onnen
Waar komt de wekker vandaan
De geschiedenis
in huis (7)
£aidóc6outcmt
„Je
kunt
beter
wakker
liggen
van
muziek
dan
van
zorgen"
Enig idee hoe de mensen
etenswaren koel hielden vóórdat
elk huis z'n koelkast had? Was
het bekend dat de rolveger nooit
was uitgevonden als een handelaar
in porselein niet toevallig
allergisch voor stof zou zijn
geweest? In de serie over het
huishouden en huishoudelijke
zaken is het vandaag de beurt aan
de wekker.
Vorige week sprak ik over de herkomst
van het bed. Deze week is het onder
werp minder aangenaam: het wakker
worden. Slechts weinigen worden 's och
tends automatisch op het juiste tijdstip
wakker. De meesten hebben een luid
ruchtig hulpmiddel nodig. Op het platte
land is de haan bereid de ondankbare
taak op zich te nemen. Stedelingen huur
den meestal een porder. Deze persoon
kwam op het afgesproken uur met een
lange stok tegen het slaapkamerraam tik
ken. De wekker maakte dit beroep over
bodig, maar gelukkig voor de porders
was het uurwerk aanvankelijk nog erg
duur.
De oudste klok is natuurlijk de zonne
wijzer. Een zonnewijzer is goedkoop en
nauwkeurig, maar bij zware bewolking
en 's nachts is hij nutteloos. Een bruik
baar alternatief is de waterklok, zoals
reeds in 1550 vóór Christus bekend
was. Een waterklok loopt in twaalf uur
tijds gelijkmatig leeg. Een andere moge
lijkheid was een kaars met de uren erop
aangegeven.
In 1364 werd in het Italiaanse Padova
een uurwerk met gewichten gepresen
teerd. Erg nauwkeurig was het nog niet.
De afwijking bedroeg ongeveer een uur
per dag. De oudste opwindbare wekkers
dateren uit de latere middeleeuwen.
Vooral in kloosters, waar men 's nachts
verschillende malen moest opstaan voor
een gebed, waren wekkers populair.
Meer profaan was het gebruik van de
„alarum" door Casanova, die de wekker
instelde om te voorkomen dat hij be
trapt werd door een jaloerse echtge
noot Behalve dergelijke praktische
toepassingen was de wekker meestal
slechts kostbaar speelgoed. De rijken
hadden immers personeel om zich te la
ten wekken. Op de wereldtentoonstelling
te Londen in 1851 werd een „bedienden
regulator" aangeboden. De wekker wekte
het personeel, dat vervolgens de familie
-„upstairs" met verse thee wakker maak
te. Op dezelfde tentoonstelling kon men
ook een soort repeteerwekker bewonde
ren: als het eerste gerinkel geen effect
had, werden de dekens weggetrokken.
Vervolgens werd langzaam de matras
opgelicht totdat de langslaper uit bed
viel.
Elke wijze van wakker worden is echter
beter dan het Grand Lever van de Fran
se koning Lode wijk XIV: een ceremo
nieel gebeuren met toeschouwers en een
leger bedienden. Er was zelfs een heer
aanwezig wiens enige taak het was om te
assisteren bij het uittrekken van het
nachthemd door de koninklijke rechter
mouw vast te houdenDan toch
maar liever een eenvoudige wekker!
Een lakei moet zijn meester de tijd tonen en graaft een zonnewijzer uit. (Prent uit
1820).
ZATERDAG 8 MAART 1986
HILVERSUM - Het waren niet
zijn vingers die Herman Krebbers
op 2 augustus 1979 de fatale streek
hebben geleverd, waardoor hij en
zijn carrière in het brakke IJssel-
meerwater bij Durgerdam vielen.
Ofschoon dat voor de hand lag,
waren zijn voeten in feite de schul
digen die het bij een stapje van
niks opeens lieten afweten en hem
opzadelden met een gecompliceer
de armbreuk. „Het is mij nog
steeds een raadsel hoe het heeft
kunnen gebeuren", zegt hij, „want
in feite ging het om een sprongetje
dat niks om het lijf had. Veertig,
vijftig centimeter hooguit. Meer
was het echt niet".
„De dramatische proporties zijn achteraf
verzonnen door mensen die er niet bij
zijn geweest. Je hoorde later fantastische
verhalen waarin Krebbers midden op
een woest kolkende Noordzee door een
huizenhoge golf over boord was gesla
gen. Wat op zich trouwens een visie is,
waar ik me beter mee kan verenigen dan
met de lummelige misstap die ik als de
eerste de beste stoethaspel had ge
maakt".
„Ik was er in het begin heilig van over
tuigd dat het leed gauw geleden zou zijn.
Een paar weken in de ziekenboeg, dacht
ik in mijn onwetendheid, en dan speel ik
weer als vanouds. Ik was nooit overdre
ven zuinig geweest op mijn handen en
toch was het tientallen jaren goed ge
gaan. Waarom deze keer dus niet? Mijn
arm heeft zich trouwens fantastisch her
steld. Dat mag een wonder worden ge
noemd. Als ik tien jaar jonger was ge
weest zou ik waarschijnlijk ook weer op
mijn stoel in het Concertgebouw zijn te
ruggekomen. Er is geen verschil met
vroeger, zeggen leerlingen die me horen
spelen. De klank is niet veranderd, hou
den ze vol. Maar zij weten niet wat ik
onder het vioolspelen voel. Als ik tien,
vijftien minuten bezig ben, zijn mijn
spieren verkrampt en moet ik ophouden,
of ik wil of niet. Een groot, bewerkelijk
orkeststuk blijkt voor mij een zo intense
lichamelijke belasting te zijn dat ik het
niet meer kan opbrengen. Er is dus wel
degelijk iets veranderd. Toen dat tot mij
doordrong heb ik gelijk mijn boot ver
kocht en ben ik van Blaricum naar Hil
versum verhuisd. Mijn huis en die boot
herinnerden me te veel aan een tijd die
nooit meer terug zou komen. En dat kon
ik niet verdragen. Ik moest opnieuw be
ginnen. Inmiddels ben ik al weer zover,
dat ik het heb aangedurfd een nieuwe
boot te kopen. Ik heb hem wel de oude
naam gegeven. Op het water zie je alleen
maar mesjoggeme namen. Daar kan dus
mijn „Hempiedoos" ook nog wel bij. Ik
beschouw dat als een knappe overwin
ning op mezelf. Ik veronderstel dat het
rouwproces daarmee definitief is afgeslo
ten".
„Ik heb er ontzettend veel moeite mee
gehad de gang naar het Concertgebouw
te maken om te vertellen dat ik niet
meer terug zou komen. Ik kon er niks
aan doen, maar toch had ik het gevoel
dat ik verraad pleegde, een ensemble in
de steek liet, waar ik een fenomenale tijd
heb gehad. Ik durfde nauwelijks de men
sen aan te kijken die alles hebben ge
daan om voor mij het leven aangenaam
en waardevol te maken. Ik zag ze op het
podium zitten en dacht: Oh God, ze
kennen me niet meer. Na afloop van het
concert vielen we elkaar om de hals en
leek het er op alsof er niks onherroepe
lijks gebeurd was. Ze gaven me het idee
dat ik morgen zo weer kon beginnen".
Tweede keus
„Ik was vijf jaar toen vader me een
viool gaf. Wat hem betreft was dat een
tweede keus. Want als hij een piano had
kunnen betalen had hij nooit over een
viool gepeinsd. Zijn werk had niks te
maken met muziek. Eerst zat hij bij de
Enka in de kunstzijde. En later bij Stork
in Hengelo. Maar hij was wel bezeten
van muziek en had een visie die hij me
met alle geweld opdrong. Vader was een
doorzetter die me bij de kraag greep en
besliste hoe ik mijn tijd moest invullen.
In zijn ogen was ik een wonderkind, wat
verplichtingen schiep waaraan ik me
strikt moest houden. Dat leidde regelma
tig tot huiselijke minidrama's. Want ik
was een doodnormale jongen die na
schooltijd ook liever een partijtje voet
bal speelde met zijn vrienden. Maar va
der oordeelde anders en bepaalde wat
goed voor me was. Vader dus. Nooit
moeder, van wie ik me voornamelijk
haar zorgelijk karakter herinner. Ze is
uiteindelijk ook aan haar zorgen bezwe
ken".
„De eerste vioollessen kreeg ik als vijfja
rige van een dorpsleraar, die zo wijs was
me los te laten op het moment dat ik
hem boven het hoofd groeide. Dat het
niet lang op zich wachten. Ik was amper
negen toen ik in Ede mijn eerste solopar
tij speelde. In het gebouw waar dat ge
beurde hangt nog steeds een bronzen
plaquette met mijn naam er op. Waar ik
uit afleid dat het blijkbaar als iets bij
zonders werd beschouwd. Behalve dan
door mij. Ik vond het alleen maar span
nend om op die viool te fiedelen. Bij
voorkeur Hongaarse muziek waar ik nog
steeds dol op ben. En uiteraard alles uit
mijn hoofd. Zonder er bij na te denken.
In die tijd heb ik ook een stuk van Paga-
nini gespeeld in Scheveningen. Ik herin
ner me dat concert zo goed omdat het
gepaard ging met een vestzakdrama. Ik
vond dat er voor die gelegenheid best
een nieuw overhemd kon worden aange
schaft. Wat in die vooroorlogse jaren
een investering was van een rijksdaalder.
Dat vonden mijn ouders een onverant
woorde uitgave. Ik heb moeten bidden
en smeken voordat ze door de knieën
gingen. Ik hoor het moeder nog zeggen:
„Als jij vindt het dat noodzakelijk is, is
er niks aan te doen".
Selectie
„Talent kun je duidelijk onderscheiden.
Ik had voor dit seizoen vierentachtig
kandidaten die les van me wilden heb
ben. En bij de selectie stond het al voor
me vast wie in aanmerking kwamen
voor een solistencarrière en wie niet. Ik
heb nu één klas waar voornamelijk bui
tenlanders in zitten. Ze komen uit Ja
pan, Korea, Argentinië, Noorwegen,
Zweden en Engeland. Maar voordat zij
bij mij aan de slag konden, moesten ze
eerst komen voorspelen. Die verre, dure
reis moeten ze er voor over hebben.
Want ik ga niet af op geluidsbandjes.
Daar kan mee geknoeid zijn. Ik wil ze
zien, in de ogen kijken. Ik moet weten
hoe ze staan, hoe ze reageren. Een puur
talent snijdt zijn hart uit zijn lijf en legt
dat op het podium met een gebaar van:
voiló, hier ben ik. Zo'n talent is Jaap
van Zweden. En om dat te bewijzen
hoeft hij geen noot te spelen. Aan de
manier waarop hij zijn viool uit de kist
pakt, zie ik al wat hij kan. Het is een
feeling, een aangeboren klasse die zich
niet laat wegpoetsen. Dat hij mijn plaats
in het Concertgebouworkest heeft gekre
gen, heb ik achteraf als een zegen erva
ren. Ik zat namelijk met het levensgrote
probleem wie mijn stoel zou krijgen. Ik
wist immers hoe heidens moeilijk die
job is".
„Toch is de benoeming van Van Zwe
den een gok geweest. Ondanks het feit
dat zijn uizonderlijk talent voor iedereen
buiten kijf staat. Maar een feit was ook
dat hij nooit in een toporkest had geze
ten en zo goed als geen concertervaring
had. Als je iemand met zo'n achtergrond
toch op de eerste stoel in het Concertge
bouw zet, moet je een gegronde reden
hebben. Per slot van rekening is Von
Karajan ook niet begonnen in Berlijn,
maar heeft hij eerst voorzichtig zijn spo
ren als dirigent moeten verdienen in
Aken. Dat de keuze toch op Van Zwe-
ik me achteraf terdege. Ik ben wat dat
betreft een laatbloeier. En dat is voor de
vriendschap tussen Theo en mij zeer
heilzaam geweest. Als we dezelfde karak
ters zouden hebben, hadden we elkaar
gegarandeerd afgemaakt".
„Theo en ik zijn eerst twaalf jaar con
certmeesters geweest van het Residentie
orkest in Den Haag. We waren nog snot
neuzen toen we die taak op ons namen.
Maar vanaf het begin liep het toch ge
smeerd. In Den Haag heb ik een fantas
tische tijd gehad. De concerten in het
oude Kurhaus in Scheveningen be
schouw ik nog altijd als hoogtepunten in
mijn leven. Daar gebeurde alles in voor
name stijl. Er werd zwierig gemusiceerd
onder leiding van Willem van Otterloo,
die een ontzettend moeilijke man was.
Maar ook een uitzonderlijke leermeester.
Toen ik in 1962 die aanbieding kreeg
van het Concertgebouworkest ben ik
meteen naar zijn huis in Wassenaar ge
gaan om hem als eerste te vertellen dat
ik Den Haag verruilde voor Amsterdam.
Als jij weggaat, was zijn antwoord, bete
kent dat de ondergang van het Residen
tieorkest. „Meneer Van Otterloo", heb
ik toen gezegd, „als dat inderdaad waar
zou zijn is het geen goed orkest". Hij gaf
toe dat ik gelijk had, maar aan zijn ogen
zag ik dat hij mijn afscheid als een ver
raad bleef beschouwen. Spijtig dan,
maar ik zou het mezelf mijn leven lang
hebben verweten als ik die overstap niet
zou hebben gemaakt. Er was trouwens
geen sprake van een definitieve breuk.
Want vanaf mijn vertrek werd ik elk
jaar als solist door het Residentieorkest
teruggevraagd. En ondanks het feit dat
ik in de ogen van verstokte Hagenaars
was overgelopen naar het vijandelijke
kamp werd ik toch uitgenodigd zitting te
nemen in de commissie die de bouw van
een nieuwe concertzaal in Den Haag
moest voorbereiden".
Kameleon
„En verden ik ben mijn leven lang een
kameleon geweest die in de muziek al
lerlei dingen tegelijk heeft gedaan. Ik
was op mijn zeventiende al concert
meester van de Arnhemse Concertvere-
niging. Ik was solist, leider van een trio,
leraar en concertmeester van het Am
sterdams Kamerorkest. Om zoveel werk
zaamheden tegelijk te kunnen behappen
moet je met je tijd woekeren en zeer
economisch werken. Ik had daarbij het
voordeel dat ik heel jong begonnen ben
en kon beschikken over een groot reper
toire dat ik van haver tot gort kende.
Een machtsgevoel heb ik als solist en
concertmeester nooit gehad. Wel een
diepe, innerlijke bevrediging als ik merk
te dat ik met mijn spel mensen kon ont
roeren".
„Ik weet overigens wél wat angst is.
Geen faalangst die me tevoren bekroop,
maar de vrees, dat ik al strijkend opeens
uit het stuk zou donderen. Gelukkig
hebben mijn allergrootste collega's mee
gemaakt dat ze door een plotselinge ge
heugenstoornis werden overvallen. Ter
wijl ze speelden met een mooi orkest en
er jubelend met de klank van hun in
strument boven uit straalden, waren ze
opeens alle noten kwijt die nog volgden.
Dat is rampzalig. Mij is dat overkomen
tijdens een concert in Gouda waar ik de
solopartij speelde in een stuk van Bach.
Ik was me die keer echt niet bewust van
Herman Kreb
bers in zijn
glansrol als
grootvader van
zijn twee klein
kinderen. Hij
is er rotsvast
van overtuigd
dat de muzika
le traditie zal
worden voort
gezet door
Yvette, die vol
gens hem een
uitgesproken
talent is. „Als
ik haar corri
geer roept ze
frank en vrij:
Opa, je weet
er niks van".
Voor mij een
bewijs dat ze
uit het goede
hout is gesne
den".
den is gevallen komt doordat de selectie
commissie terecht een Nederlandse con
certmeester wilde hebben. En Van Zwe
den is voor die job onmiskenbaar de
beste Nederlander".
Tweeëenheid
„Ik ben ook blij met het duo Van Zwe-
den-Liebermann. Want door de verschil
len in leeftijd vullen ze elkaar perfect
aan en kunnen ze kun taken harmonisch
verdelen. Je moet nooit twee knapen die
even oud zijn als concertmeesters in één
orkest zetten. Want dat is vragen om
moeilijkheden".
„En het duo Krebbers-Olof dan, vraag jij
gelijk, jullie zijn toch ook nagenoeg van
dezelfde leeftijd. En toch hebben julie ja
ren lang broederlijk als concertmeesters
samengewerkt? Ik buig deemoedig het
hoofd en beken dat wij kennelijk de uit
zondering op de regel zijn geweest. Dat
het tussen ons wonderwel klikte komt
waarschijnlijk doordat we eikaars tegen
polen zijn. En in de praktijk heeft dat
perfect gewerkt. Ik was altijd opgewon
den, een drammer die briesend te keer
kon gaan zonder dat Theo een krimp
gaf. Hij was van ons tweeén de even
wichtige, die alles wat hij op zijn pad te
genkwam kalm en voorzichtig benader
de. Hij is als musicus ook minder fana
tiek en verstaat de kunst van het relati
veren. Bij hem vergeleken was ik een fa
naat die gefixeerd was op maar één ding:
mijn viool. Voor de rest bestond er niks
voor me. Ik leefde van het ene optreden
naar het andere, had voortdurend oog
kleppen voor en was beslist geen aange
naam mens in de omgang. Dat realiseer
sores. Ik speelde zelfs heel ontspannen.
En toch gebeurde het. Ik wist op een ge
geven moment niet meer hoe ik verder
moest. Zoiets voel je aankomen in je
vingers. Totdat ze er plotseling mee op
houden. Toen ik dat merkte heb ik strak
naar de zoldering gekeken. Zonder enig
misbaar te maken. En dat hield ik vol
totdat ik weer wist wat ik moest spelen.
Ondertussen had ik al een hele zooi no
ten gemist. Als er op dat moment een
guillotine naast me had gestaan had ik
daar graag mijn hoofd op gelegd. Mijn
eerste gedachte was: ik stop met viool
spelen. Ik was er van overtuigd dat ik
door de critici en de collega's genadeloos
gepakt zou worden. Ik leefde namelijk
met het onmenselijke gevoel dat ik me
niets kon permitteren. Nooit mocht fa
len. Dat bewuste concert werd ook bijge
woond door mijn zoon Oskar. Na afloop
zei ik tegen hem: „Dat was niet best hè,
wat je vader daarnet deed. Van de no
ten, die ik niet gespeeld heb, kun je met
gemak een nieuw concertstuk compone
ren". Het enige wat hij terug zei was:
„Asjeblieft, mag jij ook eens een keer.
Voor zo'n black-out hoef ik nu niet bang
meer te zijn. Daardoor kan ik me ten
volle concentreren op een hinderlijk sui
zen in mijn rechteroor. In de stilte van
de avond en de nacht komt ook alles te
rug wat ik overdag heb opgevangen. En
omdat ik een groot aantal leerlingen heb,
hoor ik automatisch ook een groot aan
tal melodieèn. Het is een kleine kwelling
die mijn nachtrust danig in de war
schopt. Maar ik troost me met de ge
dachte dat je beter wakker kunt liggen
van muziek dan van zorgen".
LEO THURING
FOTO: CEES VERKERK