„Eén lange scheur: van Leeuwarden tot Leeuwarden" De stemming wisselt in Bolsward ILFSTSDENTOCHT '86 EeidócSouAcmt Wedstrijdrijder Rode wijk uitgebreid op televisie TOERTOCHT MOOI EN ZWAAR TEGELIJK Sprotbuiken"overstelpt met fourage DONDERDAG 27 FEBRUARI 1986 PAGINA 19 Stempelen met Willem-Alexander 15 'RANEKER Terwijl de bekendmaking, lat kroonprins Willem-Alexander onder een chuilnaam meedeed aan de toertocht, een vare zoekjacht van fotografen en journalis- 1 en ontketende, hoefde Vener Kees van Ber- afvaiw tel helemaal geen moeite te doen «.«n de per- 20.00, 00n in kwestie van dichtbij te kunnen aan- chouwen. 37-jarige projectleider bij een bouwbedrijf kortetx jet juist een stempel op zijn kaart aanbrengen lee,,iid p Franeker. toen hij plotseling een groot aantal .losgeslagen" fotografen ontwaardde. Van Ber- cel: „Voordat ik door had wat er allemaal aan |e hand was, werd ik tegen de zijkant van de tempelpost geduwd. En dat. terwijl ik juist probeerde snel door te rijden". Van Berkel ont dekte even later de oorzaak van alle commotie: de aanwezigheid van kroonprins Willem- Alexander, die tegelijkertijd zijn stempelkaart aan een stempelaar aanbood. De kroonprins werd direct door een groep agenten in bescher ming genomen tegen al te opdringerige fotogra fen, maar dat ging wel ten koste van Van Ber kel: „Ik had armen en benen nodig om me uit die kluwen los te maken. Gelukkig lukte me dat al snel". Terwijl de grote massa publiek de naam van de kroonprins scandeerde, maakte Van Berkel zich als een haas uit de voeten. Hij kwam als derde binnen van het vijftiende dui zendtal vertrekkers, en was met dit resultaat zeer tevreden. LEEUWARDEN Wedstrijdrijder Jan Rodewijk uit Roelofarendsveen was gistermiddag uitgebreid in beeld tijdens de rechtstreekse tele visiereportage vian de NOS. Rodewijk, die vorig jaar als 216e welgeteld zes minuten voor net sluiten van de tijd- controle de eindstreep passeerde, reed dit maal een aanmerkelijk betere wedstrijd De Vener had geen moeite met de 1750 meter lange aanloop, kreeg ziin schaatsen snel aan en kon zich tot bij Bolsward in de strijd voor in het veld mengen. Zo ging Rodewijk op een gegeven moment in de achtervolging op het groepje van zeven man met Evert van Benthem dat de vier vroege koplopers achterna joeg. „Ik geloof dat ik in gezelschap was van Hylke Boerstra, de ander weet ik niet meer". Lange tijd leverde Rodewijk zijn deel in de achtervolging op Van Benthem c.s., steeds gadegeslagen door de televisieca mera's van de NOS. De televisiekijker moest_overigens lang gissen naar de naam van „nummer 328". Toen die eenmaal be kend was bij de commentator, moest Ro dewijk snel de rol lossen: „Ik had nogal wat problemen met m'n bidon: ik kreeg hem niet open, maar ik moest wel drin ken. Ten einde raad heb ik die andere twee laten lopen en eerst aan een concur rent en later aan een toeschouwer ge vraagd of hij de bidon wel open kreeg. Mijn vingers waren bevroren". Deze ope ratie nam zoveel tijd in beslag, dat Rode wijk niet meer vooraan terugkeerde. „Ik heb nog gedurende ongeveer een kilome ter op een gat van 20 meter gezeten, toen was de pijp leeg. Jammer". Toch was Ro dewijk na afloop zeer te spreken over zijn prestatie: „Ik heb dit maal veertig minu ten over gehouden. Mijn klassering weet ik niet, ik denk rond de 100e plaats. Dat is stukken beter dan in 1985. Het had nog wat beter gekund, als ik niet twee etens- zakjes was misgelopen bij de bevoorra ding. Maar daar kon niemand iets aan doen". Sch« >3-3521 Barend i wedst LEEUWARDEN On der de ruim 17.000 rijders van de toertocht bevon den zich gisteren ook de nodige deelnemers uit de Leidse regio. Verreweg de meesten van hen re den de tocht reglementair uit. De één vond de rit een fluitje van een cent, de ander reed op zijn tandvlees. Maar: velen slaagden in hun opzet het felbegeerde kruisje in de wacht te slepen en kon den na afloop terugkijken op een enerverende dag. Een dag die hoogte- en dieptepunten kende, ple zier en verdriet, tevre denheid en teleurstelling. Zowel voor hen die de tocht uitreden, als voor degenen die de eind streep op de Bonkevaart niet schaatsend bereik ten. De dag begint vroeg. Heel vroeg. Al om drie uur loopt de wekker af voor de deelne mers aan de toertocht, die zo gelukkig zijn om in één van de eerste groepen te starten. Zij die in de eerste groep star ten, om kwart over vijf, moe ten om kwart over vier ge reed staan in de Frieslandhal. Ruim voor dat tijdstip spoe den zij zich vanaf hun logeer adres naar de startplaats aan de Helicon Weg. Terwijl hor des feestgangers zich nauwe lijks bewust zijn van de lage temperatuur zo'n veertien graden onder nul lopen de eerste toerrijders bibberend over straat. Ze hebben er geen moment over gedacht om deze ene nacht het bed te la ten voor wat het is en „eens lekker door te zakken". Al zijn ze dan geen wedstrijd rijder, bijna 200 kilometer schaatsen én een nog onbe kend aantal lopen, vormen geen sinecure en vereisen wel degelijk een serieuze aanpak. Hun filosofie: „Er zijn al zo weinig Elfstedentochten. Als je er eindelijk één kunt rijden, moet je proberen er het beste van te maken". Proloog Voorafgaand aan de wande ling naar de Frieslandhal hebben de toerrijders zo'n vier uur slaap genoten. Dat zij deze uren kosteloos in Leeu warden kunnen doorbrengen, danken zij de gastgezinnen, die een grote bijdrage leveren an het welslagen van de ocht. Belangeloos stellen vele Friezen slaapplaatsen be schikbaar. Zo ook fysiothera peut Both en zijn vrouw, die vorig jaar al gastheer en - vrouw waren van zo'n twintig schaatsers, onder wie een dame uit Roelofarendsveen of directe omgeving. Ook deze keer hebben zij met groot ge noegen hun huis ter beschik king gesteld. Eenmaal in de hal, wil ieder een er natuurlijk zo snel mo gelijk aan beginnen: de veel vuldig verafschuwde, maar onvermijdelijke „proloog", de 1750 meter tussen de deuren van de Frieslandhal en het bevroren water van de Zwet- te. „Maar je moet niet als een dwaas gaan rennen" waar schuwt Vener Tom de Jong. „Gewoon, op een sukkeldrafje is het een mooie warming- up". Tussen dikke hagen toe schouwers, die in de vroege ochtend hun kelen al schor schreeuwen, lopen de schaat sers de rillingen al over de rug. Niet van de kou, maar van emotie. Scheuren Als de schaatsen eenmaal zijn ondergebonden, wacht de glimmende Zwette de rijders op. De Zwette geeft meteen een voorproefje van wat de schaatse'rs de gehele tocht te wachten zal staan: veel scheu ren en opvallend veel zand. Dit laatste is een gevolg van de droogte van de laatste we ken. Het heeft weliswaar ge sneeuwd in Friesland, maar de stuifsneeuw is een gewilli Foto Cees Verkerk. De zon was barmhartig voor de rijders, maar slecht voor het ijs. Een baancommissaris probeert het ijsvloer nog enigzins be gaanbaar te houden maar dat was niet genoeg om de veelal dodelijk vermoeide toerrijders op de been te houden. ge prooi voor de wind. die vrij spel heeft op het zand dat zich daaronder bevindt. Vener Van Berkel: „In het begin was het erg moeilijk om je rug ontspannen te houden: in het donker waren de scheuren, ondanks de volle maan, vrij moeilijk te zien. Je rijdt dan niet op je gemak, zoals nor maal". Het vele zand bezorgt de rijders herhaaldelijk het gevoel, alsof de schaatsen opeens met hun punt aan het ijs worden vastgezogen. „Het is dan net of je voorover duikt". Jan van Rijn, voorzit ter vna de schaatsvereniging Alkemade klaagt over zijn snel bot geworden schaatsen: „Elke keer als ik moest af remmen. schrok ik me rot. Door die botte schaatsen, gleed ik veel verder door dan mijn bedoeling was. Gelukkig zijn er geen ongelukken uit voortgekomen". In Sneek, na 21 kilometer, dienen zich de eerste drie van meer dan twintig kluunplaat sen aan. De snelste toerrijders worden er door de plaatselijke bevolking verwelkomd met fakkels, die voor een aparte sfeer zorgen. De kluunplaat sen leiden op hun beurt tot geheel andere taferelen. Voor veel schaatsers vormen zij een lastig obstakel. Wiebelend proberen velen zich staande te houden op de vele meters tapijt. Dat lukt lang niet altijd, waarop zij besluiten op de langere looptrajecten de schaatsen uit te trekken en op kousen verder te gaan. Opval lend genoeg zijn er ook, die weinig of geen bezwaren te gen het klunen hebben. Leo Mooijman uit Leiderdorp bij voorbeeld ziet er een vorm van afwisseling in. „Je komt in zekere zin tot rust. Nee, ik vind het wel prima zo". Duisternis De enige vrouw onder de deelnemers uit Roelofarends veen, Hettie Bos-Van Rijn, ondervindt geen enkel pro bleem. Het feit dat zij een vrouw is, maakt de tocht ex tra licht voor haar. Zo zijn er nogal wat mannen die haar uit de wind willen zetten, „maar", vertelt de boerin, „ze gaan meestal te zacht. Dan schaats ik ze gewoon weer voorbij". Tot 6 kilometer voor Bartlehiem schaatst ze in het gezelschap van haar broer Jan. Daarna laat ze hem lo pen: „Ik had al gehoord dat het ijs daar slecht was. Omdat ik nog herstellende ben van een geblesseerde knie en een hersenschudding, leek het me beter het daar rustig aan te doen. Het heeft geholpen, want ik ben niet één keer ge vallen en heb nu geen last van m'n knie". Het meest noordelijke gedeel te van de route, tussen Bartle hiem en Dokkum, stelt Jan Baars voor grote problemen. De oorzaak: de invallende duisternis, die het zicht op de scheuren goeddeels ontneemt. „Omdat je je zo moet concen treren op de scheuren, heb je bijna geen tijd om om je heen te kijken. Dat is jammer, want overdag is het een schitterend gezicht, het Friese landschap dat hier en daar besneeuwd is en waar de zon fel op schijnt". In Dokkum blijkt, wie er nog goed „zit" en wie een zware, laatste dobber wacht. Ver zorgster Ellie Hillenaar: „De verschillen zijn groot: de een zit daar nog helemaal fris, de ander bijna compleet kapot". Op het gevaarlijke traject heeft Kees van Berkel geen last gehad van de duisternis. „Ik heb juist zitten genieten van de schitterende natuur. De zon stond rood boven de kim. Een prachtig gezicht". Tom de Jong heeft op de Dokkumer Ee geen tijd om daar van te genieten. Terug in Leeuwarden licht hij dit toe: „Ik heb de tocht voor het eerst gereden. In m'n eentje. Dan maak je de fout te hard te willen gaan, en dat krijg je vroeg ot Iaat op je brood". Ook de veel meer gerouti neerde Wim de Blaeij verslikt zich in zijn mogelijkheden. „In Dokkum heb ik er even over gedacht om op te geven. Maar dat heb ik meteen weer van me afgezet. Stel je voor. Opgeven. Dat kan ik toch niet maken". Eindstreep Vroeg of laat volgt de eind streep op de Bonkevaart. „Toch denk ik", zegt Hein Schoo, „dat de toejuichingen dit keer minder hartstochte lijk zijn dan vorig jaar". De reden zoekt Schoo in het feit, dat de laatste editie als erg makkelijk is bestempeld. „En nu was het opnieuw zulk mooi weer. Weliswaar kou der, maar verder niets dan zon. Het publiek leeft dan minder met je mee, dan wan neer je geteisterd wordt door sneeuwstormen". Lang niet iedereen is het daar mee eens. Kees van Berkel: „Ik heb juist versteld gestaan van het en thousiasme van het publiek. Overal stond het nu rijen dik. Ook in kleine dorpjes, waar het vorig jaar nog rustig was, stonden nu blaaskapellen te spelen. Fantastisch". Terwijl zich in de Friesland hal duizenden mensen ver dringen om een glimp op te kunnen vangen van de held Evert van Benthem, en een groot aantal daarbij in adem nood komt, beginnen vele tochtrijders aan het laatste ri tueel: het afbinden van de schaatsen en de terugtocht naar het gastgezin. In de loop van de avond keert de rust fias weer terug in de Fries- andhal en kunnen vermoeide tochtrijders zich tevreden on deruit laten zakken op de grond. Terwijl zij naar het plafond van de immense hal staren, trekken de 192 kilo meter nog een keer in een korte samenvatting aan hen voorbij. Jan van Rijn: „Ik heb één lange scheur gezien, van Leeuwarden naar Leeuwar den. Maar ik had hem nooit willen missen". PIETER EVELEIN Chaotisch „HET KWAADSTE STUK MOET NOG KOMEN" vloer en is zeer opgetogen over het publiek: „Het kan niet beter. Zoals die mensen je aanmoedigen, dat is echt klas se". Toch neeft Pasma besloten in Bolsward een pauze in te lassen. „Ik geef mezelf een half uur om eens lekker te gaan eten en mijn benen wat rust te gunnen. Tot nog toe is het allemaal vlekkeloos ge gaan, maar het kwaadste stuk moet nog komen". Pasma heeft deze laatste uitspraak nog niet gedaan, of de heer Slingerland uit Woubrugge laat weten dat hij zijn zwager gelost heeft, maar nu „stuk zit" door de wind. „Maar", spreekt hij zichzelf moed in, „ik ga gewoon door. Als ik ge noeg eet en veel drink, red ik het wel. Als ik de wind zo meteen op kop krijg, dan zul len de aanmoedigingen van het publiek me zeker een steuntje in de rug geven". Het einde Chrit Deckers uit Leiderdorp weet niet wat hij er van den ken moet: is zijn eerste helft nu goed of matig geweest? „Ik heb het idee dat het wel goed is gegaan, maar als ik nu op m'n horloge kijk, kom ik een uur later in Bartlehiem dan gepland... Allemaal een gevolg van al dat klunen. Ik krijg er wat van". Op zoek naar de oorzaak van de achterstand op zijn tjdschema, bedenkt Dec kers zich dat ,hij een onrustige nacht heeft doorgebracht. „Ik was nogal zenuwachtig, van daar. Vreemd vind ik dat wel, want de Finse Elfstedentocht heb ik al tweemal probleem loos uitgereden". Als hij beide wedstrijden met elkaar verge lijkt, komt Deckers tot de con clusie, dat er maar één echte is: „Deze natuurlijk. In Fin land rijd je viermaal een ronde van vijftig kilometer, zonder een kip langs de kant. Hier in Friesland is dat wel heel an ders. Dit is het einde". Dit chaotische beeld leverde i' ,2JïDe Zwette gisterochtend gedurende vele uren op voor de start 3'ilvan de io. pb toerrijders in de Elfsteden tocht. LEEUWARDEN De Sprotbuikenin de toertocht, ofwel de deel nemers uit Roelofarends veen, zijn gisteren van de eerste tot en met de laat ste kilometer overstelpt 'met eten en drinken. Dat werd hen niet zozeer door de Friezen langs de kant aangereikt, hoewel die natuurlijk ook hun bijdrage leverden, maar vooral door de verzorg- (st)ers bij de vijf verzor- gingsposten. die onder leiding stonden van ,,di- recteur-sportif" Kees van Berkel. De inrichting van deze pos ten bleek een groot succes: alle Veners kregen, indien gewenst, aangereikt wat zij zich maar wensten: thee, fris drank, chocola, brood met di verse soorten beleg, sinaasap pels, citroenen, noten, rozij nen etcetera. De posten waren strategisch opgèsteld in of bij de plaatsen Warns, Bolsward, Riet, Fin- kum en Dokkum. Zij waren herkenbaar aan een groot, wit bord met in zwarte let ters het opschrift „sprot- buik". Deze kreet is een (ou derwetse) scheldnaam voor inwoners van Roelofarends veen, die vroeger voorname lijk leefden van de bonen- teelt. Het verhaal ging dat zij de slechtste bonen, de „sprot ten", zelf opaten. Het gevolg van deze ongezonde voeding manifesteerde zich in een „sprotbuik". Coördinator Van Berkel, naamgenoot van tochtrijder Kees van Berkel, reisde voortdurend tussen de posten op en neer. Vorig jaar had hij eenzelfde plan de campagne opgesteld, maar kon hij niet aanwezig zijn tijdens de uit voering. Nu hij er zelf wel bij was. kon Van Berkel tot zijn volle tevredenheid constate ren dat de actie „liep als een trein Van Berkel droeg ook zorg voor eventuele uitval lers, door voor drie auto's te zorgen die hen terug konden brengen naar Leeuwarden. In de zeldzame ogenblikken dat hij zich niet met de be voorrading en begeleiding van de schaatsers hoefde be zig te houden, schonk Van Berkel zijn volle aandacht aan de Elfstedentocht, die een diepe indruk op hem maakte: ,,'t Is een onbegrijpe lijke dag geweest. M n ge moed schoot soms vol bij de aanblik van schaatsers, die om de haverklap onderuit gingen op het erbarmelijke ijs in de buurt van Bartle hiem. En dan die eindeloze rij schaatsers, die langs dui zenden toeschouwers trok. Werkelijk imponerend". BOLSWARD De veer tiende Elfstedentocht mat officieel 192 kilometer. Na 98 kilometer, dus na ruim de helft van de totale af stand, doemde Bolsward op. Niet de gemakkelijkste stad om te passeren, want pal in het centrum be vond zich een omvangrij ke kluunplaats die veel schaatsers voor de nodige problemen stelde. Na deze stad wachtte de deelne mers het zwaarste stuk, tussen Harlingen en Dok kum: de wind op kop en een soms in erbarmelijke staat verkerende ijsvloer. Hoe hadden de „Leidse" toerschaatsers de eerste helft van hun tocht afge legd en wat verwachtten zij van het tweede gedeel te? Zeven van hen wilden daar wel wat over zeggen. Hun relaas volgt in kort bestek hieronder. De Leidse middenstander Van Kordelaar is in Bolsward al driemaal onderuit gegaan. Hij klaagt over pijn aan zijn en kels. In de stad, die de helft van de tocht markeert, moet hij tot overmaat van ramp nog eens een gevaarlijk stuk klu nen: de schaatsers moeten hier een zeer stijle helling af, wat voor veel gevloek en getier zorgt. De plaatselijke Herman- daa kijkt toe en steekt, wan neer iemand de afdaling niet tot een goed einde weet te brengen, nu en dan een handje toe. Van Kordelaar kan daar bij rekenen op de steun van zijn zoon Bert. „Hij schaatst veel beter dan ik hoor, maar hij is zo vriendelijk bij me te blijven". Vrezen vader en zoon geen vroegtijdige opgave of De tweeling-zusjes Van Boheemen uit Roelofarendsveen verke ren nabij Bolsward in opperbeste stemming een te late binnenkomst? „Niets daarvan" repliceert Van Kordelaar senior. „We halen het zondermeer" en zoonlief voegt daaraan toe: „We hebben al veel mensen ingehaald en het schaatsen gaat nog goed". Onlesbare dorst Wie helemaal nergens last van hebben, zijn de zusters Cock en Ans van Boheemen uit Roelofarendsveen. Met muesli- repen en stroopwafels op zak verwacht de tweeling de tocht ongeschonden door te komen. Even buiten het cèntrum zit de stemming er goed in. „Al leen zijn we onze echtgenoten nu even kwijtgeraakt. Die zul len we zo wel weer vinden". Gezien de voortvarende eerste helft, denkt Cock, die vorig jaar dertien uur voor de tocht nodig had, er nu een uur min der voor nodig te hebben. „Rond- zeven uur zie je ons lem Croll is een uur na de ge zusters Van Boheemen aan zijn 192 kilometer begonnen. In Bolsward is zijn achterstand op de tweeling gering. Een makkie dus? „Nee, beslist niet. Bij Hind^loopen heb ik even goed stuK gezeten. Na Wor- kum was ik daar gelukkig weer overheen". De student rechten kampt al vanaf de eerste kilometer met een bijna onlesbare dorst. Hij profiteert optimaal van de vriendelijke Friezen, die van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat in de weer zijn om de schaatsers van drinken te voorzien. „Met hun suikerwater gaat het een stuk beter" volgens Croll, die wel zelf eten heeft meegenomen. Vijf minuten na Croll meldt zich R. Pasma. Hij komt uit Bergschenhoek, maar is „een geboren Leidenaar". Pasma, om negen uur gestart, heeft „niks te klagen'Hij is nog niet eenmaal onvrijwillig in qontact gekomen met de ijs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 19