Sprekende computer is nog niet eens rijp voor de brugklas finale Hernia spuitje geen succes 'üeidteQowuvnt ZATERDAG 10 MEI De komende vijfjaar zal er in Nederland vijfentwintig miljoen [gulden worden uitgegeven aan onderzoek op het gebied van de (spraaktechnologie, aldus is zojuist besloten. Dat is nodig omdat 'mens en computer op den duur met elkaar moeten kunnen [praten. Pas dan zal de automatisering volwassen zijn. Maar hoe "krijg je een machine zo ver dat hij het verschil hoort tussen een [Vlaming en een Drenth of dat hij onderscheid kan maken ■tussen de zinnetjes „is de vorst ingevallen" en „is de vorstin 'gevallen"? Een gesprek met dr. L. Boves uit Nijmegen over de [huidige stand van zaken en de toekomstverwachting. 0 ^NIJMEGEN - Met de pet gooien naar [aal mag in het moderne onderwijs. Maar ziet een geoefend oog op het weg- jkabbelende badwater niet een kind mee- ïrijven? Luister naar dr. L. Boves. „Taal kwordt een keihard vak", voorspelt hij. „Ik zie de taalwetenschap zich ontwikke len tot een even essentiële wetenschap lis de elektronica of de chemie. Tot een Vak ook dat zijn beoefenaren en toepas- ]»ers een heleboel geld gaat opleveren. [Want hoewel al die tekstverwerkende "ïpparaten de indruk van het tegendeel .«vekken, is de echte automatisering van bet kantoorwerk nog niet eens begon nen. De grote golf komt er pas aan wan neer de sprekende computer doorbreekt. [En de sprekende computer, die heeft al- es te maken met een optimaal gebruik fan taal". nDr. L. Boves is verbonden aan het Insti- j:uut voor Fonetiek van de Nijmeegse piniversiteit. Men bereikt hem via een ^{ang waann kabels zich als lianen slinge ren van het ene toetsenbord naar de an dere schakelkast. Op zijn bureau, op de floer, overal liggen banden opgetast die gevuld zijn met stemgeluid. Met taal, t>m precies te zijn. Vanwaar dit bezoek lan een verborgen spraaklaboratorium? [Eojuist is besloten dat Nederland de ko llende vijf jaar een bedrag van vijfen- wintig miljoen gulden gaat uitgeven aan Spraakonderzoek. Doel: de ontwikkeling cfan technische hulpmiddelen die de ïommunicatie tussen mens en machine dunnen vereenvoudigen. In de toekomst Nordt een lucratieve markt verwacht j/oor elektronische bollebozen die in Staat zijn niet alleen spraak te herken- len, maar ook zelf voort te brengen. Eu ropa en de Verenigde Staten zullen hal- 'erwege de jaren negentig op dit nieuwe ebied goed zijn voor een omzet van waalf miljard. Daar dient op vaderland- e schaal het nodige graan van meege- likt. •en deel van het zojuist beschikbaar ge telde geld komt uit de SPIN-pot van 92 niljoen gulden die de overheid heeft op- ebouwd (SPIN staat voor Stimulerings 'rojectteam Informatica-onderzoek). De peurtocht op het nog grotendeels braak- iggende terrein van de spraaktechnolo gie die nu in vereniging door vijf Neder- andse instituten, waaronder het Nij- neegse, wordt aangegaan, is de eerste vaaraan SPIN wil meebetalen. Dat zegt vel iets over de prioriteit. Echter: is men liet rijkelijk laat of misschien wel te aat? Sprekende computers, daar draaien te in Japan de hand toch niet meer voor >m? Dr. Boves produceert een bestraf- ènde blik. „Dat de Japanners verder touden zijn dan wij, is fout gedacht, blijf k volhouden. Het feit dat wij op het stuk van kennis en onderzoek gemakke lijk mee kunnen met de allervoorsten heeft bij SPIN juist de doorslag gegeven om ons te subsidiëren". Roerom lWaar die verkeerde indruk dan vandaan "komt? „Ik zie dat zo. In Japan, maar sook in Amerika en in Engeland - laten [we vooral Engeland niet vergeten - heb ben ze geprobeerd hun kennis ook tech laboratorium van prof. Boves, waar kabels zich als lianen van het beeldscherm naar de andere schakelkast slingeren. nisch toe te passen. En aan de man te brengen. In dat opzicht is door ons heel weinig gedaan, hetgeen de schijn wekt dat we achter lopen. Het heeft te maken met de manier waarop we tot voor kort ons onderwijs plachten te financieren. Het geld voor de universiteiten kwam uit Den Haag en daar was men redelijk tevreden mee. Tegen contacten met het bedrijfsleven werd eerder negatief aange keken dan dat men ze nastreefde. Maar inmiddels is het roer helemaal om. Men heeft ingezien dat ook de toepas sing van kennis belangrijk is en dat men daarbij niet zonder het bedrijfsleven kan. Rest de vraag: kunnen we de ach terstand die we dus wel hebben - op de terreinen van toepassing en marketing - nog inlopen? Het antwoord luidt beves tigend. In elk geval op een aantal pun- ten". Maar op één punt niet. „Tenminste: ik denk dat het niet zinvol zou zijn om het te proberen. Dan bedoel ik de automati sche herkenning door een machine Van een aantal los uitgesproken woorden. Dat stukje techniek is al zo uitgebreid door het buitenland op de markt ge bracht dat het me kansloos lijkt daar nog wat aan te doen. Om wat voor machines het gaat? Kijk, woorden zijn stukjes ge luid. We kunnen ze onderscheiden om dat ze verschillende kenmerken hebben. Den Haag is anders dan Den Helder. Die verschillen worden geanalyseerd en vastgelegd in patronen van eigenschap pen. De gebruiker van de machine zegt een woord, de machine vergelijkt het met de patronen die in zijn geheugen zit ten opgeborgen, en pikt er uit wat er het meest op lijkt. In Amerika zie je er al toepassingen van. Op luchthavens bij voorbeeld, om koffers en andere vracht te distribueren. Want de koffers die op de lopende band moeten, zijn groot en zwaar en* het label met de bestemming zit vaak op de onhandigste plekken. Bij een geautomatiseerde distributie moet je dus eerst de bagage oppakken, het label zoeken, de koffer weer terugzetten en dan pas kun je op het toetsenbord de be stemming intikken. Wanneer je over een spraakherkenner beschikt, hoef je alleen maar Amsterdam of New York te roe pen". Of het voldoet? „Ik geloof in elk geval niet dat Schiphol al zo'n systeem heeft. De vraag is of spraakherkenners in het algemeen voldoen. Theoretisch zou je ze overal kunnen toepassen waar mensen bij hun werk zowel hun twee handen als hun ogen moeten gebruiken zodat deze organen niet vrij zijn om te communice ren met de computer. Denk aan teken kamers, aan radar-controleposten. Daar is een spraakherkenner een heel prettige oplossing, zou je denken. Maar wat hoor ik uit- die hoek? De betrokken werkne mers blijken er allesbehalve van gechar meerd te zijn. Ten eerste zijn het men sen die ingewikkelde taken uitvoeren. Daar ontlenen ze een zekere status aan en dus vinden ze het niet leuk wanneer hun taak vereenvoudigd wordt. Maar in de tweede plaats slagen ze er op een of andere manier ook nog in om tijdens het verrichten van hun ingewikkelde taak met elkaar te kletsen. En dat wordt na tuurlijk onmogelijk wanneer er een spraakherkenner aan staat". Onvriendelijk In dit opzicht mogen spraakherkenners het tegendeel van mensvriendelijk heten. Dr. Boves: „Inderdaad. Een paradox. Men zegt altijd dat kunnen praten met de computer het gebruik ervan vriende lijker maakt, maar daar moet je heel erg mee oppassen. Je kunt die stelling niet volhouden zonder verdraaid goed acht te slaan op de werksituatie waar je ze wilt inschakelen. Daarom loopt Neder land, algemeen gesproken, nog niet ach ter en kunnen we de achterstand die we wel hebben, inlopen. De praktische toe passingen die je op de markt ziet, zijn bijna allemaal kleinschalig en zitten vol kinderziekten. Wat we met z'n allen ge leerd hebben, is dit. Het spraakkanaal waarvan de mens zich bedient om met de machine te communiceren, moet heel doordacht geïntegreerd zijn. Of, in ge woon Nederlands: als je ingewikkelde apparaten werkelijk gebruiksvriendelijk wilt maken, dan moet je ervoor zorgen dat de manier waarop de communicatie verloopt, onder de gegeven omstandig heden zo natuurlijk mogelijk is. Het dient netjes en verantwoord in elkaar te passen. Technisch lukt het allemaal aar dig, maar zodra de mens in het geding komt, blijkt het fout te gaan. De machi ne deugt niet voor de vent of de vrouw die hem moeten bedienen". Juist op dit terrein heeft Nederland eni ge sporen verdiend. Reden voor dr. Bo ves om optimistisch te blijven. „We hebben onderzoek gedaan naar de toe passing van spraaksynthese in compu ters voor blinden om te kijken aan welke eisen zo'n machine moet voldoen, wil hij gebruiksvriendelijk zijn. Want je kunt niet zomaar een spraak produce rende machine aan een computer han gen. Of laat ik het onderzoek noemen waaraan onder meer het Instituut voor Revalidatievraagstukken heeft meege werkt. Dat betrof mensen die door een of andere oorzaak geen spraak kunnen voortbrengen. Je zou zeggen: ik geef ze een doosje waarmee ze een aantal mede delingen kunnen doen, en klaar is Kees. Maar in de praktijk merk je dat ze er he lemaal met zo positief op reageren als je gedacht had. Dergelijke apparaten pro duceren alleen mannenspraak, want die laat zich door zijn toonsoort veel gemak kelijker analyseren en nabootsen dan de spraak van vrouwen of kinderen. Maaj" een vrouw doet haar mededelingen lie ver met een vrouwestem. En wat dacht u van kinderen? Kunnen we dan geen vrouwe- of kinderspraak maken? Na tuurlijk wel. Alleen is men domweg niet op het idee gekomen". Blikkerige dreun Dan nog plegen dergelijke elektronische spraakverwekkers eeuwig dezelfde stem op eeuwig dezelfde manier te produce ren. De blikkerige dreun van robots en computerspelletjes. Dr. Boves, nu pas goed op zijn stokpaard: „Maar de mede deling: ik wil drinken, betekent nooit louter dat ik drinken wil. De ene keer betekent zij: hè, een pilsje zou er best in gaan. En de anderekeer betekent zij: waar blijft potverdorie mijn koffie? Deze nuances blijken vaak even belangrijk of nog belangrijker te zijn dan de medede ling zelf. Het bezwaar van die spraakap- paraten is dus dat je er geen emoties mee kunt uitdrukken. De tweede laag van de spraak noem ik dat. De taal on der de taal. Ik vind jou aardig. Ik voel me ellendig. Vreselijk belangrijk. Vaak het enige wat belangrijk is. Wanneer mensen over koetjes en kalfjes praien - over het weer, over voetbal, over de olieprijzen - gaat het ze dikwijls hele maal niet om wat er wordt meegedeeld. Het gaat ze om de sfeer van: wij horen bij elkaar. Of: wij hebben niks met el kaar te maken. En voor het oproepen van die sfeer zijn de huidige apparaten totaal ondeugdelijk". Op welke termijn zal de mensheid een computer tot zijn beschikking krijgen waarmee redelijk normaal kan worden gecommuniceerd? „Het wordt een lang zame weg", peinst dr. Boves in zijn Nij meegse spraaklaboratorium. „Bovendien moet je ook nog onderscheid maken tus sen machines die op een aanvaardbare manier met je kunnen praten, en machi nes die behoorlijk kunnen verstaan wat je terugzegt. Apparaten laten praten is veel makkelijker dan ze te laten luiste ren. Die eerste categorie is niet zo vrese lijk ver weg meer, denk ik. Die bestaat hier en daar al. Je zult ze binnen afzien bare tijd in elk geval tegenkomen bij al lerlei informatiebanken die je via de te lefoon kunt raadplegen. Want de tijd dat iedereen een huiscomputer heeft waar mee hij tekst op een scherm laat ver schijnen, is nog heel ver weg. Maar de druktelefoon maakt een redelijke com municatie met een computer via de spraak zeer wel mogelijk. Je belt een in formatiesysteem en je krijgt als het ware een sprekende vraagbaak aan de lijn". Voorts ziet dr. Boves een nabije toe komst weggelegd voor apparaten die een stem geven aan ingewikkelde systemen. „Wat moet ik doen? En vooral: wat moet ik doen als er iets fout gaat? De stem uit de machine geeft antwoord. Heel nuttig bijvoorbeeld in de cockpit van een vliegtuig. Daar wordt trouwens al lang over nagedacht. Een stem die roept: hé gezagvoerder, je landingsgestel is nog niet uit. Of denk aan grote regel- kamers in kerncentrales. Een stem die precies zegt wat je moet doen wanneer het echt dramatisch wordt. Leesmachi nes voor blinden tenslotte. Daar doen we enorm ons best voor. Een apparaat dat op een aanvaardbare manier kan voorlezeiv uit een roman, zal nog wel tien tot vijftien jaar op zich laten wach ten. Zoiets komt pas wanneer het appa raat ook begrijpt wat het leest, en onze kennis over hoe dat zou moeten, is heel gebrekkig. Maar wel zal er binnen vijf jaar een machine beschikbaar zijn die een tekst kan voorlezen op het niveau van een brugklasser. Dat houdt niet over, ik geef het toe. Anderzijds zeg ik: er valt wel degelijk naar te luisteren". Computers vervolgens die ook de kunst van het luisteren verstaan - en hopelijk beter dan brugklassers. „Ik verwacht dat we die pas de volgende eeuw zullen zien", zegt dr. Boves. „Zo'n machine zal immers op elke willekeurige spreker voorbereid moeten zijn, op mannen en vrouwen, op Vlamingen en Drenthen. Er zal iets uitgevonden dienen te worden dat de persoon loskoppelt van wat hij zegt". Verwend „Maar het grootste probleem is dat we vreselijk verwend zijn door al dat kijken naar gedrukte tekst. Het handige daar van is dat er spaties zitten tussen de woorden. Bij het praten daarentegen vloeien de woorden in elkaar over. Het zijn de klemtonen die het hem doen. Is de vorst ingevallen of is de vorstin ge vallen, dat maakt nogal een verschil en hoe leer je de computer het onderscheid? We zullen iets moeten uitvinden waar door zo'n machine woordgrenzen kan vaststellen. Voetangels en klemmen ge noeg. Neem jezelf maar wanneer je in een buitenland bent waarvan je de taal heel gebrekkig spreekt. De brei van ge luid om je heen. Hoe krijg je het op een begrijpelijk rijtje? Maar er wordt door IBM en soortgelijke bedrijven gigantisch veel geld ingepompt. Daar weten ze: een computer die kan luisteren, heeft de toe komst. Een dergelijke machine namelijk zou alle handwerk kunnen overnemen dat nu op kantoren nog door mensen wordt verricht. Niet alleen dictaten op nemen en uitwerken, maar ook stukken uit een archief zoeken, de agenda bijhou den, telefoneren, alles. Daarom herhaal ik: wat we nu hebben, is kinderspel. De grote automatiseringsgolf staat ons nog te wachten". PIET SNOEREN I. Paalman volgens de Groningse neurochirurg prof R. Deutman zou dit de behandelingsme thode van de toekomst worden. Nou, dat is behoorlijk tegengevallen. In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskun de van vorige week zette de Amsterdam se neurochirurg prof H. van Alphen een flinke domper op al dat optimisme. Eerst terug naar af, eerst wat anatomie. Onze romp wordt gestut door de wervel kolom, een stapel van dertig blokken wervellichaam met om en om een tus- senschijf als schokbreker. Aan de rug kant van elk wervellichaam zit een beni ge boog die het uiterst kwetsbare rugge- merg omsluit en beschermt. Dat die sta pel niet onmiddellijk in elkaar stort is ei genlijk nauwelijks te begrijpen. Hij wordt dan wel overeind gehouden door spieren, gewrichtsbanden en pezen, maar toch. Gek genoeg hebben heel veel men sen last van de rug, (een op de vijftig Nederlanders heeft er ooit last van) zon der dat er een afwijking aan de rug kan worden aangetoond. Ook al vergaat de patiënt van de pijn, op de röntgenfoto is niets te zien. In dat geval is een operatie zinloos. Die heeft pas zin als er een duidelijke af wijking op de röntgenfoto is te zien. Bij een Hernia Nuclei Pulposis (HNP) bij voorbeeld, kortweg hernia. Hernia krijg je als een schokbrekende schijf tussen de wervellichamen het begeeft. De zacht verende inhoud van zo'n tussenwervel schijf wordt omgeven door een star en stevig kapsel. Breekt dat kapsel, dan gaat de inhoud naar buiten puilen en drukt met een beetje pech op de zenuwen die vanuit het ruggemerg naar de ledematen lopen. Gevolg: rugpijn en ook uitstralen de pijn of gevoelloosheid in de loop van de zenuw naar arm of been. Heel ty pisch: liggend het gestrekte been ophef fen doet pijn omdat je dan aan de pijn lijke zenuw trekt, vooroverbuigen van het hoofd geeft hetzelfde effect. Hoesten, niezen, persen verhoogt de druk in het wervelkanaal en dat doet ook pijn. Wat te doen? Pappen, poederen, nathou- den, eventueel een tamelijk pittige ope ratie. Nieuw sinds 1981: een spuitje. Dat gaat zo. Op geleide van röntgendoorlich- ting spuit men chymo-papaine in de uit puilende tussenwervelschijf. Het spul lost de zachte kern van de tussenwervel schijf op zodat de uitpuiling verdwijnt en daarmee de druk op de beknelde ze nuwwortel. Zo gemakkelijk gaat dat. Ele gant, simpel, het ei van Columbus. Is dat zo? Nee dus. Op de eerste plaats komt zo'n afknelling van een rugzenuw relatief wei nig (bij een op de tien mensen met rug pijn) voor. Dan is het, aldus Van Al phen, nog de vraag of het om een echte hernia gaat. De meeste dokters en fysio therapeuten zijn in het verleden „opge voed met de vooronderstelling dat een afknelling van een ruggemergzenuw al tijd wordt veroorzaakt door een hernia". Dat is lang niet altijd het geval. De af knelling kan ook worden veroorzaakt door een vernauwing van het wervelka naal of door een verdikking van het har de kapsel van de tussenwervelschijf en zovoort. Hoe dan ook, in al die andere gevallen kan het spuitje letterlijk en fi guurlijk niets oplossen en helpt dus niet. In de Amsterdamse kliniek waar Van Alphen werkt, komen per jaar driehon derdvijftig tot vierhonderd patiënten met klachten van een afgeknelde rugze nuw. Van hen komen er maar zestig tot vijfenzestig in aanmerking voor een be handeling met een spuitje. Dan moeten ze ook nog tussen de achttien en vijfen veertig jaar zijn, in het duidelijk bezit van een echte hernia en niet eerder be handeld zijn met operatie of dat spuitje. Bij elkaar nog geen twintig procent. In het buitenland houdt men andere crite-- ria aan, maar daar komen ze ook niet verder dan hooguit een dertig procent. Dan de cruciale vraag: Helpt het? Jawel, zo blijkt uit onderzoek, het helpt bij ongeveer tachtig procent van de pa tiënten. Dat lijkt heel wat, maar in dit geval is resultaat heel erg moeilijk te me ten. Pijn is de hoofdklacht en hóe meet je dat? Pijnmeters bestaan niet. Boven dien is pijn heel makkelijk met suggestie te beïnvloeden. Het is mogelijk dat de pijn vanzelf, dus zonder behandeling, ook over zou zijn gegaan. Goed, ook dat is uitgezocht: men hééft de werking van een spuitje chymo-papaine vergeleken met een spuitje water met wat zout. Het resultaat geeft te denken. Het echte spuitje hielp bij ongeveer vijfenzeventig procent, maar het nepspuitje toch nog bij ongeveer veertig procent. Helpen doet het dus wel, maar er zit ook een hoop nep-effect bij. Verder is de behandeling nog vergeleken met de klassieke hernia-operatie. Dat bleek niet veel uit te maken: in een on derzoek was het resultaat even gunstig, in een ander (wat dubieuzer onderzoek) kwam de operatie er beter uit. Kortom, de chymo-papainebehandeling is mis schien wat al te lichtzinnig de hemel in- geprezen. Dat het geen wondermiddel is kon je eigenlijk al van tevoren weten. In Amerika behandelen ze hernia al vanaf 1964 op deze manier (daar is heel wat gedonder over geweest, de Amerikaanse autoriteiten hebben het spul zelfs een tijdje uit de handel genomen) en na twintig jaar weten de dokters nog niet goed wat ze er over moeten denken. De Nederlandse neurochirurgen zijn daar om bezig aan een onderzoek. We wach ten af.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 25