De restauratie van een ven Waar komt de warmwaterzak vandaan? ZATERDAG 15 MAART 1986 Vogels met de lente in de kop zullen dit Jaar vergeefs zoeken naar hun vertrouwde nestelplaats bij het Beu ven. Vogels met de lente in de kop die van heinde en verre komen aanvliegen naar hun vertrouwde nestelplaatsen langs Nederlands grootste natuurlijke ven, zullen dit jaar vergeefs zoeken. Hun wilgenstruweel en rietkragen zijn weg. En ook die enkele visarend kan beter rechtsomkeer maken, want in dat Beuven leeft geen visje meer. Een natuurramp? Integendeel. Het Beu ven is gerestaureerd en dan krijg je dat. „Het ging ons om de planten; vogels kunnen vliegen, maar planten niet", zegt natuurbeheerder Henk Zingstra lakoniek. EINDHOVEN - 1986 uitgeroepen tot vogeljaar. Een cursus vogelkijken op de televisie. Maar zij die zich, aldus onder richt, reppen naar het uitkijkpunt dat een panoramische blik biedt over het Beu ven, zullen vergeefs de verrekijkers heffen. Verdwenen de zeldzame geoorde fuut die hier placht te broeden. Verdwe nen de dodaars. de roerdomp, de blauw- borst, de rietzanger en de kleine kare- kiet. En ook de enkele visarend die hier wel eens werd waai^enomen, zal wegge bleven blijken te zijn, want voordat ze het Beuven gingen leegpompen, hebben ze er eerst alle vis uitgeschept - achtdui zend kilo maar liefst, voor tachtig pro cent prima baars en ook nog eens hon derdvijfentachtig snoeken met een ge middelde lengte van een meter. Verdwe nen. Als het goed is, komt die vis ook nooit meer terug. Als het goed is. Zijn ze daar in een van Nederlands pralendste natuurgebieden, de Strabrechtse Heide onder Eindhoven, de wereld op zijn kop aan het zetten? „Integendeel", wijst Henk Zingstra te recht. „Wij hebben het Beuven, met zijn oppervlakte van honderd hectare het grootste natuurlijke ven in Nederland, juist gerestaureerd. Kijk, al die vogels vinden elders in de omgeving wel een nieuw plekje om te nestelen. Maar plan ten kunnen niet vliegen. Die zijn aange wezen op hun biotoop, hun zeer speciale leefomstandigheden. En om die planten is het ons te doen. De waterlobelia. De kruipende waterweegbree. Het oever- kruid. In het begin van de jaren zestig telde Nederland nog zo'n zeventig ven nen waarin deze bijzondere vegetatie voorkwam. Daarvan is alleen het Beu ven overgebleven, waarschijnlijk omdat het vanwege zijn omvang het minst kwetsbaar was. Maar zelfs hier zou het een snel afgelopen zaak zijn geweest, wanneer we niet hadden ingegrepen. Dan zou Nederland nergens meer een oeverkruidverbond hebben gehad". De restauratie van een ven. Historische bouwwerken kunnen gerestaureerd wor den. Maar vennen? Zingstra, werkzaam bij het consulentschap natuur-, milieu- en faunabeheer van het ministerie van landbouw en visserij, komt oorspronke lijk uit Drenthe. Ook zo'n landschap van vennen die - een dichterlijke regel van Bertus Aafjes - „als ogen zijn, grote ernstige ogen waarin de morgen, de mid dag, de hemel, de avond en de nacht, de wolken en de sterren zich weerspiege len". Meer prozaïsch, maar met even veel genegenheid, praat Zingstra erover. En met bezorgdheid. „Hoeveel vennen er in Nederland zijn? Enkele duizenden, in grootte uiteenlopend van honderd hectare, het Beuven dus, tot honderd vierkante meter. Je vindt ze eigenlijk op alle zandgronden, in Utrecht en op de Veluwe natuurlijk, maar ook in Overijs sel en Groningen, tot in het Friese Gaas- terland toe. En van die duizenden ven nen wordt volgens een recente schatting van de Universiteit van Nijmegen ze ventig en misschien wel negentig procent met een biologische dood bedreigd als gevolg van milieubederf'. Ramp Zingstra onderscheidt geïsoleerde ven nen en vennen die hun water mede van buitenaf krijgen. „Met geïsoleerde ven nen bedoel ik dat ze uitsluitend door re genwater gevoed worden. Ze zijn dus van nature bijzonder voedselarm met als gevolg dat zich er een plantenwereld ontwikkeld heeft die erg bijzonder is. Denk aan de zonnedauw die in de loop van de evolutie zelfs heeft geleerd vlees te eten. Voor deze geïsoleerde vennen is de zure regen een ramp. Die valt niet te gen te gaan en daarom kunnen we geïso leerde vennen niet restaureren. In Scan dinavië hebben ze proeven gedaan met het strooien van kalk uit vliegtuigen en boten, maar de resultaten vaflen tegen. Het blijkt heel moeilijk te zijn de bekal- king goed te doseren. Bovendien blijft het toch altijd een puur kunstmatige in greep. Het is symptoombestrijding. De kwaal wordt niet bij de wortel aange pakt. Maar voor de enkele honderden Nederlandse vennen die hun water mede van buitenaf krijgen - je vindt ze vooral in en langs oude beekdalen - zie ik mo gelijkheden". Het Beuven is zo'n ven, want er snijdt een beekje door dat de Peelrijt heet. Omdat hier de eerste restauratie van een ven zojuist zijn beslag heeft gekregen, kan er een voorbeeldwerking van uit gaan voor heel Nederland. „We zijn meteen maar begonnen met het grootste, ja. Want vanwege zijn immense omvang is de kans op herstel in het Beuven ide aal. Toch blijft het afwachten. De Con tact Commissie Strabrechtse Heide waarin de eigenaren van de grond in en rondom het ven zich verenigd hebben en waarvan het initiatief tot de restaura tie is uitgegaan, heeft nu voor drie jaar een bioloog aangesteld. Die zal in de ga ten houden hoe de plantengroei zich ontwikkelt. Pas over drie jaar weten we dus meer. Maar ondertussen durf ik al een les te trekken. Wanneer ze elders in het land vennen aan het restaureren slaan, laten ze er dan voor zorgen dat er water van buitenaf blijft worden aange voerd en niet louter hemelwater. Laten ze alleen de verontreiniging van dat wa ter bestrijden". Bijna waren ze daar op de grote stille heide van Strabrecht zelf in die valkuil getrapt. „De Peelrijt", schetst Zingstra met opgetrokken neus, „is een heel sme rig beekje dat water aanvoert uit een ge bied met zwaar bemeste akkers. Het ziet Enig «et toe de mense» rtens»aren koel kielden votaiM elk kois ï'a torttost tod? Was .tot bekend dat de roJeegi was uitgevonden als een t i»I anken is het vandaag de beurt «nn de warawBlertak. Koude voeten! Al eeuwenlang kampen mensen, vooral vrouwen, met dit onge mak. Beroemd is de stoof geworden. Dit kistje met gloeiende turf of houtskool en een paar grote gaten in de deksel, hield grootmoeders voeten wel warm. Het grootste probleem kwam echter 's a - vonds. Het beddegoed in de onverwarm de slaapkamer was nog killer en klam mer dan tegenwoordig. Heel lang is de beddepan populair ge weest. De koperen pan werd gevuld met gloeiende kooltjes of heet zand en voor het slapen gaan door het bed gehaald. Aangezien de beddepan duidelijk zicht baar naast de bedstee hing, moest zij ook decoratief zijn. Soms stond er een stichtelijke spreuk pp, bijvoorbeeld: „Met de brandende liefde van Christo onzen Heer zal ick U rustplaats verwer- men tot sijnder eer". Wie de warmte wat langer in bed wilde houden, kon een beddesteen gebruiken. Zo'n steen werd in de oven verhit en vervolgens in doe ken gewikkeld en in bed gelegd. Een an dere mogelijkheid was een beddejuffer. Om misverstanden te voorkomen, een beddejuffer is een houten cilinder waarin een gloeiende ijzeren staaf wordt gescho ven. De warmwaterkruik was tot in onze eeuw heel wat minder populair. Zo'n kruik kon immers lekken. Een oplossing daarvoor was een stenen kruik met de vorm van een brood en met de stop aan de bovenkant. Die kon dus niet leeglo pen, tenzij men hem omschopte. Een minuscuul rubber ringetje aan de stop van de warmwaterkruik bracht de grote doorbraak op dit gebied. Dankzij dit rin getje kan een kruik niet lekken. Aan het eind van de vorige eeuw werden de eer ste rubberen „kruiken" met betrouwbare afsluiting gefabriceerd. Helaas was dit nog pionierswerk en veranderde menig bed toch onverwacht in een bad. Platte, ronde kruiken van koper bleven daarom nog lang favoriet. Uiteindelijk heeft de warmwaterzak toch een onbetwist plaatsje weten te verove ren in menig koud bed. Warmwaterkrui ken koelen af. Om dat probleem op te lossen kwam er een elektrisch element op de markt dat in een gewone warmwa terzak kon worden geschroefd. Ook an dere elektrische „kruiken" werden uitge vonden. Aangezien deze ongeaarde ap paraten vaak levensgevaarlijk waren, zijn ze - gelukkig - weer uit ons bed verdwenen. Succesvoller was de elektri sche deken, die rond 1920 werd uitge vonden. Omdat de elektrische deken ge bruik maakt van zwakstroom, kan een eventuele kortsluiting geen nare gevol gen hebben. Niettemin is de warmwaterzak in de hele wereld populair gebleven. In zijn beroemde boek „How to be an alien", stelt de humoristische schrijver G. Mi kes zelfs dat Engelsen geen seksleven hebben, maar een „hotwaterbottle"! Us- koude voeten zijn echter ook niet erg verleidelijk.... MAURITS VAN ROOUEN Door de eeuwen heen hebben de mensen naar manier gezocht om van hun koude voeten af te komen. Mochten andere vennen gerestaureerd moeten worden, dan kan men putten uit de ervaringen die in Brabant zijn opgedaan. \en krijgt toegevoerd, zodat bijvoorbeeld het kalkgehalte geregeld kan worden. Natuurbeheerder Henk Zingstra is er erg lakoniek over. Drie maanden lang hebben bulldozers tienduizenden kubieke meters slib weggehaald. Riet en wilgenstruweel dat in het ven niet thuishoorde werd opgeruimd. Alles radicaal weg opdat het Beu ven weer kan worden wat het was: een open ven. er allemaal lieflijk uit, hier in de Bra bantse Kempen, maar voor mij is het ge bied het vuilste van heel Nederland. De bossen staan er op het punt van pure el lende om te vallen en nieuwe aanplanten heeft voorlopig geen enkele zin. Mis schien moeten we ze maar gewoon laten liggen, ja. Een soort monument van af schrikking. Dood land. Misschien dat zoiets helpt. Nou, door die Peelrijt stroomde er soms pure stront het Beu ven in. Die gigantische hoeveelheid vis had ons ook al zo verbaasd, toen we gin gen pompen. Want in 1976 is het ven - toen als gevolg van de extreem droge zomer - eveneens drooggevallen en heb ben we er uit vrees voor botulisme alle vis uitgehaald. In negen jaar tijd heeft zich dus achtduizend kilo nieuwe vis kunnen ontwikkelen. Die moeten deels via de Peelrijt gekomen zijn, want met de eitjes die vastgekleefd aan de poten van eenden worden overgebracht, krijg je dergelijke hoeveelheden niet. Nou. ja, zeelt, baars, paling, snoek, het blijven natuurlijk vieswatervissen". Azljn Gezien de graad van vervuiling lag het oorspronkelijk in de bedoeling de Peel rijt van het Beuven af te leiden. Zing stra: „Gelukkig hebben onderzoekers van de Nijmeegse Universiteit daar op het laatste nippertje een stokje voor weten te steken. Want wat zou er gebeurd zijn? We zouden van het Beuven een geïso leerd ven hebben gemaakt. Man, binnen dé kortste keren zou er geen water in ge zeten hebben, maar azijn. De verzuring heeft hier in het verleden niet zo'n grote rol gespeeld omdat uitgerekend die Peel rijt behalve mest ook kalk aanvoerde. E>e kalk neutraliseerde het met de regen meegekomen zuur. Het beekje heeft daarom behalve veel kwaad ook wel iets goeds voor het Beuven gedaan. Uitein delijk hebben we voor de volgende op lossing gekozen. Wanneer het water van de Peelrijt niet al te smerig is, laten we een deel ervan via de oude verbinding door naar een klein spaarbekken dat in de zuidelijke baai van het Beuven is in gericht. Daar kan de vervuiling bezinken en zodra het Beuven dreigt te gaan ver zuren, vullen we vanuit het spaarbekken kalkrijk water aan. Zo'n sturing van het kalkgehalte in een ven is iets compleet nieuws. Daar kan men bij de toekomsti ge restauratie van andere vennen beslist zijn voordeel mee doen. Je zou je zelfs taureren door er van buitenaf water in te laten dat basische stoffen bevat, kalkver- bindingen. Het is een kwestie van een sloot graven". Hoe gaat dat trouwens, de restauratie van een ven? Op de Strabrechtse Heide hebben ze het zo gedaan. Drie maanden lang hebben bulldozers en kranen in to taal tachtigduizend kubieke meter stin kend slib weggeschraapt dat zich soms wel dertig centimeter hoog op de oor spronkelijke zandbodem had afgezet. Bovendien ruimden ze dertig hectare water schoon dat was verland en over woekerd met riet en wilgenstruweel. Dertig hectare, het staat gelijk aan dik veertig voetbalvelden. Radicaal weg. „Dat moest", zegt Zingstra zonder spijt. „Door de vervuiling was het Beu ven zo voedselrijk geworden dat het compleet dicht dreigde te groeien. Moet je nagaan. Begin jaren vijftig stond er op die hon derd hectare water alleen een heel klein beetje riet. Maar in 1985 bleken we opeens nog hooguit dertig hectare open water te hebben. Zo snel is de verlan ding en overwoekering gegaan. We zijn er net op tijd bij geweest. Nog even en heel het Beu ven zou compleet zijn dicht- Begin maart - precies op schema, want samenvallend met het begin van het groeiseizoen - was de klus geklaard. Het wachten is nu op het langzaam vollopen van de gigantische kuil. De strenge vorstperiode van februari heeft zeer ge holpen, zegt Zingstra dankbaar. Op de harde ondergrond konden de bulldozers er pas goed tegenaan. „Het leek wel zo'n zoutvlakte in Amerika. Je kon er een shuttle op laten landen". Voor de vogels echter die met de lente in de kop van heinde en verre komen aanvliegen, is landen er niet meer bij. De grote schoonmaak heeft hun ver trouwde nestelplaatsen in wilgenstruweel en riet onverbiddelijk weggebezemd. Erg? „Nee", herhaalt Zingstra. „Er is hier vlak in de buurt voor vervangende huisvesting gezorgd. Bij Soerendonk hebben we dertig hectare voormalige landbouwgrond omgevormd tot moeras. Dat is een goede wijkplaats". Dramatisch Natuurbouw heet zoiets - in Duitsland al lang een vertrouwd begrip, maar voor Nederland nieuw, aarzelend en per onge luk eigenlijk geïntroduceerd met de ont wikkeling van de Oostvaarder Plassen in de Flevopolder. Nu komt er gerichte aandacht voor. Ook de restauratie van het Beuven is een vorm van natuur bouw. Maar wordt er wel de goede weg mee ingeslagen? De ruige overwoekering van het Beuven streelde toch zeer het oog? Het vormde toch een afwisselend landschapselement op de kale Stra brechtse Heide? Nu ligt er weer zo'n gro te plas, met niets erop en eraan. Oprech te boosheid blijkt de redenering bij Zingstra wakker te roepen. Hoe komt een mens erop? „Het Beuven", toornt hij, „is tienduizend jaar geleden ontstaan toen in de laatste ijstijd de dekzanden plaatselijk wegwoeien waardoor tot op het grondwater uitgewaaide kommen ontstonden die later volliepen. Tiendui zend jaar lang heeft dit Beuven het klaargespeeld open te blijven. En dan groeit het in een oogwenk van vijfen twintig jaar opeens dicht. Dat mag je toch rustig een dramatische ontwikke ling noemen? Beuven, de naam zegt het al. Die is waarschijnlijk afgeleid van het oud-Germaanse bö, hetgeen windvlaag betekent. Of je vindt er het Russische bujnyj in terug, dat wil zeggen: onstui mig. Beuven, een water dat onder in vloed van de wind onstuimig wild kan zijn". Door de restauratie van het Beuven is de Strabrechtse Heide er landschappelijk juist op vooruit gegaan, vindt Zingstra. „Het is hier van oudsher een open land schap met hei. Maar het Beuven deed in niets meer denken aan een heideplaats. Het leek wel de Weerribben in Overijs sel. Een schitterend gebied, ja. Voor daar. Niet voor hier. We hebben dus met onze natuurbouw de wijdsheid, de openheid, het karakteristieke terugge bracht. In dat opzicht hebben we gedaan aan landschapsherstel, aan landschaps verfraaiing. Maar niet uit behoudzucht. Niet om van Nederland een prentbrief kaart te maken. Wat we gedaan hebben, dat is het scheppen van voorwaarden waardoor de natuur en het landschap zich-op hun eigen, karakteristieke ma nier kunnen ontwikkelen. Het Beuven zal geen openluchtmuseum worden voor een paar zonderlingen met hun botani seertrommel. Geen steriele, kunstmatige plas. Wij hebben even natuurbouw ge pleegd en nu mag die natuur verder vrij zijn gang gaan". PIET SNOEREN £eidóc0ouacuit'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 24