Verpleging op maat Waar komt het vaatwerk vandaan? Macht Joker Maatwerk Ouderen Geborgenheid ■CeidócSouxant. Prof. Van den Berg: Het gaat mij om de macht zonder gezicht: de bureaucratie, de verkokering in de gezond heidszorg. Al die koninkrijkjes, de over- democratise- ring. Machts processen waaronder de patiënt lijdt". MAASTRICHT - „Hoe volgens mij de opdracht van hedendaagse verpleegsters en verplegers moet luiden? Die luidt: ondersteun zo goed mogelijk de zelfzorg van uw patiënt". Mevrouw dr. A. H. M. van den Berg-Braam, de eerste hoogleraar in de verplegingsweten schap uit de academische historie van Nederland, heeft haar intreere de aan de Maastrichtse universiteit nog iet gehouden - dat komt dit najaar - maar bij voorbaat weet ze dat deze of een soortgelijke zinsne de door haar zal worden uitgespro ken. Want wat houdt dat eigenlijk in, verplegen? „Ik ken er een hele reeks definities voor. Deze bijvoor beeld: „Verplegen is de mens in een dermate conditie brengen dat de natuur op hem in kan werken". Die is van Florence Nightingale, de beroemde hervormster van het zie kenhuiswezen uit de tweede helft van de vorige eeuw. Een heel be grijpelijke definitie als je weet dat Florence Nightingale tijdens de Krim-oorlog moest werken in to taal verpauperde lazaretten, tochtig en vochtig, met nauwelijks enige toegang voor licht of lucht. Hoe zouden de gewonde soldaten in zulke ellendige omstandigheden een redelijke kans kunnen maken op genezing?". De jonge professor - jong in overdrach telijke zin; haar Klompé-kapsel zegt iets over haar biologische leeftijd - heeft ontdekt dat al die verschillende defini ties van wat verplegen zou dienen te zijn, herleid kunnen worden tot maat schappelijke omstandigheden. „Ik heb ontdekt dat ze inspelen op bepaalde ge breken in de maatschappij of in de ge neeskundige zorg. Zo hebben we juist een tijd achter de rug waarin de patiënt sterk overheerst werd door de beoefena ren van de medische beroepen. Hij was een voorwerp voor medisch handelen. Als reactie daarop zie je nu een stroming die de nadruk legt op het zo goed moge lijk ondersteunen van de zelfzorg van de patiënt. Tot die stroming reken ik me zelf ook. Want wat vormt op het ogen blik een van de markantste problemen? De vervreemding van de mens. Zijn machteloosheid wanneer hij eenmaal in de medische machine terecht is geko men. Waar ik dus door geboeid ben, dat zijn de machtsprocessen in de gezond heidszorg. De vraag hoe de patiënt daar onder lijdt. Want hij lijdt eronder". In één adem brengt prof. Van den Berg- Braam een beperking aan. „Het zal be vreemding wekken, maar mijn belang stelling gaat niet uit naar de persoonlijke macht van een specialist of een hoofd zuster. Waar het mij om gaat, dat is de macht zonder gezicht. De bureaucratie. De verkokering in de gezondheidszorg. Al die koninkrijkjes. De overdemocrati- sering. Wat betekenen die voor de ge zondheidszorg? En voor de patiënt na tuurlijk. De afstandelijkheid van de pro fessie, niet van de persoon, hoe beïn vloedt die in negatieve zin de mondig heid van de patiënten? Maar het laatste wat ik wil, is de zaak op de spits drijven, hoor. Er wordt in de gezondheidszorg al genoeg gepolariseerd. Wat ik erg graag tijdens mijn ambtsperiode hier in Maas tricht zou doen, is het vraagstuk benade ren vanuit beide gezichtshoeken: die van de medische professie, maar ook die van de patiënt". Prof. Van den Berg-Braam is in 1978 ge promoveerd op een onderzoek naar de vaak funeste rol-onduidelijkheid van hoofdverpleegkundigen in ziekenhuizen die als kop van jut dienen tussen de zie kenhuisadministratie, de medische staf en de verpleegkunde. „Wat ik bij dat on derzoek heel vaak ben tegengekomen, is gebrek aan zelfrespect bij het verplegend personeel. Aan gevoel van eigenwaarde. Ik acht dat een ernstig verschijnsel, wanf mijn centrale uitgangspunt is: een van de wezenlijkste voorwaarden voor een goede patiëntenzorg is een positief zelf beeld van de verzorgers. Dat geldt trou wens overal, hoor. Een positief zelfbeeld vormt een van de meest centrale waar den in het leven. Welnu: als je ontdekt dat er op grote schaal gebrek heerst aan gezonde eigendunk, dan is er iets mis. En dat vind ik niet alleen erg voor de verpleegkundigen zelf, maar ik vind het ook een bedreiging van de patiënten zorg". Hoe verklaart de nieuwe hoogleraar dit gebrek aan zelfrespect? „Allereerst kun je denken aan de overbelasting. Je bent nooit eens op tijd klaar. Je moet werk uit handen geven. Je komt niet toe aan dingen waarvan je vindt dat je ze eigen lijk zou moeten doen. Dan krijg je het sloofjestype dat je ook wel onder huis vrouwen tegenkomt. Maar een andere factor van belang is toch die rol-ondui- delijkheid. Ik heb het aan den lijve on dervonden. Toen ik zelf verpleegkundige was, ben ik ook steeds als een soort jo ker ingezet. Niet dat ik mezelf voor jo ker voelde staan, hoor. Zo bedoel ik het niet. Ik bedoel dat je een soort duizend poot moest zijn. Óveral inzetbaar, net als de joker in het kaartspel. De fysiothe rapeut een dagje vrij? O, dan neemt zus ter het wel over. En de artsen delegeren net zo". Aldus krijgen verpleegkundigen taken toegeschoven waarvoor ze niet eens zijn opgeleid. Al te dramatisch doet prof. Van den Berg-Braam daar echter niet over. „Het heeft de aandacht, hoor. Bo vendien wordt er aan de onderkant van het vak wat afgeknabbeld door de zie kenverzorgers. Dan mag er aan de bo venkant van de verpleegkunde best wat bij. Mits het in de opleiding wordt mee genomen, ja. En dan denk ik niet in de eerste plaats aan medisch-technische za ken. Daarmee is het wel in orde. We moeten niet op de medische toer gaan. Er zitten nog zoveel meer kanten aan de mens dan alleen de medisch-biologische. Worden die verwaarloosd, dan laat je de patiënt ook in de kou staan. Een voor beeld. Iemand heeft een ongeluk gehad en komt aan de beademingsapparatuur te liggen. Het betekent dat hij niet met zijn omgeving kan communiceren, want hij kan niet praten. Leer verpleegkundi gen dus hoe het mogelijk is om non-ver- baal met een patiënt in contact te tre den. Een ander voorbeeld. Brandwon den. Zulke patiënten hebben toch al een hel doorgemaakt en dan komen ze in het ziekenhuis nog in een volstrekt geïso leerde kamer terecht ook, want vanwege de enorme kans op infecties moeten ze legen de buitenwereld beschermd wor den. Die patiënten liggen vaak te schreeuwen van angst. Leer verpleegkun digen dus hoe ze de angst van dergelijke mensen moeten aanpakken". Het begrip verpleegkundig proces valt. Gemakshalve te vertalen met: verpleging op maat. Prof. Van den Berg-Braam blijkt er danig warm voor te lopen. „Wanneer ik pleit voor de opleiding van jiooggekwalificeerde verpleegkundigen, staat mij dus niet het medisch model voor ogen, maar dit soort aspecten. Het is op het ogenblik in Nederland aan het doorbreken. Tot voor kort kwamen de mensen op een medische indicatie het ziekenhuis binnen en daar werden ze al lemaal over dezelfde kam geschoren. Fa brieksmatig. Maar hoe langer hoe meer zie je een andere benadering. Verpleging op maat. Toegespitst op deze man, deze vrouw. Je ziet de ziekenhuizen bijvoor beeld bezig gaan met de zogenaamde verpleegkundige anamnese, zeg maar: het in kaart brengen'van de patiënt. Stel: er meldt zich een vrouw met borstkan ker. De verpleegkundige nieuwe stijl zal inzicht proberen te verwerven in de vraag hoe ze tegenover de aanstaande operatie staat. Waar ze bang voor is. Wat haar houding is ten opzichte van een prothese. Of haar man een prothese zal accepteren. Zo wordt, toegespitst op deze vrouw, informatie verzameld aan de hand waarvan een plan voor haar verzorging kan worden opgesteld". Hoe valt deze aandacht voor de indivi duele patiënt te rijmen met de alom heersende bezuinigingskoorts? Want aandacht kost tijd en tijd is meer dan ooit geld. De nieuwe hoogleraar blijkt dat even anders te zien. „Het kan juist tijd sparen. Vroeger moest een patiënt vijf keer om een zuster roepen. Nu zal men er al via die anamnese achter geko men zijn dat iemand altijd gewend is met dne kussens te slapen of allergisch is voor bepaalde medicijnen. Het hangt ook samen met de enorme verkorting van de verpleegduur die de laatste jaren is ingetreden. Daardoor hebben we een veel snellere doorstroming van patiënten gekregen. Je kunt het tegenwoordig niet meer aan het goede gesterat». overlaten of een zuster iets al dan niet opmerkt. In een modern ziekenhuis moet de ver pleegkundige de patiënt rationeel bena deren. Heel direct. Hoe kan ik helpen? Het is een eis van de tijd. Maar het bete kent niet dat de patiënt nu een kille be nadering wacht. Een rationele benade ring is niet het tegendeel van een emo tionele. Ze liggen in eikaars verlengde". Hoe gedreven ze er ook over praat, toch zal Nederlands eerste hoogleraar in de verplegingswetenschap zich nauwelijks op het hierboven geschetste terrein be wegen. „Nee. Ik vrees dat de verpleging toch al zoveel van me verwacht en ik ben geen schaap met vijf poten. Ik wil geen versnippering in mijn werk. Maas tricht heeft, heel prettig, als uitgangspunt genomen: zegt u maar wat u het liefst zou doen, en toen heb ik gekozen voor het werkgebied van de oudere patiënt, zeg: boven de vijfenvijftig jaar. Want niet alleen staat Nederland een grote vergrijzing te wachten, maar het wordt nog een dubbele vergrijzing ook. De groep hoogbejaarden breidt zich sterk uit. Een kwetsbare groep. Het haastje- repje, huphup, van de ziekenhuizen, dat is niet hun wereld. Een deskundige op het gebied van de bejaardenzorg heeft eens gezegd: de ouderdom is een voort durend gevecht om je favoriete levens stijl te kunnen handhaven. Triest vind ik dat. Om te kunnen leven zoals ze wil len, moeten ouderen vechten tegen de hulp, hoe goed ook bedoeld, die ze van alle kanten opgedrongen krijgen". Daarom gaat prof. Van den Berg-Braam een onderzoeksproject opzetten waarbij ouderen zelf aan het woord gelaten wor den over hun noden en behoeften. Ze volgt al doende de trend die de Wereld gezondheidsorganisatie sinds 1978 heeft aangegeven. In haar eigen woorden: „Sleur de problemen niet naar instituten waar ze toch niet aangepakt worden, maar pak de problemen aan waar ze ont staan. Nederland heeft schitterende voorzieningen hoor. Laatst hadden we in Groningen een congres van artsen en verpleegkundigen uit de hele wereld en die vielen van de ene verbazing in de andere. Een Russische dokter dacht zelfs dat het allemaal propaganda was. Maar wat me benauwt, is dat al die schitteren de voorzieningen geconcentreerd zijn in tehuizen en inrichtingen, niet in het ei gen milieu van de ouderen waar ze ei genlijk thuis zouden horen. Ach, al die ouderen die worden opgenomen. Zo vaak zie je dat ze dan niet meer door hun familie worden geaccepteerd. Daar krijgen hoofdverpleegkundigen ver schrikkelijk veel mee te maken. Het is een lijdensweg. We moeten dat voorko- Hoe? Prof. Van den Berg-Braam geeft weer een voorbeeld. „Ouderen vereenza men. Raken geïsoleerd. Maar als je naar de oorzaak gaat kijken, kom je vaak uit bij het simpele gegeven dat er te weinig vervoer is van en naar hun buurt. Ge woon een kwestie van gemeentepolitiek dus. Zorg dat je daar een vinger in de pap krijgt. En zorg dat je bij de bouw commissie een voet tussen de deur hebt. Probeer te bereiken dat er tussen de ge wone bebouwing door ook woningen voor ouderen komen te staan. Waarom zijn er trouwens in de wijken wel consul tatiebureaus voor zuigelingen en niet voor bejaarden? Waarom moeten die be jaarden in hun uppie zitten totdat het te laat is? Daarop ga ik mijn onderzoek vooral richten. Op de sociale netwerken. Hoe functioneren ze? Waarom knappen ze af? En aan een project voor terminale begeleidingen thuis doe ik mee. Ster vensbegeleiding. Hulp aan stervenden heeft mijn speciale interesse. Onderzoek wijst uit dat mensen die thuis kunnen sterven, lang niet zo bang zijn voor de dood. In ziekenhuizen hangt toch een bepaalde sfeer waardoor patiënten zich niet geborgen voelen. Wie thuis mag sterven, heeft een grote voorsprong bij het verwerken van de stervensproblema- tiek. Echt waar, een geborgen mens kan veel meer aan". PIET SNOEREN De geschiedenis in huis (12) Enig idee hoe de mensen etenswaren koel hielden vóórdat elk huis z'n koelkast had? Was het bekend dat de rolveger nooit was uitgevonden als een handelaar in porselein niet toevallig allergisch voor stof zou zijn geweest? In de serie over het huishouden en huishoudelijke zaken is het vandaag de beurt aan het vaatwerk. In sommige gezinnen is de afwas een ge zellige gelegenheid om de tafelconversa tie nog wat voort te zetten onder het wassen en drogen van het vaatwerk. Maar in de meeste gezinnen is het schu ren van aangekoekte pannen een huis houdelijke last die steeds opnieuw moet worden volbracht. Is dat eigenlijk altijd zo geweest? Vandaag krijgt u het ant woord: neen, de vaat is niet altijd zo'n enorm karwei geweest. Wanneer we de eetgewoonten van de middeleeuwen bestuderen, dan zien we aan de ene kant dat de mensen toen ont zettend veel aten. Maar ze aten lang zo vaak niet als nu. Dat scheelde in elk ge val al in de afwas. Tenzij men een feest maal aanrichtte, bestond een maaltijd uit soep, pap en bier of karnemelk. De soeppan werd nooit gereinigd. Daarvoor was hij te groot. Het was een zware ketel die boven het vuur hing. Van tijd tot tijd werden alleen nieuwe groenten en vers water toegevoegd aan wat er nog in zat. De aardappel ontbrak tot de acht tiende eeuw op de gewone tafel en het eten van rauwkost gold als ongezond. Het bestek bestond dus alleen uit een le pel voor de soep en de pap. Vlees werd - vanzelfsprekend - met de handen ge geten. De botten konden op de stenen' vloer worden gegooid. Er liepen altijd wel wat honden rond die keurig alle res tjes opruimden. Borden waren feitelijk overbodig. Een houten tafelblad met ronde uithollingen voldeed net zo goed. Na het eten werd zo'n tafelblad schoon geveegd en tegen de muur gehangen (in het Duits kent men nog steeds de uit drukking die Tafel/den Tisch aufheben). Alleen bij een bijzondere maaltijd wer den borden, gemaakt van rogge, geser veerd. Tijdens een feestmaal, eind vijf tiende eeuw, van Karei de Stoute kregen de gasten elk een stapeltje van vijf rogge- borden. Natuurlijk kon men het bord opeten, maar meestal werden de vuile borden aan het vee gevoerd of werden ze op de stoep gezet voor de armen In de zeventiende en achttiende eeuw raakten de tafels langzaam maar zeker vertrouwd met porselein en bestek. Al thans bij welgestelde families. En aan vankelijk was het nog gebruikelijk dat iedereen altijd zijn eigen bestek had, op gehangen in een etui aan zijn riem. Vooral de Franse keuken heeft er voor gezorgd dat de tafels volgeladen werden met allerlei soorten bestek, borden, gla zen en sierpotten. In de keuken stapelde het vaatwerk zich op. Zolang daar dienstboden alles keurig wegwerkten, was er geen probleem. Maar het perso neel werd duurder. En de steeds hogere stapels vaatwerk een democratisch goed. Een Amerikaanse huisvrouw, mrs. Cock- ran, vond eind vorige eeuw een afwasap- paraat uit: een houten tobbe waarin het vaatwerk moest worden geplaatst. Een paar emmers warm water erbij en dan draaien aan een sÜnger. Het water werd rondgestuwd door zuigers. Wat la ter werd dit slingeren door een machine gedaan, waardoor een vaatwasautomaat ontstond. De eettafel werd in vroeger dagen na een diner afgeruimd door het personeel dat o k de afwas deed. Door het duurder worden van dat personeel werd de afwas democratisch Na de Tweede Wereldoorlog werden dergelijke machines ook in ons land ge ïntroduceerd. Mede door de kosten - de vaatwasautomaat gebruikt bijvoorbeeld al gauw vijfendertig en soms zelfs vijfen zestig liter water - is de afwasmachine nooit een groot succes geworden. Met deze machine kan een jnens nog steeds concurreren! En dus staan we elke dag weer, fluitend of morrend, met borsteltje en droogdoek gereed. MAURITS VAN ROOIJENj: Nederland heeft zijn eerste hoogleraar in de verplegingswetenschap. Prof. a. van den Berg-Braam, zojuist benoemd. „We kennen schitterende voorzieningen", zegt ze. „Een Russische arts die hier een congres bijwoonde, dacht zelfs dat het allemaal propaganda was". Toch heeft ze, genesteld in haar leerstoel, een lange boodschappenlijst op schoot. De ziekenhuizen moeten van dat fabrieksmatige af. De verpleging dient maatwerk te worden. En houd vooral oudere patiënten zoveel mogelijk uit ziekenhuizen of inrichtingen weg. Probeer ze thuis te laten sterven. Immers: „Een geborgen mens kan veel meer aan". ZATERDAG 12 APRIL 1986 Een van de problemen van verpleegkundigen is dat zij worden gezien als de joker in het kaartspel: overal inzetbaar. „De fysiotherapeut een dagje vrij? Oh dan neemt zuster het wel over". En dat maakt het onduidelijk waar precies de taken beginnen en ophouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 24