Van der Loos
wil harder rugby
diplomatiek
turncoach
GERT-JAN NIEUWSTAD
Gemeen
Toekomst
ajm
-
Ww
KATHOLIEKE
GYMNASTIEKBOND
HEEFT
OPVOLGER
VOOR
RONALD WALTER
Kweekvijver
Blessures
Drie scholen
Top
■CöidócSotrtcLnt'
DEN HAAG - Wie Michel
van der Loos een hand geeft,
komt er ineens achter dat er
nog zo iets bestaat als „baas
boven baas". Het is wellicht
overdreven zijn handen met
kolenschoppen te vergelijken,
maar toch mogen ze bepaald
niet klein en krachteloos
worden genoemd. Van der
Loos kan ze overigens maar
wat goed gebruiken, zowel in
zakelijk als privé opzicht. In
zijn winkel vliegen de kazen in
het rond en op het rugbyveld
laat hij het ovale leder met af
en toe een tegenstander door
de lucht suizen. Kortom,
Michel van der Loos is een
mannetjesputter.
ZATERDAG 15 FEBRUARI 1989
Momenteel is in de rugbywereld door
trainer Dave Haynes van The Dukes
uit Den Bosch een pittige discussie op
gang gezet. Het rugby in Nederland zou
aan spelverruwing onderhevig zijn. Het
rugby is aan het verloederen, zegt Hay
nes. Die spreekt van dertig a vijftig
agressievelingen met ook internatio
nals onder hen in de hoogste compe
titie. Op bestuurlijk niveau wordt daar
om deze dagen driftig over de toekomst
gefilosofeerd.
Michel van der Loos de meest be
kende international van het Haagse
HRC, die jarenlang een zwerftocht
langs de internationale'velden maak
te is het daar helemaal mee oneens.
,,Het rugby in Nederland zou best wat
harder mogen worden. Wérd het maar
harder. Dan zouden de resultaten in in
ternationaal opzicht ook beter worden.
De kritiek komt nu ineens van The
Dukes. Die club gaat het sportief nu
even niet best. Maar toen ze vorig jaar
redelijk meedraaiden, hoorde je ze
Toen Van der Loos zich nu ruim drie
jaar geleden definitief in Nederland
vestigde, viel hém juist op dat zijn favo
riete sport op een „zachte" wijze werd
bedreven. „In Australië en Wales, daar
wordt hard gespeeld. Helemaal niet erg
vind ik. In Frankrijk is het gemeen.
Daar heb ik ook een hekel aan. Dat
soort mensen moet je flinke schorsin
gen geven. Maar verder moet men niet
zeuren. We bedrijven een stoere sport.
Dan dient men zich ook stoer te gedra
gen. En niet na een blauwe plek ineens
gaan huilen".
Van dér Loos weet niet of hij zich aan
gesproken moet voelen. „Het zou best
kunnen zijn dat men ook op mij doelt.
Maar ik ben geen geméne rugbyspeler.
Ik ben in twintig jaar nooit uit het veld
gestuurd. Iemand bewust een trap voor
z'n kop verkopen doe ik niet. De spe
lers moeten volgens mij de probleemge
vallen op het veld zelf oplossen. Ik
vind het helemaal niet erg om tegen
een ettertje te spelen. Mensen die aan je
shirtje trekken, kunnen een klap terug
verwachten. In een reflex, wel te ver
staan. Dat moet kunnen. Bovendien, ie
mand die aan je shirt trekt, moet daar
eigenlijk van afblijven. Want het is
mijn shirt, denk ik dan altijd".
We moeten in Nederland niet kinder
achtig doen, vindt Michel van der Loos.
De international, die gisteren met de
nationale selectie voor een vriend
schappelijke interland naar Italië is af
gereisd: „Als wij met HRC 1 tegen HRC
3 spelen, zeggen die jongens ook: Wat
spelen jullie hard. Dat begrijp ik wel.
Maar dat heeft gewoon met het niveau
verschil te maken. Wij zijn goed ge
traind, ons lichaam kan wat hebben.
En daarom moeten die lui uit Den
Bosch niet zeuren. Overigens maak ik
me er niet zo druk om. Ik heb er wel
kennis van genomen, maar verder vind
ik het eigenlijk zonde van mijn tijd om
me daarin te verdiepen".
Een ander onderwerp dus maar. Van
der Loos, ooit samen met nog vier
broers tot Oranje behorend en nu nog
als enige telg van de bekende rugbyfa-
milie actief op topniveau, traint harder
dan ooit. Afgezien van een aantal inter
lands met het Nederlandse vijftiental,
staat er op 17 maart een trip met het
Nederlands zevental naar Australië ge
pland. In verband met de opening van
een nieuw stadion is Nederland door de
Australische bond uitgenodigd samen
met de elf toplanden een toernooi in
Sydney af te wikkelen. „Een eervol
verzoek", oordeelt Van der Loos. „Ne
derland heeft al jaren goede contacten
met Australië. Bovendien hebben we
hier het Heineken-toernooi, waar ook
de wereldtop is vertegenwoordigd. Dat
soort toernooien vind ik grandioos. We
spelen dan met zeven spelers. Een an
der soort rugby, waarbij snelheid aan te
pas komt".
Bovendien verheugt de 33-jarige detail
handelaar zich op het weerzien met
zijn oude makkers. „Ik heb twee jaar in
Sydney gespeeld. Een mooie tijd. Leuk
om al die jongens weer eens te ontmoe
ten. Geregeld krijg ik nog telefoontjes
uit Australië. Dan wordt me gevraagd
of ik daar weer wil komen spelen.
Maar dat kan nu niet meer".
Want Michel van der Loos is een dagje
ouder geworden. Besloot drie jaar gele
den na jarenlang in Wales, Australië en
Frankrijk te hebben gerugbyed, zich in
Den Haag te vestigen. „Ik zag wat mijn
broers allemaal hadden", zegt hij nu.
„Toen dacht ik: Nog vijf jaar rugby in
het buitenland is wel leuk. Maar ik
moet ook aan de toekomst gaan den
ken. Ik heb nu een goed lopende zaak
en heb het ook naar mijn zin".
Al zal hij altijd wel fanatieker blijven
dan vele anderen. Want naast de twee
trainingen bij de club, meldt hij zich
ook twee keer per week in Hilversum
voor de centrale bondstrainingen. „Ik
doe elke dag wat", zegt hij. „Iedereen
heeft zijn zwakke punten. Dat voel je
van jezelf. Sommige dingen kunnen
niet worden verbeterd.op de normale
training. Dan ga ik voor mezelf wat
doen. Duurloop, sprintwerk en kracht
training. Nee, niet iedereen doet dat.
Daar erger ik me wel eens aan. Maar
ja, niet iedere rugbyer heeft dezelfde
instelling".
Weet Van der Loos maar al te goed.
Buiten het veld is hij overigens zelf een
tikkeltje veranderd. Al heeft hij
naar eigen zeggen nog steeds zijn
mondje bij zich, vroeger was deze wat
groter van omvang. „Ik heb altijd ge
zegd waar het op staat. Ik ben trou
wens toch nooit voor een zachte psy
chologische behandeling geweest. En
dat kan voor iemand die mij niet kent,
wel eens vreemd overkomen. Toen ik
nog jonger was, trok ik me nergens wat
van aan. Als het me niet zinde, vertrok
ik weer naar het buitenland. Nu moet
ik hier leven. En dan realiseer ik me
ook, dat je met andere mensen reke
ning moet houden. Geen probleem, ik
pas me gewoon een beetje aan".
Michel van der Loos moet weer aan de
slag. In de winkel wachten de klanten.
„Een pondje kaas, mevrouw. Natuur
lijk. Anders nog iets gewenst?".
DENNIS MULKENS
FOTO: MILAN KONVALINKA.
PIJN \CKER - Gert-
Jan Nieuwstad is
geen vreemde eend
in de bijt van de
Nederlandse
Katholieke
G\mnastiek Bond.
Toch bevat het door
de bond
rondgestuurde
persbericht, waarin
melding wordt
gemaakt van zijn
aanstelling als
trainingscoördinator,
een onvolkomenheid.
De opvolger van de
naar het grotere
KNGV (Koninklijk
Nederlands
Gymnastiek
Verbond» vertrokken
Ronald Walter meldt
- enigszins
\crontschuldigend -
dat hij de door zijn
nieuwe broodheer
genoemde leeftijd
van zesentwintig jaar
nog niet heeft
bereikt. „Ik ben pas
vijfentwintig", aldus
de aan de turnsport
verslaafde leraar uit
Pijnacker.
De in Steenbergen geboren vriendelijke
turnfreak met een voorliefde voor de
rekstok, trad per 1 februari jongstleden
als trainingscoördinator in dienst van de
NKGB (de tweede in de rangorde der
vier Nederlandse gymnastiekbonden).
Nieuwstad krijgt onder meer de elf beste
turnsters van de NKGB bij de wekelijk
se centrale training op Papendal onder
zijn hoede.
Gert-Jan Nieuwstad kent al geruime tijd
een aantal van zijn nieuwe pappenhei
mers. Hij verleende ruim een jaar
„hand- en spandiensten" bij de trainin
gen van de katholieke selectie die toen
nog werd getraind door Ronald Walter.
De transfer van Walter naar het KNGV
betekende een forse aderlating voor de
katholieke bond, want vier turnsters gin
gen in zijn kielzog mee naar het turnin-
ternaat in Papendal. Voor Nieuwstad is
dit geen aanleiding voor kritiek op zijn
voormalige mentor. Weloverwogen luidt
zijn mening: „De deur, die altijd geslo
ten was voor NKGB-meisjes die naar
het turninternaat wilden, is nu op een
kier komen te staan. Bij de turnsport is
Gen-Jan Meun-stad: „Het is niet de bedoeling dat
we de vijf trainers aan de hand gaan nemen
Jk
er sprake van een hechte relatie tussen
turnster en trainer en ik heb er begrip
voor dat die relatie in stand wordt ge
houden".
Nieuwstad moet bevestigen dat de
NKGB „beperktere trainingsmogelijkhe:
den" kan bieden dan het internaat. Hij
zegt zich te realiseren als kweekvijver te
kunnen dienen voor Walter en de zij
nen, maar houdt zich nadrukkelijk op de
vlakte bij de vraag: Wat adviseer je
meisjes die naar het internaat willen
overstappen? „Ik denk dat ze als ze het
overwegen mijn advies niet nodig heb
ben".
Behalve de overgang van het viertal
meest getalenteerde NKGB'sters („Ik
weet zeker dat ze niet de onderste vier
van het internaat zullen zijn"), trok een
van de elf zich nog om studieredenen te
rug. „De bedoeling is weer een sterke
ploeg op te bouwen. Daarvoor is naar
mijn mening een periode van vier vijf
jaar nodig", aldus Nieuwstad, die voor
lopig een eenjarige verbintenis met de
NKGB heeft. „Op papier gaat het om
twintig uur per week, maar in de prak
tijk wordt dat vaak het dubbele". Over
waarom hij voor deze functie werd uit
verkoren zegt hij: „Er was een lijstje met
kandidaten en ik stond redelijk boven
aan. Men dacht niet negatief over mij en
ik had natuurlijk het voordeel dat ik al
enige tijd meeliep". Voorganger Ronald
Walter: „Dat hij werd gekozen, was voor
mij verre van verrassend. Hij heeft de
turntrainerscursus met zeer goed gevolg
afgelegd en weet wat hem te wachten
slaat".
Desgevraagd meldt Walter dat het hem
na zijn overstap „niet slecht" vergaat en
dat hij „niet terugverlangt naar de rela
tieve rust bij de NKGB". Het turninter
naat waar hij nu de scepter zwaait is
- mede door kamervragen - in op
spraak naar aanleiding van een geheim
medisch rapport („Epidemiologie van
sportblessures") over de turnsters van
het internaat. Daaruit blijkt dat een op
de drie turnsters vanwege blesurres de
carrière moest beëindigen. Walter: „Ik
ken het rapport niet en ik wil het ook
niet kennen. Maar het handelt over de
periode '80-'83 en is dus geschiedenis.
Momenteel hebben we maar een of twee
blessures en dat wil ik graag zo houden".
Gert-Jan Nieuwstad heeft kennis geno
men van de problematiek waar zijn
voorganger middenin lijkt te zijn geval
len. Wederom neemt hij zijn toevlucht
tot de diplomatie: „Bij het internaat is
het gevaar groot dat er veel blessures
zullen kunnen gaan ontstaan". Om daar
na ook zelf te constateren: „Nu laat ik
me wel èrg voorzichtig uit. Er is natuur
lijk een risico van overbelasting. Maar
bij ons kan het juist de andere kant op
gaan doordat je bij de centrale training
op hoog niveau bezig bent en het thuis
bij de club op een veel lager pitje staat".
Nieuwstad, die als leraar lichamelijk op
voeding bij drie scholen in totaal zo'n
twintig uur per week „maakt", streeft
daarom naar „gelijkschakeling" van de
vijf betrokken clubtrainers. „Het is niet
de bedoeling dat ik hen aan het handje
ga nemen. Je moet er van uitgaan dat
het capabele mensen zijn. Anders waren
hun meisjes ook niet bij de A-training
terechtgekomen".
Nieuwstad stopte zelf een jaar geleden
met actief turnen. „Geen tijd. Er zijn
ook geen andere dingen waarmee ik me
bezighoud. Vroeger volleybalde en voet
balde ik nog wel. Nu loop ik soms wat
hard in de vakantie, maar zelfs dat komt
er niet altijd van". Hij is net als Ronald
Walter verknocht aan videobeelden van
turnen en neemt elke gelegenheid te baat
om met vakbroeders over zijn sport te
praten. „Op verjaardagsfeestjes worden
anderen wel eens ziek van me".
ROB LANGEVELD
Er zijn twee mannen aan wie we de spot
tieve toekomst van ons vaderland rustl
kunnen overlaten: Gerard Bakker en
mts Mich els. Twee namen die klink
als een klok. Beide geschikt ook als hi
begin van een gedicht. Die twee lettergn
pen van hun voor- en achternaam,
nog de meeste lading krijgen als ze doe
de drager zelf worden uilgesproken. G'fjl
rard Bakker, Rinus Michels. Mannek
van karakter, namen met karakter.
Prestatiemannen, dat zijn het. Bakke1
bracht Bettine Vriesekoop aan de ton
Michels een heel oranjeteam. Inmiddei1
zijn de rollen omgekeerd. Bakker mod
ziin pupil aan de top zien te houden. Mi-\
cnels wil met de jeugd ooit weer eens aan
de top zien te geraken.
Bakker en Michels. De eerste haalde ooit
de pers met de fameuze hoek naar hel
gelaat van een pingponger. De tweedm
dreigde onlangs terecht te komen in dei)
hoek waar de klappen zouden kunnen
vallen. Maar typerend voor het tweetal is,AN
dat ze er allebei weer slaan. Als de main daai
om wie alles draait. tjtel
Bakker en Michels. Gerard en Rinus.I
bro(
Voor de laatste is al jaren geleden eem
veelzeggende bijnaam bedacht. De gene-ons
raai. Desfynx werd hij ook wel genoemd, slag
Gerard Bakker heeft het zo ver nooit ec-| te
schopt. Vandaar dat ik hierbij een hij- dat
naam voor hem lanceer: de lynx. Ook\
aan de autoriteit van Gerard Bakker be-\
hoeft niet te worden getwijfeld. Aan zijn
kennis van zaken evenmin. Aan zijn swe- wor
ces ook niet. Waaraan dan welDat nu ma;
geeft zijn bijnaam „de lynx" aan. Bak- woi
lient zich van een niet van mystiek dra
J' "pak. die zich het best laaij uee
als een geperfectioneerde
vorm van psychologie van de koudeaa*j
grond. Die gebaseerd is op dezelfde ei-
genschap, aie Rinus Michels tol zo'n
schier onaantastbare persoonlijkheidj E.en
maakt: uitstraling. cies
Gerard Bakker etaleert dat door zich bij ma;
partijen van de sportvrouw die hem groot
maakte onopvallend opvallend aanwezig
te zijn. Bij voorkeur posteert hij zich tus
sen de reclameborden, waarbij echter zo
dra de camera naar zijn piekje draait
alle aandacht van de commerciële bood
schappen wordt weggezogen en naar hem
wordt getrokken.
Ook hij is bepaald niet kleurenblind. Zo
dra hel elektronisch oog naar zijn hoekje
afdwaalt is hij de onbeweeglijkheid zelve.
Geen spier op zijn gezicht vertrekt dan en
zijn handen maken geen enkel gebaar.
Zijn spieren, handen en voeten staan op
dat moment achter de tafeltennistafel.
dan
Gepersonifieerd in de gestalte van Bettine
Vriesekoop. die uit al haar poriën de
mentaliteit van Bakker straalt. Haar ge
zichtsuitdrukking verraadt zijn fanatis
me. haar venijnige polsbewegingen zijn
dadendrang, haar stampvoeten zijn gees
telijke geladenheid en haar dralen voor
de opslag zijn koude-oorlogsslrategie.
Het mooiste echter wordt Gerard Bakker
als hij een microfoon onder de neus
krijgt geduwd. Dan kijkt hij in de came
ra alsof hij dat ding wil opvreten, alsoj
het een tol een stukje techniek ineenge
schrompelde tegenstandster is van Betti
ne Vriesekoop. Een beeld dat tol mijn
spijt enigszins wordt aangetast als Ge
rard Bakker zijn mond opendoet. Dan
taant het natuurlijke gezag en boet de
uitstraling aan overtuigingskracht in.
Dan blijkt Gerard Bakker een mens van
vlees en bloed. Een mens, die hele nor
male dingen zegt. zelfs begrijpelijk is.
Heel anders aan Rinus Michels. Die
slaagt er in met de mond even ondoor
grondelijk over het voetlicht te komen als
hij oogt. Nu heeft Rinus Michels weer
een plan gelanceerd om de jeugd de
straat op te sturen. Waar al sinds men
senheugenis straathoekwerkers en andere
figuren uit de zachte sector vruchteloos
trachten de jeugd juist van de straat te
houden met tal van ludieke activiteiten,
heeft Rinus Michels dus andere plannen.
En dat alles met hel doel om ons vader
landse voetbal uit het tranendal te doen
verheffen en in juichkreten te laten uit
barsten.
Rinus Michels, die ooit de Nederlandse
taal verrijkte met de kreet „spelstijl",
staat de theorie voor dat de jeugd weer
pret moet beleven aan „het spelletje".
Want voor de profs mag dan hel motto
zijn bepaald op „Dat balletje moet in dal
netje", dit mag volgens Michels niet gel
den voor de jeugd. Voor die jongste lich
ting heeft Rinus Michels een bijkans re
volutionaire theorie ontwikkeld, die supe
rieur is door zijn eenvoud. Het is zelfs zo
simpel, dat ik bij hel opschrijven van
deze regels even aarzel om u er van in
kennis te stellen. Maar in het belang van
het Nederlandse voetbal (waar heb ik die
kreet meer gehoord?) zal ik u niet langer
in het ongewisse laten.
Daar gaat-ie. De jeugd moet tot zijn elf
de jaar op een half veld blijven spelen.
En niet in elftallen, maar in zeventallen.
En dal alles onder het motto: vroeger kon
de jeugd op straat ook uit de voeten en de
ruimte tussen twee putten was ook be
perkt. Dus. moet Rinus Michels in ziin
ongeëvenaarde wijsheid hebben gedacht:
Wat vroeger op straat kon moet ook op
een echt voetbalveld kunnen. Geen speld
tussen te krijgen.
Nu nog even alle voetbalvelden voorzien
van een kunstgrasmat, waarop altijd kan
worden gespeeld (zeggen ze), in plaats
van lichtmasten een batterij hoogtezon-
nen er omheen, een windscherm van
aanzienlijke hoogte en het is voor de
bakker. Dan ook nog even een blik capa
bele jeugdtrainers opentrekken en het
plan van Rinus Michels kan helemaal
niet meer stuk. Het Nederlandse voetbal
is straks gered en we kunnen de blik weer
volledig richten op Gerard Bakker. Die
dan naarstig op zoek zal zijn naar een
opvolgster van Bettine Vriesekoop.
BUYS