„WAAROM MOET LUBBERS
ALTIJD IN EEN COLBERT?"
k ill b i
Günther
Frank
wil meer
kleur in
de mode:
I - II I
MEER AANDACHT
VOOR LINGERIE
AMSTERDAM Günther
Frank pakt een colbert met
een overwegend paars
motief en houdt er een
pantalon van een totaal
andere kleur paars
tegenaan. Het „vloekt". Niet
voor Günther Frank, die
vindt dat het geweldig
samengaat. „Dat is een
kwestie van acceptatie. Dat
duurt even", zegt hij even
later in zijn kantoor van de
Inkoopcombinatie
Nederland, op steenworp
afstand van het Amsterdams
Confectiecentrum.
„Dergelijke reacties ben ik
wel gewend. Als mensen dat
voor de eerste keer zien,
zeggen ze dat het niet kan,
dat die kleuren niet
samengaan. Later blijkt dat
het wel gaat, dat je er alleen
even aan moet wennen. Zo
gaat het met alles wat ik
voorstel".
Kleuradviseur Günther Frank is
in de Nederlandse modewereld
een van de meest beeldbepalen
de persoonlijkheden. Hij bepaalt
voor een belangrijk deel het
kleurenbeeld van de mode, is
verantwoordelijk voor het groene
en kobaltblauwe van de afgelo
pen winter en voor de gele en
oranje tinten van de komende
zomer. Zijn adviezen aan talloze
bedrijven zijn terug te vinden in
onder meer auto-interieurs, meu
bels en aanleiding voor dit
gesprek kleding.
Hijzelf is die dag vrij rustig ge
kleed. Trui en pantalon in neutra
le kleuren, maar onder die trui,
nog net zichtbaar, een paarse
(„pink", zegt Frank) stropdas op
een overwegend roze overhemd.
Voor een kleurenadviseur nogal
neutraal, „maar meestal ben ik
veel bonter gekleed".
Frank is net terug van Intercolor,
'n bijeenkomst waar modekleur
adviseurs uit vierentwintig lan
den bepalen wat de overwegen
de kleuren zijn in de mode die
twee jaar later op de markt
komt. Daar wordt het kleuren
beeld geschapen van Tokio en
Amsterdam, maar ook van Ap
pelscha en Maassluis. Want het
nog veelbestaande idee dat de
provincie wat mode betreft ach
tergebleven gebied is, klopt al
lang niet meer, aldus Frank. „In
Nederland gaat de communicatie
heel snel, je kunt in Den Dolder
al iemand in de modernste kle
ren aantreffen. Dat is heel wat
anders dan in Frankrijk waar tien
kilometer buiten Parijs de tijd
heeft stil gestaan. Geen land in
de wereld waar mode zo snel
doordringt als in Nederland. Ech
te provincie hebben we niet
meer. Je kunt overal alles ko-
pen'V.
LOGISCH
Intercolor. Het is toch enigszins
een gek idee dat vierentwintig
mensen daar vaststellen wat u
en ik over twee jaar zullen dra
gen. Uit de woorden van Frank
blijkt echter dat het niet meer
dan logisch is. „Als ik een be
paald idee heb moet dat op de
Intercolor wel overlegd worden
met de andere landen. Want die
Nederlandse broek moet wel ge
combineerd worden met de sok
ken uit Israël, de overhemden uit
Hong Kong, de bonneterie uit
Griekenland, de accessoires uit
Italië. Dat moet een „look" wor
den. De wevers moeten begin
nen, Bayer en Hoechst moeten
op basis van de afspraken een
recept maken, er wordt een ga
ren gemaakt, modellen gesneden
en eer het in de handel is gaat er
wel twee jaar overheen".
„Opmerkelijk is dat op Intercolor
eigenlijk over het algemeen het
zelfde wordt gedacht. Als ik daar
met die en die kleuren kom,
komt mijn Italiaanse collega al
met kettingen in precies dezelfde
tinten. Ook wel verklaarbaar,
want er zit in de kleuren een ge
leidelijke verschuiving. Al die
mensen zijn dag en nacht met dit
vak bezig, volgen de ontwikkelin
gen en zitten dan ook meestal
wel op een lijn".
Kleuren, meent Frank, nemen
een steeds belangrijker plaats in
de mode in. Het is meer dan al
leen garnering, een ondersteu
ning van het model. Günther
Frank, in een vurig pleidooi voor
meer kleur in het dagelijks mo
depatroon: „Kleur is een lekker
hulpmiddel om je een beetje af
te zetten. Je wordt toch heel an
ders. bekeken, als je
een rood joggingpak op je werk
komt. Ik vind het jammer dat de
meeste mensen dat niet aandur
ven. Die zeggen dat ze dat niet
meer kunnen dragen. Ik verplicht
niemand met maat vierenvijftig in
een rode jas te lopen, zo hoeft
het niet, maar als oranje mode
is, kan men wel een vertaalde
vorm daarvan dragen, bruin bij
voorbeeld, of accessoires waarin
oranje verweven is. Ik ben tegen
dat behoudende".
„Mensen kunnen veel meer aan
dan ze zelf denken. Een tachtig
jarige hoeft niet als punker rond
te lopen, maar hij kan zich wel
losmaken van de gevestigde
orde. Waarom zou hij geen trui
aandoen. Waarom moet Lubbers
altijd in een colbert? Hij kan ook
in een heel mooi vest of een
prachtige anorak. Als je hem in
het weekeinde ziet, heeft hij dat
vermoedelijk wel aan. Waarom
moeten alle vrouwen van boven
een bepaalde leeftijd nog in
ritssluitingjurken rondlopen met
grote bloemen er op? Je ziet ge
lukkig dat daar langzamerhand
ook kleur in komt. Het is een
verworvenheid om te spelen met
kleuren. Je kunt er zoveel mee
doen", vindt Frank. En om een
voorbeeld te geven: „Dat jasje
dat u aan heeft. Morgen een
rode coltrui er onder en u ziet er
heel anders uit".
WEGBEREIDER
De 42-jarige kleuradviseur noemt
zichzelf een wegbereider. Hij ef
fent de paden waarop detaillisten
hun koopwaar aan de man en
vrouw brengen. De meer dan elf
honderd bij de Inkoopcombinatie
Nederland aangesloten detaillis
ten worden door hem regelmatig
op de hoogte gehouden van de
nieuwste ontwikkelingen op
kleurgebied en geadviseerd in
hun kleurkeuzes. Via hen wordt
de consument er, al of niet tot
zijn schrik, mee geconfronteerd.
Dat niet iedereen in de komende
zomer in feloranje en felgeel wil
lopen, is daarbij ingecalculeerd.
Voor elke kopersgroep is er een
bepaalde keuze gemaakt, varië
rend van extreem felle tinten tot
wat klassieker geörienteerde af
geleiden daarvan. Frank: „Voor
iedereen hebben we wat. Of je
nou „collegeboy" bent, punker,
alternatief, ongeïnteresseerd,
yappie of yuppie, je hoort tot een
groep, en daar is iets voor".
Frank werkt met grote lappen
stof die hij op elkaar afstemt. Het
resultaat van de zo ontstane
combinaties komt op kleurkaar-
ten die als leidraad dienen voor
ontwerpers en inkopers, die er
hun garderobe op afstemmen.
Frank: „We gaan nu eigenlijk
weer terug naar de „shocking
colors" van het begin van de ja
ren zeventig. Oranje regenjas
sen, turquoise, dat werk. De
jeugd die dat nu draagt was toen
net of nog niet geboren. Die
vindt dat helemaal te gek. Het
wordt wel anders gedragen, an
ders gedecoreerd. Vroeger
moest dan alles op elkaar afge
stemd worden maar tegenwoor
dig hoeft dat niet meer. Dat is
leuk, er wordt mee gespeeld".
PLEZIER
„Ik wil dat mensen er plezier aan
hebben, het uitdragen. Het is
mijn werk dat kralen, hoeden,
sjaaltjes en panty's bij de mode
passen, dat alles op elkaar is af
gestemd. Tot aan de tafelviltjes
toe. Maar zodra het af is, hoef ik
de kfoon niqt. dan ben ik al,weer
Günther Frank:
„Kleurcontrasten verdwijnen
weer. We gaan terug naar de
warme, volle kleuren".
met iets anders bezig. Ik vind het
veel leuker om vooruit te kijken.
Ik ben nu bezig met winter '87-
'88. Je ziet dat het na die felheid
van kleur allemaal veel warmer
gaat worden, mooie, volle kleu
ren. Het kleurcontrast gaat weg.
Paars met zwart en harde kleu
ren tegenover elkaar, dat gaat
weg, je draagt bijvoorbeeld drie
roden bij elkaar, of drie bruinen.
Voor de zomer van 1988 heb ik
al wel ideeën, maar het hangt er
van af hoe alles aanslaat. Daar
borduur je op verder".
De ideeën voor zijn werk haalt
Frank uit zijn omgeving. Een
open oog en oor voor allerlei
maatschappelijke ontwikkelingen
en stromingen en alert reageren,
daar komt het volgens hem op
aan. „De wereld om je heen is de
inspiratiebron. Als ik een meisje
zie dat met mode bezig is en dat
haar jas helemaal asymmetrisch
knoopt, dan valt dat op. Nu zie je
in de confectie allemaal dingen
die asymmetrisch zijn. Of neem
de film „Amadeus", waardoor je
nu allemaal schoenen ziet met
van die vlinders er op. Je kijkt
naar kunst, politiek, film, muziek.
Dat vindt allemaal zijn weerslag
in de mode. Het gaat er om dat
wij dat signaleren en oppikken".
Brandende vraag: In hoeverre
houdt Frank zich zelf aan de
door hem voorgeschreven
mode? Enigszins afwerend: „Als
men vandaag vindt dat het alle
maal oranje moet zijn, dan heb ik
daar niet veel zin in. Het gaat om
wat ik zelf leuk vind, al probeer
ik wel actueel te blijven. Ik vind
het het leukste om me tegen een
grauwe dag af te zetten met
kleur. Ik betrap me erop dat als
het zonnig is, ik daar geen be
hoefte aan heb. Dan ben ik heel
sober gekleed".
t'.Vs" .KpQS.VAN WE£§
Perfecte pasvorm in de Triumphcollectie. In de lingerie is veel kant en broderie verwerkt.
Een tijdlang werd de beha versmaad, nu hebben de fabrikan
ten die weer handig in het modebeeld geschoven. Een van de
bekendere fabrikanten is Triumph International, die dit jaar
het eerste eeuwfeest viert. Een rijke geschiedenis op het ge-,
bied van het corrigeren van vrouwenfiguren.
De eerste beha werd In Engeland geboren. Het was een in
strument van metaaldraad en zijde die veel weg had van een
vergiet. Voorop zat een strikje. Deze theezeef kreeg in 1887
patent. De industrieel Hugo Schindler had hier kennelijk geen
weet van, want in 1891 vond hij op zijn beurt een bustehouder
uit. En het keurslijfje was een bedenksel van Christine Hardt
waarvoor in 1899 het patent werd verkregen. Een pantser was
dit lingerie-onderdeel nog steeds. Wel toonde Christine reali
teitszin omdat ze het lijfje niet onlosmakelijk liet bevestigen
aan het corset. „Het kan worden losgeknoopt om te wassen".
Sigmund Lindhauer uit Stuttgart kwam in 1912 met de „Hau-
tana Beha", een borstondersteuning die weer werd vergeten
toen de Amerikaanse Mary Phelp Jacobs een beha ontwierp
van twee zijden zakdoeken, die met een bandje aan elkaar
werden geknoopt. In 1914 kreeg zij patent op haar vinding en
dit was de eerste stap tot het flintertje van nu, vederlicht en
transparant.
De lingerie krijgt dit seizoen een grotere rol in de garderobe
dan ooit tevoren. Zij is voor 1986 bijzonder fraai uitgevallen.
Prachtige kant en broderie versieren uiterst geraffineerde ted
dy's, bodystockings, beha's en slipjes. In Parijs worden onder
de mantelpakjes bustiers (strapless beha-achtige lijfjes) ge
dragen in plaats van blouses. De lingerie is uitgevoerd in
modekleuren: zwart, wit, champagne, rook, pastels, hardrose
en kobalt.