'£eicUc (Sowiant
vliegveld toe gevaarlijker dan de sprong
die je daarna maakt. In 1983 werd
41.000 keer gesprongen, bij 53 daarvan
vond een ongeval plaats. De blessures
die men opliep waren niet groter dan die
bij andere sporten; het ging om verzwik
kingen, gebroken vingers, rugletsel en
dergelijke".
De Flying Dutchmen hebben dergelijke
bedrijfsrisico's graag over voor een kort
stondig verblijf in de lucht. Zo'n twee
honderd leden kunnen elke week vanuit
Zestienhoven gedropt worden boven de
weilanden van Pijnacker. Om het span
nend te houden laten ze zich steeds ho
ger afzetten, om een steeds langere vrije
val te maken. Kees de Goeijer: „Ieder
een met een B-brevet, dat is vijftig pro
cent van de club, kan een vrije val ma
ken van maximaal een minuut. We
springen dan van een hoogte van vier ki
lometer. Hoger kunnen we niet komen,
dat wil zeggen: niet zonder zuurstoffles-
sen. Daar zijn we mee aan het experi
menteren". De vliegende Hollanders la
ten hun kunnen graag zien tijdens de
monstraties, die ze vooral in Zuid-Hol
land uitvoeren. Afgelopen 5 mei, bevrij
dingsdag. vestigden ze daarbij een we
reldrecord door met honderdveertien
springers gelijktijdig uit drie Dakota-toe-
stellen te springen.
„Duizendéén, duizendtwee, duizenddrie,
parachute-control!", roepen de acht cur
hoogte, „een klimmer is een turner. Het
gaat om de souplesse". En hup, daar
dartelt het jongmens met rubberen
schoentjes rechtstandig verder naar de
top.
Souplesse? De beginner blijft verbijsterd
aan de wand kleven. De helm wordt nog
eens stevig op het hoofd geplant, het
hangbroekje spant om de heupen; het
koord staat strakgespannen naar boven:
wat zou er mis kunnen gaan? In feite bij
zonder weinig, alleen dat het eerstvol
gende steunpunt voor de linkervoet zich
ter hoogte van de schouder bevindt en
het dichtstbijzijnde steunpunt voor de
rechtervoet anderhalve meter naar
rechts. Eng is het niet, alleen een tikje
lastig.
Niet verwonderlijk dat enkele cursisten
de neiging hebben de rots de rots te la
ten. Zo bungelt Kees uit Gelderland een
half uur op vijf meter hoogte om zich
dan toch uiteindelijk maar weer naar ho
rizontale bodem te laten zakken. Anne-
riet, een arts uit Breda die weliswaar in
de hongerkampen in Soedan werkte, lukt
het slechts na een uiterste wanhoopspo
ging een overhangend stuk wand te pas
seren. En ook de schrijver dezes moet
een keer een klimpoging opgeven: het
rotsblok wilde niet opzij en er overheen
bleek echt te veel gevraagd voor de spie
ren die normaliter alleen een toetsen
bord bedienen.
Een andere route vlot beter. Stapje voor
steentje voor treetje voor handgreepje
gaat de weg naar de zo veelbelovende
top van het ruim negentig meter hoge
massief. Eenmaal daar heeft de beginner
het ideg een Mount Everest te hebben
beklommen.
Via een richel van een krappe halve me
ter breed, die aan een kant met een mes
lijkt te zijn afgesneden, voeren de gidsen
de cursisten naar de zijkant van het
kalkmassief. De weg naar beneden ver
loopt - dank zij die eeuwige zwaarte
kracht - aanmerkelijk sneller.
Brandblaren
Met behulp van koord en een stalen
hulpstuk in de vorm van een acht, de
voeten tegen de wand gedrukt, daalt de
klimmer weer ras terug naar aardse sfe
ren. Vertrouwen op het materiaal is na
tuurlijk wel nodig, wil men nog vrijuit
van het panorama durven genieten.
Overigens was de neergang voor onze fo
tograaf, die zijn eigen afdaalmateriaal
had meegebracht, minder succesvol. De
rem werkte al na enkele meters niet
meer en de zwaartekracht veranderde
van een zoete aantrekking in een akelige
magneet die de man met bloedstollende
snelheid richting begane grond joeg. Het
nylonkoord vastgrijpen bleek weliswaar
de meest effectieve manier om vaart te
minderen, maar niet de meest zachtzin
nige: van negen vingers hingen de (ver
schroeide) vellen erbij.
Of klimmen gevaarlijker is dan autorij
den? Jan van der Meulen, de oprichter
van Klimschool Crack weet het zo net
nog niet. Praktijkervaring is alles, zo
heeft de 29-jarige Rotterdammer tot filo
sofie van zijn school gebombardeerd.
ZATERDAG 31 MEI 1986
sisten zaterdagmorgen in koor. We lig
gen in het gras en leren drie volle secon
den te tellen door er „duizend" voor te
zetten. Als we straks uit het vliegtuig
springen, moeten we drie seconden
wachten tot de parachute zich open
vouwt en daarna moeten we controleren
of we er een beetje goed bij hangen.
Maar voorlopig is het nog niet zover.
Het waait te hard om beginners los te la
ten in de lucht. Nadat we aanvankelijk
om één uur zouden springen, wordt het
via half twee een uur of drie, daarna vijf
uur en uiteindelijk kunnen we pas om
half negen 's avonds de lucht in. Maar
dan gaan we ook echt. Dapper kauwgom
kauwend, respectievelijk kettingrokend,
gespen we de uitrusting om. Ik behoor
tot de eerste groep van vier die de „kist"
ingaat. Niet levensmoe, maar stervens-
bang.
Ready? go!
De kist is niet meer dan een klein sport
vliegtuigje zonder deur, waarin we opge
propt op de bodem zitten. Vluchten kan
niet meer; we vliegen. Onder ons cirkelt
Pijnacker, schuiven kassen, weilanden
en plassen langs elkaar. Ik kan er maar
moeilijk van genieten. Ik vlieg hier wel,
maar ben er niet echt bij. Straks spring
ik zomaar naar beneden! Bang kan ik er
niet voor zijn, daarvoor gaat alles te
snel. Bram is al aan de beurt om het
vliegtuig te verlaten. Hij gaat over het
randje van de bodem zitten en kijkt
Riet, de vluchtleidster. strak aan. „Rea
dy?", vraagt ze. Bram knikt. „Go!". En
weg is Bram. Als een baksteen valt hij
naar beneden. Ik zie zijn parachute pas
veel later, zwevend boven de kassen.
Harry is de volgende. Ook hij verdwijnt
succesvol in de diepte. Dan ben ik zelf
aan de beurt. Ik probeer te glimlachen
naar Koos, de vierde man, maar kom
niet verder dan een angstige grimas.
„Ready?". Ja, ik ga.
Hard
Voor ik tot drie heb kunnen tellen hang
ik al keurig aan de parachute. Van de
val weet ik niets, behalve dat het hard
ging. Nu moet ik de landingsplaats, in
de vorm van een T, zien te vinden. Ik
hou mijn gezicht naar de zon om tegen
de wind in te blijven zweven en kijk
over mijn rug. Ja, links achter me zie ik
de T. Ik trek aan het linker stuurkoord,
kijk nog eens en stuur dan weer wat naar
rechts. Zo gaat-ie goed. Ik leef nog en
steven op mijn doel af.
Nog iets naar links. Onder me zie ik een
parachute zweven en daaronder ligt de
grindbak waarin ik landen wil. Maar wat
moet die plas daar? Als ik zo doorga
kom ik in het water terecht! En wie zegt
dat je zwemmen kunt met een pak van
twintig kilo op je rug? Ik moet verder
naar links, snel! Ik trek nog eens aan het
linker stuurkoord en dan gaat alles heel
snel. Door zover te draaien kom ik toch
voor de wind te hangen. Ik ga steeds
sneller de verkeerde kant op. Het water
komt dichterbij, ik zie een sloot, het gras
schuift onder mijn voeten weg en ik trek
mijn benen op. Ik lig in het gras. Nog
nooit gingen twee minuten zo snel voor
bij. Verbaasd sta ik op en doe mijn helm
af. Ik leg hem naast me op de grond en
wrijf over mijn gezicht. Wat heb ik ge
daan?
STEVO AKKERMAN
FOTO: TON WILLEBRANDTS
Dat is voor hem ook de reden om kers
verse bergbeklimmers tijdens een eerste
klimweekeinde niet te zeer te vermoeien
met allerlei ingewikkelde knopen en the
orielessen. Twee basisknopen, een dub
bele acht en een halve mastworp zijn
voldoende om een niet al te moeilijke
wand te bedwingen.
Van der Meulen klimt zelf al elf jaar en
heeft tien jaar geleden moeder Nel aan
gestoken met zijn enthousiaste verhalen
over de klimmerij. Nel - „Eigenlijk ben
ik een ouderwetse juf en word ik oud" -
is nu zestig jaar, maar draaft nog gere
geld bergen op en af in gezelschap van
haar zoon. De goedlachse Rotterdamse
is op sappige toon goed voor menige
raadgeving die beginnelingen op het
rechte (stijgende) pad moet houden.
Cpompetitie
Wat is er nu zo leuk aan dat geklim? Is
het de sensatie? Nee, niet echt, zo me
nen Jan en Chris, het echt sensationele
gaat er na een aantal jaren wel af. Het is
waarschijnlijk een combinatie van wer
ken met je lichaam, buiten in de open
lucht zijn en zelfoverwinning. De klim-
sport kent geen (inter)nationale wedstrij
den en is geen onderdeel van bijvopr-
beeld de Olympische Spelen. „Wat heet
competitie. Is de strijd tegen die berg
wand nog niet voldoende?", roept Chris
verontwaardigd. Jan: „Klimmen is een
solitaire sport. Toch ontmoet je op wan
den vaak andere klimmers en dan merk
je wel dat er wordt afgekeken: hoe klimt-
ie, hoe komt-ie daar overheen?".
Klimhaken in het graniet duiden er op
dat het in elk geval één mens gelukt is
een loodrechte wand aan de oever van
de Maas te bedwingen. Wat zal dat frus
trerend zijn voor die Belgische jongens
die al ruim een uur lang proberen een al
ternatieve route te volgen, maar steevast
niet verder komen dan twee meter bo
ven de grond. „Ach, het is altijd baas
boven baas", aldus het spaarzame com
mentaar van een teleurgestelde zuider
buur, die het zelfs na een laatste blik op
een herdenkingskruisje van een onfor
tuinlijke klimmer lijkt te betreuren dat
de wand te glad was om te overwinnen.
Maar dan zijn er wel weer andere berg-
routes die vragen om betreden te wor
den. Een beetje bewegen, goed kijken
naar steunpunten, een beetje zweten en
voila: daar ontvouwt zich alweer een
overzicht op lager gelegen oorden. Zijn
de Ardennen vanaf het jaagpad naast de
Maas al fraai, vanaf zo'n zandkleurig
massief waant een mens zich op het dak
van de werejd. Een machtige plek om
eens rustig uit te puffen en neer te zien
op het miniatuurleventje dat zich op
aarde afspeelt. Klimmen is zo gek nog
niet, is uiteindelijk de conclusie van de
cursisten, inclusief de fotograaf die met
negen ingezwachtelde vingers „tekent"
voor een tiendaagse trip naar Zwitser
land.
JOOS PERSOON
FOTO: TJERK HERINGA
V^of nadere informatie:
Crack KlimschoolRotterdam
Tel. 010 - 414.46.47
„Zeker
levensmoe1',
zeggen collega's
als ze horen over
een voorgenomen
parachutesprong.
Hen niet gezien.
En natuurlijk,
Pijnacker is per
auto heel goed
bereikbaar, dus
waarom moeilijk
doen als het
makkelijk kan?
Om de totale
i vrijheid te
ervaren, zeggen de
Flying Dutchmen.
t - Vanuit
Zestienhoven
springen ze
wekelijks een gat
in de lucht.
_JVerslaggever
Stevo Akkerman
volgde hen en
gj waagde de sprong.
„Ready 7 Go.'".
PIJNACKER - Verbaasd sta ik op
en doe mijn helm af. Ik leg hem
naast me op de grond en wrijf over
mijn gezicht. Waar ben ik beland?
Tussen de koeien, in de stront.
„Ga weg!", schreeuw ik, maar de
beesten blijven staan. Wat doe ik
hier? Ik weet het niet. Voor me ligt
een geopende parachute. Die moet
ik opvouwen. Maar hoe? De men
sen daar verderop zullen het wel
weten. Ik blijf staan en staar naar
de koeien. Ze ruiken net als ik en
kijken even dom.
„Hoe was je landing?", vragen de ken
nissen die met de auto naar Pijnacker
zijn gereden en me in de wei komen op
zoeken. „Leuk", mompel ik en vraag me
af waar ze het over hebben. Ze vinden
dat ik vreemd uit mijn ogen kijk, du
wen me de auto in en vragen honderd
uit. „Niet alles tegelijk", zeg ik, „laat
me eerst eens nadenken. Wat voor dag is
het vandaag?". Ik heb kennelijk een
black-out gehad. Pas als ik thuis zit
dringt het tot me door dat het zaterdag
is en dat ik een verhaal moet schrijven
over de parachutesprong die ik zojuist
heb gemaakt. En als ik mijn pijnlijke
knieën weer voel, komt de herinnering
aan de grondopleiding op Zestienhoven
langzaam weer boven.
:n HASTIERE PAR DELA - „Zet je
Is voet dan toch daar neer; daar is
j® plaats zat". Wat nou „plaats zat'1;
ar in die bergwand zit een kuiltje dat
ia net groot genoeg is om een grote
p- teen in te frommelen, maar hoe de
^Trest van het vege lijf gered moet
.worden is nog maar de vraag. Nu is
de uitgangspositie ook niet echt ri
et ant: als een vlieg drukt de bergbe-
;r klimmer zich op vele tientallen
meters boven de grond tegen de
naakte bergwand, volledig verge-
tend dat een verhaal over de Rot-
terdamse klimschool Crack ook
n wel op een andere manier tot stand
n had kunnen komen.
ii
Op zich heeft een beetje natuurliefheb-
i- ber aan zo'n wand in de buurt van het
Zuidbelgische Dinant niets te klagen:
diep beneden slingert de trots glinsteren-
d de La Meuse, de brede rivier die zich al
eeuwen een weg door de aardbodem
P I zaagt als wil ze zich verbergen tussen het
t. groene loofhout dat de omliggende berg-
g wanden bedekt. Tussen het kalkgesteen-
't te van de wand zelf groeien allerlei gras-
e sen, brandnetels, herderstasjes en rennen
n mieren ijverig rond. In donkere holletjes
•t piepen de vleermuizen en hoog daarbo-
ven vliegt een buizerd met lome wiek-
slag voorbij.
n Het fraaie uitzicht plus het feit dat het
it bovenaan vastgehaakte koord 2500 kilo
i- kan houden, doet de beginnende bergbe-
klimmer de angst voor de zwaartekracht
't onderdrukken. Maar dat neemt natuur-
n lijk niet weg dat die kracht allesover-
i- heersend aanwezig is; nog sterker, over-
t wonnen moet worden. En dus wordt de
grote teen toch maar in het kuiltje ge
it frommeld en blijven de vingertoppen ui
terst alert op zoek naar enig houvast.
Een goed verstaander heeft het eigenlijk
wel begrepen: klimmen is leuk. Een
vorm van bewegingsleer in de frisse bui
tenlucht; het acceleratievermogen van
in' het hart wordt uitgetest, hel adrenaline-
gt gehalte op peil gebracht en de spieren
i-J worden gesterkt (toegegeven: ook ver
in rekt). Volgens Chris en Jan, twee bege-
n, leiders van klimschool Crack uit Rotter-
j. dam, is klimmen een sport waarbij zo
wel lichaam als geest bijzonder snel uit-
le geput raken; de mens wordt op zichzelf
el teruggeworpen. Toch is het geen kracht-
n. sport.
'a Souplesse
ir De beginnende klimmer heeft de neiging
Dt zich naar boven te werken door zich aan
at de armen op te trekken en zo nu en dan
rt met een knietje tegen de wand het ste-
t- nen monster in bedwang te houden.
;t Fout, hartstikke fout: bi- en triceps pro
s' testeren hevig en bij nadere inspectie
)r blijken de knieën de kleur van onrijpe
le bramen te hebben aangenomen. „Een
it klimmer", zo betoogt Chris, regelrecht
>r weggelopen uit zijn schildersatelier in
Amsterdam en nu nonchalant achter-
'over hangend op bijna honderd meter
hij naar beneden en pas veel later wordt zijn parachute zichtbaar.
ben we alweer een landing volbracht. „Je
kunt het vergelijken met het springen
van een rijdende fiets", zegt Sjaak. „Dat
doe je ook niet zomaar".
Groen genoeg
Als onze broeken groen genoeg zijn uit
geslagen van de sprongen op het gras en
de knieën knikken, mogen we naar bin
nen. Niet bij de Flying Dutchmen, want
die hebben geen „binnen" meer sinds
het clubgebouw op 14 april uitbrandde,
maar bij vriendelijke buren. Daar wordt
de opleiding theoretisch voortgezet. Er
kan natuurlijk niets mis gaan, maar voor
het geval dat toch gebeurt, krijgen we
wat noodprocedures voorgeschoteld. In
het Engels, want dat is voertaal in de
lucht.
Sjaak: „We onderscheiden high-speed en
low-speed storingen". High-speed bete
kent dat de chute (spreek achteloos uit:
sjoet) niet of nauwelijks opengaat en dat
je dus met hoge snelheid naar beneden
valt. Bij low-speed storingen is de chute
wel geopend, maar niet optimaal. Sjaak
schrijft nog wat specifieke complicaties
op het bord (total, streamer, horseshoe,
line over, blowing panel) en overhoort
ons streng. „Wat doen we bij een high
speed storing?". Harry, een van de deel
nemers: „High speed, dat was toch flas,
flas, boem? Nou, dan trek ik de handel
van de reserve-parachute open en geef
met mijn linkerhand een klap zodat ie
uit de verpakking vliegt". Dat is correct.
En als Harry nu ook nog onthoudt dat
de „reserve" in geval van low-speed
voorzichtig uitgepakt moet worden en
vanaf de schouder weggegooid, kan hem
niets meer gebeuren. Zelfs al zou hij on
derweg bewusteloos raken, dan nog zal
zijn scherm opengaan. De reserve is na
melijk uitgerust met een automaat die
op driehonderd meter hoogte uit zichzelf
ontsluit. De kans dat er iets mis gaat is
toch al minimaal, hij kan er wel van uit
gaan dat zijn gewone parachute open zal
gaan, drieseconden nadat hij het vlieg
tuig verlaten heeft.
Levensmoe
„Zeker levensmoe", veronderstellen col
lega's als ik vertel een parachutesprong
te willen wagen. Zij gaan er van uit dat
een wisse dood in het verschiet ligt.
Maar volgens Flying Dutchman Kees de
Goeijer lopen ze zelf meer risico's als ze
dagelijks per auto naar hun werk rijden.
„Er worden in Nederland per jaar zo'n
vijftigduizend sprongen gemaakt. Daar
van is er statistisch gezien één dodelijk.
Als je dat vergelijkt met de risico's die je
loopt in het verkeer, is de tocht naar het
weg is de parachutist. Als een baksteen valt
Het blijft een beetje vreemd; acht man
nen die zich vrijwillig vanaf een stellage
van ongeveer een meter hoog op de
grond werpen. En het wordt nog vreem
der als je weet dat ze daar ieder twee
honderd gulden voor betaald hebben.
Tweehonderd gulden om te leren eerst
op de rechterknie, dan op de rechter
heup en tenslotte op de linkerschouder
te landen. „Ellebogen bij elkaar en niet
naar de grond kijken!", roept de instruc
teur. „Kijk naar de horizon!". Wij vol
gen het bevel op en laten ons berustend
vallen, eerst op de knie, dan op de heup
en ten slotte op de schouder. Want al
leen zó landen we veilig, nu nog sprin
gend vanaf een stellage, maar straks als
parachutisten vanuit een vliegtuig. Het
is vrijdagavond en morgenmiddag zullen
we onze eendagssprong maken boven
Pijnacker.
Para-houding
Sjaak, de instructeur van parachutisten
club The Flying Dutchmen op Zestien
hoven, is er dus op gebrand ons in korte
tijd tot „para's" om te toveren. Aller
eerst nemen wij daarom de „para-hou
ding" aan; de knieën licht gebogen tegen
elkaar en de armen langs het hoofd naar
boven. Vervolgens springen we van de
stellage af en na de ingewikkelde rol heb
Als de berg niet naar
Mohammed komts
De weg naar de
top loopt over
een richel van
een krappe
halve meter
breed, die aan
een kant met
een mes lijkt te
zijn
afgesneden.