Wat Jeroen Henneman ziet kan hij tekenen
Nat'Vredespaleis 2e stoplicht links,
bij het 6e stoplicht draai
om de vluchtheuvel:
Geen mitrailleurs
maar bloembakken
j tegen terrorisme
Bet Binnenhof
SIEMENS: „EIGENLIJK VERKOPEN WIJ TIJD"
Stadhoudersplantsoen 214.
ZATERDAG 1 MAART 1986.'
Camera's, warmtedetectoren, infrarood-apparatuur, computerregi
stratie, waakhonden en bomveilige alarmcentrales. In de zaken
wereld woedt een beveiligingswedloop die langzamerhand de pro
porties van een „koude oorlog" tegen de criminaliteit en het inter
nationale terrorisme heeft aangenomen. De particuliere beveili
gingsbedrijven doen goede zaken met het toenemende gevoel van
onveiligheid; de handel in angst houdt hu al ruim elfduizend
mensen aan het werk, samen goed voor een omzet van bijna twee
miljard gulden. Beveiligingsadviseur Peter Siebelt uit de Amster
damse Bijlmer is in deze snel groeiende bedrijfstak met honderd
vijftig werknemers een kleintje, maar hij houdt er frisse ideeën op
na. „Het spijt me het te moeten zeggen, maar de grootste zakken
vullers zijn vaak de beveiligers zelf".
iND
RECHTS:
Oud en nieuw op het
bureau van Peter
Siebelt: een
elektronisch beveiligde
sleutelcassette en de
rinkelbos waarmee het
beveiligingspersoneel
vroeger zijn ronde
ondergebracht in een
stalen container.
„Gevechten van man
tot man behoren tot het
verleden".
1 DEN HAAG Een nors stemgeluid galmt
;«j door de kantoortoren en verstoort de
1 werkroutine voor een ogenblik. „Attentie
1 honderdéén, attentie honderdéén" klinkt
I het met een lichte ondertoon van paniek.
Het personeel heeft de boodschap in code, alleen
bestemd voor koelhoofdige beslissers in de orga
nisatie, allang begrepen. „Bróónd!", roept men in
koor en een collega met toneelaspiraties imiteert
het geluid van een BB-sirene. Terwijl de brand
deuren automatisch dichtvallen, frommelt de re
dactiechef aan zijn rode brandhelm. Iedereen is
inmiddels weer gewoon aan het werk gegaan.
Directeur Peter Siebelt van Siebelder Beveiliging
in de Amsterdamse Bijlmermeer vindt het prak
tijkvoorbeeld uit de Plaspoelpolder, waar de cen
trale redactie van deze krant is gehuisvest, uiterst
vermakelijk. „Allemachtig, gaat dat werkelijk
zo?", grinnikt hij. Overweegt: „Het zal wel de ge
wenning zijn waardoor iedereen die code kent en
er zo nonchalant gereageerd wordt. Daar moet je
enorm voor oppassen, gewoontegedrag. Volgens
mij is dat een van de grootste gevaren in het be-
veiligingswerk".
Het ligt voor de hand: een beveiligingsadviseur
spreekt graag in termen van gevaren en risico's.
Wordt een nieuw kantoor bezocht voor een be
veiligingsadvies, dan zijn de denkbeeldige jeugdi
ge vandalen, gewiekste inbrekers, brandstichters,
bedrijfsspionnen en desgewenst terroristische
zelfmoordcommando's al in aantocht. Een onno
zele regenpijp langs de buitengevel wordt plotse
ling levensgevaarlijk. En zonder intercomsysteem
kun je de bij brand in paniek vluchtende perso
neelsleden niet tot kalmte manen. Voor de prach
tige glazen entree tovert de consulent behendig
met stenen en molotovcocktails uitgeruste rel
schoppers te voorschijn. „Kan er geen gracht of
muur om dit kantoor heen?", informeert hij dan
beleefd
DE STUIPEN
„Je mag de mensen niet de stuipen op het lijf ja
gen", meent Siebelt. „In onze branche zijn helaas
nog vrij veel beunhazen aan het werk. Die sturen
meteen een vent met een pet en een stel strepen
naar zo'n kantoor en laten er het hele scala aan
moderne beveiligingsapparatuur op los. Omdat
onze bedrijfstak zo enorm gegroeid is en ei» van
een goede controle door de overheid nog niets te
recht is gekomen, zit er nogal wat kaf onder het
koren. Zakkenvullers durf ik ze rustig te noe
men. En de ellende is dat je, als je een bedrijf te
opzichtig beveiligt, juist boevenvolk aantrekt.
„Daar zal wel wat te halen zijn", redeneert meri
dan".
Siebelt spreekt uit ervaring. Hij kent het crimine
le volkje van dichtbij. De eerste jaren van zijn
loopbaan in het beveiligingswerk, toen hij nog als
individuele bewaker op de „bouwput Amster
dam-Zuidoost" paste, stond hij geregeld oog iri
oog met minder goedwillende medeburgers. Zo'n
tweehonderd „heterdaadjes" kon Siebelt jaarlijks
op zijn conto schrijven, waarbij de arrestant niet
zelden op een brancard werd afgevoerd. „Ik heb
nog een hele collectie slag- en steekwapens aan
die knokpartijen overgehouden", laat Siebelt
die in fysiek opzicht nog steeds mag beschik
ken over een borstkas met de omvang van een
bierton zich ontlokken. 1
PROFESSIONELER
Maar de beveiligingsbranche, en ook Siebelt zelf,
heeft zich de afgelopen jaren „geprofessionali
seerd". Gevechten van man tot man behoren tot
het verleden, de beveiligingsbedrijven gaan het
geboefte tegenwoordig met hypermoderne appa
ratuur te lijf. Zo werd het paard waarmee Siebelt
„McCloud" verwierf, verruild voor een glanzend
zwarte auto. De caravan van toen maakte plaats
voor een reeks aaneengeschakelde bouwketen,
met in het midden het „zenuwcentrum" van Sie
belder Beveiliging: een stalen container, volge
stouwd met computerapparatuur en terminals.
Deze „alarmcentrale" heeft in feite de taak van
de vroeger zo waakzame burgers overgenomen:
als er bij een aangesloten bedrijf een stil alarm af
gaat is het personeel van Siebelt binnen tien mi
nuten ter plaatse, zo wordt beloofd. Is er werke
lijk iets „aan de knikker", dan wordt de politie
gewaarschuwd.
„Beveiligingsmensen moeten geen politiemanne
tje meer gaan spelen. Wat ik vroeger zelf heb uit
gehaald zou ik mijn personeel nooit toewensen.
Signaleren en alarmeren, daar moet het bij blij
ven. Confrontaties vermijden en desnoods de cri
mineel op een veilige afstand volgen", zo vat de
directeur zijn filosofie samen. Desgewenst kan
een klant uitgerust worden met een aantal toeters
en bellen om Jan Rap en z'n maats op veilige af
stand te houden. Maar, aldus Siebelt, ook hier
geldt: overdaad schaadt.
„Een goede mentaliteit van het eigen personeel is
al meer dan de helft van het beveiligingswerk",
meent de directeur. „Beveiliging hoort bij het in
dividu zelf thuis, bedrijven als het mijne zijn
slechts hulpmiddelen. Je kunt bijvoorbeeld een
kantoor geweldig beveiligen, maar als het perso
neel 's avonds de ramen laat openstaan of de bu
reaus niet afsluit, dan is het snel gebeurd. Is de
organisatie zodanig, dat men elkaar een beetje
kan controleren? Dat is ook een belangrijk punt.
Want het gevaar komt niet zelden van binnenuit.
Over elektronica heb je dan nog helemaal niet
gepraat".
REVOLUTIE
Op elektronisch gebied is er niettemin een revo
lutie gaande die het werken in kantoren en fa
brieken aanzienlijk kan veranderen. In beveili
gingsjargon: de „compartimentering" grijpt om
zich heen. In gewoon Nelderlands betekent het
dat een personeelslid alleen daar kan komen,
waar hij ook werkelijk iets te zoeken heeft. Sie
belt: „Door variabele werktijden en het toene
mend gebruik van één kantoorpand door meer
bedrijven, js de behoefte aan controle van het
personeel sterk toegenomen. Hoe voorkom je nu
dat de secretaresse van de directeur die 's avonds
nog wat stukken moet ophalen, een etage hoger
bij de concurrent gaat rondneuzen?".
De oplossing is eigenlijk simpel. Alle gebruikers
van een kantoorpand krijgen een persoonlijke
keycard die toegang geeft tot bepaalde ruimtes in
DEN HAAG „Voor wie komt u?", vraagt de receptioniste van Siemens.
„Meneer Van Dijk? Ik zal hem even waarschuwen. En uw naam was?". Ze
noteert de naam van de bezoeker op een kaarlje dat met een klemmetje
vastgezet kan worden. „Als u dit zichtbaar op uw kleding wilt dragen tijdens
uw verblijf, kunt u dóór gaan zitten". De grootste leverancier van beveili
gingsapparatuur in Nederland beschermt zichzelf zorgvuldig. Zonder pasje
kom je de Siemens-vestiging in Den Haag niet binnen en als meneer Van
Dijk laat weten geen bezoeker te verwachten, kan ook niemand de balie
passeren.
In Zuidlaren brandde twee weken geleden het beurscentrum „Bernardhoe-
ve" uit. Een tragisch toeval? J. W. M. van Dijk, hoofd van de afdeling bevei-
ling van het elektronicaconcern Siemens, gelooft van niet. „Je hoeft je niet
te verwonderen over de omvang van die brand. Als je vijf gebouwen van
zes, zeven meter hoogte niet gescheiden houdt slaat zo'n brand natuurlijk
over. En als in die ene grote tent tweehonderd standhouders bezig zijn zon
der goed alarmeringssysteem, dan vraag je om moeilijkheden. Ga maar na;
vermoedelijk is kortsluiting de oorzaak geweest. Hoeveel tijd zit er niet tus
sen het moment van kortsluiting en een grote brand? Met een goed Systeem
had dat voorkomen kunnen worden". De afdeling beveiliging van Siemens
is afhankelijk van inbraak en brand. Van Dijk bestrijdt dus de verschijnse
len waar hij zelf zijn brood mee verdient. Erg ongerust is hij daar niet over.
„Er zal altijd wel een markt blijven voor onze produkten", zegt hij. Daarvoor
heerst er in Nederland nog genoeg lichtzinnigheid. En lichtzinnigheid bete
kent al snel: lichterlaaie. Van Dijk: „De brandbeveiliging in Nederland is
absoluut onvoldoende. Bedrijven denken nog te gauw dat alleen bij de buren
brand uitbreekt". Siemens levert brandalarmsystemen die kunnen variëren
van systemen die bij overmatige hitte de brandweer waarschuwen tot die
welke zelf alvast beginnen te blussen.
Brand en inbraak moeten beide bestreden worden door het kwaad zo weinig
mogelijk tijd te gunnen. Van Dijk: „Daarom plaatsen we tralies tegenwoor
dig liever aan de binnenkant achter het glas dan aan de buitenkant. Een
inbreker moet dan eerst het glas door (waarbij een alarm ingeschakeld
wordt) en vervolgens nog eens de tralies verwijderen. Voordat hij daar in
geslaagd is, kan de politie al gearriveerd zijn. Eigenlijk verkopen wij tijd.
We proberen namelijk de tijd tussen de ontdekking en de reactie zoveel mo
gelijk te verkleinen".
STEVO AKKERMAN
het kantoor. Een computer in de alarmcentrale,
die „on line" met de elektronische sloten van het
kantoor verbonden is, registreert automatisch wie
op welke tijden bepaalde ruimtes van het kantoor
binnenkomt. Desgewenst kunnen de elektroni-
sche sloten zo geprogrammeerd worden dat ze al-
leen op bepaalde tijden openspringen. De lift in 1
het gebouw, die ook met de kaart bediend wordt,
brengt de gebruiker alleen naar die etage waar 1
zijn kantoor gevestigd is; elders gaan de deuren
niet open. Siebelt: „Eventueel kun je op deze ma
nier ook werktijden registreren, een stil alarm in
werking stellen of vanuit de alarmcentrale het
koffiezetapparaat alvast inschakelen als de direc
teur eraan komt".
ARCHITECTEN
Dat een dergelijk elektronisch gebouw een lieve
stuiver kost mag duidelijk zijn. Het is dan ook
van belang dat de klant nog voor hij de architect
benadert, precies weet wat hij wil, zo oppert Sie
belt, Anders wordt hij onnodig op kosten gejaagd.
Bij het ontwerpen van het gebouw is het verder
van groot belang dat al in een vroeg stadium aan
veiligheid gedacht wordt. Siebelt verzucht: „Wat
ik in de Bijlmer de laatste jaren heb zien bou
wen Een architect heeft vaak geen boodschap
aan beveiliging, achteraf ben je dan kapitalen
kwijt om de schade te herstellen".
Hij vervolgt: „En het kan zo eenvoudig. Zorg dat
de parkeerplaats daar komt waar de meeste men
sen op uitkijken. Sommige entrees kun je zó met
een auto binnenrijden, een kleine verhoging kan
dat al verhelpen. Een rijtje duindoorn langs de
gevel" maakt het verder voor inbrekers al een
stuk lastiger. En waarom wordt zo zelden reke
ning gehouden met een ontruimingsprocedure bij
het ontwerpen van een gebouw? Zo kan ik nog
wel even doorgaan".
Ook om het eventuele terroristen moeilijk te ma
ken, zo besluit Siebelt, hoeft niet meteen naar de
zwaarste middelen gegrepen te worden. Beweeg
bare stalen wegvlakken, die een met explosieven
geladen vrachtwagen nog tegen kunnen houden,
zijn meestal overbodige luxe. De receptioniste
achter de balie van een aanslaggevoelig bedrijf
hoeft echt geen mitrailleur onder haar bureau te
hebben. „Een prachtige betonnen bloembak voor
de deur doet al wonderen", zegt Siebelt wat dro
merig. „Of een bordes, met stoeltjes, boompjes en
tafeltjes. Geen terrorist die daar doorheen durft
te rijden".
PAUL KOOPMAN
AMSTERDAM Uit de bonte verzame
ling kunstwerken die de 43-jarige kunste
naar Jeroen Henneman in Amsterdam in
z'n woonkamer heeft hangen, valt af te
leiden wat voor soort kerel hij is. Gek op
elke speelse vorm van ruimte, in platte en
driedimensionale vlakken, kleurig en
woest en soms ingehouden stil. Van Hen
neman zelf zal niemand er iets over horen.
Elke vorm van uitleg wordt gesmoord in
een niet zo bedoeld gemompel, dat eindigt
met een zeer goed verstaanbaar: „Nou ja,
dat weet ik zelf ook niet".
Jeroen Henneman onder meer bekend van
„De Kus", twee hoogreikende stalen strips die sa
men een manne- en een vrouwehoofd uitbeelden,
vereend in een kus voor het hoofdkantoor van de
Bijenkorf laat liever zijn werk voor zichzelf
spreken; hij neigt naar het ongrijpbare, naar de
houding van iemand die wel weet wat hij kan,
maar geen zin heeft dat uitvoerig onder woorden
te brengen. „En ik wil ook niet in een televisie
programma. Ik niet. Mijn werk mag wel op tv
worden getoond; trouwens, dat is al drie keer ge
beurd".
Het is niet aan enige opdringerigheid van Jeroen
Henneman te wijten, dat zijn werk vaak in ver
band wordt gebracht met openbare en bedrijfsge
bouwen: „Het kwam er zo van. Ik heb nooit iets
aangeboden, er is me steeds om gevraagd. Op een
of andere manier komen ze achter m'n naam en
adres, mijn werk zal ze wel aanspreken. Daar
komt bij, dat ik dat soort werk graag doe, zeker
als de opdrachtgever me vrij laat. Dat is onlangs
nog gebeurd, toen me gevraagd werd werk te le
veren voor de trouwzaal in het stadhuis van Am
sterdam en voor het politiebureau in Utrecht. Dat
laatste is klaar en hangt er al, de ontwerpen voor
Amsterdam zijn goedgekeurd".
IN STILTE
Zal Henneman niet om opdrachten zeuren „Ik
heb het goed en heb niet veel nodig hij hoopt
in stilte dat hem ooit om een ontwerp van een to
rengebouw wordt gevraagd. Een maquette heeft
hij al. Na een aantal normale verdiepingen toont
zich de hand van de meester: elke verdieping
staat enkele graden gedraaid op de vorige. En of
dat ook te bouwen valt? Henneman twijfelt daar
niet aan: „Vast wel".
Dat Jeroen Henneman over een eigen stijl be
schikt, is in een oogwenk te zien, maar waar het
persoonlijke kenmerk in schuilt, valt niet zo
gauw onder woorden te brengen. In elk geval zit
er veel beweging in. En niet alleen, omdat hij
kunstige constructies maakt met grote vogelveren
of oude vliegtuigjes. Ook zijn laatste werk, een se
rie van acht schilderijen onder de titel „Villa,
aangevallen door zeilen", is één grote beweging
en het verband met de ruimtelijke kunst van
Henneman blijft aanwezig. Ook het verband tus
sen het werk van deze Amsterdamse kunstenaar
en bedrijfsgebouwen wordt duidelijk, als hij een
overzicht geeft van zijn opleiding tot de vak-
kunstman die hij nu is.
„Mijn vader was aannemer en architect; die com
binatie kon toen nog. Hij had een bedrijf waar ik
als kind naar hartelust kon zagen en timmeren;
ik heb er heel wat werkstukken gemaakt. Mijn
vader tekende, evenals mijn moeder en dus ben
ik ook gaan tekenen; dat vond ik leuk en wat je
leuk vindt, ga je goed doen waardoor het leuk
blijft. Dat geldt toch voor ieder mens? Gaande
weg zou het mijn vak worden, hoewel mijn ou
ders dat niet zo prettig vonden; die hadden liever
gezien dat ik architect was geworden. Had ik ook
kunnen doen; ik had ook een goede chirurg kun
nen worden, maar ik werd kunstenaar".
Niet via een vakopleiding aan een kunstacade
mie. „Gewoon, in de praktijk. Door veel te kijken
en ik hèb veel gekeken. Door veel door Europa te
zwerven heb ik, toen er nog niet zo veel mensen
kwamen, zowat alle musea gezien. Dat zou ik nu
niet meer zo doen, kunst bekijken temidden van
al die mensen die er nu per bus naartoe gaan.
Maar vroeger kon het nog in alle rust".
Belangstelling voor alles wat mooi is, zijn teken
vaardigheid en de indrukken tijdens zijn jeugd
hebben Henneman gevormd tot een beeldend
kunstenaar die het moet hebben van ruimte in
alle vormen en maten en waar ook in toenemen
de mate om wordt gevraagd.
„Al heb ik het afgelopen jaar nogal wat opdrach
ten moeten weigeren omdat ik eens een jaar al
leen schilderijen wilde maken. Ik heb gespaard
om het een jaar zonder inkomsten te kunnen
doen; schilderen wilde ik. Tekenen kon ik al.
Wat ik zie, kan ik ook tekenen. Schilderen vind
ik moeilijker, dat is een heel ander vak. Als je
een kleur hebt en je wilt die kleur donkerder,
dan ben je er niet door er een druppeltje zwart
aan toe te voegen, om maar iets te noemen".
De schilderijen van Henneman en nog ander
werk, worden eind van dit jaar geëxposeerd door
Nouvelles Images in Den Haag. Met een glim
lachje geeft Jeroen Henneman toe: „Ach ja, het
zou aardig zijn als die expositie me dan ook een
jaarsalaris opleverde".
Misschien. Zijn werk is groot en monumentaal en
zal niet in elk kantoor passen. En niet alleen de
afmetingen, ook de uitbeeldingen met name van
de serie „Villa, aangevallen door zeilen" vraagt
om ruimte, zoals bijvoorbeeld de politie van
Utrecht en de bestuurders van Amsterdam heb
ben geweten. Want het werk van Henneman
heeft niet alleen iets groots, het toont ook een
verfijnd oog voor detail. Dat ervaren niet alleen
de kunstliefhebbers, dat weet ook zijn luie kater
Goof, die dagelijks met Hennemans kunstdrang
te maken krijgt. Voor hem maakte de Amster
dammer een luikje naar buiten, een poortje in
Gothische stijl. Vermoedelijk het mooiste, kunst
zinnigste katteluik ter wereld. Over oog voor de
tail gesproken
FRITS BROMBERG
(ADVERTENTIE)