland boodschappen te 2 kunnen doen in t Neder- s lands. Daar kan ik weer ja- t ren meer vooruit!". f Vezel De drie fietsen van de Schin- i delers, nieuwe Amerikanen f in iedere vezel behalve 1 Wim, die razend enthousiast wordt als hij beseft dat-ie Hollander is gingen zon- clag op de wijde tour. Ik weet uit eigen ondervinding, dat 1 veel Nederlanders razend feestdriftig zijn als ze een i eer die onbegrensde wereld aan de overzijde van de At- 1 lantische Oceaan kunnen be- j zoeken. Op 9 augustus gaan de Schindelers weer op Tulsa i aan. Dan laten ze ons, Hol- I landse Europeeërs, over aan j onze eigen beslommeringen. J En dan kun je weer lachen, brulllen en gieren als je naar l hun „items" kijkt. Hoor Ton Pirtors •LEIDEN OMGEVING CcidócSomant DINSDAG 29 JULI 1986 PAGINA Bijna was er niets van geko men, van die fietstocht door west- en noord-Nederland. Die stomme Hollandse, Leid- se brug ook. Dat-ie daarover mo«6t struikelen. Idioot ge woon. Het was ook niet fair geweest. „Had ik me daar een heel jaar naar zitten uit zien: fietsen door mijn oude vaderland. En nou dit opeens. Maar het gaat nu een stuk beter, ik kan het bijna niet geloven. Maar morgen ga ik het proberen. Fietsen. Ik zal wel zien hoe ver ik kom". Bill, een Amerikaan in Leiden. Afgelopen zaterdagmiddag had ik een afspraak met Bil. Twee dagen tevoren zat hij nog met z'n rechter voet geë taleerd op een stoel, met een „harnas" van 5 kilo gips om z'n onderbeen. Hij keek toen met z'n vrouw naar de tee vee, naar honkbal of zo, base ball dus. Vrijdag was het al zover in orde, dat hij zich met trein en tram liet ver voeren naar een neef in de Amsterdamse tuinstad Geu zenveld. Maar die inspanning was hem te veel geworden, want toen ik me zaterdag middag vervoegde op zijn tij delijk Nederlands verblijfsa- dres, hotel Nieuw-Minerva aan de Leidse Boommarkt, trof ik hem een uiltje knap pend aan op het fluweel van de bank; „sorry, I was taking a nap", verontschuldigde Bill zich in zijn eerste reactie. Di rect daarop zei hij: „U kan best Nederlands met mij pra ten hoor, want ik ben in dit land geboren". Bill is een getalenteerd man. Hij herstelde niet alleen van een voetbreuk in een paar dagen tijd, hij weet zich, na bijna zestig jaar Amerikaan te zijn, nog steeds uitstekend in zijn moedertaal uit te drukken. Een enkele keer zocht hij naar een woord, maar de conversatie „in 't Hollands" verliep verder vlekkeloos. Jan Willem Schindeler (het lijkt een beetje op een bijna uitgestorven naam van emi granten. zoals de Vanderbilts en de Vanmeers en Roose- velts, maar er wonen nog tientallen Schindelers in Mo- kum), moest z'n achternaam wel even voor me spellen op z'n Engels, want ik verstond het nauwelijks de naam van zijn moeder kwam dui delijker oven Van den Ha- Bill Schindeler is de ongemakken van zijn val bijna te boven; hij uit Tulsa meegenomen. zenkamp werd in 1924 in het Amsterdamse Wilhelmi- na Gasthuis in oud-West ge boren. „Ik ben nu dus 62. Weet u de Rozengracht? Nou, ik wel hoor. En het Centraal Station en de Dam ook". Hij dacht even een „ace" te heb ben geslagen, maar ik kende de Rozengracht toevallig ook, omdat ik een (latere) stadge noot van hem ben. Verder lo pen onze gangen als oud-Am- sterdammers duizenden mij len ver uiteen. Neem Jan Willem maar, for example. „Toen ik bijna 4 was, emi greerde ik met mijn moeder naar Amerika. Mijn vader ging eerst. Die bakte brood op een schip van de Holland- Amerika Lijn. de „Rijndam" van de HAL. Het gezin ging het proberen in de Nieuwe Wereld, die toen alweer een paar eeuwen oud was. Het Hollands bloed gaat door de hele wereld. En daar ben ik trots op. Jawel, zoals ik hier nu zit als Amerikaan. De HAL voer op Hoboken, een side town van New York, heeft z'n fiets niet voor niets maar dan aan de andere kant van de Hudson River, in de state New Jersey, in Jersey City. Daar gingen we wonen ook. Het eerste jaar kon ik als kleuter nog niet naar school, want ik kende geen woord Engels. Ik kwam op de „Kindergarten" terecht" (een volbloed Duits woord, dat de Engelssprekenden nog steeds hanteren als ze kleu terschool bedoelen). Bill bleef in Hoboken tot 1950, toen hij getrouwd was. Ik heb er niet naar gevraagd, maar ik ver moed dat zijn vrouw een ech te Hobokense is. Ze is nu voor de eerste keer met man en zoon in „the Old World", in dat piepkleine Holland, maar ze vermaakt zich er best, ze geniet zelfs, en wil desnoods het volgend jaar te rugkomen. Terug naar Holland „In '31 kwamen we in Hol land terug voor een korte zo mervakantie. Daarna pas weer in 1970, ik met onze oudste dochter. We hebben vier dochters en een zoon nou. Onze zoon fietst hier mee en is vandaag 21 iaar ge worden. Maar daar hoef je geen woord Nederlands mee te praten. Dat heeft z'n va der, die ouwe Hollander, hem niet geleerd". De laatste keer dat Jan Wil lem Schindeler „in de Sta tes noemen ze me Bill en in Holland Wim" in zijn oude vaderland terug was, is al weer 12 jaar geleden; „Ik was hier toen voor twee dagen op een tour door West-Europa. Sindsdien heb ik nooit meer Hollands gesproken, want in de staat Oklahoma waar ik woon spreekt niemand Ne derlands". Bill Schindeler kwam na heel wat jaartjes als een ge nationaliseerde Amerikaan terecht in Tulsa, in de noord oost-hoek van Oklahoma, waar eens de Indianen nog een vrij leven hadden. Van daag een „big city" van onge veer een half miljoen inwo ners; 1300 mijl verwijderd van New York en even ver van Los Angeles, naar het westen. Ik tekende één en ander maar op, uit Bill's mond, en keek tegelijk naar z'n voet „sorry m'n voet" die lang niet meer zo aangedaan leek en waarmee hij bijna de jive zou kunnen dansen. Maar dan wat nog. Je kunt een Amerikaan altijd vragen naar zijn beroep en naar z'n inkomen, want dat doet een Amerikaan ook als je in de „saloon" naast hem zit voor een „social drink". Desnoods vertelt hij, dat hij tegenover het Witte Huis, in Washing ton, in „the greens", het park met de verre van schuwe grijze nationale Amerikaanse eekhoorntjes, de vullisbak ken naloopt, terwijl even- Darters uit de bollenstreek spoeden zich iedere maandagavond naar Van der Geest aan de Zeestraat, om mee te doen aan het open kampioenschap van Noordwijkerhout. Plok, plok, plok. Het is net of je een Engelse pub binnenstapt, daar aan de Noordwijkerhoutse Zee straat. De darts vliegen in groten getale door de lucht, om met een droge tik in het bord te belan den. Liefst zeven borden hangen aan de muren van hotel-café Van der Geest en allemaal zijn ze het mikpunt van gecon centreerde darters. Zo'n veertig „pijlengooiers" om het maar even oneer biedig te zeggen heb ben zich deze maandag avond verzameld in het roemruchte Noordwijker houtse etablissement. In zet: het open dartskampi oenschap van Noordwij kerhout. Acht maandagavonden in de maanden juli en augustus vormt hotel Van der Geest het decor voor het Noordwij- kerhouts dartskampioen schap. Niet helemaal toeval lig, die locatie. Frans van der Geest is één van de grondleg gers van het dartspel in Ne derland, legt Gerrit Wijnands, de competitieleider, uit. Al een jaar of 14 geleden werd er bij Van der Geest gedart, toen de meeste Nederlanders nog dachten dat ze je verkeerd verstonden als je het over darten had. De liefde voor het Engelse tijdverdrijf sloeg over naar de andere Noordwijker houtse uitspanningen en al vrij snel was het dorp een dart-enclave in de bollen streek. Vroeger hadden we een maandagavondcompetie en dat werd gaandeweg het open kampioenschap van Noord wijkerhout", aldus Gerrit Wij nands. In de loop der jaren ontstond ook de Dartvereni ging Noordwijkerhout, die op een bloeiend verengingsleven kan bogen. Gerrit organiseert meestal de toernooien, en, zo laat enthousiast darter Joop weten, „dat gaat altijd prima". Winfried Dijkers en Mary Salman, baan drie", bast Ger rit door de zaal en de opgeroe- penen spoeden zich naar het betreffende bord. Het is niet louter manvolk wat de klok slaat. Nog een be hoorlijk aantal vrouwen neemt ook de pijlen ter hand. Ze spelen gewoon tegen man nen, en voor de eindrang schikking wordt apart een lijst opgesteld om te bepalen wie de beste vrouwelijke dar ter is. Altijd nog goed voor een behoorlijke beker. Dege ne die na acht avonden bo venaan de lijst van mannen en vrouwen staat, mag een weekeinde naar het Mekka van de dartsport: Londen. Theo van der Maat staat er het beste voor, maar de weg naar de titel is nog lang. Theo wordt de laatste twee weken trouwens vrij achte loos aan de kant gezet door ene John Spencer. Inderdaad, een Engelsman die het edele dartspel met de paplepel heeft ingegoten gekregen. Op va kantie in Nederland en John gooit graag een pijltje mee. „Blij dat die straks weer naar huis gaat", zie je Theo den ken, want als de kleine John acht maandagavonden me zou doen, zou-ie ongetwijfek de titel in de wacht slepen „Die man gooit echt gigan tisch", zegt Gerrit Wijnand met een zweem van bewonde ring in zijn stem. En inden daad, als je John bezig ziel plaats je hem direct tussen di groten als John Lowe en Eri Bristow. Beetje overdrevei natuurlijk, maar in Nederlani zijn we nog niet zoveel ge wend. „Het darten groeit razend snel", weet Gerrit. „Er zijl ruim 7000 geregistreerde dai ters, maar er zijn er natuurlij veel meer die gewoon wa gooien. Hier in de bollen streek zijn er dit jaar 30 nieu we teams bij gekomen". H\ mag graag tot in de kleini uurtjes naar het darten op dl BBC kijken, want wat die En gelsen kunnen, dat is toch ji ware. „En als ik vroeg oj moet, neem ik het op de videi op", zegt Gerrit en haalt no, even een pilsje. Want ook da hoort bij darten. Bijdragen: Jeannette Schreuder en Paul van der Bijl Foto's: Cees Verkerk en Henk van den Ende Tips: 071-122244, toestel 23 sen Stompwijk, Zoeterwoude en Veur gespeeld. Van Rijn ver haalt trots van de historie van de verrichtingen van de molen waaraan de pleisterplaats zijn naam dankt. Aan het begin van de negentiende eeuw was de polder nog één moerasachtig ge bied. Slechts enkele delen wa ren in gebruik als cultuurgrond. Wegen waren er vrijwel niet; alles wat de bewoners van het gebied nodig hadden werd over het water van de Meerburger watering aangevoerd. Door het wegbaggeren van het veen werd het moeras op den duur een soort meer. Er bleef echter behoefte aan cultuurgrond, zo dat het meer drooggemaakt werd. Daartoe werd in 1850 een achtkantige grond zeiler ge bouwd die met zijn 29 meter vluchtde grootste poldermo len van heel Zuid-Holland was. Als molenaar van De Meren burger werd Huib van Rijn aan gesteld. Het droogmalen duurde een jaar. Daarna heeft de grote molen nog een eeuw de Mees- louwerpolder bemaald. In de dertiger jaren al begon de toen malige bewoner van De Meren burger met het verhuren van visbootjes om het karige mole- naarsloon nog wat aan te vul len. Dit bedroeg toen tweehon derd gulden per jaar inclusiel vrij wonen. In 1947 bleek de oude molen aan een grondige opknapbeurt toe te zijn. Het bin nenwerk was versleten en de ij zeren wieken telden steeds meer roestgaatjes. Helaas bete kende dit het einde van de roemrijke molen. Tijdens het lassen vielen er vonken op het rieten dak. Die zetten de hele molen in lichterlaaie. Er was geen herstel meer mogelijk, al leen de muren waren nog over. Nu herinnert alleen een minia tuur van de trots van de Mees- louwerpolder in de tuin van De Merenburger nog aan het verle den. En de naam Van Rijn na tuurlijk. Tienduizenden auto's zoeven er dagelijks achteloos voorbij. Sommige passanten verbazen zich kort over het karakteristie ke achtkantige woonhuis met de dobberende groene bootjes naast de deur en het vrolijke oranje zonneterras in de tuin. Maar de meesten zijn het in een oog wenk weer vergeten zodra ze erlangs zijn. De uitspanning De Merenburger in Stompwijk. Be grensd door een drukke rijks weg aan de ene kant en vredig herkauwende koeien in de wei landen aan de andere kant. Voor de familie Van Rijn is het al honderdzesendertig jaar een vertrouwd domicilie. De over- overgrootvader van de huidige eigenaar hield er zijn molen draaiende, de daarop volgende generaties Van Rijn voegden elk hun eigen stukje aan het ka rakteristieke plekje toe. De mo len werd gebouwd in 1850, be maalde de polder honderd jaar lang en brandde jammerlijk af in 1947. De familie Van Rijn was echter verknocht aan de plek en plaatste op de solide muren die het vuur overleefden een stevig woonhuis. Zij zetten de geschiedenis voort met een uitspanning die nu al vijftien jaar aan talloze waterliefhebbers recreatie biedt. De huidige nazaat J.M. van Rijn, zwaait momenteel de scep ter over De Merenburger. Tot 1969 als boer van de bijbehoren de boerderij. Zijn land kwam echter midden in het recreatie gebied De Vlietlanden te liggen. Hij ging niet bij de pakken neerzitten en richtte zich daar om voortaan geheel op de recre atieve mogelijkheden die het idyllische stukje grond biedt. De verhuur van roeiboten en ka no's, een jachthaven en een camping zijn activiteiten die hij heeft ontplooid. Hoewel Van Rijn nadrukkelijk zegt er „nooit meer weg te willen", kost zijn uitspanning hem in het hoogsei zoen wel de nodige inspanning. Geroutineerd manoeuvreert hij een houten roeibootje naar de kant, biedt enkele gasten op het zonneterras een verkoelend drankje aan, verkoopt een ijsje aan verhitte kinderen, verhuurt een roeiboot aan een visser, een kano aan enkele sportieve jon gens en harkt tussendoor de tuin nog eens aan. „Ja, het is wel aanpakken geblazen", zucht hij en veegt zich de zweetdrup pels van het voorhoofd. „Van zeven uur 's ochtends tot half tien 's avonds. Soms heb je nau welijks tijd om te eten". On danks de hoorbare aanwezig heid van de rijksweg op enkele meters, waant de recreant zich volgens Van Rijn al gauw ver weg van alle drukte. „Als je hier even een eindje weg roeit, zit je midden in de natuur. Fu ten, meerkoeten en vooral wilde eenden zijn dan je enige gezel schap. Voor vissers is het hier een eldorado. Er valt vooral in de Vlietlanden flink te snoek baarzen". Historie Hoewel De Merenburger plomp verloren in de polder lijkt te zijn neergezet, heeft de plaats een heel belangrijke rol in de geschiedenis van de polders tus- J.M. van Rijn zwaait momenteel de scepter over De Meren burger.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 10