Dood aan de verpaupering! Mensen krijgen lucht van voordelen airconditioning bet Binnenhof WINKELSTRATEN WORDEN „UITGEROLD WARENHUIS"OF NIET? DEN HAAG De meningen zijn ver deeld. Sommige enthousiaste onderzoekers maken de laatste tijd met beslistheid mel ding van de definitieve wederopstanding van de binnenstad in de vier grote steden, maar bijna ogenblikkelijk worden ze door collega's tot de orde geroepen: niets daar van, het centrum is en blijft het stiefkind van de Hollandse handel. Wie in deze te geloven? Eerst de optimisten. De bewering dat de binnen stad bezig is uit het diepe dal van vandalisme, cri minaliteit, dumpwinkel en verpaupering omhoog te klimmen, is te vinden in een zeer gedegen rap port van het van oorsprong Britse bureau Healy Baker, adviseurs in onroerend goed met onder meer vestiging in Amsterdam. In het onnavolg bare idioom der wetenschap melden de onderzoe kers: „Door concentratie van de betere winkels in vooral op ,,fun-shopping" gerichte branches ont staat in de binnensteden weer een hoogwaardig en aantrekkelijk winkelmilieu. Zowel kwaliteit en variatie van het aanbod als presentatie en dienstverlening zullen verbeteren". „Fun-shop- ping?" De redenering is als volgt. Doordat de con sument de dagelijkse boodschappen doet binnen de directe omgeving van het huis, krijgen de win kels in de binnenstad steeds vaker een recreatie ve functie: lekker de stad in, kopje koffie in het warenhuis en dan „zomaar" en impulsief kopen. Luxe artikelen, niet direct noodzakelijk voor de eerste levensbehoeften maar gekocht in de rots vaste overtuiging dat het in harde tijden fijn is om jezelf te zijn. Minder exclusieve winkels als mede de handel in volumineuze produkten (meu bels, bouwmaterialen en textielsupers), verdwij nen naar de rand van de stad naar industriewij ken blijft over de „betere" handel. „Het aan bod moet mooi, modieus en redelijk duurzaam zijn. Een beetje trendy mag, maar stijl is belang rijker, met daarbij een zekere exclusiviteit". Al dus onstaat wat wordt genoemd een uitgerold wa renhuis: „Een sterke concentratie van grotere en kleinere winkels en warenhuizen, die elkaar zo wel beconcurreren als aanvullen, die alleen geza menlijk die kwaliteit en variëteit kunnen- bieden die de consument verlangt". Waar of niet waar? „Nou", twijfelt Aad Oudt, voorzitter van de kersverse Vereniging Onderne mers Haagse Binnenstad en directeur van Wulfs- en Wulfsen in de Venestraat, „ik ben duidelijk minder optimistisch. Het rapport zou kunnen doen vermoeden dat een revival van de binnen steden als het ware volgens economische wétten verloopt en vanzelf komt. Da's onzin. Je moet als ondernemer zelf actie voeren. Via de vereniging proberen we allerlei evenementen te houden, de sfeer te bevorderen door bijvoorbeeld terrasjes en musea naar de binnenstad te halen. Als er dan 's avonds bovendien iets meer te doen valt voor het publiek, pas dan heb je een echt uitgaanscen trum en kun je spreken van fun-shopping. Als je er niet in slaagt een bepaalde mix te vinden van winkels met horeca en cultuur, dan kun je zo'n rapport even goed in de prullenbak gooien". De Haagse binnenstad heeft het moeilijk; dat is bekend. De verpaupering in bepaalde straten is velen een doorn in het oog. Wethouder Dijkhui zen (economische zaken) gaf een half jaar geleden een Rotterdams adviesbureau de opdracht een onderzoek in te stellen naar het produkt binnen stad. Het rapport komt binnenkort uit. De heer Tuinman, mede-verantwoordelijk voor het on derzoek, wil er niet meer over kwijt dan dat vra gen aan twintig betrokken instanties en bedrijven een „coherent beeld" van de problemen in de Haagse binnenstad hebben opgeleverd. Tuinman: „Dat verhaal over „fun-shopping" is prachtig voor de binnenstad, maar het is maar één kant van de medaille. Want wat is dat nu precies? Je hebt mensen die het prachtig vinden om een dag door te brengen in een groot woonwarenhuis als Ikea aan de rand van de stad, ergens anders ook zo'n meubeltoonzaal te bezoeken en vervolgens alle prijzen te gaan vergelijken. Dat valt, net als winkelen in de binnenstad, evengoed onder het hoofdstuk „recreatief winkelen". OPGEKNAPT En toch; toch lijkt aan het spook van de verpau pering heel langzaam een einde te komen. Daar wijzen twee factoren op. In de eerste plaats is daar de hernieuwde belangstelling van exclusieve winkels voor een lokatie in het hart van de stad of, zoals in Den Haag in de Venestraat en de Hoogstraat, daar niet'ver vandaan. „Een paar jaar geleden was het hier diepe droefenis", weet een dame die etalages bekijkt in de Venestraat, „maar nu is het heel behoorlijk opgeknapt. Er lopen weer nette mensen en er zijn weer aardige win keliers". We schuifelen richting Hoogstraat. „Er zijn hier natuurlijk geen bakkers meer zoals vroeger. Daar hoef ik niet meer voor te komen. Het is puur de gezelligheid". Volgt een tirade over de Spuistraat („diepe ellende"), de aldaar winkelende menigte („ze zeggen: laten we maar niet de Venestraat ingaan, daar is alles veel te duur") en het komen en gaan van zeer verwerpe lijke neringdoenden, belust op een snelle omzet en zich niet of nauwelijks bekommerend om ser vice aan de klant. Ander signaal dat zou kunnen duiden op een stap in 'de goede richting vormt de plotseling opleven de interesse van grote en minder grote institutio nele beleggers voor de aankoop van winkelpan den, met name in het hart van de binnenstad, dc zogeheten Al-lokaties. Het onderzoek van Healy Baker omschrijft de belangstelling als „een om slag", immers: „Tot voor kort waren de actieve institutionele beleggers terughoudend; soms was er zelfs sprake van „angst voor winkels", aldus het rapport, dat verder meldt dat de firma Ro- damco onlangs een totaalbedrag van 65 miljoen uittrok voor aankoop van winkels. Voorzitter P. Jager van de Nederlandse Vereniging van Make laars (NVM) en werkzaam bij Frisia van der Lin den in Den Haag, onderschrijft de door de onder zoekers aangetroffen ontwikkeling: „Je kunt in derdaad spreken van een trend. Er zijn altijd be leggers geweest in winkelpanden, maar de groep heeft zich uitgebreid. Kijk, kantoorgebouwen blij ven nogal eens leeg staan; dat is bij winkelpanden minder het geval. De mensen zullen toch altijd boodschappen blijven doen en daarvoor naar de winkel gaan. Daar komt bij dat de vraag van huurders naar panden aanmerkelijk is toegeno men en de huur is gestegen. Allemaal voordelen voor een belegger", aldus Jager. Ook het bureau Zadelhoff Makelaars uit Den Haag komt na on derzoekingen tot de conclusie dat interesse van beleggers voor winkelpanden groeiende is. Reden onder meer: de „sterkere" huurders. De huren zijn recentelijk met sprongen omhoog gegaan. Voor de Spuistraat in Den Haag betaalt een ondernemer gemiddeld vijftienhonderd gul den per maand per vierkante meter. Dat bedrag was in 1974 nog zeshonderdvijfentwintig gulden: een stijging van honderdveertig procent. Ter ver gelijking: winkeliers in de Amsterdamse Kalver- straat en op de Lijnbaan in Rotterdam betalen zestienhonderd gulden ('74: duizend, respectieve lijk zevenhonderdvijftig gulden). In kleinere ste den als Breda (gemiddels vijftienhonderd gulden) is de stijging vergeleken met 1974 zelfs driehon derd procent! BETERE TIJDEN Onderzoeker Tuinstra uit Rotterdam verklaart de interesse voor het aankopen van winkels tevens uit het economische herstel of op z'n minst de verwachting daarvan. „We staan aan de voora vond van een nieuwe koopkrachtgolf. Er breken betere tijden aan. Dat geeft beleggers de garantie dat hun aankoop een succes zal zijn. Daar komt bij dat de huren de afgelopen jaren relatief ook al vrij hoog waren: hoger dan je op grond van de geringe vraag van winkeliers naar panden zou mogen verwachten". Bij alle vreugde van beleg gers over wat heet de „aantrekkende" huren die een „opwaartse druk" vertonen, plaatst Tuinstra enige kanttekeningen. „Een hoge huur leidt er vaak toe dat een winkel een snelle omzet moet maken: uitverkoop dus. Winkels met een exclu sief assortiment kunnen dat niet bijbenen en ver trekken dus uit het centrum. Zo zijn in Amster dam een paar alternatieve winkelcentra ontstaan: P.C. Hooftstraat, Van Beethovenstraat. Met alle negatieve gevolgen van dien, want beide straten liggen een flink eind weg van het eigenlijke cen trum. Wat dat betreft heeft Den Haag nog het ge luk gehad dat de wat betere winkels verhuisd zijn naar straten als Venestraat en Hoogstraat, niet Een winkelende dame in bontjas vindt dat de wij ze waarop in sommige delen van de binnenstad de winkelruimte is ingevuld respect afdwingt maar tegelijk" is ze enigszins bedroefd: eens te meer blijkt hoe diep de kloof tussen arm en rijk in Nederland is geworden. „Arme mensen dur ven in deze straten niet meer te komen", schudt bezorgd haar rijk bepoederde gelaat. „Die den ken: het is toch veel te duur voor ons. Weet u, ik kom zelf uit een milieu waarin het gewoon was om met de auto naar school te worden .gebracht, paard te rijden en te tennissen. Maar ik ben aller minst tevreden over de huidige gang van zaken. Mensen zijn een stuk vuil geworden. Alles draait om geld. Mensen moesten niet alles meteen wil len hebben. Een beetje soberheid dat kan geen kwaad". ARJEN SCHREUDER FOTO: CEES VERKERK ZATERDAG 1 MAART 1 verpaupering lijkt heel langzaam een einde te komen. DEN HAAG Uit overlevering weten de ouderen onder ons nog wat echte, niet- verontreinigde buitenlucht was. Elke ademhaling scheen een tinteling door je aders te voeren, waarna je niets anders wilde dan heerlijk de handen uit de mou wen steken. Maar sinds de industriële re volutie is het op veel plaatsen raadzamer binnen te blijven zuchten dan buiten je longen vol te zuigen met kuchgas. Toch kan een mens niet leven van „brakke" lucht en dus moeten gebouwen een goede ventilatie hebben. Zuurstof moet worden aangevoerd, verzadigde lucht afgevoerd. In een normaal woonhuis kun je bij grote buiten- warmte de ramen en deuren openzetten, 's Win ters blijft de ventilatie echter alleen op gang doordat de voor- of achterdeur af en toe wordt geopend. In flats is die natuurlijke luchtverver sing al weer een stuk minder en in grote, met name hoge kantoorgebouwen bijna onmogelijk. De betere isolatie van wanden en daken plus de dubbele beglazing zorgen ervoor dat lucht bijna niet kan binnenkomen of weggaan. Dit werkt ook een temperatuursverhoging in de hand. 's Winters energiebesparend, maar 's zomers las-- tig als geen koeltechnieken worden toegepast. In hoge gebouwen krijg je enorme luchtverplaatsin gen (tocht) door het verschil in grondtemperatuur en „zoldertemperatuur". Daarom ook wordt het ouderwetse ventilatiesysteem, waarbij niet zelden zeventig procent van de pude lucht weer in rou latie wordt gebracht) waar nodig vervangen door een totale klimaatbeheersing: airconditioning. Maar ook airconditioning roept wel eens klachten op, zoals te benauwd, te koud of te warm, te toch tig, te veel lawaai, kans op circuleren van ziekte kiemen, enzovoorts. Of dergelijke klachten ge grond zijn, valt bij de moderne systemen te be twijfelen. De Deen Fanger, een autoriteit op het gebied van de luchtbehandeling, toonde enige tijd geleden aan de hand van statistieken aan dat, hóe goed een bepaald systeem ook is, altijd vijf pro cent van de betrokkenen niet tevreden zal zijn. Dat komt vooral doordat het systeem door hen niet direct en individueel te beïnvloeden is. Het idee dat men niet even een raam kan openen of sluiten wordt storend gevonden. De onvermijde lijke discussies tussen collega's over de vraag of een raam open of dicht moet, zijn met aircondi tioning echter wel uit de wereld. VASTE GETALLEN Feit blijft dat in elk airco-systeem gekozen wordt voor een bepaalde temperatuur en vochtigheids graad. Vaste getallen voor iedereen, maar niet ie dereen wil hetzelfde. Dat probleem speelt ook in een gewone huiskamer, maar in kantoren betreft het grotere groepen mensen. Daarom is de ten dens het steeds gerichter iedereen naar de zin te maken. Dat kan door tot in de laatste fasen van een airconditioningsysteem regelbare koel- en verwarmingsbatterijen, ventilatoren of bevochti- gers te plaatsen. Dus niet alleen centraal, maar ook per zóne en in elke ruimte. Dat kan bouw technisch steeds gemakkelijker, want de benodig de apparatuur wordt compacter, lichter, geluidlo- zer, weerbestendiger en preciezer. In plaats van Elke klimaatbeheersing vereist nauwkeurige controle. ruimtevretende „verwarmings-units" bij de ven sterbanken kan men bijvoorbeeld ook een smalle cassette in het plafond laten bouwen. Veel men sen blijken echter niet met een systeem te kun nen omgaan en zo kan het onnodig tochten door dat binnen één ruimte de individueel ingestelde temperaturen te veel afwijken. Vele draaien maar wat aan die knoppen. Alles draait in principe om het comfort, maar het moet ook economisch verantwoord zijn. Bijvoor beeld met de hulp van warmtewielen kan van af- voerenergie worden geprofiteerd. Oude lucht, die vaak door wegslippen via de lampen nog warmer wordt, wordt zonder te worden vermengd met de verse lucht door de onderste helft van een warm- tewiel geleid en weggeblazen. De verse lucht wordt door de bovenkant van het warmtewiel aangezogen en kan zo, zonder extra energiekos ten, van bijvoorbeeld 0 graden verhit worden tot 15. Bij dit systeem van totale luchtwisseling wordt de lucht voor honderd procent van buiten naar bin nen gehaald. De buitenlucht wordt daarbij super fijn gefilterd. De verse lucht wordt behalve via het terugwinningssysteem ook nog extra ver warmd doordat deze door een waterscherm wordt geblazen ter verkrijging van de juiste vochtig heidsgraad. Onder invloed van de werk- of lee fruimte zelf (grootte, lampen, mensen, natte re genjassen en eventuele naregelingsapparatuur) komt het geconditioneerde klimaat tot stand. Omdat iets meer lucht wordt aangezogen dan weggeblazen heerst er in gebouwen meestal een lichte bovendruk, met als voordeel dat daardoor de wind buitengehouden wordt. Welke lucht wordt weer afgezogen? Liefst negen tig procent van het totaal. De overige tien procent ontsnapt via kieren en gangen waar met uit zondering van het gedeelte bij de liften meest al geen luchtbehandeling wordt toegepast. AFGESTELD De airco-systemen worden zo gunstig en zuinig mogelijk afgesteld. Waar veel mensen harde, fy sieke arbeid verrichten moet de temperatuur la ger zijn dan in een bijna lege kamer waar slechts één persoon alleen maar nadenkt. De situatie kan ook steeds wijzigen. Daarop kan bij de bouw al zijn ingespeeld door de architect (keuze wel of geen kantoortuinen, welke materialen) en later door middel van flexibele wandsystemen. Het geen ook weer een flexibeler luchtbehandelings systeem vereist. 's Winters zullen sommige bedrijven de ruimte- temperatuur willen verlagen, terwijl je eigenlijk Links het bovenste helft van een warmtewiel, waar de verse buitenlucht door heen gehaald wordt. Rechts enkele fijne luchtfilters. verwacht dat de temperatuur binnen wordt opge schroefd naarmate het buiten kouder is. Maar, zo luidt de filosofie, men is 's winters in het alge meen toch al wat warmer'gekleed en dan accep teert men gewoon een iets lagere ruimtetempera- tuur. 's Zomers kun je een omgekeerde situatie aantreffen volgens hetzelfde principe. Ongezond is het om als het buiten erg warm is, te verzui men de binnentemperatuur mee omhoog te laten gaan. Een te groot temperatuursverschil moet dan namelijk worden vermeden. Mensen met een hoge bloeddruk of een zwak hart, maar ook wel gezonde personen, zouden onwel kunnen worden als ze uit een te koel gebouw komen en buiten tegen een muur van verzengende hitte aanlopen, 's Winters is zo'n verschil onvermijdelijk, maar gelukkig veel minder van invloed. TERRORISTEN Via computergestuurde controlesystemen moet het optimaal functioneren van het airconditio ningsysteem gegarandeerd blijven. Milieusnuffe laars (micro-elektronische sensors) moeten ervoor zorgen dat verontreinigde lucht direct wordt op gespoord en gemeld. Terroristen hebben wel eens gedreigd een gifbom in een luchtbehandelingssys teem te gooien. Het systeem zelf, de technische dienst en de bewakingsdienst van een bedrijf zou den daarom steeds „op scherp" moeten staan om alert maatregelen te kunnen treffen. Een. „leef klimaat is per slot van rekening het doel van air conditioning. HERMAN JANSEN FOTO'S: TJERK HERINGA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 37