verzorgend beroep
Nooit werkloos
in
„Wij willen geen leunpaal zijn"
Onderwijs ook goede vrijetijdsbesteding
£oidóc Qowuvnt1
liet tekort aan verplegend en
verzorgend personeel is
groot, zeer groot. In
verzorgings- en
verpleeghuizen duikt al het
spookbeeld op van (hoog)
bejaarden die alleen nog
maar op bed moeten liggen
en niet meer dan twee keer
per dag eten krijgen. Volgens
schattingen van de Nationale
Ziekenhuisraad (NZR) moet
in 1990 één op de zes
schoolverlaters een opleiding
in de verpleging volgen om
alleen al in deze sector hulp
te kunnen garanderen. Wie
kiest voor een baan in de
verzorging of verpleging,
waartussen overigens geen
scherpe grens te trekken valt,
zal van één ding altijd
verzekerd zijn: werk.
Minister Brinkman van wvc toonde zich
kortgeleden nogal optimistisch over de
zorg voor ouderen in de samenleving.
Hij meent dat de politieke wil aanwezig
is om ongeveer 5.5 miljard gulden extra
op te brengen die nodig zijn om de ou
deren niet te laten verpieteren. Waar dat
geld vandaan moet komen wist hij nog
niet precies: uit de economische groei,
premieverhoging of verschuivingen in de
begroting.
Sprak Brinkman met gespleten tong? Hij
is immers ook de minister die op z'n tijd
suggereert dat het verzorgen van oude
ren niet louter een beroep is, maar veel
eer vrijwilligerswerk. En dat is volgens
de werkers in deze sector eén van de be
langrijkste oorzaken van het enorme te
kort aan personeel. Want juist door dat
soort opvattingen zou de status van het
werk zodanig worden aangetast dat het
niet aantrekkelijk genoeg meer is.
Roeping alleen is al lang niet meer vol
doende. Wel de drijfveer om het vol te
houden, want de belasting is zeer zwaar
en de beloning matig. Een ziekenverzor
gende die de tweejarige (dag)opleiding
op mbo-niveau heeft afgerond begint
met een salaris van ongeveer 2500 gul
den bruto per maand, inclusief toeslag
voor onregelmatige werktijden. Het sala
ris stijgt vervolgens elk jaar met veertig
a tachtig gulden bruto per maand.
Daarnaast is er ook nog de zogenoemde
in-service-opleiding, waarbij schoolver
laters een baan krijgen en tijdens hun
werk de opleiding volgen. Voor deze
leerling- ziekenverzorgenden worden de
vergoedingen steeds minder. Op 1 janua
ri 1985 bedroeg het salaris nog 1408 gul
den, op 1 maart dit jaar was dat al ge
daald tot 1232 gulden (voor 38 uur) en
per 1 september wordt dat 1160 gulden
(voor 36 uur). Over de hele linie liggen
de salarissen zeer laag vergeleken bij het
bedrijfsleven. Om over de gezinsverzor
gers maar te zwijgen, want iedereen is
het er inmiddels wel over eens dat die
zwaar onderbetaald worden.
Aantrekkelijker
„Een van de mogelijkheden om het be
roep aantrekkelijker te maken, is de sala
rissen op te trekken", meent Heilina
Tijssen. Ze is hoofd verzorging en ver
pleging van Bernardus in Amsterdam,
een huis met drie functies: verzorgings
huis, verpleeghuis en kloostergemeen
schap voor 71 bejaarde nonnen. Voor
haar is er geen twijfel mogelijk dat ver
zorging en verpleging een beroep is, dat
ook als zodanig gewaardeerd moet wor
den.
Naast de materiele voorwaarden om dat
te bereiken, ziet Heilina Tijssen ook
minder tastbare mogelijkheden. „Nie
mand staat negatief tegenover hotels. Nu
wil ik verzorgings- en verpleeghuizen
niet meteen met een hotel vergelijken,
maar als je een, zeg maar meer adequate
leefstijl kunt bieden, heeft dat invloed
op de beeldvorming en op de beleving.
Want nog altijd zijn veel mensen bang
om ooit naar een bejaardenhuis en zéker
?en verpleeghuis te gaan. Als die angst
plaats maakt voor waardering, straalt
dat ook af op het beroep van verzorger
en verpleger. Maar zolang je tekort hebt,
zul je ook tekort schieten".
Vrijwilligers
Ondersteuning door vrijwilligers is altijd
welkom. En dan bedoelt ze daadwerke
lijke steun en niet het klassieke beeld
van de wat beter gesitueerde vrouw die
een winkeltje beheert of de bloemetjes in
het water zet. „De beroepskracht heeft
niet het alleenrecht", meent Heilina
Tijssen, „maar we mogen niet vergeten
dat die beroepskracht opvattingen en
methoden heeft, die een vrijwilliger
mist".
Als voorbeeld noemt ze het omgaan met
verdriet en het voeren van gesprekken
die voor de „patiënt" uiterst onprettig
zijn. „Het is heel belangrijk dat je zoiets
hebt geleerd, dat je weet wat je doet en
waarom. Ook al heeft een vrijwilliger
eventueel een grote natuurlijke aanleg.
dan zal die toch op een aantal punten te
kort schieten. Louter en alleen omdat je
praat over kennis, inzicht en vaardighe
den. Over een vak dus, over een be
roep".
Omgaan met mensen
Een belangrijk aspect van dat beroep is
dat het zich niet beperkt tot klinische
handelingen. Het omgaan met mensen is
een zeker zo noodzakelijke eigenschap.
Hoewel de Nederlandse bevolking vol
gens een enquête van bureau Lagendijk
het omgaan met psychische problemen
nou juist het moeilijkst vindt, wordt
deze eigenschap van de verzorgenden
nauwelijks gewaardeerd. Bovendien stel
de de Noordhollandse psychiater Van
der Lande onlangs vast, dat door des
kundige behandeling van psychische
problemen lichamelijke klachten dras
tisch afnemen.
Dat zijn toch aspecten, meent Heilina
Thijssen, die er voor pleiten het werk
duidelijk als beroep te zien en niet als
vrijwilligerswerk. Ondanks de maat
schappelijke onderwaardering die haar
nogal dwars zit. wijst ze erop dat het
werk ook een aantal grote voordelen
biedt. Niemand hoeft ooit bang te zijn
om werkloos te worden, part-time wer
ken is absoluut geen probleem en wie
dat wil kan er moeiteloos een paar jaar
tussenuit stappen. „Omdat het nog altijd
voornamelijk een beroep voor vrouwen
is, zijn dat hele belangrijke voordelen",
zegt Heilina Thijssen. „Een vrouw kan
daardoor bijvoorbeeld gemakkelijker
dan in een andere baan kinderen krijgen
en pas weer gaan werken als die naar
school gaan".
Inmiddels zijn ook meer mannen in het
werk geïnteresseerd geraakt en het op
merkelijke is dat die veel sneller dan
vrouwen doorstromen naar leidingge
vende posities. Heilina Thijssen: „Man
nen worden binnengehaald als kroon
prinsen, maar dat doen we dan wel zelf.
Vrouwen lijken eerder te twijfelen, ge
ven sneller zaken uit handen, hebben
blijkbaar minder ambities en kiezen ook
gemakkelijker voor andere dingen dan
alleen hun werk. Bovendien moet je ook
in dit vrouwenberoep wel twee keer zo
goed zijn als een man om hetzelfde ge
waardeerd te worden. Maar in aanleg
heeft iedereen in een verzorgend beroep
alle mogelijkheden om doorte stromen.
Je moet alleen wel zelf initiatieven ne
men". Waarbij, het zij ten overvloede
gezegd, het plezier om voor anderen te
willen zorgen, natuurlijk wel de basis
voor alles is.
DICK HOFLAND
FOTO: CEES VERKERK
Elk jaar zien in Nederland
ruim vijftienduizend nieuwe
ondernemingen het licht.
Sinds het mogelijk is tijdelijk
met behoud van uitkering te
starten, is de belangstelling
onder schoolverlaters en
langdurig werklozen voor een
„eigen bedrijf' fors
toegenomen. En toch wil het
vaak niet lukken; na vijf jaar
is al zestig procent van de
nieuwe ondernemers failliet
en kan een groot aantal het
hoofd maar net boven water
houden. De Haagse stichting
Kleinnood wil in zo'n geval
met een deskundig advies de
helpende hand toesteken.
Met voorzitter K. Mulder
hadden we een gesprek over
de „struggle for life" waarbij
veel jonge ondernemers
tenonder gaan.
„Er zijn maar weinig succesverhalen.
Een eigen bedrijf beginnen is de eerste
jaren bijna altijd een kwestie van enorm
hard werken, tegen een relatief laag in
komen. In de afvalrace naar een gezond
bedrijf moet je jezelf omhoog worstelen,
je concurrent opzij duwen en stug door
gaan. Veel werklozen die gaan onderne
men verkijken zich daar op. De fantasie
is dan sterker dan de leer. Men blijkt
niet opgewassen te zijn tegen de proble
men die je als ondernemer op je weg
vindt".
Een (beginnende) ondernemer die het
even niet meer kan bolwerken, maar on
voldoende geld heeft om een commer
cieel adviesbureau in te schakelen, kan
sinds zo'n zeven jaar terecht bij de
Stichting Kleinnood. In een bescheiden
werkruimte in het VNO-hoofdkantoor
aan de Haagse Prinses Beatrixlaan zoekt
voorzitter drs. K. Mulder dan in zijn
kaartenbak naar een gepensioneerd on
dernemer die van (gratis) advies kan
dienen.
„Wij willen de kennis en expertise van
oud-ondernemers in dienst stellen van
kleine en vaak jonge bedrijven, die drin
gend om advies verlegen zitten", vertelt
Mulder. „Daarvan profiteren twee par
tijen: de gepensioneerde ondernemer
heeft een zinvolle taak en de cliënt
wordt weer een eind op weg geholpen".
Hausse
Vorig jaar, zo meldt de stichting in haar
jaarverslag, klopte een opvallend groot
aantal voormalige ontvangers van uitke
ringen bij Kleinnood aan. Op zich is dat
niet zo vreemd; sinds een jaar of vijf be
leeft Nederland een ware hausse van
startende ondernemers. Elke dag begin
nen veertig Nederlanders een eigen be
drijf, onder wie veel voormalige werklo
zen. De actie „Word je eigen werkgever"
van de werkgeversvereniging VNO is
een doorslaand succes; vorig jaar alleen
al werden ruim negenhonderd nieuwe
bedrijven opgericht tegen achttienhon
derd in de vijf jaar daarvoor.
Voorzitter drs K. Mulder: „Maar dan
begint de ellende. Ook al heeft een be
ginnende ondernemer een goed produkt
en een goed ondernemingsplan, dan nog
kan het om duizend-en-een redenen mis
gaan. Na vijf jaar is al ruim de helft van
de ondernemingen failliet, een groot
aantal kan het maar nauwelijks bolwer
ken. Wij merken hier. dat de meeste
problemen uiteindelijk een commerciële
achtergrond hebben. Een werkloze tim
merman wil bijvoorbeeld een timmerfa-
briekje beginnen voor keukentrappen,
maar hij heeft zich nooit afgevraagd aan
wie hij die prachtige trappen kan verko
pen. Qua organisatie en produktie zit
zijn bedrijf prima in elkaar, maar dan
blijkt dat de grote warenhuizen hun keu
kentrappen veel goedkoper uit Taiwan
halen. Echt, dat zie je maar al te vaak
gebeuren".
Wonderen
Kansen voor een eigen bedrijf zijn er in
Nederland genoeg, maar het onderne
mersklimaat blijft hard en wonderen
kun je niet verwachten. De adviseurs die
de Stichting Kleinnood inschakelt (ruim
zeventig ex-ondernemers over heel het
land houden zich beschikbaar) kennen
de problemen waarmee een beginnende
ondernemer geconfronteerd kan worden
vaak uit eigen ervaring. „De meeste ge
pensioneerden die voor ons werken zijn
onderop begonnen en hebben zichzelf zo
naar boven gewerkt. Dat schept een
band met de kleine ondernemer; begrip
voor zijn situatie en inzicht in de proble
men die kunnen spelen".
De filosofie van Kleinnood komt erop
neer dat ondernemers die advies komen
inwinnen op weg worden geholpen,
maar weer zo snel mogelijk losgelaten.
Mulder: „Wij willen geen leunpaal zijn.
Een ondernemer die zich zwak voelt
moet maar een compagnon of commis
saris zoeken die zijn hand kan vasthou
den. Aan de andere kant wil het wel eens
gebeuren dat er hier een man bij wijze
van spreken huilend binnenkomt. Hij
kan door zijn compagnon bedrogen zijn,
ruzie hebben met een zoon die de zaak
zou overnemen maar niet bekwaam
blijkt te zijn, of een contract zijn aange
gaan waarvan achteraf blijkt dat er geen
cent aan te verdienen is. Het leed is
soms niet te overzien. In zo'n situatie
scheelt het al heel wat als je een luiste
rend oor kunt bieden, als zo'n man zijn
hart kan uitstorten. Later zet je dan sa
men de zaken op een rijtje: wat kunnen
we er aan doen? Het is dan meestal een
vrij langdurig proces, voordat het eigen
vermogen van de onderneming weer op
peil is en er winst gemaakt kan worden".
„Bezint eer gij begint" is dan ook het
motto van het VNO, dat beginnende on
dernemers op het paard wil helpen.
VNO-voorzitter Van Lede tekent daar
altijd graag bij aan: „Een goed idee is
niet voldoende. Dat kan alleen slagen als
de startende ondernemer over zijn eigen
benen struikelt van enthousiasme".
Mulder: „Er wordt veel te gemakkelijk
gedacht over het krijgen van klanten, het
verkopen van je spullen. De moeilijk
heid is dat je bijna niets kunt verzinnen
of het wordt al ergens op de wereld ge
maakt. En zelfs al ben je beter dan de
concurrent, dan kan het nog lang duren
voor je de klant daarvan overtuigd hebt.
Natuurlijk vind ik het prima als werklo
zen proberen iets op poten te zetten.
Maar ik zou zeggen: pas op voor w^hful
thinking, erken dat er veel tijd voor no
dig is om een goed bedrijf op te bouwen.
En wie niet tegen de wind van de con
currentie kan optornen, moet er maar
niet aan beginnen".
PAUL KOOPMAN
FOTO: CEES VERKERK
Het verzorgen
en verplegen
van ouderen
beperkt zich
niet tot
klinische
handelingen.
Het omgaan
met mensen is
een zeker zo
noodzakelijke
eigenschap.
K. Mulder: „Je kunt bijna niets verzinnen of het wordt al ergens op de wereld gemaakt".
STICHTING KLEINNOOD HELPT KLEINE ONDERNEMERS
Bij de installatie van de Raad voor de
Volwasseneneducatie, eind maart van
dit jaar, noemde minister Deetman van
Onderwijs de raad „klein, maar kwalita
tief hoogwaardig". Grinnikend zegt
voorzitter Van Ommen dat hij. het daar
helemaal mee eens is. „Laat ik er dit van
zeggen: men heeft nogal eens de neiging
om adviesraden te bemannen met aller
lei hoge heren, oud-staatssecretarissen en
dergelijke. Maar waar het om gaat is dat
de raad deskundig is en dicht bij de
praktijk staat. Dat is bij de Raad voor
de Volwasseneneducatie het geval: de le
den zitten er midden in".
Van Ommen zelf is jarenlang als (top>-
ambtenaar op het ministerie van onder
wijs betrokken geweest bij de volwasse
neneducatie. Hij kent de knelpunten.
„Volwasseneneducatie valt onder drie
departementen, dat van onderwijs, van
sociale zaken en van welzijn en cultuur.
Die drie departementen hebben elk een
eigen cultuur en eigen wetten. Pogingen
om daar doorheen te breken zijn tot nu
toe altijd mislukt. Ik hoop dat de raad
er, juist nu een gezamenlijke aanpak zo
nodig is, in slaagt een overzicht te krij
gen van het hele terrein". Door de ver
snippering is zelfs niet bekend welk be
drag de overheid per jaar aan volwasse
neneducatie uitgeeft. „Het is vrij hoog,
denk ik. Maar er is geen overzicht, ik zie
gewoon geen totaalbedrag".
De raad zal proberen alle uitgaven voor
de volwasseneneducatie op een rijtje te
krijgen, om aan de hand daarvan tot een
herverdeling te komen. „Door de ver
grijzing neemt het aantal jeugdige leer
lingen steeds meer af, dus kan er geld ge
schoven worden van het onderwijs aan
jongeren naar het volwassenenonder
wijs", aldus Van Ommen.
Permanent
Om te laten zien dat hij het belang van
de zaak niet onderschat, heeft Van Om
men bij de installatie van de raad een
gewaagd voorstel geciteerd: laat groepen
van honderdduizenden beurtelings hun
werk onderbreken voor om- en bijscho
ling. Hoewel hij beseft dat zo'n operatie
voorlopig nog niet haalbaar is. hamen
Van Ommen graag op het aambeeld van
de „permanente educatie". „Door de
snelle technologische ontwikkelingen en
de almaar toenemende vrije tijd (gevolg
van werkloosheid en arbeidstijdverkor
ting) is onderwijs voortdurend nodig, al
is het maar om bij te tanken".
Daarbij denkt Van Ommen niet alleen
aan beroepsgericht onderwijs. „Omdat
iedereen nu het belang van voortdurend
onderwijs weer lijkt in te zien, is dit de
tijd om meer aandacht te vragen voor
algemene vorming. Onderwijs moet
meer zijn dan het leren van feiten. We
mogen niet blijven steken in technocra
tisch onderwijs, het gaat om de hele
mens. Daarom beslaat volwassenenedu
catie zo'n breed terrein. Het gaat ook
om kunstzinnige vorming, om de trai
ning van sociale vaardigheden en wat
dies meer zij. Tot nu toe zijn in het hele
onderwijs, ook dat aan kinderen, de
creatieve vakken verwaarloosd. De mi
nister kan een advies van de raad om
dat goed te maken zeker verwachten".
Zinnig
Werkenden kunnen door volwassenene
ducatie bijblijven of zelfs vooruitkomen,
een aantal werklozen kan zich omscho
len om meer kans te krijgen op een
baan. maar wat moet een uitzichtloze
werkloze met leerzame cursussen als hij
ze toch nooit in praktijk kan brengen?
Van Ommen antwoordt daarop in de
eerste plaats dat de arbeidsmarkt zo gril
lig is. dat niet van tevoren zeker is dat
een werkloze nooit meer aan de slag zal
komen. Bovendien is volwasseneneduca
tie volgens hem niet alleen gericht op
een baan. maar ook op een zinnige vrije
tijdsbesteding. „In Amsterdam loopt bij
voorbeeld een project waarbij een
scheepskapitein, een leraar Engels en een
timmerman, alle drie gepensioneerd,
cursussen geven aan andere oudere men
sen. Dat loopt als een trein. Kijk, er zijn
natuurlijk altijd mensen die zich rotver-
velen en in allerlei ellende verzeild ra
ken, maar aan de andere kant is de be
langstelling voor allerlei tentoonstellin
gen. cursussen, boeken en evenementen
bijzonder groot. Dat moet je stimuleren
door het voor iedereen bereikbaar te ma
ken. Ook dat is volwasseneneducatie".
STEVO AKKERMAN
FOTO: CEES VERKERK
„Tot nu toe zijn in het hele onderwijs de creatieve vakken verwaarloosd", vindt mr. Van
Ommen.
Met welgevallen ziet mr.
L. B. van Ommen geregeld
krantelezers in de openbare
bibliotheek zitten: „Heel
gewone mensen, echt niet
allemaal intellectuelen". Als
voorzitter van de jeugdige
Raad voor de
Volwasseneneducatie is hij
blij met elke blijk van leer-
en nieuwsgierigheid.
Overheid en werkgevers
moeten meer doen aan
onderwijs, is zijn advies. No-
nonsense mag dan hoogtij
vieren, van technocraten is
Van Ommen niet gediend:
„De kunstzinnige vorming
mag niet vergeten worden".