Achter 't Vredespaleis om, le grote kruispunt rechts, zodra net kan linies Ixt Binnenhof Erfpacht op z'n Haags: Eigendom met rood lintje Achitectuur is niet altijd bedoeld om lang mee te gaan Sweelinckpleinl4. ZATERDAG 1 MAART 1981 Erfpacht, een begrip dat menig ondernemer schrik aanjaagt. Wie grond pacht van de gemeen- te weet immers maar nooit wat er in de toekomst mee gebeurt, zo is de heersende gedachte in de zakenwereld die in het algemeen een voorkeur heeft voor eigen grond. Bovendien is de jaarlijkse erfpachtscanon (de aan de gemeente te betalen vergoeding voor het gebruik van de grond) voor veel bedrijven een forse uitgave en niemand kan van tevoren zeggen met hoeveel dat bedrag om- hoog gaat als het erfpachtcontract afloopt. Den Haag is een van de zes Nederlandse gemeenten die erfpacht verplicht stelt. Op 4 november 1985 .besloot de gemeenteraad in deze stad tot een in- grijpende wijziging van het grondbeleid. Een van de gevolgen: gemeentegrond mag voortaan alleen nog worden uitgegeven in erfpacht. Zij het eeu- .wigdurende erfpacht, waarbij de waarde van de -grond op het moment van uitgifte voor eens en altijd wordt vastgesteld. De gebruikers mogen kiezen tussen voortzetting van de periodieke be- taling of het in één keer afkopen van de pacht. Voor het bedrijfsleven zou daardoor de onzeker- heid moeten worden opgeheven en de gemeente i is als juridisch eigenaresse toch beter in staat con- trole uit te oefenen op het gebruik van de grond. Maken deze maatregelen het economisch klimaat in Den Haag weer aantrekkelijk voor bedrijven en is de „psychologische barrière" van de erf- pacht nu weggenomenVragen die we voorleg den aan enige mensen die beroepshalve veel te maken hebben met (bedrijfs)onroerend goed. DEN HAAG „Een elegant compromis dat zeker navolging verdient in de rest van Nederland. Het nieuwe Haagse erf pachtstelsel is voor ons volledig aanvaard baar". Wie niet beter weet, zou denken dat hier een warm bepleiter van erfpacht aan het woord is. Niets is minder waar. De heer J. C. van Spronsen houdt er zelfs he lemaal niet van. Als directeur van de in stitutionele belegger Nationale Nederlan den-Vastgoed blijft zijn voorkeur uitgaan naar eigen grond. Toch is hij onder de indruk van wat VVD. PvdA en CDA in Den Haag na jarenlange studie heb ben bereikt: „Ik vind het knap dat het Haagse ge meentebestuur tot een stelsel is gekomen dat het karakter van volledig eigendom dicht benadert. Het is het helaas nog niet helemaal. Je kunt het „eigendom met een rood lintje" noemen. Wij heb ben steeds gezegd en blijven dat ook volhou den dat er een keus zou moeten zijn tussen deze vorm van erfpacht en volledig eigendom. Maar het nieuwe Haagse erfpachtstelsel is voor mij het meest aanvaardbare van Nederland". Nationale Nederlanden-Vastgoed belegt over de hele wereld geld van pensioengerechtigden in on roerend goed. Steeds weer met het doel het ren dement zo hoog mogelijk te maken en daarbij de risico's beperkt te houden. Vandaar ook dat de beleggers bij de aankoop van onroerend goed per definitie uitgaan van eigendom. Erfpacht kan nu eenmaal niet zo veel zekerheid bieden als eigen dom en zal als er gekozen kan worden al tijd het onderspit delven. „De praktijk heeft ons geleerd dat het verhandelen van projecten op erf pacht moeilijker is dan van projecten op eigen grond. Bovendien wordt de verkoopprijs erdoor gedrukt. Dergelijke risico's willen die verzeker- Plaspoelpolder en Kerketuinen. Twee industrie gebieden die, volgens adjunct directeur Otterloo van Zadelhoff- makelaars, precies het verschil weergeven tussen grond-in- eigendom en erfpacht: ,,De Plaspofelpolder bruist van activiteit, in Kerketuinen gebeurt niets". BEDRIJFSLEVEN GEMATIGD ENTHOUSIAST OVER NIEUW GRONDBELEID den van mij niet", verklaart de heer Van Spron sen, die tevens voorzitter is van de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ). In de ROZ, die enige tijd geleden een rapport over erfpacht samenstel de, zijn organisaties vertegenwoordigd van pensi oenfondsen, banken, makelaars, bouwonderne mers, levensverzekeraars en projectontwikke- ONEERLIJK Een van de in het ROZ-rapport naar voren ge brachte bezwaren heeft betrekking op de duur van de erfpachtscontracten in sommige steden. In Rotterdam bijvoorbeeld wordt de canon (de jaar lijks te betalen erfpachtsom) elke vijftig jaar aan gepast. Van Spronsen: „Dan zeggen ze daar: „Ja maar, je mag de canon ook voor vijftig jaar afko pen". Nou, je betaalt dan een bedrag dat overeen komt met de dagwaarde van de grond. Maar dat betekent wel dat je over vijftig jaar weer de grond moet betalen Als wij als onderneming zo'n systeem zouden hanteren bij grondverkoop, wer den we in de kranten afgeschilderd als woeke raars. Zo'n vorm van erfpacht is oneerlijk en on aanvaardbaar. Daarom zeg ik ja" tegen de Haag se oplossing". Mr. R. W. M. Smeets, secretaris van de ROZ, heeft een wat ingetogener oordeel. In hoeverre de beleggers werkelijk reden tot tevredenheid hebben over het Haagse stelsel, wil hij laten af hangen van de nog vast te stellen bepalingen. Daarin komt onder meer te staan wat niet met de grond mag gebeuren, omdat het gevaarlijk, hin derlijk of schadelijk zou zijn. Er zijn ook voor waarden met betrekking tot onderhoud van grond en opstallen, vernieuwing en herbouw. Wié ze niet naleeft, wacht sancties, zoals boetes. Smeets vindt erfpacht als gemeentelijk controle middel overbodig. Daarvoor bestaan zijns inziens al voldoende andere instrumenten, zoals bestem mingsplannen. „Erfpacht is louter en alleen een inkomstenbron van de gemeente", zegt Smeets, die het nieuwe Haagse stelsel echter wel een „stap in de goede richting" noemt. De mening van drs. Chr. W. L. de Bouter, alge meen secretaris van de Haagse Kamer van Koop handel en Fabrieken, wijkt niet veel af van dat van de heer Smeets. Is het waar, zoals een andere krant enige tijd geleden beweerde, dat de Kamer ondernemingen adviseert zich toch maar vooral in de Haagse randgemeenten te vestigen, omdat ze daar grond in eigendom kunnen verwerven? De Bouter: „Nee, maar we wijzen bedrijven wèl op die mogelijkheid. We willen hun een accuraat beeld geven van de situatie. Onze verwachting is dat een aantal bedrijven dan voor eigen grond zal kiezen en dus niet naar Den Haag komt". „Maar", vervolgt De Bouter, „er kunnen meer factoren van belang zijn. Een onderneming die per se in Den Haag moet zitten, zal over die erfpachtkwes tie heenstappen. Als het voor een bedrijf niet zo veel uitmaakt of het in of net buiten Den Haag is gevestigd, kan erfpacht de doorslaggevende fac tor zijn". Drs. De Bouter is niettemin van oordeel dat de nieuwe erfpachtregeling in het algemeen gunstiger is dan de oude. Op enkele haken en ogen na, acht hij haar aanvaardbaar voor het bedrijfsleven. Als nadeel ziet de Kamer van Koophandel onder meer dat een erfpachter die de functie van de opstal wil wijzigen, compensa tie moet betalen als die functie naar de mening van de gemeente financieel meer oplevert. De Kamer vreest dat een dergelijke bepaling rem mend kan werken op het plegen van nieuwe in vesteringen, wat de verpaupering van wijken in de hand kan werken. Ook de makelaars in bedrijfspanden hebben in hun werk volop rekening te houden met het grondbeleid van de gemeente. Maar of ze zich al zo in de materie hebben verdiept als bijvoorbeeld de beleggers en de Kamer van Koophandel is de vraag. Ofschoon de afdeling Den Haag van de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM) vorig jaar een uitgebreide reactie gaf op de nieu we plannen voor gronduitgifte, lijkt het hoofd stuk „erfpacht" nauwelijks bekend bij het in on roerend goed voor hedrijven gespecialiseerde ma kelaarskantoor Nieboer Van Kuijen. Mogelijk heeft dat te maken met het feit dat de makelaars in de praktijk nog niet of nauwelijks te maken hebben met het nieuwe systeem. Directeur C". P A. van Kuijen bleek in de veronderstelling te verkeren dat bedrijfsgrond in Den Haag wordt uitgegeven voor vijfenzeventig jaar. Eeuwigdu rende erfpacht gold alleen voor woningen, dacht hij. Dat plan heeft weliswaar op tafel gelegen, maar is al geruime tijd geleden gewijzigd in een gelijke regeling voor alle soorten van onroerend goed. Zadelhoff, een ander groot makelaarskantoor dat actief is in onder meer Den Haag, lijkt beter geïn formeerd. Adjunct-directeur P. G. C. Otterloo van de Haagse vestiging van Zadelhoff vindt kortweg dat het systeem niet deugt zolang bedrijven geen mogelijkheid hebben de grond in eigendom te verwerven: „En als de gemeente die erfpacht dan zo nodig overeind wil houden, moet ze er maar voor zorgen dat de situatie in geld uitgedrukt iets voordeliger uitkomt dan eigendomsverwerving". Naar zijn mening is de nieuwe regeling zelfs slechter dan de oude. „Voorheen werd nog wel eens wat ruimte opengelaten om grond 'te ruilen met de gemeente, bijvoorbeeld als een onderne mer van een plek in de stad naar een industrie terrein verhuisde. Ik vrees dat dat straks uitge sloten is. Die mensen gaan dan mogelijk toch op zoek naar gemeenten waar ze wèl eigen grond kunnen krijgen". Otterloo's voorkeur gaat uit naar een vrije keuze tussen erfpacht en eigen trond: „De praktijk geeft aan waarom dat het este is. Kijkt u maar naar de Plaspoelpolder, waar je die vrije keuze hebt. Die bruist van de activiteit. Kijk dan eens naar Kerketuinen, waar erfpacht verplicht is. Daar gebeurt niets". En dat is, aldus Otterloo, zeker niet alleen te wijten aan de slechte ontsluiting van Kerketuinen of omdat dit gebied veel later tot ontwikkeling is gebracht dan de Plaspoelpolder. Uit de woorden van de adjunct-directeur klinkt overigens weinig waardering voor de Haagse houding ten opzichte van het bedrijfsleven. De grondpolitiek geeft zijns inziens aan dat het ge meentebestuur nog niet echt bedrijfsvriendelijk is, al maakt hij onmiddellijk een uitzondering voor wethouder C. Nyqvist („die durft tenminste zijn nek uit te steken"* Den Haag mist daardoor kansen, zegt Otterloo, die dit illustreert met een voorbeeld. HEINEKEN Ongeveer een jaar geleden klopte hij aan bij de gemeente Den Haag om te komen praten over de eventuele vestiging van een bedrijvencomplex (tienduizend vierkante meter) van Heineken. Hij werd te woord gestaan door een ambtenaar, die hem enigszins laconiek zou hebben laten weten, dat er in Kerketuinen nog wel erfpachtgrond verkregen kon worden. Meer had Den Haag in feite niet te bieden, waarna Otterloo zich nog uit sluitend concentreerde op de randgemeenten. Het ziet er nu naar uit dat Leidschendam aan het langste eind zal trekken. Wat het „zaken doen" betreft kan Den Haag volgens hem nog veel leren van de randgemeenten. „Het is heus niet zo dat ik onmiddellijk ontevreden wegloop als ik niet di rect een bevredigend antwoord op mijn vragen krijg. Maar als ik zie dat het een moeilijke en lan ge weg dreigt te worden en ik bij de andere ge meenten meer gehoor vind, dan denk ik: laat dat eerste maar even rusten". RENÉ VAN LEUSDEN FOTO'S: MILAN KONVALINKA CEES VERKERK Scheidende hoogleraar restauratie Temminck Groll: DELFT Nee, we moeten vooral niet gaan lachen. De Bijlmer, of iets wat daar op lijkt, kan als het tijd van leven heeft over tweehondrd jaar heel goed op de lijst van monumenten staan. Een bouwwerk dat ten tijde van zijn verschijning wordt verafschuwd, wordt volgens prof. dr. ir. C.L. Temminck Groll niet zelden een cul- tuurgoed. Louter omdat het representatief is voor zijn tijd. De scheidende hoogleraar restauratie aan de TH Delft geeft daarmee in extremis aan hoe vreemd het kan lopen met (bedrijfs)gebouwen, wijken en Prof. dr. ir. C.L. Temminck Groll: „Alle architectuur van vóór de industriële revolutie zou eigenlijk integraal als monument moeten worden beschouwd. Voor het jongere werk moeten we zien te komen tot in brede kring geaccepteerde selectiecriteria' De vispoort annex vuurtoren van Harderwijk; karakteristiek voor het stadsgezicht dat volgens Temminck Groll S geruisloos dreigt te verdwijnen omdat inwoners hun H huizen H openbreken om er patat- 1 of viskramen j van te maken. soms zelfs hele stadsgezichte^ En hoe moeilijk de >?un tijd. Dat maakt ze zo interessant voor volgen- waarde ervan is aan te eeven. Wat Temminck de generaties. Waar wij ons in het onderwijs op waarde ervan is aan te geven. Wat Temminck Groll betreft kan er wel een duidelijke grens richten, is hoe je in bouwkundige zin met die ou- worden getrokken: alles in Europa van vóór 1850, dere architectuur moet omgaan. Je moet probe- de industriële revolutie, zou eigenlijk integraal ren de historische kwaliteiten tot hun recht te la- als monument moeten worden beschouwd. I wat daarna is gebouwd en nog gebouwd zal wor- ten komen, terwijl je de gebouwen in constructie ve zin weer gezond maakt en ze aanpast aan de den, kunnen we dan met z'n Sllen naar hartelust hedendaagse manier van gebruiken" I verder kibbelen. „We zullen moeten selecteren Q-gweteilSVOl oNaar aanleiding van zijn afscheid aan de TH in - Architectuur is altijd° een dankbaar onderwerp Delft werd er een symposium gehouden onder de geweest voor controverses. De maatstaven waar- titel „Doorgaan met het verleden, gewetensvol op ontwerpen worden beoordeeld lopen te zeer omgaan met het bestaande". Oudere gebouwen uiteen om tot een eensluidend oordeel te komen. Wat de één mooi vindt, noemt de ander lelijk. En wat de één als functioneel ervaart, daar kan een ander niet in wonen of werken. Prof. Temminck Groll spreekt in dat verband van een eeuwig soort relativiteit. „Maar toch is er wel degelijk sprake van in meerdere of mindere mate aanwe zige „kwaliteit". Soms wordt die al heel snel on derkend, maar het kan ook één of twee genera ties duren". Slopershamer Daardoor is het mogelijk dat diverse werken van bouwmeesters die nu algemeen gewaardeerd I worden, in de loop der tijd toch onder de slopers hamer verdwijnen. Enkele boeiende kerken van Cuypers, architect van ondermeer het Rijksmu seum, zijn daarvan treffende voorbeelden. 1 „Natuurlijk moet je de natuurlijke selectie wel een beetje zijn gang laten gaan", zegt Temminck Groll. „Maar de tijd is niet altijd een excellente keuzeheer. Vormen van bescherming zijn daarom altijd zinvol. Architectuur is tenslotte een spel van mensen. Eens hebben burgers geld besteed om iets te laten bouwen, een fabriek, een huis, een woonwijk, het doet er niet toe wat. Die ge bouwen vertellen dus iets over die mensen en die je wilt doorgeven aan volgende generaties vragen nu eenmaal altijd «en voortdurende zorg, zo redeneert Temminck Groll. „Maar", zegt hij ook, „we moeten ons tevens realiseren dat archi tectuur niet altijd is bedoeld om lang mee te „Natuurlijk, het „jongere monument" zal voorals nog een een enorme puzzel blijven, want het be stand van na 1850 is veel en veel groter dan dat van voor die tijd. Bij de oudere monumenten we ten we al meer waar we aan toe zijn. In vele ge vallen zijn ze in het bijzonder waardevol omdat ze altijd zo typerend zijn voor het land en de plek waar ze staan. Dat hoeft overigens niet één ge bouw te zijn. Het is vaak juist dat ene waardevol le gebouw met alle „gewone" huisjes er omheen, die met elkaar de structuur bepalen. Neem nou Elburg en Harderwijk, eens hele karakteristieke visserplaatsen. Maar die trekken zo veel toeris ten, dat inwoners hun huisjes gaan openbreken om er een patatkraam van te maken. Op de lange duur vernietig je dan toch iets. Het aantrekkelij ke gaat verloren door zijn eigen aantrekkelijk heid". Dilemma Die geruisloze verdwijning van de omgeving, de knabbelsgewijze afbraak zoals Temminck Groll het noemt, is volgens de hoogleraar moeilijk in banen te leiden. Hij is er niet voor zaken dwin gend van bovenaf op te leggen. Het past volledig in zijn visie dat in eerste instantie de mensen met elkaar bepalen of iets een blijvende waarde heeft of niet. Het dilemma is echter dat het bredere pu bliek zich in een aantal gevallen niet realiseert wat er aan de hand is, terwijl deskundigen het dan vrijwel unaniem eens zijn over de grote bete kenis er van. Zo'n situatie wordt vooral in de hand gewerkt omdat bij architectuur de economi sche waarde en de culturele waarde doorgaans niet parallel lopen. En aangezien economische motieven bij het némen van beslissingen meestal veel zwaarder wegen dan bijvoorbeeld die cultu rele, kan er onherstelbare schade worden aange richt aan het architectonische „landschap". Samenspel Temminck Groll: „Maar als er in samenspel tus sen deskundigen en bestuurders aan de ene kant en eigenaren/beheerders van monumenten aan de andere kant gekozen wordt voor handhaving, dan begint de problematiek van de restauratie. Een goede restauratie vraagt zóveel speciale des kundigheid van de architect, dat op de afdeling bouwkunde door de Werkgroep Restauratie een apart studieprogramma werd ontwikkeld. Uit het symposium blijkt, tlat dat programma nog wel ge specialiseerder zou moeten worden: de zorg voor de oude monumenten wordt er zeker niet een voudiger op". „Daarbij komt dan nog eens de zorg voor de jon gere monumenten met hun eigen technische en functionele problemen. Terwijl het aanleggen van maatstaven op zich al zo oneindig moeilijk is. Geef maar eens aan hoe je een gebouw, een stad, ervaart. En waarom. Het is een spel van contras ten en bindingen. Maar je móet selecteren. Al je er vanuit gaat dat alles op den duur monument wordt, louter op basis van zeldzaamheid, doen za ken als bijvoorbeeld esthetica er niet of nauwe lijks meer toe. En dat kan toch nooit de bedoeling zijn, dan wordt het wel erg ironisch". DICK HOFLAND (ADVERTENTIE)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 38