Een stuwmeer
van slechte
consumenten
Duitsland: land van daders,
maar ook van slachtoffers
V akbeweging
Afscheid
van Bonn
CfiidócSouAatit
De slijtage van machines wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Er bestaan
onderhoudsafdelingen voor. Geen rammeltje of men snelt toe. Maar een Willem met
de waterpomptang voor het onderhoud van mensen? Oudere werknemers in de
reparatie? Voor dezulken bestaat toch de wao en de vut? „Een achterhaalde
gedachte", waarschuwt dr. W. Kerkhoff. „Er dient op korte termijn aandacht te
komen voor de slijtage van de factor arbeid".
rikanen te worden opgerekt. „Ik heb in
dat verband belangwekkende ontwikke
lingen gezien. Een uiterst intrigerend
project aan een universiteit in Boston
met name. Daar worden mensen van
boven de vijfenvijftig opgeleid tot on
derzoeker waarna het gemeentebestuur
ze inhuurt op beleidsvoorbereidende
posten. Nou, ik heb zelden zulke geest
driftige studenten gezien. Wat wil je? Ze
weten dat hun vooruitzichten gegaran
deerd zijn. Dat is cruciaal. En dan heb je
in Amerika de zogenaamde Operation
Able. Dat zijn- uitermate doeltreffende
trainingsprogramma's voor ouderen
waaraan ook werkgevers meedoen. Want
die zien bijvoorbeeld de klanten in hun
winkels steeds ouder worden en wat
vindt zo'n klantenkring prettiger dan ge
holpen te worden door ouder personeel?
Op die manier zijn de Amerikanen als
het ware aan het oefenen met hun ver
grijzende populatie. Werkelijk heel boei
end om te zien".
In Nederland schort het daar nogal aan,
vindt Kerkhoff. „Logisch, want wij gin
gen er van uit dat de'wao of de vut wel
voor de nodige koopkracht zouden zor
gen. En nu die onder druk zijn komen te
staan, richten we al onze inspanningen
om de economie weer in gang te krijgen,
op de export. Maar wat we over het
hoofd zien, dat is de vergrijzing van de
binnenlandse markt. Toch hoor je een
Albert Heijn, een Vroom en Dreesmann
al mopperen. Een stuwmeer van slechte
AMSTERDAM - „Laat ik het
voorbeeld van de NOS noemen
waar we onderzoek hebben gedaan.
Al die vergrijsde, uitgebluste pro
grammamakers. Dat geluid hoor je
vaak en het lijkt ook wel zo. Maar
als je er wat beter naar kijkt, zie je
een heel ander beeld. Toen die pro
grammamakers indertijd begon
nen, was ook de televisie nog jong.
Alles kon. Er werd geïmproviseerd.
Het tintelde. Maar inmiddels is het
daar een bureaucratische boel ge
worden. Alles ligt vast. Overal zijn
regeltjes voor. Die uitgebluste in
druk is dus niet te wijten aan de
leeftijd van de programmamakers
- tenminste: dat hoeft niet. Hij kan
evengoed te wijten zijn aan de ver
starring bij het televisiebedrijf
Vijftien jaar houdt dr. W. Kerkhoff zich
al bezig met de positie van ouderen in
het arbeidsproces. In Amerika met zijn
groeiende aandacht voor dit onderzoek
sterrein zou hij een stem kunnen opzet
ten waarvan gezag uitging, maar hier is
hij vooralsnog een roepende op het IJs-
selmeer. Wat hij er roept? Dit. „Voor
bedrijven is het een doodnormale zaak
dat ze rekening hóuden met de slijtage
van hun machines of installaties, zowel
in technische als in economische zin.
Goed onderhoud daarvan wordt dus be
langrijk geacht. Heel anders ligt dat bij
de Factor arbeid, in de meeste gevallen is
het nog steeds zo dat een werknemer er
gens wordt neergezet en zijn werk doet
totdat het niet meer gaat. Vervolgens
wikkelt men de problemen die dan rij
zen af buiten de bedrijfsdeur, want een
werknemer die versleten is, kan eenvou
dig doorgeschoven worden naar de
wao".
De factor arbeid, kortom, geldt niet als
een produktiemiddel dat een goed inves
teringsbeleid verlangt. Kerkhoff: „Ons
personeelsbeleid houdt zelden rekening
met het feit dat mensen ouder worden
en op latere leeftijd misschien andere
vaardigheden hebben of kunnen ontwik
kelen die binnen een bedrijf of een orga
nisatie even goed bruikbaar zijn. Als
daarop wel zou worden ingespeeld, zou
den we een heleboel problemen in de
sfeer van ziekte en afkeuring kunnen
voorkomen. De huidige situatie is rond
uit ongewenst. In de eerste plaats omdat
oudere werknemers er onderdoor gaan.
Maar evenzeer omdat dit gebrekkige on
derhoud van de factor arbeid de maat
schappij gigantische bedragen kost aan
uitkeringen en medische voorzieningen.
Daarom zijn we hier begonnen met een
onderzoek dat misschien verbetering
kan brengen. We zijn preventieve proe
ven aan het voorbereiden die moeten
aantonen dat het niet nodig is mensen
tot afknappens toe hun werk te laten
doen".
Onzorgvuldig
Hier, dat is het Instituut voor Sociale en
Bedrijfspsychologie, een loot aan de
boom van de Amsterdamse universiteit.
Dr. Kerkhoff geeft er als directeur lei
ding aan. En met dat roepen aan dove
mansoren zal het binnenkort gedaan
Dr. W. Kerkhoff:
Met het overboord
zetten van oudere
werknemers gaat
ervaring verloren.
Wijsheid ook.
Oudere werknemers
kunnen tegenwicht
bieden aan al te
onbekookte
dadendrang van
jongeren. Zij zorgen,
mits in hun waarde
gelaten, voor
stabiliteit in een
onderneming".
zijn, voorspelt hij. „Veel onbestemde
vragen van nu zullen in de jaren negen
tig hun vertaling gevonden hebben in
het beleid van alledag". De eerste weten
schappelijke aanzetten daartoe zijn trou
wens al merkbaar. Niet minder dan vier
promoties vonden er de afgelopen we
ken in Necrlands academische wereld
plaats die gingen over het thema: hoe
kunnen we het aantal arbeidsongeschik
ten terugdringen? Daarvan kwam vooral
dr. H. Broekhuis uit Groningen dicht bij
de denkwereld van Kerkhoff. Hoor
maar.
„Er wordt in Nederland zeer onzorgvul
dig omgesprongen met de produktiefac-
tor arbeid. De omstandigheden waaron
der moet worden gewerkt, krijgen nau
welijks aandacht. Ze worden ook niet
aangepast aan de voorwaarden die nodig
zijn om mensen goed en gezond hun
werk te kunnen laten verrichten. Men
denkt er domweg niet over na. Dat is
misschien wel de belangrijkste reden
waarom we nu met zevenhonderddui
zend arbeidsongeschikten zitten".
Gerontologie is in onze vergrijzende sa
menleving een ingeburgerd begrip.
Bouwstenen voor een bejaardenbeleid
moeten er aangedragen worden. Maar al
tijd heeft men dan het welzijn van de
oudere mens op het oog, zijn huisves
ting, zijn verzorging. Welke voorzienin
gen dienen er te komen? De gerontologie
waarmee Kerkhoff zich bezighoudt, is
een andere. Noem het de industriële ge
rontologie. Hoe valt de slijtage van de
factor arbeid te bestrijden? Welk onder
houd is geboden voor de in leeftijd klim
mende werknemer? Op welke manier is
een situatie te bereiken waarin bedrijven
en organisaties evenveel rekening hou
den met de adviezen van sociale deskun
digen als met die van economen en tech
nologen? Want die kant moet het op,
vindt Kerkhoff. „Dat is gewoon onont
koombaar. De schoen begint al te wrin
gen en hij zal steeds meer gaan knellen".
Wat wringt en knelt er precies? De mer
kwaardigheid doet zich voor dat dr.
Kerkhoff, deze vraag beantwoordend,
meer klinkt als een koele econoom dan
als een warmhartig psycholoog. „Het
hebben van een onderhoudsapparaat
voor de factor arbeid", doceert hij, „is
niet noodzakelijkerwijs de taak van een
onderneming of organisatie. Arbeid kun
je beschouwen als een van onze natuur
lijke hulpbronnen, net als energie. De
factor arbeid is, in tegenstelling tot ma
chines, gebouwen of transportmiddelen,
geen eigendom van een werkgever. De
zorg ervoor hoeft hem dus niet direct
aan te gaan. Zeker niet in een land als
het onze, met de beste sociale voorzie
ningen ter wereld".
Prikkel
„Door dat systeem ontbreekt de prikkel
om te investeren in onderhoud van de
factor arbeid. Waarom zou je een goede
onderhoudsafdeling op poten zetten als
iemand anders de gevolgen van slijtage
wel voor zijn rekening neemt en houdt?
Nederland heeft sinds 1970 redelijk
ruim in zijn arbeidsmarkt gezeten. Dat
gegeven, gevoegd bij onze voortreffelijke
sociale voorzieningen, maakte het de
werkgevers gemakkelijk om hun perso
neel te verversen door ouderen af te sto
ten en te vervangen door jongeren of
door automaten. Van die mogelijkheid
is uitbundig gebruik gemaakt. Het vraag
stuk van de slijtage kwam niet eens aan
de orde. En dat begint zichzelf nu af te
straffen. We raken in een neerwaartse
spiraal".
Er is, betoogt Kerkhoff, een cyclus in
gang gezet die niet helemaal strookt met
de opbouw van de bevolking. „We heb
ben het effectieve arbeidsleven van onze
werknemers, met name ook door de mo
gelijkheid van de vut, wat in elkaar ge
drukt. Dat zou niet erg zijn wanneer we
te maken hadden met een zich verjon
gende bevolking. Maar het plaatje is eer
der omgekeerd. Een steeds kleiner wor
dende groep premiebetalers moet een al
maar groeiende groep gepensioneerden
zien te onderhouden. Ik denk dat de
Amerikanen dat aanmerkelijk beter in
de gaten hebben dan wij. Ik heb me er
onlangs, toen ik daar een congres voor
gerontologen bijwoonde, over kunnen
verbazen hoe zij het vraagstuk aanpak
ken. We zijn nu eenmaal op weg naar
een samenleving met meer ouderen, zeg
gen ze zakelijk. Niks vervroegde uittre
ding dus. Integendeel: het arbeidzaam le
ven moet worden opgerekt. Sommige
staten hebben de pensioengerechtigde
leeftijd tot zeventig jaar verhoogd. In
andere staten is de leeftijdsgrens hele
maal afgeschaft; daar kun je blijven wer
ken tot je tachtigste, als je dat wilt. En ze
hebben dat gedaan om strikt economi
sche redenen, niet dus om al die bejaar
den iets omhanden te geven. Amerika
kent een gigantisch grote thuismarkt.
Daar moet de economie het van hebben,
niet van de export. Welnu: ze hebben
ontdekt dat ze met al die inkomensaf
hankelijke ouderen in wezen een stuw
meer van slechte consumenten aan het
scheppen waren".
Koopkracht
Die ouderen moeten hun koopkracht
houden, want anders zakt de economie
in elkaar. Dat is de boodschap en daar-
on) dient het arbeidsleven van de Ame
ZATERDAG 10 MEI 1986
consumenten, dat krijgen we ook hier.
De groeiende groep ouderen zal straks
onherroepelijk minder te besteden heb
ben en onze economie zal die klap voe
len. Want de natuurlijke tegenhanger
van het bedrijfsleven is de markt. Daar
kun je niet straffeloos in wroeten. Ik
acht het dus verre van uitgesloten dat
ook Nederland de pensioengerechtigde
leeftijd zal moeten aanpassen en het ar
beidzame leven zal gaan verlengen in
plaats van verkorten, zoals nu met de
vut gebeurt. En dat zal een heel ander
personeelsbeleid vergen. Dan, zal het im
mers gaan om de vraag: hoe zorg ik voor
een dusdanige werksituatie dat de men
sen op een prettige manier zo lang mo
gelijk blijven doorwerken?".
Een personeelsbeleid dat is aangepast
aan de dynamiek van de leeftijd, zo
luidt volgens drs. Kerkhoff de eis van de
toekomst. Weg met de verstarring en de
bureaucratisering in de trant van wat hij
aantrof bij de NOS met zijn uitgewoon
de programmamakers. „Ik ben er bij
voorbeeld onverbiddelijk van overtuigd
dat de vakbeweging zich met dit vraag
stuk moet gaan bemoeien. In het verle
den heeft ze er niet veel oog voor gehad
cn daar vallen zeer geldige excuses voor
te verzinnen. Maar nu zal dal dienen te
veranderen, want binnen tien jaar is het
afgelopen met de vut - die zal te duur
geworden zijn - en hoe doe je het dan?
Je zult de oudere werknemers toch op
een of andere manier aan de praat moe
ten zien te houden. We zitten nu vijftien
jaar in een crisis. De eerste tien jaar heb
ben we de gevolgen kunnen opvangen
dank zij de sociale voorzieningen, maar
nu begint het toe te slaan. Dus moeten
we ermee ophouden de oudere werkne
mer als een sullig onderwerp te beschou
wen. Integendeel: wal wc hebben aan
creatief talent dient aan het nadenken te
worden gezet over het menselijk arbcids-j
vermogen als produktiemiddel. Daar is!
grote behoefte aan".
Vijftig jaar geleden maakte Charley Cha
plin zijn bijtende film „Modern Times"
over de onmondige schlemiel die tussen
de raderen van een ontmenselijkt pro-
duktie-apparaat vermalen wordt. „Toen
al", zegt Kerkhoff. „wist men dat werk
dom houdt en afstompt. Dat geldt nog
steeds. Het wordt tijd dat we de arbeid'
eens anders aan inrichten. En wel zoda
nig dat onze arbeidsorganisaties redelijk
leeflijdsvriendelijk worden. Een zodani
ge inrichting van het werk dal dc men
sen er iets van opsteken cn meekrijgen.
Dat ze zich kunnen ontwikkelen in rich
tingen die parallel lopen met het klim
men der jaren. Het is toch verschrikke
lijk aTs je een werknemer hoort zuchten:
„Moet ik echt nog twintig jaar doen wat
ik doe; als ik er vandaag uil kon stap
pen, deed ik het!". Dat lijkt me trouwens
nogal schadelijk voor de betrokken on
derneming ook. En nog iets. Arbeidsor
ganisaties die dc neiging hebben hun ou
dere werknemers er maar uit te gooien,
plegen deze mensen louter te beoordelen
op hun vaardigheden en vermogens. Het
criterium is: kunnen ze hun functie nog
wel aan? Vergeten wordt dat er met hen
nog iets anders overboord wordt gezet.
De cultuur van de organisatie. De erva
ring. Een zekere wijsheid. Want de eeu
wige dynamiek in een onderneming van
jongeren die ook wat willen, is lang niet
altijd een pluspunt. Er kunnen zelfs lelij
ke brokken door gemaakt worden. Toe
gegeven: oudere werknemers vertegen
woordigen een portie behoudendheid.
Maar de positieve kant daarvan is dat ze
tegenwicht bieden aan al te onbekookte
dadendrang. Oudere werknemers zorgen,
mits in hun waarde gelaten, voor stabili
teit".
PIET VAN DIEMEN
BONN - Het is een ei dat ik al een
paar maanden met me meedraag.
Schrijf ik een afscheidsverhaal of
niet? Meestal overweegt de tegen
zin. Als ik in de ruim drie jaar dat
ik hier in Bonn was niet een rede
lijk beeld heb kunnen schetsen van
Duitsland en de Duitsers, waarom
zou het me dan in een laatste stuk
je wel lukken? Het is ook zo pre
tentieus. Het woord afscheidsver-
haal alleen al. Het suggereert een
genadeloze diepteboring in de
volksaard, die de Duitser ook zijn
laatste geheimen ontrukt. Ik ben
een beetje voorzichtig geworden.
Een Nederlandse collega hier in Bonn
van een befaamde landelijke krant
schreef twee jaar geleden een pagina
groot afscheidsverhaal. De kop: „Duits
land is een normaal land geworden". De
strekking: het Duitsland van de jaren
tachtig verschilt niet veel van andere
landen, de jeugd is hetzelfde als elders,
Duitse ouders maken zich druk over de
zelfde dingen als de Nederlandse, Engel
se en Franse. Een goed stuk.
Onlangs deed zijn opvolger de lezer
eveneens op een complete pagina kond
van zijn opvatting dat Duitsland nog
steeds zeer sterk beheerst wordt door de
traumatische ervaringen van de Hitler-
tijd. „Een land met een verleden", waar
schuwde de kop. En op een grote teke
ning was een man te zien met zijn kop
in het zand. Ook geen slecht stuk, al was
ik het meer eens met het eerste. Maar
goed, ik wil alleen maar zeggen dat cor
respondenten voor bijna elke opvatting
voldoende materiaal kunnen vinden om
die te staven. Niet alleen in Duitsland.
Zodoende schrijven correspondenten
vaak net zozeer over zichzelf als over
het land, waarover ze geacht worden te
berichten.
Onfatsoenlijk
Duitsland is in Nederland niet populair
en zal het ook wel nooit worden. Het
land begon een vreselijke oorlog, herstel
de zich daarna onfatsoenlijk snel en
waagde het om geheel tegen de veldver-
houding in Nederland te verslaan in de
finale van het wereldkampioenschap
voetballen in 1974.
Van een correspondent in Bonn wordt
verwacht dat hij zijn werk doet en ver
der zoveel mogelijk lijdt. Laat hij weten
het goed naar zijn zin te hebben, dan is
dat toch een beetje verdacht. Dan wordt
er al snel gemompeld „dat hij er mis
schien toch al wat te lang zit".
In Nederland heerst nog sterk het Van
Minnen-syndroom. In de jaren zestig en
zeventig keek de Bonner correspondent
Van Minnen elke avond voor hij ging
slapen onder zijn bed om te zien of er
niet een nazi lag. Schietend vanuit de
heup hield Van Minnen als enige de vlag
van de vrijheid hoog tegen een aanstor
mende coalitie van christen-democraten
en ex-SS-ers.
Van Minnen zou het hier vandaag de
dag maar een slappe boel vinden. Ex
treem-rechts heeft in Duitsland geen
schijn van kans. De tien procent van Le
Pen in Frankrijk, zouden in Duitsland
anno 1986 ondenkbaar zijn. „Als er een
volk is dat zijn lesje geleerd heeft waar
het over rechts-extremisme gaat en dat
er de buik voorgoed van vol heeft, dan
zijn wij Duitsers het wel", zei de wijze
uitgeefster van Die Zeit, gravin Marion
Donhoff ooit.
Het zou alleen te wensen zijn dat de
Duitsers zelf wat meer vertrouwen had
den in hun democratie. Als er eens een
keer bij een grote demonstratie klappen
vallen, wordt er meteen geroepen dat
Weimar of erger nog, de nazi-tijd, weer
om de hoek loeren. Discussies 'tussen
partijen worden gevoerd met een dierlij
ke ernst, zonder een greintje humor. De
democratie is hier een bloedserieus be
drijf. Gelachen wordt er nauwelijks.
De bondsrepubliek werd in 1949 gesticht
en dat merk je nog steeds. Het blijft een
beetje wennen. Een echte politieke cul
tuur is er niet. Toen indertijd de Argen
tijnen de Engelse Falkland-Eilanden be
zetten, ontbrandde er in Londen een
even korte als welhaast nobele discussie
over de vraag wie de verantwoordelijk
heid moest dragen. Na een bliksemsnelle
schermutseling tussen minister van de
fensie John Nott en zijn collega van bui
tenlandse zaken Lord Carringtcm, stapte
laatstgenoemde op. Dat zou in Duits
land niet gebeurd zijn. Na een hard ge
vecht zouden beiden zijn blijven zitten.
Er moet hier heel wat gebeuren, wil een
bewindsman zich definitief uit zijn mi
nisterszetel verheffen.
De liberale minister van economische
zaken Otto Graf Lambsdorff bleef rustig
in functie, ook nadat hij in staat van be
schuldiging was gesteld in verband met
de Flick-anaire. De edelman vertrok pas
toen de rechtbank de acte van beschuldi
ging had geaccepteerd en de datum voor
de eerste zitting had bepaald. Triest ook
dat zo'n Worner, minister van Defensie,
nog steeds vrolijk lachend door Bonn
loopt. Hij ontsloeg de op een na hoogste
militair van het land op basis van pure
roddels en hij moest hem na een pijnlijk
schandaal weer rehabiliteren.
Formeel
Duitsers zijn een formeel volkje. Voor
elke scheet wordt opgebeld. Zelfs als de
beste vriendjes van de kinderen komen
spelen, zal de moeder even opbellen.
Ook al wonen de kinderen vlak in 'de
buurt. Als spelende kinderen om vijf uur
opgehaald zouden worden en hun moe
der bang is dat het kwart over vijf
wordt, dan belt ze. Het voordeel is wel
dat je ten alle tijde weet waar je aan toe
bent. De Duitse Gründlichkeit is zeker
niet uitsluitend een trek van het manne
lijke volksdeel.
Gedurende een aantal avonden zijn we
„uitgegeten" door goede Duitse vrienden
en collega's. Ik heb bij een van die gele
genheden de stoute schoenen aangetrok
ken en enkele Duitse vrienden gezegd
dat het hoog tijd wordt dat we elkaar
met „Du" aanspreken, voordat we af
scheid nemen. De vrouwen „Duzen" el
kaar al twee jaar, maar de mannen ver
keerden nog steeds op basis van „Sie".
Uit de telefoongids wist ik al dat de een
Reinhard heette en de ander Klaus.
Maar nu hoorde ik ook hoe oud ze wa
ren. Het bleek dat ik de jongste was. Een
klein foutje dus, want de oudste komt ei
genlijk het recht toe van „Sie" over te
gaan op „Du". Hij noemt dan zijn
naam, voornaam en geboortedatum.
Nou, Reinhard is dus 40 en Klaus 43.
Dat weten we dan ook weer voordat we
naar Rome vertrekken.
De vreemdste discussie die ik hier heb
meegemaakt is die over de katalysator-
-auto. Bijna nergens sterven zoveel men
sen in het wegverkeer als in de Bondsre
publiek, maar een beperking van de
snelheid is in dit land van snelheidsdui
vels taboe. Pas toen bleek dat de bossen
last hebben van de uitlaatgassen kwam
er een discussie op gang over een beper
king van de snelheid. Het is er niet van
gekomen, maar het heil van eiken en
beuken weegt kennelijk zwaarder dan
dat van kinderen, om het eens een beetje
cru uit te drukken.
Buurman
Waar vroeger zijn linkerarm zat, heeft
mijn buurman een klein stompje. Links
hoort hij ook niet. Gezien zijn leeftijd,
vooraan in de zestig, had ik al meteen
mijn vermoedens over de oorsprong van
zijn mankementen. Ik ben er zelf niet
over begonnen. Mijn ervaring is dal
voor deze generatie de oorlog zo'n ingrij
pende en alles bepalende gebeurtenis i<
geweest, dat de mensen het onderwerp
zelf aansnijden tegenover iedereen die ze
een beetje beter kennen. Zo ook in dii
geval. In het tweede wat langere gesprei
wees mijn buurman naar de stomp
„Opgelopen bij het Duitse offensief bi.
Kiev. Ik werd getroffen door een gra
naatscherf'.
Mijn buurman was soldaat bij de Wehr-
macht. Hij stamt uit Kaiserslautern
waar zijn ouders een bakkerij hadden
Zijn verhaal is ongelooflijk. „Ik werd bi.
Kiev ze-er zwaar gewond en in een laza
ret-trein richting Duitsland gezet. Df
trein stond op het perron, klaaH vooi
vertrek, toen een hoge Wehrmacht-art:
de gewonden ging inspecteren. Hij oor
deelde dat ik er zo slecht aan toe was da
transport geen zin meer had. Ik moes
plaatsmaken voor iemand die lichter ge
wond was en ik werd met baar en a
weer op het perron gezet. Dat was he
einde, besefte ik. Maar toen kwam er ie
mand het perron op>gelopen die ik ken
de, maar al zeker vijf jaar nit meer ge
zien had. Het was een arts uit Kaisers
lautern, die altijd bij ons thuis in dt
winkel kwam. Hij herkende mij ook er
hij kreeg gedaan dat ik toch weer in d<
trein kwam. Toen was de oorlog voo:
mij voorbij. Als deze arts er niet was ge
weest, had ik het nooit overleefd. II
dank God nog altijd voor dit toeval".
Duitsland, een land van daders, maa;
ook van slachtoffers.
GERARD KESSELf
Na een verblijf van drie
jaar in Bonn is onze
correspondent Gerard
Kessels de afgelopen
week naar Rome
verhuist. Daar wordt hij
de opvolger van Cees
Manders, die na een
vijfjarig verblijf in Italië
naar Nederland
terugkeert. In
onderstaand artikel blikt
Gerard Kessels - die in
Bonn wordt opgevolgd
door Rink Drost - terug
op zijn verblijf bij onze
oosterburen, die hij pas
enkele avonden vóór zijn
vertrek met „Du" durfde
aan te spreken.