Een stuwmeer van slechte consumenten Duitsland: land van daders, maar ook van slachtoffers V akbeweging Afscheid van Bonn CfiidócSouAatit De slijtage van machines wordt nauwlettend in de gaten gehouden. Er bestaan onderhoudsafdelingen voor. Geen rammeltje of men snelt toe. Maar een Willem met de waterpomptang voor het onderhoud van mensen? Oudere werknemers in de reparatie? Voor dezulken bestaat toch de wao en de vut? „Een achterhaalde gedachte", waarschuwt dr. W. Kerkhoff. „Er dient op korte termijn aandacht te komen voor de slijtage van de factor arbeid". rikanen te worden opgerekt. „Ik heb in dat verband belangwekkende ontwikke lingen gezien. Een uiterst intrigerend project aan een universiteit in Boston met name. Daar worden mensen van boven de vijfenvijftig opgeleid tot on derzoeker waarna het gemeentebestuur ze inhuurt op beleidsvoorbereidende posten. Nou, ik heb zelden zulke geest driftige studenten gezien. Wat wil je? Ze weten dat hun vooruitzichten gegaran deerd zijn. Dat is cruciaal. En dan heb je in Amerika de zogenaamde Operation Able. Dat zijn- uitermate doeltreffende trainingsprogramma's voor ouderen waaraan ook werkgevers meedoen. Want die zien bijvoorbeeld de klanten in hun winkels steeds ouder worden en wat vindt zo'n klantenkring prettiger dan ge holpen te worden door ouder personeel? Op die manier zijn de Amerikanen als het ware aan het oefenen met hun ver grijzende populatie. Werkelijk heel boei end om te zien". In Nederland schort het daar nogal aan, vindt Kerkhoff. „Logisch, want wij gin gen er van uit dat de'wao of de vut wel voor de nodige koopkracht zouden zor gen. En nu die onder druk zijn komen te staan, richten we al onze inspanningen om de economie weer in gang te krijgen, op de export. Maar wat we over het hoofd zien, dat is de vergrijzing van de binnenlandse markt. Toch hoor je een Albert Heijn, een Vroom en Dreesmann al mopperen. Een stuwmeer van slechte AMSTERDAM - „Laat ik het voorbeeld van de NOS noemen waar we onderzoek hebben gedaan. Al die vergrijsde, uitgebluste pro grammamakers. Dat geluid hoor je vaak en het lijkt ook wel zo. Maar als je er wat beter naar kijkt, zie je een heel ander beeld. Toen die pro grammamakers indertijd begon nen, was ook de televisie nog jong. Alles kon. Er werd geïmproviseerd. Het tintelde. Maar inmiddels is het daar een bureaucratische boel ge worden. Alles ligt vast. Overal zijn regeltjes voor. Die uitgebluste in druk is dus niet te wijten aan de leeftijd van de programmamakers - tenminste: dat hoeft niet. Hij kan evengoed te wijten zijn aan de ver starring bij het televisiebedrijf Vijftien jaar houdt dr. W. Kerkhoff zich al bezig met de positie van ouderen in het arbeidsproces. In Amerika met zijn groeiende aandacht voor dit onderzoek sterrein zou hij een stem kunnen opzet ten waarvan gezag uitging, maar hier is hij vooralsnog een roepende op het IJs- selmeer. Wat hij er roept? Dit. „Voor bedrijven is het een doodnormale zaak dat ze rekening hóuden met de slijtage van hun machines of installaties, zowel in technische als in economische zin. Goed onderhoud daarvan wordt dus be langrijk geacht. Heel anders ligt dat bij de Factor arbeid, in de meeste gevallen is het nog steeds zo dat een werknemer er gens wordt neergezet en zijn werk doet totdat het niet meer gaat. Vervolgens wikkelt men de problemen die dan rij zen af buiten de bedrijfsdeur, want een werknemer die versleten is, kan eenvou dig doorgeschoven worden naar de wao". De factor arbeid, kortom, geldt niet als een produktiemiddel dat een goed inves teringsbeleid verlangt. Kerkhoff: „Ons personeelsbeleid houdt zelden rekening met het feit dat mensen ouder worden en op latere leeftijd misschien andere vaardigheden hebben of kunnen ontwik kelen die binnen een bedrijf of een orga nisatie even goed bruikbaar zijn. Als daarop wel zou worden ingespeeld, zou den we een heleboel problemen in de sfeer van ziekte en afkeuring kunnen voorkomen. De huidige situatie is rond uit ongewenst. In de eerste plaats omdat oudere werknemers er onderdoor gaan. Maar evenzeer omdat dit gebrekkige on derhoud van de factor arbeid de maat schappij gigantische bedragen kost aan uitkeringen en medische voorzieningen. Daarom zijn we hier begonnen met een onderzoek dat misschien verbetering kan brengen. We zijn preventieve proe ven aan het voorbereiden die moeten aantonen dat het niet nodig is mensen tot afknappens toe hun werk te laten doen". Onzorgvuldig Hier, dat is het Instituut voor Sociale en Bedrijfspsychologie, een loot aan de boom van de Amsterdamse universiteit. Dr. Kerkhoff geeft er als directeur lei ding aan. En met dat roepen aan dove mansoren zal het binnenkort gedaan Dr. W. Kerkhoff: Met het overboord zetten van oudere werknemers gaat ervaring verloren. Wijsheid ook. Oudere werknemers kunnen tegenwicht bieden aan al te onbekookte dadendrang van jongeren. Zij zorgen, mits in hun waarde gelaten, voor stabiliteit in een onderneming". zijn, voorspelt hij. „Veel onbestemde vragen van nu zullen in de jaren negen tig hun vertaling gevonden hebben in het beleid van alledag". De eerste weten schappelijke aanzetten daartoe zijn trou wens al merkbaar. Niet minder dan vier promoties vonden er de afgelopen we ken in Necrlands academische wereld plaats die gingen over het thema: hoe kunnen we het aantal arbeidsongeschik ten terugdringen? Daarvan kwam vooral dr. H. Broekhuis uit Groningen dicht bij de denkwereld van Kerkhoff. Hoor maar. „Er wordt in Nederland zeer onzorgvul dig omgesprongen met de produktiefac- tor arbeid. De omstandigheden waaron der moet worden gewerkt, krijgen nau welijks aandacht. Ze worden ook niet aangepast aan de voorwaarden die nodig zijn om mensen goed en gezond hun werk te kunnen laten verrichten. Men denkt er domweg niet over na. Dat is misschien wel de belangrijkste reden waarom we nu met zevenhonderddui zend arbeidsongeschikten zitten". Gerontologie is in onze vergrijzende sa menleving een ingeburgerd begrip. Bouwstenen voor een bejaardenbeleid moeten er aangedragen worden. Maar al tijd heeft men dan het welzijn van de oudere mens op het oog, zijn huisves ting, zijn verzorging. Welke voorzienin gen dienen er te komen? De gerontologie waarmee Kerkhoff zich bezighoudt, is een andere. Noem het de industriële ge rontologie. Hoe valt de slijtage van de factor arbeid te bestrijden? Welk onder houd is geboden voor de in leeftijd klim mende werknemer? Op welke manier is een situatie te bereiken waarin bedrijven en organisaties evenveel rekening hou den met de adviezen van sociale deskun digen als met die van economen en tech nologen? Want die kant moet het op, vindt Kerkhoff. „Dat is gewoon onont koombaar. De schoen begint al te wrin gen en hij zal steeds meer gaan knellen". Wat wringt en knelt er precies? De mer kwaardigheid doet zich voor dat dr. Kerkhoff, deze vraag beantwoordend, meer klinkt als een koele econoom dan als een warmhartig psycholoog. „Het hebben van een onderhoudsapparaat voor de factor arbeid", doceert hij, „is niet noodzakelijkerwijs de taak van een onderneming of organisatie. Arbeid kun je beschouwen als een van onze natuur lijke hulpbronnen, net als energie. De factor arbeid is, in tegenstelling tot ma chines, gebouwen of transportmiddelen, geen eigendom van een werkgever. De zorg ervoor hoeft hem dus niet direct aan te gaan. Zeker niet in een land als het onze, met de beste sociale voorzie ningen ter wereld". Prikkel „Door dat systeem ontbreekt de prikkel om te investeren in onderhoud van de factor arbeid. Waarom zou je een goede onderhoudsafdeling op poten zetten als iemand anders de gevolgen van slijtage wel voor zijn rekening neemt en houdt? Nederland heeft sinds 1970 redelijk ruim in zijn arbeidsmarkt gezeten. Dat gegeven, gevoegd bij onze voortreffelijke sociale voorzieningen, maakte het de werkgevers gemakkelijk om hun perso neel te verversen door ouderen af te sto ten en te vervangen door jongeren of door automaten. Van die mogelijkheid is uitbundig gebruik gemaakt. Het vraag stuk van de slijtage kwam niet eens aan de orde. En dat begint zichzelf nu af te straffen. We raken in een neerwaartse spiraal". Er is, betoogt Kerkhoff, een cyclus in gang gezet die niet helemaal strookt met de opbouw van de bevolking. „We heb ben het effectieve arbeidsleven van onze werknemers, met name ook door de mo gelijkheid van de vut, wat in elkaar ge drukt. Dat zou niet erg zijn wanneer we te maken hadden met een zich verjon gende bevolking. Maar het plaatje is eer der omgekeerd. Een steeds kleiner wor dende groep premiebetalers moet een al maar groeiende groep gepensioneerden zien te onderhouden. Ik denk dat de Amerikanen dat aanmerkelijk beter in de gaten hebben dan wij. Ik heb me er onlangs, toen ik daar een congres voor gerontologen bijwoonde, over kunnen verbazen hoe zij het vraagstuk aanpak ken. We zijn nu eenmaal op weg naar een samenleving met meer ouderen, zeg gen ze zakelijk. Niks vervroegde uittre ding dus. Integendeel: het arbeidzaam le ven moet worden opgerekt. Sommige staten hebben de pensioengerechtigde leeftijd tot zeventig jaar verhoogd. In andere staten is de leeftijdsgrens hele maal afgeschaft; daar kun je blijven wer ken tot je tachtigste, als je dat wilt. En ze hebben dat gedaan om strikt economi sche redenen, niet dus om al die bejaar den iets omhanden te geven. Amerika kent een gigantisch grote thuismarkt. Daar moet de economie het van hebben, niet van de export. Welnu: ze hebben ontdekt dat ze met al die inkomensaf hankelijke ouderen in wezen een stuw meer van slechte consumenten aan het scheppen waren". Koopkracht Die ouderen moeten hun koopkracht houden, want anders zakt de economie in elkaar. Dat is de boodschap en daar- on) dient het arbeidsleven van de Ame ZATERDAG 10 MEI 1986 consumenten, dat krijgen we ook hier. De groeiende groep ouderen zal straks onherroepelijk minder te besteden heb ben en onze economie zal die klap voe len. Want de natuurlijke tegenhanger van het bedrijfsleven is de markt. Daar kun je niet straffeloos in wroeten. Ik acht het dus verre van uitgesloten dat ook Nederland de pensioengerechtigde leeftijd zal moeten aanpassen en het ar beidzame leven zal gaan verlengen in plaats van verkorten, zoals nu met de vut gebeurt. En dat zal een heel ander personeelsbeleid vergen. Dan, zal het im mers gaan om de vraag: hoe zorg ik voor een dusdanige werksituatie dat de men sen op een prettige manier zo lang mo gelijk blijven doorwerken?". Een personeelsbeleid dat is aangepast aan de dynamiek van de leeftijd, zo luidt volgens drs. Kerkhoff de eis van de toekomst. Weg met de verstarring en de bureaucratisering in de trant van wat hij aantrof bij de NOS met zijn uitgewoon de programmamakers. „Ik ben er bij voorbeeld onverbiddelijk van overtuigd dat de vakbeweging zich met dit vraag stuk moet gaan bemoeien. In het verle den heeft ze er niet veel oog voor gehad cn daar vallen zeer geldige excuses voor te verzinnen. Maar nu zal dal dienen te veranderen, want binnen tien jaar is het afgelopen met de vut - die zal te duur geworden zijn - en hoe doe je het dan? Je zult de oudere werknemers toch op een of andere manier aan de praat moe ten zien te houden. We zitten nu vijftien jaar in een crisis. De eerste tien jaar heb ben we de gevolgen kunnen opvangen dank zij de sociale voorzieningen, maar nu begint het toe te slaan. Dus moeten we ermee ophouden de oudere werkne mer als een sullig onderwerp te beschou wen. Integendeel: wal wc hebben aan creatief talent dient aan het nadenken te worden gezet over het menselijk arbcids-j vermogen als produktiemiddel. Daar is! grote behoefte aan". Vijftig jaar geleden maakte Charley Cha plin zijn bijtende film „Modern Times" over de onmondige schlemiel die tussen de raderen van een ontmenselijkt pro- duktie-apparaat vermalen wordt. „Toen al", zegt Kerkhoff. „wist men dat werk dom houdt en afstompt. Dat geldt nog steeds. Het wordt tijd dat we de arbeid' eens anders aan inrichten. En wel zoda nig dat onze arbeidsorganisaties redelijk leeflijdsvriendelijk worden. Een zodani ge inrichting van het werk dal dc men sen er iets van opsteken cn meekrijgen. Dat ze zich kunnen ontwikkelen in rich tingen die parallel lopen met het klim men der jaren. Het is toch verschrikke lijk aTs je een werknemer hoort zuchten: „Moet ik echt nog twintig jaar doen wat ik doe; als ik er vandaag uil kon stap pen, deed ik het!". Dat lijkt me trouwens nogal schadelijk voor de betrokken on derneming ook. En nog iets. Arbeidsor ganisaties die dc neiging hebben hun ou dere werknemers er maar uit te gooien, plegen deze mensen louter te beoordelen op hun vaardigheden en vermogens. Het criterium is: kunnen ze hun functie nog wel aan? Vergeten wordt dat er met hen nog iets anders overboord wordt gezet. De cultuur van de organisatie. De erva ring. Een zekere wijsheid. Want de eeu wige dynamiek in een onderneming van jongeren die ook wat willen, is lang niet altijd een pluspunt. Er kunnen zelfs lelij ke brokken door gemaakt worden. Toe gegeven: oudere werknemers vertegen woordigen een portie behoudendheid. Maar de positieve kant daarvan is dat ze tegenwicht bieden aan al te onbekookte dadendrang. Oudere werknemers zorgen, mits in hun waarde gelaten, voor stabili teit". PIET VAN DIEMEN BONN - Het is een ei dat ik al een paar maanden met me meedraag. Schrijf ik een afscheidsverhaal of niet? Meestal overweegt de tegen zin. Als ik in de ruim drie jaar dat ik hier in Bonn was niet een rede lijk beeld heb kunnen schetsen van Duitsland en de Duitsers, waarom zou het me dan in een laatste stuk je wel lukken? Het is ook zo pre tentieus. Het woord afscheidsver- haal alleen al. Het suggereert een genadeloze diepteboring in de volksaard, die de Duitser ook zijn laatste geheimen ontrukt. Ik ben een beetje voorzichtig geworden. Een Nederlandse collega hier in Bonn van een befaamde landelijke krant schreef twee jaar geleden een pagina groot afscheidsverhaal. De kop: „Duits land is een normaal land geworden". De strekking: het Duitsland van de jaren tachtig verschilt niet veel van andere landen, de jeugd is hetzelfde als elders, Duitse ouders maken zich druk over de zelfde dingen als de Nederlandse, Engel se en Franse. Een goed stuk. Onlangs deed zijn opvolger de lezer eveneens op een complete pagina kond van zijn opvatting dat Duitsland nog steeds zeer sterk beheerst wordt door de traumatische ervaringen van de Hitler- tijd. „Een land met een verleden", waar schuwde de kop. En op een grote teke ning was een man te zien met zijn kop in het zand. Ook geen slecht stuk, al was ik het meer eens met het eerste. Maar goed, ik wil alleen maar zeggen dat cor respondenten voor bijna elke opvatting voldoende materiaal kunnen vinden om die te staven. Niet alleen in Duitsland. Zodoende schrijven correspondenten vaak net zozeer over zichzelf als over het land, waarover ze geacht worden te berichten. Onfatsoenlijk Duitsland is in Nederland niet populair en zal het ook wel nooit worden. Het land begon een vreselijke oorlog, herstel de zich daarna onfatsoenlijk snel en waagde het om geheel tegen de veldver- houding in Nederland te verslaan in de finale van het wereldkampioenschap voetballen in 1974. Van een correspondent in Bonn wordt verwacht dat hij zijn werk doet en ver der zoveel mogelijk lijdt. Laat hij weten het goed naar zijn zin te hebben, dan is dat toch een beetje verdacht. Dan wordt er al snel gemompeld „dat hij er mis schien toch al wat te lang zit". In Nederland heerst nog sterk het Van Minnen-syndroom. In de jaren zestig en zeventig keek de Bonner correspondent Van Minnen elke avond voor hij ging slapen onder zijn bed om te zien of er niet een nazi lag. Schietend vanuit de heup hield Van Minnen als enige de vlag van de vrijheid hoog tegen een aanstor mende coalitie van christen-democraten en ex-SS-ers. Van Minnen zou het hier vandaag de dag maar een slappe boel vinden. Ex treem-rechts heeft in Duitsland geen schijn van kans. De tien procent van Le Pen in Frankrijk, zouden in Duitsland anno 1986 ondenkbaar zijn. „Als er een volk is dat zijn lesje geleerd heeft waar het over rechts-extremisme gaat en dat er de buik voorgoed van vol heeft, dan zijn wij Duitsers het wel", zei de wijze uitgeefster van Die Zeit, gravin Marion Donhoff ooit. Het zou alleen te wensen zijn dat de Duitsers zelf wat meer vertrouwen had den in hun democratie. Als er eens een keer bij een grote demonstratie klappen vallen, wordt er meteen geroepen dat Weimar of erger nog, de nazi-tijd, weer om de hoek loeren. Discussies 'tussen partijen worden gevoerd met een dierlij ke ernst, zonder een greintje humor. De democratie is hier een bloedserieus be drijf. Gelachen wordt er nauwelijks. De bondsrepubliek werd in 1949 gesticht en dat merk je nog steeds. Het blijft een beetje wennen. Een echte politieke cul tuur is er niet. Toen indertijd de Argen tijnen de Engelse Falkland-Eilanden be zetten, ontbrandde er in Londen een even korte als welhaast nobele discussie over de vraag wie de verantwoordelijk heid moest dragen. Na een bliksemsnelle schermutseling tussen minister van de fensie John Nott en zijn collega van bui tenlandse zaken Lord Carringtcm, stapte laatstgenoemde op. Dat zou in Duits land niet gebeurd zijn. Na een hard ge vecht zouden beiden zijn blijven zitten. Er moet hier heel wat gebeuren, wil een bewindsman zich definitief uit zijn mi nisterszetel verheffen. De liberale minister van economische zaken Otto Graf Lambsdorff bleef rustig in functie, ook nadat hij in staat van be schuldiging was gesteld in verband met de Flick-anaire. De edelman vertrok pas toen de rechtbank de acte van beschuldi ging had geaccepteerd en de datum voor de eerste zitting had bepaald. Triest ook dat zo'n Worner, minister van Defensie, nog steeds vrolijk lachend door Bonn loopt. Hij ontsloeg de op een na hoogste militair van het land op basis van pure roddels en hij moest hem na een pijnlijk schandaal weer rehabiliteren. Formeel Duitsers zijn een formeel volkje. Voor elke scheet wordt opgebeld. Zelfs als de beste vriendjes van de kinderen komen spelen, zal de moeder even opbellen. Ook al wonen de kinderen vlak in 'de buurt. Als spelende kinderen om vijf uur opgehaald zouden worden en hun moe der bang is dat het kwart over vijf wordt, dan belt ze. Het voordeel is wel dat je ten alle tijde weet waar je aan toe bent. De Duitse Gründlichkeit is zeker niet uitsluitend een trek van het manne lijke volksdeel. Gedurende een aantal avonden zijn we „uitgegeten" door goede Duitse vrienden en collega's. Ik heb bij een van die gele genheden de stoute schoenen aangetrok ken en enkele Duitse vrienden gezegd dat het hoog tijd wordt dat we elkaar met „Du" aanspreken, voordat we af scheid nemen. De vrouwen „Duzen" el kaar al twee jaar, maar de mannen ver keerden nog steeds op basis van „Sie". Uit de telefoongids wist ik al dat de een Reinhard heette en de ander Klaus. Maar nu hoorde ik ook hoe oud ze wa ren. Het bleek dat ik de jongste was. Een klein foutje dus, want de oudste komt ei genlijk het recht toe van „Sie" over te gaan op „Du". Hij noemt dan zijn naam, voornaam en geboortedatum. Nou, Reinhard is dus 40 en Klaus 43. Dat weten we dan ook weer voordat we naar Rome vertrekken. De vreemdste discussie die ik hier heb meegemaakt is die over de katalysator- -auto. Bijna nergens sterven zoveel men sen in het wegverkeer als in de Bondsre publiek, maar een beperking van de snelheid is in dit land van snelheidsdui vels taboe. Pas toen bleek dat de bossen last hebben van de uitlaatgassen kwam er een discussie op gang over een beper king van de snelheid. Het is er niet van gekomen, maar het heil van eiken en beuken weegt kennelijk zwaarder dan dat van kinderen, om het eens een beetje cru uit te drukken. Buurman Waar vroeger zijn linkerarm zat, heeft mijn buurman een klein stompje. Links hoort hij ook niet. Gezien zijn leeftijd, vooraan in de zestig, had ik al meteen mijn vermoedens over de oorsprong van zijn mankementen. Ik ben er zelf niet over begonnen. Mijn ervaring is dal voor deze generatie de oorlog zo'n ingrij pende en alles bepalende gebeurtenis i< geweest, dat de mensen het onderwerp zelf aansnijden tegenover iedereen die ze een beetje beter kennen. Zo ook in dii geval. In het tweede wat langere gesprei wees mijn buurman naar de stomp „Opgelopen bij het Duitse offensief bi. Kiev. Ik werd getroffen door een gra naatscherf'. Mijn buurman was soldaat bij de Wehr- macht. Hij stamt uit Kaiserslautern waar zijn ouders een bakkerij hadden Zijn verhaal is ongelooflijk. „Ik werd bi. Kiev ze-er zwaar gewond en in een laza ret-trein richting Duitsland gezet. Df trein stond op het perron, klaaH vooi vertrek, toen een hoge Wehrmacht-art: de gewonden ging inspecteren. Hij oor deelde dat ik er zo slecht aan toe was da transport geen zin meer had. Ik moes plaatsmaken voor iemand die lichter ge wond was en ik werd met baar en a weer op het perron gezet. Dat was he einde, besefte ik. Maar toen kwam er ie mand het perron op>gelopen die ik ken de, maar al zeker vijf jaar nit meer ge zien had. Het was een arts uit Kaisers lautern, die altijd bij ons thuis in dt winkel kwam. Hij herkende mij ook er hij kreeg gedaan dat ik toch weer in d< trein kwam. Toen was de oorlog voo: mij voorbij. Als deze arts er niet was ge weest, had ik het nooit overleefd. II dank God nog altijd voor dit toeval". Duitsland, een land van daders, maa; ook van slachtoffers. GERARD KESSELf Na een verblijf van drie jaar in Bonn is onze correspondent Gerard Kessels de afgelopen week naar Rome verhuist. Daar wordt hij de opvolger van Cees Manders, die na een vijfjarig verblijf in Italië naar Nederland terugkeert. In onderstaand artikel blikt Gerard Kessels - die in Bonn wordt opgevolgd door Rink Drost - terug op zijn verblijf bij onze oosterburen, die hij pas enkele avonden vóór zijn vertrek met „Du" durfde aan te spreken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 24