4
Df: top
Asterix
e stad
■CcidócGouAmit'
MSTERDAM - Isabelle van
mien, inmiddels alweer 19 jaar,
gllang dat schattige vioolspelende
fcisje van destijds niet meer: „Wie
fe nog steeds dat lieve kind vindt,
b een klap krijgen". Het gymna-
fm zit erop en sinds een half jaar
trt de violiste uit De Hoef een
Jfstandig huishouden op een Am-
rdamse tweede etage. Met twee
ttten, Nummer Een en Nummer
tee, die aarzelend een aai komen
flen c.q. een kopje komen geven
zich dan discreet terugtrekken,
(et alleen toont Isabelle zich geen
risje meer; zoals zij gisteravond
[het Haagse Congresgebouw met
ft Residentie Orkest een volwas-
p uitvoering stond te geven van
uis Spohrs Achtste Vioolconcert,
is zij thuis een volwassen gast-
puw. „Ben ik de afgelopen jaren
'k ik veranderd?", wil Isabelle weten
m een mes in haar ogen.
is ze. Isabelle is geestelijk volgroeid
riqpas wanneer dat nadrukkelijk is be-
'ktigd en vastgelegd, gaat het masker af
'oe«komt een heel andere Isabel tevoor-
lijnde Dame van het Podium maakt
(als voor een jolige jonge vrouw die
|t cén been in de grote boze wereld
en met het andere nog wat trekke
nend in een verlaten jeugd die soms
plijk was, soms niet.
er%ocI voor humor kan in haar ogen
'eni gevaarlijk lang nagloeien en verras-
7 %i snel overgaan in een vorm van
reïjst die er niet duimendik bovenop
"eL maar wel haar manier van leven be-
n^lt. 't Komt door het bijna voortdu-
en tide lachje, waarmee Isabelle haar
lt indpunt verklaart en verdedigt: een
"fyndpunt zonder compromissen, een le-
ra ri voor de muziek ,,en niet meer alléén
'"Tor de viool, zoals vroeger". Daarbij
imen alle verliefdheden en voorkeuren
or mensen, dingen en zelfgs voor
nponisten, al houdt deze violiste haar
:cieze gedachten voor zich. Maar pro-
ïr dat Isabelle niet van het gezicht te
en: al snottert ze inwendig, geen rim-
tje zal dat verraden.
het podium blijkt dan ook niets van
t in deze violiste omgaat. „Stel je
r. Stel, dat ik ruzie heb gehad, want
komt ook voor. Stel, dat ik met een
end heb moeten breken en jamme
id naar huis ben gehold en dat terwijl
's avonds moest optreden. Het zou
i rare boel worden als die ruzie, de fi-
irlijke klap die ik kreeg, tijdens de
voering zou doorklinken. Dat kan
:t om twee redenen. Ik zou de naam
H jgen van dat zielige kind en, wat veel
E angrijker is, ik zou de componist die
r toch allereerst moet dienen, te kort
f en".
teen verschil
r dat dienen, al vindt Isabelle dat
lord achteraf niet goed gekozen, is het
tste woord nog niet gesproken. „Of
ïziek in de concertzaal wordt gespeeld
op de plaat is vastgelegd, verschil zie
niet; de componist is hoe dan ook aan
woord en het doet er dan niet toe
ir je luistert, als je maar luistert. Je
t niet een gezellig gesprek voeren
:t Mozart of Vivaldi, ook al zo'n geni-
i, op de achtergrond. En als je naar
'n componist luistert, heeft een ander
mond te houden. Of je moet de plaat
•t draaien; het is het een of het ander".
|e rotsvaste zekerheid vormt de achter-
ind van Isabelle's dagindeling: niet te
it opstaan, dan een uurtje zwemmen,
(komen en studeren, 's morgens al.
irvolgens 's middags studeren en uit-
:tijidelijk 's avonds: studeren. Het klinkt
ïabt véél. En daarbij komt het conserva-
:iafium (Isabelle is tweedejaars en doet
Drjar wat lacherig over) én het Dufy-
)lavartet, gevormd door drie ongeveer
i iftijdgenoten, waarin zij eerste viool
aeelt. Isabelle: „Kwartet spelen? Dat is
tnduizend keer moeilijker dan een so-
aconcert gevèn".
'nabelle: „Ik versta onder studeren niet
leen intensief vioolspelen, ook het ana-
seren van een partij, erover nadenken.
n componist had toch alleen maar wat
illetjes om op lijntjes te zetten en dat
"oet muziek worden. Partijen die ik
oeger instudeerde en dacht te kennen,
orden na een tijdje weer nieuw; ik doe
'g itdekkingen waar ik vroeger te jong
)or was. Maar ik zeg ook altijd: studeer
je jong bent zo veel mogelijk concer-
n in, dan kun je later veel gemakkelij-
t ontdekken wat zo'n concert muzi-
ial inhoudt. Technisch heb je dan niet
veel problemen meer".
et vuur waarmee Isabelle van Keulen
lar standpunt verdedigt, zat er op haar
sde al ingebakken toen alleen haar
•e oeder mocht weten dat ze heel, héél
,1 ker violiste wilde worden. En niet zo'n
eintje ook. Isabelle realiseert zich, jon-
vrouw die zij is, dat zij bij het vinden
h£n een levenspartner voor hoge drëm-
:ls komt te staan. „Soms vind ik ie-
a and aardig en hij mij, maar veel meer
li an vriendschap zit er dan niet in. Als ik
ht denk aan een partner, dan moet dat
;n gedachten-tweeling van me zijn en
(ljo iemand tref je niet zo gemakkelijk.
achT ik ben ervan overtuigd, dat
je éne echt wel bestaat. Ik ben ongedul-
ig en koppig en veel moet heel snel ge
uren, maar als het erop aankomt, kan
wachten".
Isabelle van Keulen: „Als ik lees dat ik zo'n lief vioolspelend kind was, dan denk ik: nou, ze moesten eens weten".
Isabelle van Keulen lijkt plotseling op
Dora uit Nescio's „Dichtertje", een
meisje van vijftien dat voorgehouden
wordt dat de weg over de top kort is,
maar dat de dalen lang zijn. Dora schudt
haar meisjeskopje: „Ik leef altijd op de
top". Isabelle zal, in dit verband, beves
tigen dat zij op haar zesde een hoogvlak
te beklom en niet van plan is daarvan af
lt stappen. „Techniek is een basis die je
móét hebben, muzikaal valt er nog een
hoop tefcstuderen, al zal ik lang niet van
iedereen adviezen aannemen. Ha, moet
je horen; in Duitsland verzekerde een di
rigent me nog niet eens zo lang geleden
dat ik nog maar eens een paar lessen
moest nemen. De(onnet woord).
Toch liep ik daar dagen mee en werd
m'n spel minder. Later werkte ik met
Gidon Kremer, voor mij DE violist, die
me hier en daar wat adviseerde. Kijk,
van zo iemand neem ik dingen zonder
meer aan. Hoewel, natuurlijk niet zon
der meer; maar hij is ook zo groot".
Hoe groot Isabelle is en nog moet wor
den, zal haar een zorg zijn. „Slechte kri
tieken heb ik nog nooit gehad, behalve
die ene keer in Duitsland, die matig was.
Het is natuurlijk prettig, goede kritieken,
maar daar leef ik toch niet voor. Het
gaat er bij mij om, dat ik het geluk dat
ik in me voel en in de muziek terugvind,
kan weergeven zoals ik dat graag wil.
Het ongrijpbare geluk, dat ook niet in
woorden is uit te drukken".
Om zó te kunnen spelen dat je werkelijk
het gevoel krijgt dat je via een duur stuk
hout je emoties aan publiek kunt over
brengen, moet je gestudeerd hebben en
doorgaan met studeren. Isabelle: „Ik
weet niet wat het is, een grote violiste te
zijn of te worden; het is zo betrekkelijk.
Alles is betrekkelijk, evenals het stude
ren. Is drie uur studie per dag veel? Of te
weinig? De ene violist zal aan drie uur
meer dan genoeg hebben en ook niet
meer willen of kunnen"studeren. Een an
der gaat de hele dag door. Ik stop pas
om elf uur 's avonds, dat is met m'n bu
ren zo afgesproken. Een enkele keer
komt het voor dat ik op een dag, door
welke oorzaak dan ook, weinig heb ge
daan. Te weinig voor m'n gevoel en dat
levert me de volgende dag een kater op.
Niet omdat ik me schuldig voel. Maar
als ik een dag later weer lekker bezig ben
en me happy voel, denk ik: Isabel, zo
lekker had je je gisteren ook kunnen
voelen. Je hebt jezelf te kort gedaan, gis
teren".
Voor zover Isabelle van Keulen door de
buitenwacht is opgemerkt en beoor
deeld, zou deze violiste een heel grote
kunnen worden. Isabelle: „De tijd van
het veelbelovende meisje is voorbij. Ik
moet niet meer beloven, ik moet waar
maken. Maar of ik een heel grote word,
weet ik niet. Voor de een ben ik nu al
een grote, voor de ander een violiste die
het echt wel aardig doet. Maar wie zegt
dat ik er niet mee ophoud als ik vind dat
ik moet stoppen? Of als ik trouw en een
kind neem?". Lachje. „Kind neem, wat
een raar woord. In elk geval kunnen zich
omstandigheden voordoen waardoor je
moet stoppen, maar ook waaronder je
juist je beste kant laat zien. Als er dan
iets is gebeurd waardoor ik me minder
lekker voel, een tegenslagje, dan pak ik
m'n zaaghout en probeer ik juist de ster
ren van de hemel te spelen. Een vorm
van verzet, denk ik".,
Het werk van Mozart ligt Isabelle daar
om zo goed: „Die schreef onder heiden
se omstandigheden de meest geniale,
schitterende muziek en dan nog vrolijk
ook. Mozart kon zich afsluiten voor om
standigheden die een ander zouden heb
ben genekt. Niet dat ik zo veel heb mee
gemaakt, echte tegenslagen heb ik nog
niet gehad; maar ik kan me zo'n leven
intuïtief wèl voorstellen".
Spelen zoals je dat graag wilt. Isabelle
kan dat. „Zoals de keer 's avonds laat
op de radio, een sonate van Brahms. Die
speelde ik echt precies helemaal zoals
Sinds een halfjaar voert de negentienjarige violiste een eigen huishouden in Amsterdam.
het moet. Ja, misschien ben ik dan maar
arrogant, maar ik was ervan overtuigd
dat ik Brahms speelde op de enig juiste
manier. Ik was het zelfs later, toen ik
mezelf terughoorde, helemaal met me
eens, wat bijna nooit voorkomt. Ik vroeg
een vriendin: En? Heb je het gehoord?
Hoe vond je het? Ze zei: Oh, wel goed.
Maar dat begreep ik niet. Wel goed?
vroeg ik, was je niet laaiend enthou
siast?".
Isabelle sluit zich af achter haar grijze
ogen en komt over boeken en stripboe
ken te praten. „Asterix. En de Britten. In
Spanje. Schitterend. Ken je De vio
liste kan exact aangeven waar fle humor
zit in Asterix, maar gaat niet zo in op de
rest van haar boekenbezit: de hele we
reldliteratuur samengevat: Nederlands,
Frans, Duits en Engels, het gymnasium
is niet ongemerkt aan haar voorbij ge
gaan. Maar ook de Russen zijn in Huize
Isabel sterk vertegenwoordigd, „die ik in
de oorspronkelijke taal wil kunnen le
zen. Daarom doe ik ook Russisch; kijk
maar, op die plank staan de bandjes.
Nee, meer naar rechts, hoger".
Wat doet een violist meer dan vioolspe
len? Isabelle heeft er ook maar de piano
aan toegevoegd en nog heel bekwaam
ook. Wat was er ook maar weer aan de
hand met dat aardige wonderkind dat
geen jeugd heeft gehad? „Met mij is niks
aan de hand, nooit geweest ook, al zal
mijn jeugd er wat anders hebben uitge
zien dan die van de meeste leeftijdgeno
ten destijds. Aan de ene kant had ik het
misschien wat moeilijker omdat ik op
het gym al uitvoeringen gaf. Mocht ik
het klasseboek bijhouden. Slijmerd, zei
den m'n klasgenoten".
„Voor de docenten ben ik niet erg ge
makkelijk geweest; op een dag had ik
een hoed met een heel brede rand, die ik
in de klas ophield. Er was een leraar die
geweldig uit z'n mond stonk en daarom
schoof ik de hoed nog wat verder over
m'n voorhoofd. Die hoed moest natuur
lijk af en toen ik dat niet deed, sloeg hij
'm eraf. Eruit! brulde hij, ga maar naar
de conrector en neem die hoed mee. Ik
ben een week geschorst geweest. En als
ik dan lees dat ik zo'n lief vioolspelend
kind was, dan denk ik: nou, ze moesten
eens weten".
FRITS BROMBERG
FOTO'S: CEES VERKERK
olgens de folders moest het een mooie,
me stad in de zuidelijke Appalachen
lijn. Ze maakten er aardewerk en dat
port dingen. Het was een stad met ge
skiede nis, met een verhaal. Het heette er
ooi te zijn. Dus reserveerden wij een
hotelkamer en begaven ons op weg, twee
folie dagen lang. In het hotel leegden wij
}nze koffers en aten de bonbons op die
fp de hoofdkussens van het bed gereed
pgen. Daarna begaven we ons naar het
\entrum van de stad.
ve konden onze wagen moeiteloos par
eren en dat wekte al enige verbazing.
Nadat we een tijdje door de belangrijkste
straten hadden rondgelopen konden we
niet meer aan een teleurstelling ontko
men: geen warenhuizen, geen historische
panden, geen terrassen en geen kroegen
(behalve die waar zeer ruwe mannen met
getatoeëerde armen enorm kabaal zaten
te maken achter ramen die sinds de
stichting van het pand vele tientallen ja
ren geleden niet meer waren gewassen).
Niets dus.
We vroegen iemand de weg en die zei
dat we, als we iets wilden zien, iets wil
den eten, iets wilden kopen eigenlijk bui
ten de stad moesten zijn. En hij verwees
ons uitgerekend naar de uitvalsweg waar
aan ons hotel lag. Een beetje ontdaan
stapten we in de auto, parkeerden die
voor het hotel en zetten onze verkenning
te voet voort. Het verkeer raasde zonder
ophouden over de weg die ons was gewe
zen. Op zoek naar een plek om veilig te
kunnen wandelen, staken we het terrein
van een tankstation, een reusachtige par
keerplaats van een warenhuis, nog een
parkeerplaats, de oprit van een hotel en
nog een van een tankstation over. Hét
was een uitzichtloze onderneming. Ner
gens was een stoep om ons tegen ae aan
stormende automobielen te beschermen.
Maar er was ook nergens een wandelaar
te zien.
Pas na een paar trips naar nabije steden
begonnen we het te begrijpen. De arme
zuidelijke steden volgen een verschrikke
lijk patroon van complete zelfvernieti-
fing. Het vrije spel der economische
rachten schrijft de zakenlieden voor dat
ze de enge binnensteden - zonder par-
keermogelijkheden en alleen maar ge
vuld met oude, onpraktische gebouwen -
moeten verlaten en zich moeten vestigen
aan de uitvalswegen. Daar immers heb
ben de nationale hamburgerbakkers, de
nationale verkopers van gebraden kippen
en de nationale pizzadraaiers zich al
neergelaten temidden van alle merken
benzine die een mens zich maar kan
voorstellen. Dus wordt daar de ene
shopping plaza" na de andere gebouwd,
met allemaal dezelfde hoge graad van le
lijkheid. En al die panden zijn weer om
geven door enorme parkeerplaatsen van
zwart asfalt.
Dan komen de hotels. Daarna de ban
ken. En tenslotte wordt dat alles omge-
,en door een kleurig, maar evengoed erg
lelijk en ogenschijnlijk ondoordringbaar
woud van reclameborden. Omdat in
Amerika overal dezelfde hamburgerbak
kers, kippebraders en pizzadraaiers aan
het werk zijn, omdat nagenoeg alle ho
tels zijn gestandaardiseerd en alle benzi-
nemerken zijn gelijkgeschakeld, is langs
de uitvalswegen altijd dezelfde geforceer
de vrolijkheid en uitbundigheid waar te
nemen die bij nadere beschouwing een
vreemd gevoel van eenzaamheid en ont
reddering in een mens wakker roept. En
de binnensteden met hun soms bewogen
verleden? Die kwijnen weg, vervallen, lo
pen leeg.
Zo was het onze beklagenswaardige stad
in de zuidelijke Appalachen ook vergaan.
Hel vrije spel der economische krachten
had de stad van haar ziel beroofd. De
stad bestond uit niets dan leegte die werd
gemaskeerd door de activiteiten van de
dertig of veertig grote ondernemingen die
met hun lelijke reclameborden en eenvor
mige gebouwen de aanblik van Amerika
al voor een groot deel hebben verwoest.
Maar toch: ae volgende grote opstand die
in Amerika uitbreekt zal zich tegen deze
vorm van zelfvernietiging richten. De
drang tot zelfbehoud heeft al miljoenen
Amerikanen op het spoor van geborgen
heid, stijl, warmte en gezelligheid gezet.
Uitgerekend de Amerikaan zal op den
duur geen vrede meer hebben met de ge
lijkgeschakelde wereld waarin hij nu nog
gedwongen is te leven. Er zijn Amerika
nen die begrijpen dat datgene wat als
vooruitgang wordt beschouwd, in feite
een beschamende vorm van achterlijk
heid is. Toen we na drie dagen uit de
stad in de zindelijke Appalachen weg
vluchtten, hadden we merkwaardigerwijs
al onze hoop op Amerika gesteld.
JO WIJNEN