j
De toverij
van kwade
mensen
■het Binnenhof-
Depillen-
jungle
Heksenprocessen in
Nederland. Een
onderzoeksterrein dat nog
koeddeels braak ligt, zo
olijkt uit een juist
verschenen studie. Als Anna
[ansdochter Mugge onze
aatst veroordeelde heks is
•eweest, waarom werd dan
jen jaar later de
jpperbarbicr Jacob Vegeer
er dood gebracht? Wat was
je echte bedoeling van de
teksenwaag te Oudewater?
Joe kwam het dat de
tmersfoortse vierschaar
echt en rede hanteerde,
erwijl in Meppel de
leksenjacht op verkapte
'reemdelingenhaat stoelde?
tn welke betekenis moet
gorden gehecht aan de
leksen, monsters en
Dverwerktuigen die de
laagse kunstenaar Jacques
|e Gheyn tekende?
(EN HAAG - Jacques de Gheyn werd
{boren te Antwerpen, maar is achter-
jnvolgens getogen te Leiden en vooral
(en Haag waar hij in 1620 ook stierf,
lm te begrijpen wat er rond dat jaartal
i Amersfoort of Meppel gebeurde, in
ironingen of op de Veluwe, in de Ach-
rhoek of in Zeeuws Vlaanderen, kan
jen het best zijn prenten bekijken,
tent Jacques de Gheyn tekende heksen,
iwade mensen eigenlijk; zo immers
lerden nog aan het eind van de acht
ende eeuw diegenen genoemd die
naar men aannam - een beheksing
an wel betovering op hun geweten had-
;n. Berucht zijn de heksenprocessen uit
ie dagen - niet eens zo lang vervlogen
pg; in 1854 werd een inwoner uit Sint
nnaland tot gevangenisstraf veroor-
feld wegens mishandeling van een
rouw die zijn zuster ziekgetoverd zou
ïbben en weigerde haar weer te ontto
gen. Klassieke auteurs over het onder-
crp (Jacobus Scheltema; Kurt Basc-
svitz) plachten dergelijke processen
Pofdzakelijk te beschouwen als rechter-
|ke dwalingen. Maar men kan ze ook
cn als onderdeel van een breder soci-
ll-cultureel verschijnsel; ze werpen
:ht op de manier waarop mensen dach-
n, handelden en samenleefden. Van-
iar dat de tekeningen die Jacques de
iheyn van heksen maakte, zo'n verhel
pend effect blijken te hebben. Het aan-
(1 terechtstellingen wegens schadelijke
jverij is in de lage landen betrekkelijk
{ring gebleven en men heeft er ook eer-
er dan elders een eind aan gemaakt; re
en voor Jacobus Scheltema om te ge-
ragen van „de roem des vaderlands".
faar plaatsgevonden hebben ze wel de-
flijk. In de zojuist verschenen studie
Cwade mensen; toverij in Nederland"
aat het allemaal wetenschappelijk ver-
itwoord op een rijtje. Het boek, een
tgave van het P. J. Meertens-Instituut
in de Koninklijke Nederlandse Akade-
ie van Wetenschappen, is samenge-
pld door leden van de studiegroep
Nederlandse heksenvervolgingen". Ze
tbben gekozen voor een regionale of
ilfs lokale aanpak. Zo komt Geertruy
ömen uit Amersfoort ter sprake, in
593 gemarteld en verbrand omdat ze
ziekte van mensen en vee veroor-
lakt zou hebben. Maar ook Rembertus
pusema, pastoor in het Groningse Uit-
ierde, draaft op die zeven weken lang
le melk in de omgeving door toverij
ïrgiftigd zou hebben (afloop van het
•oces onbekend). Over Jochum Bos, de
aarzegger uit Nijkerk, lezen we, wegens
tTschrijven van een toverboek in 1550
jt Gelre en Zutphen verbannen. En
erk Hilbrink uit Meppel figureert in
5t boek die zijn medeburgers eerst ziek
jverde om ze vervolgens tegen duur
ild weer te genezen; hij kreeg tuchthuis-
raf. In een bonte, bizarre stoet trekken
i voorbij, al die kwade mensen!. Toch is
samenhang; daarvoor zorgt een bij-
"age, gewijd aan Jacques de Gljieyn, de
aagse kunstenaar die de heksen van
jn dagen niet portretteerde aan de
ind van rechtbankverslagen of de gang-
ire denkbeelden over toverij, maar die
ch liet inspireren door het maatschap-
llijke kader dat het fenomeen mogelijk
jaakte.
ipiegel
iet voor niets voeren de samenstellers
in het boek Jacques de Gheyn zo na-
jukkeliik op. Zelf zijn ze ook erg in dat
aatschappelijke kader geïnteresseerd,
aarin ligt het nieuwe, het oorspronke-
ike van hun aanpak. „Kwade mensen,
iverij in Nederland" kon aldus niet al-
L^en een spiegel van de tijd worden,
I I
derlandse Associatie van de Farmaceuti
sche Industrie (Nefarma), dr. J. C. San
ders, liet onmiddellijk zijn kritiek op de
ANP-telex zetten. Hij sprak van „oude
beschuldigingen die al zijn weerlegd of
opgelost of waarover de deskundigen
van mening verschillen". Niet waar dus.
Laten we eens kijken hoe het er in Ne
derland bijstaat, toch het keurigst aange
harkte landje ter wereld. Vier partijen
bepalen hier het medicijngebruik: de ge
neesmiddelenindustrie met zijn onbe
perkte reclamebudget, een relatief goed
opgeleide medische stand, een zowat al
les regelende overheid en een uiterst kri
tische consument.
De farmaceutische industrie kijkt, on
danks alle ethische praatjes, op de eerste
plaats naar de „bottom line": de winst
en verliescijfers. Daar kun je heel ver
ontwaardigd over doen (een geneesmid
del is per slot geen schoensmeer), maar
toch heeft dat zijn voordelen. Wie niet
voortdurend met iets nieuws komt, gaat
in de strijd van allen tegen allen zijn on
dergang tegemoet. Niet zelden is dat
nieuwe middel een flauwekul-produkt,
vaak de zoveelste variant op een middel
dat toch al op de markt is, maar soms
komen ze met iets echt nieuws dat ook
nog echt goed is. Geen best systeem,
maar misschien wel het minst slechte
van alle mogelijke systemen. Per slot
van rekening is de bijdrage van de Oost
bloklanden aan de ontwikkeling van de
pakweg tweehonderd vijftig echt belang
rijke geneesmiddelen gelijk aan nul.
Geneesmiddelen moeten ook gesleten
worden en de klam is niet de patiënt
maar de dokter. Die heeft dan wel medi
cijnen gestudeerd, maar heeft „een hoog
uit gebrekkige universitaire opleiding in
de farmacotherapie gekregen". Het citaat
is van de huisapotheker van het Neder
lands Tijdschrift voor Geneeskunde
- de klinisch farmacoloog - dr. L. Of-
ferhaus en stamt uit 1980. Na zijn oplei
ding, aldus Offerhaus in 1980, is de far
maceutische industrie zijn enige infor
matiebron. Dat wordt dan ook niet kin
derachtig aangepakt. Per jaar wordt per
dokter voor vijftienduizend gulden aan
reclame besteed. Per week valt een kilo
folders in de bus met voorlichting die
varieert van uitstekend tot uiterst bela
chelijk. Vertegenwoordigers gaan voort
durend bij artsen op bezoek en praten de
dokter plat met detailinformatie over
dat ene middel (van de vijfendertighon
derd) waar zij alles over weten en de
dokter niet.
Daar is verandering in gekomen, niet in
de laatste plaats doordat de patiënt is
veranderd. Die slikt niet alles meer.
Tien jaar geleden verscheen de legenda
rische medicijnenstrip van Ivan Wolf-
fers, waarin gewone mensen (leken!) zo
maar konden lezen wat al die medicij
nen doen en wat niet. Dat was me wat,
Toen ook nog het uitstekende boek „Ge
neesmiddelen in Nederland" verscheen,
was Sanders diep geschokt: dit soort in
formatie was niet geschikt voor leken.
Pas jaren later (begin jaren tachtig) gaf
de Ziekenfondsraad een dergelijk kri
tisch boek voor artsen uit. In dit Farma-
cotherrapeutisch Kompas wordt elk ge
neesmiddel beöordeeld en alles wat flau
wekul, slecht of te duur is, staat in rood
afgedrukt.
Hoeveel daarvan zijn „onveilig, onwerk
zaam of onnodig?". Van sommige blad
zijden krijg je een rood waas voor de
ogen. De gehele afdeling sedativa (rust-
gevers) is in rood afgedrukt. Van de dik
ke twintig versterkende middelen (Gero-
vital, Aktief capsules etc.) is er niet een
die deugt. In de afdeling reumamiddelen
is flink gesnoeid. Hoestmiddelen, combi
natiepreparaten en huidcrèmes staan
massaal in het rood. Ik heb ze niet alle
maal nageteld, maar een schatting dat
een tiende van de geneesmiddelen de
toets van het Kompas niet kan door
staan, zal er niet ver naast zitten.
Nederland is wat medicijnengebruik een
uitzondering. We besteden van alle lan
den het minste aan geneesmiddelen, de
helft minder dan Duitsers of Fransen.
Veertig procent verlaat de spreekkamer
zonder morren zonder recept (in Italië
nog geen vier procent!). Het aantal gere
gistreerde geneesmiddelen is vergeleken
met andere landen bijzonder laag. Hoe
het in de Derde Wereld is valt niet
moeilijk te raden. Patiënten weten daar
van niets, dokters zijn er niet en de
overheid kan vaak weinig uitrichten. De
enige partij die daar sterk staat is de
(buitenlandse) farmaceutische industrie.
Dat ging, zelfs de farmaceutische indus
trie geeft dat toe, prompt mis. Pas toen
de WHO een paar jaar geleden dreigde
zich strikt te houden aan een basislijst
van tweehonderd vijftig geneesmiddelen,
perkte de industrie zich vrijwillig in. Om
erger te voorkomen, fluisterden kwade
tongen. En nu wordt beweerd dat van de
tienduizenden geneesmiddelen op de we
reldmarkt het merendeel onveilig, on
werkzaam of onnodig is. Wie kan daar
nou aan twijfelen? Zelfs in Nederland is
dat bij een niet onaanzienlijk deel van
de geneesmiddelen het geval.
ZATERDAG 24 MEI 1986
maar evenzeer een spiegel van de ver
schillende regio's waar de heksen ope
reerden en werden vervolgd. De Veluwe
bijvoorbeeld. Een „wild en byster land"
was het volgens hertog Arnold in de vijf
tiende eeuw, een woestenij van zand
waarin de contouren door wind en ver
stuiving zonder ophouden veranderden.
Zulke economisch en sociaal-cultureel
achtergebleven gebieden waren de baker
mat bij uitstek van heksenwaan, aldus
de historicus Hans de Waardt die het be
treffende hoofdstuk voor zijn rekening
heeft genomen. Armoede op het platte
land verleidde de mensen er gemakkelijk
toe de geest der wrake op te roepen.
Denk aan de doodarme berggebieden in
de Alpen en de Pyreneeën. Of kijk naar
Luxemburg dat vroeger landschappelijk
veel overeenkomst met de Veluwe ver
toonde en dat een waar theater voor
heksenprocessen is geweest. Toch is men
op het platteland van de Veluwe nooit
aan een vileine vervolging van toveres
sen, laat staan een regelrechte heksen
jacht toegekomen. Waarom niet? Omdat
de rechtspraktijk er nog geen aansluiting
had gevonden bij moderne ontwikkelin
gen, denkt De Waardt. Er heerste het al
oude Veluwse landrecht. Wanneer er een
beschuldiging van bijvoorbeeld toverij
werd geuit, was het aan de beschuldiger
om het bewijs te verzamelen. Slaagde hij
daar niet in, dan liep hij het risico de
zelfde straf te krijgen die voor de be
klaagde zou zijn weggelegd wanneer de
aanklacht wel bewezen werd geacht.
Men keek dus goed uit alvorens men er
toe durfde overgaan een kwaad mens
aan te klagen.
Onvolledig
Of neem Drenthe. Daar is „nimmer een
•brandstapel voor toovenaar of weerwolf
ontstoken", als de 19e eeuwse Drenthse
jurist Pan geloofd mag worden. In elk
gevaj werd de strafbepaling voor schade
lijke toverij in 1712 uit het Drenthse
Landrecht geschrapt Wel bleef het arti
kel gehandhaafd dat waarzeggers, wik-
kers, duivelbanners en dergelijke gege
seld en verbannen dienden te worden;
zelfs op het raadplegen van zulke lieden
stond een per keer oplopende böete. To
verij, concludeert de antropoloog Wil
lem de Blécourt in zijn bijdrage over
Drenthe, was vooral een manier om so
ciale contacten af te bakenen. Door een
betichting werden mensen uit de directe
omgeving te boek gezet als „kwaad".
Omgang met zulke mensen was onver
standig; hun toegang in huis verlenen
was vragen om moeilij-kheden. Een tove
rijbetichting bracht een verandering in
gedrag met zich mee. De grenzen die
men ten opzichte van elkaar in acht
nam, werden verlegd. Het was een in
strument om het verschil tussen goede
en slechte buren te bepalen. In het geval
van „paapse Derk" Hilbrink uit Meppel
bijvoorbeeld valt de hetze tegen hem en
zijn omgeving terug te voeren tot het feit
dat het hier om immigranten ging, van
oorsprong uit Amsteidam. Een uiting
van binnenlandse vreemdelingenhaat,
niet ongelijk aan wat op het ogenblik
hier en daar Turken of Marokkanen
overkomt? Het onderzoek naar heksen
processen is tot dusver uitermate luk
raak en verbrokkeld geweest. Hoe juist
mag de mededeling van Jacobus Schelte
ma heten „dat er in de registers van het
Friese Hof geen melding hoegenaamd
van heksenproces of van eene veroorde
ling wegens tooverij te vinden is"? Doen
de enkele verspreide publikaties aan
gaande Overijssel (met name Dev'entër)
het werkelijk gebeurde recht? Om maar
te zwijgen van Zuid-Holland waar heie
omgeving van Oudewater, aangetroffen.
Heeft er misschien een samenhang be
staan tussen de aardrijkskundige sprei
ding van de gewogenen en de verschillen
die er per regio bestonden in rechtssyste
men en in de sociaal-culturele gevolgen
van een aanklacht wegens toverij?
Uit de heksenprocessen in Amersfoort
komt weer een heel ander beeld te voor
schijn. En zo is het er in meer Noordne
derlandse steden toegegaan, denkt de
kerkhistorica Joke Spaans van wier hand
de betrokken bijdrage is. Zij die een ste
delijke vierschaar bevolkten, waren geen
enge duivelsjagers, maar vroede vaderen
die recht spraken op basis van het voor
hen geldende, geleerde recht en volgens
de normen van dat recht. Zo er al onei
genlijke motieven een rol speelden, dan
hebben die de rechtsgang niet merkbaar
beïnvloed. Twee elementen springen er
telkens weer uit. Ten eerste de beledi
ging van de goddelijke majesteit, hetgeen
in die tijd onder de competentie van de
wereldlijke rechter viel. Waarom hadden
de beschuldigden zich voor hulp tot de
duivel gewend en in welke verhouding
stonden ze sindsdien tot satan? Ten
tweede de door het toveren toegebrachte
schade. Bij een proces stond altijd die
schade centraal. Pas wanneer daarover
met behulp van getuigenverklaringen of
bewijsstukken zekerheid verkregen was,
werd er in het verhoor naar een pact met
de duivel gevraagd. Hoe men verder ook
over heksenprocessen denkt, in vergelij
king met de inquisitie-praktijken elders
vormden de Amersfoortse en andere
vierscharen een toonbeeld van Neder
landse degelijkheid en gematigdheid. Al
leen de letter van de wet telde.
Verleidingen
Jacques de Gheyn tenslotte nog even.
De samenbindende factor. In Leiden een
studievriend van de latere rechtsgeleerde
Hugo de Groot; te Den Haag vervolgens
een beetje de lijftekenaar van de prinsen
Maurits en Frederik Hendrik. Óp zijn
laatste ziekbed werd hij trouw bezocht
door zijn buurman Constantijn Huy-
gens. Wat bewoog deze kunstenaar die
kennelijk in de beste kringen verkeerde,
tot het vervaardigen van een groot aan
tal gravures, betrekking hebbende op
heksen, monsters en to vergereedschap?
De kunsthistorica Machteld Löwensteyn
hanteert ter verklaring de sleutelwoor
den helse hebzucht en wereldse wellust.
„De Gheyn lijkt in zijn heksenvoorstel-
lingen bepaalde, aan heksen toegeschre
ven ondeugden te hebben willen uitbeel
den. De begeerte van het vlees - wel
lust - en de begeerte van de ogen
- hebzucht - werden in zijn tijd samen
met de hovaardij gerekend tot de verlok
kingen van de wereld waaraan de ware
gelovige niet mocht toegeven. Het waren
deze drie verleidingen die de duivel ge
bruikte om Adam en Eva in de val te
lokken. Sindsdien, geloofde men, wordt
ieder mens op dezelfde manier door de
duivel verzocht". Anders gezegd: de hek
sen zitten in onszelf en wanneer er hek
senprocessen dienen te worden gevoerd,
dan is het in ons eigen binnenste.
PIET SNOEREN
BIJ DE FOTO's:
De Haagse kunstenaar Jacques de Gheyn
tekende heksen. Kwade mensen zo werden
zo in zijn tijd genoemd. Boven de
voorstelling die De Gheyn had van een
heksenkeuken. Midden drie heksen op
zoek naar een verborgen schat. Onder een
studie van „twee toverboekenen drie
monstertjes".
„De meeste
van de tien
duizenden ge
neesmiddelen
op de wereld
markt zijn on
veilig, on
werkzaam, of i
onnodig". Dit
zinnetje ui)/
een rappori
van de Healjn
Action Inlir-
national
(HAI) haAlde
vorige ^eek
de pagina's
I-
Nederland. De HAI, een organisatie van
actiegroepen voor verantwoord medi
cijngebruik, had het rapport gepubli
ceerd ter gelegenheid van de 39e algeme
ne vergadering van de Wereld Gezond
heids Organisatie (WHO).
Geen nieuw geluid. Al jarenlang kun je
kritische geluiden horen over de farma
ceutische industrie. Die zou in de Derde
Wereld medicijnen dumpen die in het
geciviliseerde Westen niet mogen. Waar
of niet waar? De voorzitter van de Ne-
gevens kunnen leiden", voegen de sa
menstellers er in één adem aan toe.
Heksenwaag
Met „Kwade mensen, toverij in Neder
land" wordt weliswaar een deel ervan
ingevuld en vooral ingekleurd, maar
„zorgvuldige doorname van de archie
ven zou nog tot andere regionale eindge-
De heksenwaag in Oudewater, daarvan
althans heeft iedere Nederlander ge
hoord. „Maar ook de gebeurtenissen
daar verdienen hernieuwde aandacht",
waarschuwt Willem de Blécourt in zijn
inleiding tot de lijvige studie. In Oude
water, zo wil de overlevering, werden
certiticaten algegeven waarop stond te
lezen dat een aldaar gewogene in verge
lijking met zijn lichamelijke afmetingen
het juiste gewicht had. Dit hield in dat
zo iemand zich niet aan kwaadaardige
toverij kon hebben schuldig gemaakt.
Het legendarische gebruik zou in de zes
tiende eeuw op initiatief van keizer Ka-
rel V in het leven zijn geroepen en uit
sluitend voorbehouden zijn geweest aan
buitenlanders. „Ingezetenen des lands
werden niet toegelaten tot de waag",
schrijft Baschwitz die een speciale studie
aan het onderwerp heeft gewijd. Maar
De Blécourt heeft op een overgeleverde
naamlijst van gewogenen ook personen
uit Wapenveld bij Heerde, uit de Ach
terhoek en zelfs uit het Sticht, de directe
maal hooit systematisch onderzoek heeft
plaatsgevonden. Wie was de laatste per
soon die in Nederland wegens schadelij
ke tovérij veroordeeld werd? Het schijnt
Anna Jansdochter Mugge uit Gorinchem
te zijh, maar over de datum wordt ge
twist (was het in 1594 of in 1608?). Dan
nog liet de drost van Twente, zo blijkt
uit de archieven, in 1618 enkele vrou
wen op verdenking van toverij gevangen
nemen. En in 1623 werd aan boord van
het Nederlandse schip Mauritius de op-
perbarbier en chirurgijn Jacob Vegeer ter
dood gebracht omdat hij een verbond
met de duivel zou hebben gesloten. De
spiegel van de tijd en van de onderschei
den regio's geeft dus nog slechts een zeer
onvolledig en gebrekkig beeld te zien.