finale
bet Binnenhof
ZWITSERSE SCHRIJVER MEENT BEWIJS GE VOND!
TE HEBBEN VOOR ZIJN OMSTREDEN THEORIEËN
ZATERDAG 24 MEI 1986
BIJ DE FOTO'S:
Links: Volgens Von
Ddnikens theorieën kan
het in vroeger dagen zo
zijn geweest:
kosmonauten die voor
goden werden aangezien.
Rechts: Een fabriek op
de maan waar mineralen
vandaan gehaald kunnen
worden. Volgens Von
Ddniken zou dat, als de
politici het willen,
binnen twintig jaar
kunnen.
\MSTERDAM - Heeft Erich von
paniken zich indertijd vergist, toen
lij beweerde dat alle onverklaarba-
:e tekeningen op aarde wezen op
ten buitenaards bezoek? E)e kleine,
(net een forse buik getooide Zwit-
ler. stelt in zijn nieuwe boek zelf
Jeze vraag, maar geeft ook onmid-
lellijk het antwoord: Hij meent
luidelijk van
tiet.
aanleiding van mijn eerste boek heeft
verenigd in de „Ancient Astronaut So
ciety", waartoe deskundigen uit de hele
wereld behoren. Als hen twintig jaar ge
leden was gevraagd: wat vindt u van de
denkbeelden van Von Daniken, hadden
ze'gezegd: onzin, het kan niet, de afstan
den tussen de sterren zijn veel te groot
om die te overwinnen. Maar intussen
weten we dat het wel mogelijk is. Door
diezelfde wetenschap. Maar de critici die
nooit het idee hebben aanvaard zullen
dat oók nu niet doen. Die illusie heb ik
niet".
De kritiek op Von Daniken komt overi
gens niet alleen van wetenschappers. „Er
is veel kritiek uit religieuze kringen op
mijn werk. Veel van wat ik zeg is tegen
strijdig met wat in het Oude Testament
te lezen is. Maar wat ik doe is geen reli
gie, het is slechts een theorie. Het is al
leen een kwestie van tijd om uit te vin
den wat daar van klopt en wat niet. Ik
haal het altijd naar voren in mijn lezin
gen: ik geloof in God, ik ben geen at
heïst. Als er buitenaardse wezens waren,
blijft de vraag: wie schiep hen? Je komt
altijd bij een beginpunt. Ik heb mijn ge
loof in God nooit verloren".
Space-shuttle
In „De fantastische werkelijkheid" on
derbouwt Von Daniken zijn theorie ver
der met de laatste~ontwikkelingen op het
gebied van de ruimtevaart. Zo zou het
punt niet ver"neer zijn, waarop comple
te rüimtesteden kunnen worden ge
bouwd waar honderdduizenden mensen
een plaats zullen vinden. De ruimteste
den zouden volgens Von Daniken na en
kele generaties niet meer van de aarde
afhankelijk zijn en hun eigen weg zoeken
in het zonnestelsel, zoals duizenden ja
ren geleden een of andere buitenaardse
beschaving dat ook al gedaan zou heb
ben.
Een toekomstbeeld, dat hij grotendeels
baseert op de ontwikkeling van de space-
shuttle. En juist die lijkt een forse streep
door zijn theorie te halen. Von Daniken
wanhoopt echter allerminst. Met een
wegwerpgebaar: „Zo'n ongeluk met de
space-shuttle gebeurt nooit meer. Het
gaat nu om de politiek. Als de politici
het willen, hebben we binnen twintig
jaar een fabriek op de maan waar mine
ralen vandaan gehaald kunnen worden.
Datzelfde geldt voor ruimtesteden: tech
nisch is het al mogelijk. Bij de NASA
liggen tekeningen klaar over hoe zo'n
stad er uit moet zien. Het gaat alleen om
de beslissing".
De theoreticus, die bij het verschijnen
van „Waren de goden kosmonauten?"
nog werkzaam 'was als hotelmanager,
hoopt er bij te zijn als - misschien zelfs
nog voordat een „aardse" ruimtestad ge
stalte krijgt - „zijn" buitenaardse we
zens opnieuw op bezoek komen. Want
dat dat gebeurt, daarvan is Von Daniken
overtuigd. Volgens zijn interpretatie van
de Oudindische teksten hebben die vroe
ge bezoekers tegen de toenmalige aard
bewoners gezegd: „Het kan even duren,
maar terugkomen doen we". Von Dani
ken: „Alle religies wachten op de terug
keer van hun God of goden. Ik geloof
dat de buitenaardse wezens die ons be
zochten, hebben gezegd: „Schrijf het in
de boeken, zeg het aan de volgende ge
neraties". Dat werd religie. Ik geloof
daarin. We denken dat we de enigen
zijn, maar dat is onzin".
Tot die tijd zullen er ongetwijfeld nog
enkele miljoenen boeken van de veel
schrijver uit het Zwitserse Feldbrunnen
over de toonbank gaan. Want Von Da
niken gaat door met zijn onderzoek, zijn
reizen, zijn theorieèn: „Dit is mijn le
ven. Ik heb inmiddels twaalf boeken ge
schreven. Er zijn er die zeggen dat ik het
om het geld doe, wat onzin is, want alles
wat ik verdien investeer ik weef in rei
zen en onderzoek. Ik blijf dit doen tot ik
doodga, hopend nog eens een definitief
bewijs te vinden. Er is literatuur, dat
helpt ons een eind op weg, maar we heb
ben nooit iets buitenaards gevonden.
Maar dat gaat wel gebeuren, en ik hoop
er bij te zijn".
KOOS VAN WEES
Bij Von Daniken, die wetenschappelijk
even onderlegd is als zijn gemiddelde le
zer, heeft het echter geen gevolgen voor
zijn totaalbeeld op de vroege geschiede
nis. „Geen van deze vergissingen onder
mijnt de basis van mijn theorie. In feite
stelde ik in mijn eerste boek slechts vra
gen op een gebied dat nog nauwelijks
ontgonnen was. Ik voorzag ze ook van
de bijbehorende vraagtekens, maar dat is
mijn overigens zo nauwgezette critici he
laas ontgaan", zo stelt hij in zijn voor
woord.
Von Daniken buigt deemoedig het
hoofd, als hij nog eens aan die fouten
wordt herinnerd: „Ik heb moeten leren
dat veel critici gelijk hadden. In mijn
eerste boeken zaten dingen die ik nu niet
zou durven herhalen. Want ze klopten
niet, dat heb ik ook toegegeven. Ik was
te enthousiast, had te weinig zelfkritiek.
Vroeger was ik zo dom informatie uit de
literatuur te halen of van iemand over te
nemen die het mij vertelde, en dan bleek
dat het niet klopte. Ik was een idioot.
Daarnaast: ik breng mijn theorieën op
een populaire manier, niet wetenschap
pelijk. Ik verwachtte dus ook niet om
helsd te worden. Maar als je kijkt naar
de verklaringen waarmee wetenschap
pers zelf komen aandragen voor de te
kens op aarde die ik in mijn boeken
noem, dan zie je dat die niet erg intelli
gent zijn".
In „De fantastische werkelijkheid"
meent Von Daniken met „het absolute
bewijs" te komen voor de juistheid van
zijn theorieën. Hij baseert zich daarbij
voornamelijk op Oudindische geschrif
ten, opnieuw vertaald door een hoogle
raar in het Sanskrit aan de universiteit
van Calcutta, waarin wordt gesproken
over rond de aarde cirkelende ruimteste
den, vliegende „hemelse" voertuigen
waarvan de inzittenden als goden wer
den beschouwd en over een wapen, dat
in zijn vernietigingskracht erg veel over
eenkomsten vertoont met de hedendaag
se atoombom. Er is verder sprake van
een ruimteslag, verplaatsing door de
lucht over duizenden kilometers in zeer
korte tijd en van luchtschepen die in één
keer duizenden mensen konden vervoe
ren.
Von Daniken, druk gesticulerend in het
smalle kantoortje van zijn Amsterdamse
uitgever: „Wat in dit boek staat is het
absolute bewijs voor het bezoek van bui
tenaardse wezens in de prehistorie. Deze
professor Kanjilal was tien jaar geleden
nog een tegenstander van mijn theorie.
Hij heeft oude teksten opnieuw vertaald
en is nu tot de conclusie gekomen dat
het klopt wat ik schrijf. Iedereen die zich
van de juistheid daarvan wil overtuigen
kan zijn gang gaan. De meeste teksten,
drie- tot vierduizend jaar oud, zijn ook
in het Engels verkrijgbaar: alles is con
troleerbaar. Je kunt het bestaan van die
teksten niet ontkennen. Maar het gaat
niet alleen om die teksten: in bijna alle
oude beschikbare literatuur kom je ver
wijzingen tegen naar die bezoeken van
uit de hemel".
Fouten
Von Daniken heeft niet de illusie dat
met dit boek zijn critici alle wapens uit
handen is geslagen. Ongetwijfeld zullen
ook in dit boek weer fouten, verkeerde
interpretaties en een wat al te gemakke
lijke aanname van theoretische moge
lijkheden worden teruggevonden. Zo
staat of valt veel van Von Danikens the
orie met de vertaling van het woord
„Vimana", dat in alle aangehaalde Ou
dindische teksten voorkomt, aanvanke
lijk werd vertaald als „luchtvuur" en
„schepper van de hemel", maar volgens
Sanskrit-geleerde Kanjilal eigenlijk staat
voor „vliegend vaartuig" of „luchtvaar
tuig". In alle citaten in „De fantastische
werkelijkheid" wordt die vertaling aan
gehouden. Wordt die nieuwe betekenis
echter vervangen door de oude, dan ont
staat er een totaal ander en minder dui
delijk beeld dan Von Daniken en de
Indiase professor schetsen. Vraag is na
tuurlijk of de nieuwe vertaling inder
daad overeenkomt met wat de opstellers
van de geschriften indertijd bedoelden.
Von Daniken en de Indiase professor ge
loven uiteraard van wel. De laatste
schrijft als verklaring voor zijn vertaling
in „De fantastische werkelijkheid", dat
♦Iet is inmiddels een
tleine twintig jaar
(eleden dat Von Da-
liken met zijn boek
.Waren de goden
;osmonauten?" we-
enschappers tot
j/oede bracht en on-
- «vooroordeelde le-
- :ers intrigeerde. Zijn
jieorie dat onze ver-
e voorouders na
ten bezoek van bui-
enaardse wezens al
ten zeer geavanceer-
- Ie technologische
Ontwikkeling hebben
ïoorge maakt, werd
(oor de eerste groep
neesmuilend afge-
laan en door de
iveede groep groten-
eels ontvangen met
e overtuiging, dat
et best eens zo kan
ijn gegaan.
Ie Zwitserse schrij-
er, die naar eigen
meer dan
Ijientwintig uitge-
(erijen afliep voor
rn van hen het
andurfde zijn inter
pretaties van oude
eschriften, tekens
n gebeurtenissen te
°-Tibliceren, werd
abirondig onderuit ge
baald door deskun
digen die moeiteloos
ieif fouten in zijn
dkJoek wisten op te
naaporen. Von Dani-
•"jn werd geken
als een char-
Ttan, een oplichter
n op zijn best als
en nitwit. Aan de
xiidere kant stond er
£tn miljoenenpu
dat de boeken
Von Daniken
lond, al was het
(leen maar om. er
de borrelpraat
itvoerig over te
innen discussiëren.
„Waren de go-
^n kosmonauten?"
de vervolgen
larop werden in
dan veertig
inden tot nu toe
f>'n 45 miljoen boe-
en verkocht. Het
bek werd verfilmd, gerenommeerde
jaden als Die Zeit, Time en Newsweek
Esteedden uitgebreid aandacht aan Von
lanikens „zotteklap" en de schrijver
jlf mocht aan universiteiten over de
"ple wereld zijn theorieën komen verde
gen.
fmiddels heeft Von Daniken zijn zo-
ïelste vervolg op die succesvolle eerste-
j in de boekhandels liggen. ,,Hab ich
jich geirrt?", (Heb ik mij vergist?) luid-
E de Duitse titel, maar zijn Nederland-
uitgever gaf er de voorkeur aan het
>ek de wat minder aansprekende titel
fantastische werkelijkheid" mee te
:n.
!on Daniken begint daarin met zijn ver-
ntschuldigingen aan te bieden voor de
^ele fouten die hij, „door jeugdige over-
>ed", in zijn eerste böek maakte. Zoals
t onlangs in deze krant in een inter-
lew met prof. Cornelis de Jager be-
Jhreven geval van het beeld dat de
limtevaarders, hangend boven Egypte,
i het Amerikaanse continent zouden
_bbben gehad, en dat de „accuraatheid
een in 1513 getekende kaart van dat
■mtinent zou verklaren. „Die uitspraak
ïrd weerlegd", aldus Von Daniken in
Jjn nieuwe boek. „en inderdaad zijn de
pntouren van Noord- en Zuid-Amerika
«hts zeer rudimentair aangegeven".
volgen er nog wat koele correcties op
[bweringen die de Zwitser onmogelijk
jande kan houden, en die normaal ge
broken zijn theorieën een forse knauw
ruimtesteden en -schepen al .„sinds on
heuglijke tijden een vast onderdeel vor
men van de Oudindische epen, waarvan
de authenticiteit boven elke twijfel ver
heven is. De moeilijkheid lag alleen
hierin, dat wij pas in de moderne tijd de
juiste betekenis van termen als „Vaihay-
asi" (vliegen) „gaganacara" (lucht) of
„Vimana" (vliegend apparaat) konden
doorgronden. Pas onze kennis van de
moderne techniek heeft een zinnige in
terpretatie mogelijk gemaakt". Een ver
klaring die wel erg naar de theorieën van
Von Daniken lijkt te zijn toegeschreven.
Gewend
De sceptici zullen er dan ook weinig
moeite mee hebben dit hoofdbestand
deel van Von Danikens nieuwe boek
naar het rijk der fabelen te verwijzen.
De Zwitser is niet anders gewend. Hij
verkeert inmiddels in een positie dat hij
er de schouders over kan ophalen. Bo
vendien hebben zich volgens hem in de
loop der jaren steeds meer wetenschap
pers aan zijn zijde geschaard, die menen
dat hij op de belangrijkste punten gelijk
heeft. Erkenning dus.
Von Daniken: ,.Er is iets fundamenteel
veranderd. Twintig jaar geledén werd ik
door iedereen verpletterd, maar nu is er
ook vanuit de wetenschapswereld veel
meer steun voor mijn hypothese. Er is
een groep wetenschappers die zich naar