finali Op zoek naar de grenzen van de hebzucht Economisch-psycholoog Theo Poiesz: CeidócGoutont ZATERDAG 12 APRIL 1986 Kinderen durven bijna niet meer zonder Nike-schoenen naar school. In diverse bedrijfskantines wordt over weinig anders gepraat dan de nieuwe compact disc, videorecorder of homecomputer. In televisieshows kijken mensen teleurgesteld als er geen caravan achter de gewonnen auto zit. Intussen verschijnen aan de horizon alweer nieuwe biologerende produkten: huisrobots, 8- millimeter-videocamera's, elektrische auto's Krijgt het verzamelen van luxe-artikelen in het rijke Westen langzamerhand iets ziekelijks? Verslaggevers Dick Hofland en Paul Koopman gingen op zoek naar de grenzen van de hebzucht. In het eerste van drie verhalen spreken ze vandaag, ter verkenning, met economisch-psycholoog dr. Theo Poiesz. In de volgende aflevering komen consumenten en producenten aan het woord en in het laatste artikel mensen die zich hebben afgekeerd van de westelijke consumptie en in soberheid leven. TILBURG - Theo Poiesz zetelt in een klein, kaal kamertje in een soortement noodgebouwtje van de Katholieke Hogeschool Til burg. Een bijna meditatieve ruim te met uitzicht op louter lover. De jonge, lange gestalte posteert zich achter een tafel waarop drie kof- fiebekertjes staan. Wij gaan tegen over hem zitten en zetten een bandrecordertje aan, voor net acht tientjes overgenomen van een collega die zo graag het aller nieuwste model wilde kopen. Poiesz haakt meteen in: „Het wil len verzamelen van steeds meer goederen is zo fundamenteel menselijk, dat het een beetje hy pocriet zou zijn met het bestraf fende vingertje te wijzen en te zeggen: Kijk, dat is nou hebzucht. Ik denk dat bijna iedereen meege nomen wordt in die spiraal zon der er zichzelf echt bewust van te zijn. Trouwens, heeft een beetje journalist tegenwoordig nog ge noeg aan pen en papier?". We wilden vooral van de economisch- psycholoog weten of de westelijke we reld onderhand het tijdperk van de hebzucht is binnengewandeld. Want dat lijkt immers het logische vervolg op wat wel het ik-tijdperk wordt ge noemd; de ontwikkeling in de jaren ze ventig waarin de mens zelf het belang rijkste is. Wie zichzelf als individu wil onderscheiden en vooral met zichzelf bezig is, zal om het zichzelf zo goed mogelijk naar de zin te maken ook al lerlei (luxe) artikelen aanschaffen. De luie stoel en televisie met afstandsbe diening zijn daarbij slechts simpele aanzetten. Theo Poiesz vindt dat een riskant uit gangspunt. Hij verwijt ons enigszins dat we zoeken naar paaseieren die we zelf hebben verstopt. „Als je zoekt naar een bevestiging van het verschijnsel hebzucht dan zul je dat ook wel vin den. We hebben tenslotte een zeer he terogene, complexe samenleving, tech nologische vooruitgang en weet ik alle maal wat, dus dat lukt wel. Bevestigen de voorbeelden genoeg. Maar als je hier komt om te bewijzen dat het ma terialisme zich terugtrekt en dat de na druk komt te liggen op milieu, op zure regen, dan vind je net zo goed bevesti gingen voor dat verschijnsel. Je kunt beter vragen; is het zo dat we in een tijd leven waarin produkten een steeds belangrijker rol spelen voor mensen?". Laten we ons dat dan eens afvragen. „Dan zul je zien dat produkten een he leboel functies voor mensen kunnen hebben. En dan blijkt dat misschien maar één van die functies of een heel beperkt deel ervan te maken heeft met materialisme, met pure hebzucht, dat wil zeggen bezit om het bezit, even tueel ten koste van anderen". Waarom? Komen we bij de kernvraag: waarom willen mensen produkten. goederen hebben? „Deze vraag kun ie benaderen vanuit menselijke behoeften en vanuit pro dukten. Er is een aantal pogingen ge weest om de menselijke behoeften op een rijtje te zetten. Die van Maslov en Hannah zijn daarvan de meest beken de. Ze laten je het rijtje behoeften zien in de volgorde van hun belangrijkheid. De eerste zijn de lichamelijke behoef ten, de tweede is de behoefte aan vei ligheid, dan verschuiven ze in de rich ting van de sociale context: acceptatie en erkenning door anderen en vervol gens invloed over anderen. De behoef te aan zelfontplooiing volgt meestal als laatste. Met deze theorieen kom je een heel eind als je probeert de behoeften van een consument in de onderontwik kelde landen te beschrijven of van een driejarige in Nederland. Voor de wes terse consument moet je aan dat rijtje nog een belangrijke behoefte toevoegen die dwars op al die andere staat: de be hoefte aan variatie. Maar de vraag is ook vanuit produkten te benaderen. Je kunt zeggen dat zij een functie hebben niet alleen voor het gebruik, maar bij voorbeeld ook voor het nut in sociaal opzicht. Produkten stellen mensen in staat zichzelf tegenover de ander te profileren, zich van anderen te onder scheiden. Zo kun je bepaalde produk ten vergelijken met jachttrofeeén. Ze hebben dus naast een gebruiksfunctie een expressiefunctie en een sociale functie. Het belang daarvan is niet voor alle produkten gelijk. Bij modieu ze kleding bijvoorbeeld zijn de expres siefunctie en de sociale functie groter dan bij waspoeder. Het spreekwoord is: „Kleren maken de man". Die uitspraak kun je uitbreiden met de auto, de krant, het tennisracket, de videorecor der, het vakantieland, de personal computer, de schouwburgvoorstelling, enzovoort, enzovoort, die de sociale plaats van de consument bepalen". Reclame Het produkt heeft persoonlijkheid ge kregen. „Ja. Ook onder invloed van reclame natuurlijk. Dat komt zo. Voor elk soort produkt komen er steeds meer merken beschikbaar. Zonder reclame zouden deze merken steeds meer op elkaar lij ken. Het doel van reclame is nu aan merken een persoonlijkheid te verbin den, waardoor consumenten grote ver schillen tussen de merken verwachten. Het spreekt vanzelf dat de reclame hierbij vooral gebruik maakt van de expressieve en sociale functie van pro dukten. Ook met behulp van de prijs is de sociale functie van een produkt te bepalen. Het is goed mogelijk dat een lagere prijs een produkt onaantrekkelij ker maakt in plaats van aantrekkelij ker. Juist omdat een hogere prijs voor de sociale functie van een produkt be langrijk kan zijn. Denk maar eens aan parfum of aan bontjassen. Beneden een bepaalde prijs verliezen deze produk ten een deel van hun sociale functie voor de consumenten die zich als ex clusief aan anderen willen presenteren. Zo is het wel eens voorgekomen dat produkt. De sociale omgeving werkt dus ook stimulerend op het produktbe- zit. Er zijn eigenlijk twee effecten. Het eerste is „Keeping up with the Jones"; gelijkblijven met de buren. Dat zie je bij de mensen met dalende en gelijk blijvende inkomens. Het tweede effect is „Keeping ahead of the Jones"; nét voorblijven op de buren. Dat is een iet wat agressievere manier van produkten vergaren, die valt waar te nemen bij mensen met stijgende inkomens. Het feit dat je net even beter bent, zodat de ander zich nog net aan jou kan spiege len. dat is eigenlijk de meest ideale si tuatie voor mensen. Psychologisch ge zien dan". Dwangmatig Dat roept twee beelden op: een machine die steeds sneller gaat draaien tot hij helemaal oververhit raakt en iets heel dwangmatigs: er is geen mogelijkheid om eraan te ontsnappen. „Ja, maar je moet je afvragen of die spiraal slecht is. Je kunt zeggen: het is nu welletjes en wat we over hebben schuiven we door naar ontwikkelings landen. Maar dat hadden we bijvoor beeld vijftien jaar geleden ook al kun nen doen. En over honderd jaar zeggen we dat nog, geven we het nog niet aan ontwikkelingslanden, ook al hebben we dan twee villa's en twee privé-vliegtui- gen. Daarom is het een illusie te den ken dat we écht aan ontwikkelingshulp en aan liefdadigheid gaan doen zodra we onze eigen financiële en materiële zaken voor elkaar hebben. Als je het zo bekijkt, zou het een vrij negatief ver schijnsel kunnen zijn. Aan de andere kant is het echter zo ontzettend funda menteel menselijk: je eigen situatie proberen te consolideren of nog iets te verbeteren. Op alle gebied geldt dat, 09k bij horloges, radio's en dergelijke; niet alleen bij auto's en huizen. Je loopt onwillekeurig mee met de stroom, ook mensen die er in principe tegen zijn. Kijk naar vakanties, die zo zijn ingebed in onze cultuur. Zeg maar eens tegen mensen dat het in feite on zin is. Dat het geld daarvoor ook aan ontwikkelingslanden besteed kan wor den; dat Schiermonnikoog ook leuk is in plaats van de Canarische Eilanden". „Maar ik laat me er niet over uit of het totaal aan negatieve aspecten het totaal aan positieve effecten domineert. Per soonlijk denk ik dat we uiteindelijk on der druk van de omstandigheden in de richting van een evenwicht gaan omdat de nadruk op de negatieve effecten van de industrialisatie erg zwaar wordt. Die maatschappelijke tendens zie je duide lijk komen. Maar het is altijd zo, dat je met je neus op de feiten gedrukt moet worden. Bossen moeten eerst hartstik ke dood en kapot zijn, wil je er respons op krijgen. Het is moeilijk dat proces om te draaien, mensen zijn zó ontzet tend gewend aan het consumptiepro ces". Dus de aard van mensen is het wezen lijke van het hele verhaal? „Ik denk het wel. Die behoefte aan va riatie en het hebben van een consump tie-perspectief: ook al kunnen ze een videorecorder nu niet' betalen, dan is het toch een doel om na te streven. Op het moment dat je dat allemaal weg zou halen, zouden mensen toch wor den teruggeworpen op hetgeen ze al hebben en daar hun bevrediging en va riatie in proberen te vinden. En een stap terug is nu eenmaal een stuk moeilijker dan een stap vooruit". De aard van mensen is dus toch: dingen willen hebben. Of je dat nou materialis me noemt of hebzucht of hoe dan ook? „Ik denk van wel. Die produkten spe len in dat hele proces dat ik heb ge schilderd nu eenmaal een heel belang rijke rol". Kun je niet zeggen dat het hele proces van consumeren kunstmatig in stand wordt gehouden en zelfs opgevoerd? „Je treedt bijna moralistisch op als je dat zegt. Zolang het via menselijk ge drag loopt, is het niet kunstmatig. Je kunt het veroordelen, maar tegelijker tijd heb je het over een zo fundamen teel menselijk verschijnsel dat het niet weg te schuiven is". DICK HOFLAND PAUL KOOPMAN FOTO: TJERK HERINGA Een oude wagen van de hand doen om het nieuwste model te kunnen aanschaffen; een prima servies alleen vervangen omdat de buren mooier eetgerei hebben Is het allemaal hebzucht of moeten er diepere gronden achter worden gezocht? een produkt beter werd verkocht nadat de prijs was verhoogd. Het een en an der geeft aan dat het niet erg zinvol is om van materialisme en hebzucht te spreken. Bij echte hebzucht is het niet belangrijk of een ander het ziet: Dago- bert Duck in zijn geldpakhuis. Als mensen produkten willen hebben om andere redenen dan pure bezitsvor ming dan kun je niet meer spreken van hebzucht". De sociale functie van een produkt be schouwen we louter als een aspect van het materialisme, van de hebzucht. Want het willen hebben blijft ook in dat geval toch het belangrijkst. „Goed, okee. Maar dan gaan jullie voorbij aan een aantal aspecten. Welke levensstandaard je als consument ook mag genieten, alles went en vervlakt. Als gevolg daarvan zie je dat aspiraties zich voortdurend ontwikkelen. Mensen willen niet steeds meer; datgene wat ze meer hebben ervaren ze na enige tijd niet als meer, maar als gewoon. En dan vragen ze alleen maar om een beetje meer. De beroemde Amerikaanse so cioloog Merton (van de zich zelf waar makende voorspelling, de „selffulfilling prophecy") zei al dat mensen denken écht tevreden te zullen zijn met vijfen twintig procent (inkomen, produkten) meer. Maar dat blijft dus zo - na het bereiken van die vijfentwintig procent willen ze spoedig toch weer „slechts" vijfentwintig procent erbij. Enzovoorts. Een en ander wordt gestimuleerd door de technologische ontwikkeling die aan- consumenten toont wat er meer is. Be hoefte aan variatie doet zich natuurlijk met name voor wanneer de variatie zichtbaar wordt gemaakt". Is toch een kwestie van de kip of het ei? „Ja, maar in dit geval was de technolo gische ontwikkeling eerder. Mensen hebben nooit gevraagd om tv-toestel- len. Dat betwijfelen we dus. „Nou, ik niet". Een bepaalde ontwikkeling komt toch voort uit een bepaalde drang? „Ja, maar toevallig. Eerst wilden men sen naar de maan. Dat daaruit techno logische ontwikkelingen voortkwamen was een tweede; dat je daaruit ook nieuwe produkten kon ontwikkelen is een derde en dat je die produkten aan consumenten presenteert, is een vierde. Hebben jullie tien jaar geleden ooit ge dacht aan videorecorders? Ik betwijfel het. Mensen in het jaar 1500 dachten nooit aan auto's die zichzelf zouden kunnen voortbewegen op benzine. Hadden er dus ook geen „behoefte" aan". Het is een vrij autonoom proces? „Exact, en daarom kun je niet spreken over „de menselijke behoeften". En is het misschien ooic beter om over aspi raties te spreken dan over hebzucht. En die aspiraties mag je dan niet los zien van technologische ontwikkelingen. Het enige dat misschien blijft staan is behoefte aan variatie, maar voor de rest verklaar je met behoefte niets in de westerse samenleving. Je praat altijd over gewenning aan de ene kant en over aspiraties aan de andere kant. Je ziet ook dat produkten psychologisch verouderen en niet zozeer technisch. De radio die men heeft, dóet het nog uitstekend, maar het nieuwe model dat zojuist op de markt is gekomen, heeft net een knop meer en je kunt er net een plugje meer in steken. Dat biolo geert!". Wordt dat niet te veel als vanzelfspre kend aangenomen? Er zijn toch genoeg mensen met een ingebouwde rem, die pas een nieuwe radio kopen als de oude door het plafond vliegt. In uw voorstel ling lijkt het wel een perpetuum mobile, een proces dat nooit meer te stoppen is. „Nou, jullie zeggen daar misschien niet eens zoiets geks. Kijk eens naar wat we in de laatste zeventig jaar in Nederland hebben meegemaakt. Dan is er nu toch een onvoorstelbare situatie vergeleken met zeventig jaar geleden. Er is een continue evolutie, zo snel dat mensen het bijna niet kunnen bijhouden. Ook financieel niet. Ik denk inderdaad dat dat altijd doorgaat, het is niet eindig. Ik denk ook dat het een illusie is te denken dat, als we allemaal videorecor ders zouden hebben en superdeluxe Volvo's en villa's met een zwembad, we dan allemaal gelukkiger zouden zijn dan nu. Nee, want dan willen we twee villa's met twee zwembaden en twee privé-vliegtuigen. Dat gaat onherroepe lijk door. Ik praat bij alles natuurlijk over een meerderheid, je hebt uiteraard uitzonderingen. Er is door Easterlin in het begin van de jaren zeventig een zorgvuldig vergelijkend onderzoek ge daan; hij heeft getoetst of mensen in materieel minder ontwikkelde landen gelukkiger of minder gelukkig waren dan mensen in een westerse samenle ving. Zijn conclusie was dat dat hele maal niet zo is. Weer dat gewennings- aspect en de sociale omgeving: op het moment dat je sociale omgeving be schikt over een aantal fietsen, kun je geweldig tevreden zijn met een vierde- hands Kever. Dan ben je de koning te rijk. Op het moment dat je met die wa gen rondrijdt in een maatschappij vol Volvo's, Saabs, Mercedessen en BMW's, zit je hopeloos in de soep. Het zijn de gewenning en de vergelijking met anderen die mensen ertoe brengen om wel of niet tevreden te zijn met het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 23