Leo Halle
leeft in zijn
herinneringen
Herenzwemmen dank zij Ron Dekker in opmars
Bloemen
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1986
DEVENTER - „Nu maar kijken
wat het wordt tijdens de wereld
kampioenschappen zwemmen in
Spanje deze zomer", zegt Ron
Dekker (19) na zijn fraaie optreden
onlangs in de Speedo-meet in
Amersfoort waar hij tweemaal zijn
nationale zwemrecord op de 50
meter schoolslag verbeterde en ten
slotte bracht op 28,91 seconden.
En waarmee hij de uitblinker werd
bij de heren in de Nederlandse
ploeg.
Geheel onverwacht schaarde de tweede
jaars MEAO-student uit Deventer zich
eind november bij de absolute wereld
toppers op de schoolslagsprint. Tijdens
de - gekritiseerde - selectiewedstrijden
voor de Europa Cup in Lelystad bracht
de baantjesjager van de Deventer vereni
ging De IJsel een 'onvoorstelbare' tijd
van 1.01.3 op de met de hand bediende
klokken, 's werelds vijfde tijd ooit ge-
een 25 meter bassin.
De progressie van de Deventer zwem
mer op deze klassieke aanvangsslag voor
scholieren, die bij zijn EK-debuut vorig
t ïnter-
een
jaar zomer in Sofia voor het et
nationaal aan het licht kwam met
achtste finaleplaats, lijkt voorlopig
uitputtelijk.
Ron Dekker is een opvallende sport
man. Het talent heeft in Deventer nog
geen vijf trainingsuren per week tot zijn
beschikking. Maar voor de door zijn
broer René getrainde Deventernaar is
dat gezien zijn prestaties in Amersfoort
geen enkel probleem.
Ontzettend snel
„Het is ontzettend snel gegaan", vertelt
Dekker.
„Ze vragen mij wel eens: zou je vaker
willen trainen? Maar in Deventer zijn
daar weinig mogelijkheden voor. het is
heel erg moeilijk om het bad te krijgen
en in combinatie met school is het ook
moeilijk om er wat extra trainingen bij
te krijgen. Vooral nu, want het gaat niet
zo heel erg goed op school. Ik wil wel
meer trainen maar het kan gewoon
niet. En het is overigens nog maar de
vraag of het goed zou zijn. Dat moet je
maar afwachten".
„Nu zwem ik heel goed. Maar voor een
WK moet je je opnieuw plaatsen. Word
je dan derde op selectiewedstrijden, dan
lig je ernaast. Óndanks de goede tijd die
je ooit gezwommen hebt. Het kan best
zijn dat ik op de selectiewedstrijden
voor de WK derde word. Dan gaan de
nummers 1 en 2 mee die misschien het
hele jaar door niet zo goed hebben ge
zwommen als ik en blijf ik thuis. En de
Olympische Spelen zijn pas over 2,5
jaar. Die zijn nog zo ver weg en ook
daar moet je je plaatsen op selectiewed
strijden.
Beste tien
In Sofia debuteerde Ron Dekker met
een achtste plaats.
Op de selectiewedstrijden voor Sofia had
ik al goed gezwommen. Met een record
op de 100 meter schoolslag van 1.04.70
(50 meterbad). Dan stel je: je zit nu bij
de eerste tien van Europa, op de EK wil
ik in de finale komen. Toen me dat was
gelukt (in weer een nieuw record,
1.04.69; vijfde serietijd) had ik mijn doel
bereikt. In de finale probeerde ik natuur
lijk nog beter te zwemmen, maar door
de zenuwen ging het toch wat minder.
Ondanks dat ik achtste werd was ik te
vreden".
„Met de herenploeg op de vier keer hon
derd meter wisselslag (Ron Dekker sa
men met de AZPC'ers, Frank Drost, Ed-
sard Schlingemann en Patrick Dybiona)
zwommen we ons in Sofia bij de beste
tien ploegen van de wereld. En het was
lang geleden, dat dat met een Neder
landse herenploeg was voorgekomen. De
Nederlandse heren hebben in Sofia ont
zettend goed gepresteerd ten opzichte
van de dames. In verhouding kwamen
de heren er iets beter vanaf. Het Neder
landse herenzwemmen gaat nu op inter
nationaal niveau meedoen, al is het nog
in de achterhoede".
Door de prestaties van Ron Dekker en
Frank Vijver is de schoolslag flink in op
mars, nadat het reeksen van jaren het
stiefkind van het Nederlandse heren
zwemmen was. „Ja, het is de laatste
twee jaar heel erg vooruitgegaan. We
zijn al een stuk geklommen ten opzichte
van andere landen. Nu helemaal.
Schoolslagtijden onder de 2.20 op de
200 meter worden in niet zo heel veel
landen gezwommen. Het is nog niet eer
der voorgekomen, dat het Nederlandse
schoolslagzwemmen zo goed in de inter
nationale toernooien is als nu".
HANS VOS
>en weekeinde werden de
vaderfandse voetbalvelden bedolven
onder de bloemen. Nou ja, bedolven.
Een slimme koopman had ze in Zeist
zo gek gekregen om alle betaalde
voetballers een ruikertje over de meters
hoge hekken te laten gooien. Alsof die
bloemen dat prettig vinden. Ik weet
inmiddels dat bloemen van mensen
houden. Maar of ze het ook op prijs
stellen zo met zich te laten smijten?
Want stel je voor: je komt
vrijdagmiddag afgepeigerd thuis. Een
week hard gewerkt en je verheugt je al
op een avondje met een handvol
knabbels en een pijpje bier binnen
handbereik. Je hebt je nog net even
langs een bloemenstal kunnen slepen
om een door stevig cellofaan bijeen
gehouden bundeltje stengels aan te
schaffen. Je parkeert de auto voor de
deur, geeft een flinke stoot op de
claxon en vrouwlief komt al
aangesneld. Je hebt nog net tiid om
het portier achter je dicht te doen, de
bos beet te pakken en met een enorme
zwaai richting voordeur te werpen.
Waar je eega met een verrukte
glimlach over zoveel aanhankelijkheid
en getoonde charme eerst de ruiker en
vervolgens jou aan de boezem drukt.
Kortom, vond de bloemenman van de
voetbalbond, smijt met een echtelijk
bosje bloemen en je avond kan niet
meer stuk.
Heel vindingrijk van de voetbalbond.
Laat even vanlevoren weten dat je bij
een gang naar een voetbalstadion een
bosje bloemen in de wacht kunt slepen
en het publiek spoedt zich in
drommen naar de velden. Een bosje
bloemen, moet de arme voetbalborst
hebben gedacht, is in deze tijd toch
een griipstuiver waard. En de vele
liefhebbende echtgenotes, die hun
mannen met lede ogen weer eens op
zondagmiddag zagen afreizen naar
een wedstrijd konden na afloop mooi
voor nop worden getracteerd op een
ruiker. M'n liefje, wat wil je nog
Maar het kan altijd beter. Ik heb voor
de brainstormers van de voetbalbond
nog wel een paar aardige suggesties
om de groeiende publieke
belangstelling een nog wat steviger
impuls te geven. Enige voorwaarde is
dat de sponsors van de betaalde clubs
volledig hun medewerking verlenen.
Als dat gebeurt zou het volgende
plaatje kunnen worden samengesteld.
Bij Feyenoord en FC Utrecht wordt
voortaan een heus automobiel
beschikbaar gesteld voor elke
honderdste bezoeker. De tribunes
stromen zonder enige twijfel vol. Wie
wil er tenslotte niet zijn amechtig
vehikel inruilen voor een gloednieuwe
vierwieler? Daar heb je best twaalf
gulden vijftig voor over. Stel je alleen
maar eens voor hoe moeder de vrouw
reageert als je met een glanzende
bolide de straat komt inrijden, nadat
je achteloos je oude kar bij het
stadion hebt laten staan. Mannen, die
het normaal gesproken bij een
klaverjasje of een biljartje houden,
worden door hun eega met een stok
naar het voetbalveld geslagen.
Deze aanpak heeft méér gunstige
elementen. Niet alleen zullen de Kuip
en de Galgenwaard binnen de kortste
keren uit hun voegen barsten, de
respectieve sponsors zien hun merk
ineens in vele honderdtallen meer op
's heren wegen verschijnen. Een niet
geringe p.r.
Ook de vaderlandse economie krijgt
een stevige injectie. Al die duizenden
nieuwe auto's moeten tóch een keer
een beurt krijgen en de
garagebedrijven varen er dus wel bij.
Alleen de handel in tweedehands
wagens in Rotterdam en Utrecht krijgt
een klap. Op de parkeerterreinen van
Feyenoord en FC Utrecht gaan ze niet
meer als broodjes kroket van de hand.
Maar de verzamelde sloopbedrijven
staan wel te juichen. Want de Kuip en
de Galgenwaard moeten binnen
afzienbare tiid worden voorzien van
kraak-installaties, hetgeen weer een
prima order betekent voor de fabrikant
van deze apparaten.
Feyenoord en FC Utrecht zouden dus
glorietijden beleven. Voor clubs met
een sponsor, die op een andere markt
actief is, is enige vindingijkheid
geboden om voor die aanhang een
passend present te vinden. Een
electronica-gigant kan nog best een
aardige combinatie samenstellen voor
de gelukkigen, een reisbureau heeft
vast nog wel wat appartementjes
buiten het hoogseizoen beschikbaar en
een aantal bouwbedrijven kan een
paar zomerhuisjes in de aanbieding
doen.
Moeilijker wordt het voor sponsors, die
zich bewegen op het financieel-
administratieve vlak. Wat zou een
verzekeringsmaatschappij kunnen
betekenen voor de'potentiële clientèle
van een voetbalclub? Maar ach, dat is
niet aan mij te bedenken. De heren op
die markt zijn doorgaans zo inventief
met het creëren van man
vrouwpolissen en hond en kat-
rekeningen dat ik ze dat gaarne
toevertrouw.
Nog even terug naar de bloemen van
afgelopen weekeinde. Hoezeer die ook
een succes waren, één ding is zeker:
alle betrokkenen doen er goed aan
creatief te blijven met klantenbinding
en -werving. Want bloemen mogen
dan mooi zijn, alle grasmatten van de
betaalde clubs in Nederland
veranderen in een groot bollenveld is
toch wat bizar. Hoewel dat
tegenwoordig wellicht een kleurrijker
aanblik biedt en bovendien beter vanaf
een comfortabele tribuneplaats te
bezichtigen is dan een
voetbalwedstrijd. Bovendien heb je
geen last van parkeerproblemen, want
elk beetje stadion is voorzien van
ruime faciliteiten op dat gebied. Maar
vóór aeze concurrent van de
Bollenstreek levenskans krijgt moeten
eerst de sponsors maar eens over de
brug komen. Als dat mislukt zien we
wel weer verder.
BUYS
■CeidócSouAOtit'
finale
DE LEEUW VAN DEVENTER TACHTIG JAAR
Wilhelmus
Voor koningin en vaderland? Met een
toegeeflijke glimlach: „Ja, daar had me
neer Lotsy het altijd over in z'n donder
preken vooraf. Over de eer van het Ne
derlandse volk, de nationale driekleur en
koningin Wilhelmina. Als meneer Lotsy
bezig was, rolde je je mouwen al op.
Maar ik kreeg het pas echt te pakken bij
het Wilhelmus". Bij de herinnering
schiet hij rechtop in z'n stoel en zegt:
„Daar word je anders van. Al ben je nou
rood of blauw of geel, ik doe niet aan
politiek, er gaat iets door je heen. Zeven
tigduizend man die het Wilhelmus zin
gen. Hoe moet ik dat zeggen, net alsof je
opgeladen wordt. Je borst zwelt vanzelf
op. Machtig gevoel. Dat kun je niet uit
leggen. dat moet je meemaken".
Vijftien keer stond hij in het Nederlands
elftal onder de lat. De eerste keer in
1928 op z'n 22e jaar, als vervanger van
vaste keus Géjus van der Meulen. Toen
ook verwierf hij z'n bijnaam de Leeuw
van Milaan, later geruisloos veranderd
in de Leeuw van Deventer. Hij kon wel
iswaar niet verhinderen dat Nederland
toen met 3-2 verloor, maar het Italiaan
se publiek schonk ovatie op ovatie aan
die schitterende Hollandse „portiere".
Pas zes jaar later, na de afgang tegen de
Zwitsers, kreeg Halle z'n grote kans. Van
der Meulen kon geen goed meer doen en
Halle werd in het najaar van 1934 opge
steld. opnieuw tegen de Zwitsers. Het
werd 4-2 voor Nederland. Van toen af
was de Deventer reus („Honderdtachtig
pond spieren") vaste keus. Hij had een
groot aandeel in de successenreeks van
het toenmalige Oranje waarin ook man
nen als Bep Bakhuys en Kick Smit schit
terden.
..Ik weet nog goed dat we in '35 tegen de
Engelse profs speelden. We verloren met
1-0. maar ik keepte de wedstrijd van
m'n leven. Na afloop stormde Hibbs,
één van de beste keepers die Engeland
ooit gehad heeft, naar me toe om me te
complimenteren". Toch maakte hij „de
mooiste duik van m'n leven" in de Ierse
modder, in 1935. „Toen stopte ik een
Leo Halle kijkt
nog altijd met
veel plezier te
rug op zijn
voetbalcarrière.
strafschop bij de stand 3-3. Ik voelde in
welke hoek hij zou komen. Keepersin
stinct noemen ze dat. We wonnen met
5-3. Enkele weken later tegen Frankrijk,
in Parijs, flikte ik hetzelfde kunstje bij
de stand 1-1. We wonnen met 6-1".
In november 1937 stond hij voor het
laatst tussen de nationale palen, tegen
Luxemburg. Sinds een dubbele longont
steking („Na de wedstrijd kou gevat on
der de douche") leed hij aan vormver
lies. De keuzecommissie gaf de (heime
lijke) voorkeur aan rivaal Adri van
Male, maar liet de eer aan Halle zelf. Hij
bedankte. Een nieuwe kans kreeg hij niet
meer. „Ja, dat snap je soms toch niet, ik
heb nog jaren goed gekeept. Maar wat
dacht u dan van m'n broer Jan, die pas
is overleden. De Kromme was z'n bij
naam. Eén van de beste voetballers van
Nederland. Hij speelde spil bij ons in
Go Ahead. Prima aanvoerder. Beheerste
'het hele middenveld. Hij is maar twee
keer in het Nederlands elftal opgesteld.
En waarom? Paste niet, denk ik. Net als
Jan de Kreek bijvoorbeeld, de midvoor
bij ons. De Bokkum noemden we 'm.
Prachtvoetballer. Echte afmaker. Goh,
wat hadden we een fijn cluppie. Ze wa
ren als de dood voor ons".
Er volgt een met herinneringen volgela
den stilte. Hij gaat nog elke thuiswed
strijd naar Go Ahead. „Met m'n jongste
kleinzoon meestal. Ik heb twee plaatsen
op de eretribune". Als zijn vrouw Dien
weer binnen komt („Ik wil u niet wegja
gen hoor") komt de tijd als oud-interna
tional ter sprake. „Voor mij de mooiste
tijd", stelt zij vast, „toen kon ik overal
mee heen. Weet je nog in Gouda, dat we
met kandelaars, stroopwafels en Goudse
kazen naar huis gingen? Wat hadden we
fijne avonden na het voetballen. Ook de
HFC-diners waren prachtig. Overnach
ten in het hotel en zo. Weet je nog die
keer in Den Haag, 's morgens om tien
uur op een bankje aan het Scheveningse
strand? En dat ik toen zei: we hebt het
nu toch voor elkaar hè? Dat was de fijn
ste voetbaltijd". De Leeuw van Deven
ter lacht begrijpend, maar spreekt haar
niet tegen.
DEVENTER - Op 26 januari vier
de Leo Halle, de Leeuw van De
venter, zijn tachtigste verjaardag.
Het is lang geleden dat zijn helden
daden werden bezongen. In de ja
ren dertig genoot hij landelijke
faam als doelman van het Neder
lands voetbalelftal. Met Go Ahead
werd hij driemaal landskampioen.
Het gejuich is verstomd, de glorie
vergaan. Voor Halle, met zijn in
middels wankele gezondheid, blijft
de herinnering aan „een hartstikke
mooie tijd". Toch wil zijn vrouw
Dien (78) daar niet zonder nadruk
enige kanttekeningen bij zetten.
Ook als het gaat om de verloren
wedstrijd tegen de Zwitsers in de
voorronde om het wereldkampi
oenschap toen haar man opzij
werd gezet. In hun flat aan de RC.
Hooftlaan in Deventer strijkt ze
haar kampioen minzaam over de
bol als ze zegt: „Je had vroeger als
arbeidersjongen toch niks te vertel
len?"
Nu ze de „gekke verering voor die Boris
Becker" ziet, moet Dien Halle wel aan
nemen dat veel mensen in de nabijheid
van een sporlidool over hun theewater
raken. „Met Leo heb ik dat vroeger in
z'n glorietijd ook wel eens meegemaakt,
maar ik kon dat nooit begrijpen. Vol
wassen heren die met alle macht om
mijn man heendromden om hem heel
even aan te raken. Met één vingertje
soms, dat was genoeg, dan keken ze al
verzaligd. Heren van stand soms hoor".
Leo, de vroegere Leeuw van Milaan, zit
er meesmuilend bij, terwijl Dien met het
gezag van 53 jaren echtelijke trouw een
kort gesprekje („Jullie hebt zat, jullie
kunt zo ook wel een stukje over mien
man schrijven") toestaat. Gevraagd of
het hem achteraf spijt dat hij met zijn
topvoetballerij nooit een cent verdiend
heeft, zeggen de twee in koor: „Nee
hoor". Verder laat Leo, in het besef dat
ook de natuur haar loop moet hebben,
aan Dien het hoogste woord. Ter toe
lichting verhaalt zij: „Kortgeleden nog,
stapt er een mevrouw uit de auto die
zegt: u bent toch meneer Halle? Ja?
Oooh, u bent te vroeg geboren, wat had
u veel geld kunnen verdienen. Ach me-*
vrouw, heb ik gezegd, we zijn allebei nog
gezond en bij elkaar. En dat geld hebben
we nooit gemist. Ik zeg altijd, als je zui
nig opgegroeid bent, word je nooit wild
in je doen en laten. Ik ben nu 78 jaar en
ik doe al m'n werk nog zelf. Vind ik fijn,
hoor. We hebben niet zoveel vragen.
Wat we nodig hebben, kunnen we ko
pen".
Eén keer heeft haar man geprofiteerd
van zijn voetbalroem, vertelt mevrouw
Halle. Dat was-kort na de oorlog, toen
zij het gouden zakhorloge met inscriptie,
dat hij ooit van Go Ahead kreeg voor
het behalen van de landstitel, inruilde
tegen een doublé polshorloge. „Op zijn
manier legde die juwelier er ook nog
geld bij. Later hebben ze tegen me ge
zegd. wat stom dat je dat gedaan hebt".
Sappelen
Voetbal was Leo's leven, maar hij moest
er wel voor sappelen, maakt zijn vrouw
duidelijk. „Hij heeft 42 jaar bij de baas
gewerkt als chauffeur-monteur. Maar nu,
met de AOW er bij, hebben we het hart
stikke goed". Hij kreeg wel eens vrij
voor het voetbal, maar zijn hartstocht
kostte vooral eigen tijd. Leo Halle: „Ik
was er de hele week mee bezig, 's
Avonds trainen, in de nationale selectie
vaak naar Rotterdam, Den Haag, 's
nachts om drie uur thuis, maar dan wel
een paar uur later weer gewoon aan het
werk bij de baas".
Aan z'n linkerhand ontbreekt een vin
ger. „Vet", verklaart hij. „Tot op het bot
doorgevreten smeerolie. Was niet meer
te redden. Beroepsziekte, ja". Hij strekt
de eens zo machtige handen, waarmee
hij in 1928 in Milaan zijn bijnaam ver
wierf en in de roemruchte jaren dertig
enkele „dodelijke" strafschoppen uit de
nationale veste ranselde, en zegt veront
schuldigend: „Ik kan ze niet meer stil
houden. Ziekte van Parkinson".
Ook zijn hart vibreert zo nu en dan on
toelaatbaar, wat hem soms in het zieken
huis doet belanden, maar voor de rest
gaat het prima, lacht hij manhaftig. Zijn
vrouw, in een mengeling van zelfspot en
diepe ernst: „De kinderen zeggen altijd:
dat pa tachtig wordt, dat heeft-ie aan
moe te danken". Ze strijkt hem over de
bol terwijl ze hem aan haar hart drukt:
„Oh, ze past zo goed op hem hè". „Ge
lukkig wel hè," is zijn verstikte ant
woord.
Liefkozend zegt ze: „Het is mijn jongen.
Ik ben gek met hem, ik hou van hem.
Als-ie er nog maar zit, da's m'n enige ge
dachte als ik terugkom van boodschap
pen doen". Haar liefde heeft niets met
trots te maken, maakt ze duidelijk, al
thans niet met trots op z'n voetbalpres
taties. „Dat hele voetbalgedoe heeft me
nooit zoveel gezegd". „Nooit," beaamt
haar man zonder een spoor van zielig
heid of rancune.
Arbeidersjongen
Ze vertelt dat ze vroeger niet meeging
naar belangrijke wedstrijden, niet van
Go Ahead en ook niet van het Neder
lands elftal, behalve als het dichtbij was.
„Dat kon toch ook helemaal niet, daar
had je geen geld voor. Je moest het zelf
betalen, de vrouwen hoorden er niet bij.
Ik weet nog goed dat hij een keer in
Apeldoorn speelde, in het oostelijk elftal
tegen West-Duitsland, geloof ik. De he
ren zaten aan het diner en wij vrouwen
zaten gewoon in de hal voor het raam te
kijken. Er was niemand die ons vroeg of
wij misschien een kopje koffie wilden
hebben. Geeft niet hoor, ik vond het
voor hem fantastisch, al dat reizen. Een
arbeidersjongen kwam toch nooit in het
buitenland?"
Hij herinnert zich nog haarscherp de
zestien dagen aan het Como-meer, vlak
voor de rampzalige wedstrijd tegen
Zwitserland in de voorronde om het we
reldkampioenschap. Dat was in 1934.
«.Ontzettend veel schik gehad als spelers
onderling. Echt een vriendenclub. Ze
noemden mij de boerenkoolvoetballer
uit het oosten, maar ze hadden wel res
pect voor me. En ze konden natuurlijk
ook niet om Go Ahead heen. We zijn in
die jaren drie keer landskampioen ge
worden". Dien, uitdagend: „Hij nam die
jongens uit het westen vaak meer in de
boot dan omgekeerd".
De bewuste wedstrijd tegen Zwitserland,
die met 3-2 verloren ging, heeft Leo Hal
le jaren achtervolgd. Vooral dat derde
doelpunt, waarmee de Zwitsers de
WK-droom aan flarden schoten en heel
Nederland („We gaan naar Rome, we
gaan naar Rome") een kater bezorgde.
„Ik zat dus op de bank hè. Met Adri van
Male, de keeper van Feyenoord. Géjus
van der Meulen stond op doel. Het was
een balletje van zestien meter afstand,
door z'n benen. Ja, hij was te houden.
Later zeiden de jongens: had jij maar ge
keept. Maar ja, da's nakaarten. Géjus
was een goeie".
V oorgetrokken
„Maar ook.een vriendje van meneer Ka-
rel Lotsy, de voorzitter van de voetbal
bond", neemt zijn vrouw soepel over.
„Hij werd wel voorgetrokken. Eerst
zou-ie helemaal niet mee doen. En z'n
vrouw mocht ook mee naar Milaan. De
andere vrouwen niet. Ze was in positie
en ze moest zogenaamd op krachten ko
men. Ach ja, Géjus van der Meulen was
arts hè. Aristocraten onder elkaar. Daar
kwam een arbeidersjongen niet aan te
pas. Je had vroeger als arbeiders toch
niks te vertellen. Ik weet nog als de dag
van gisteren dat ik gillend het ziekenhuis
uit gerend ben, omdat dokter Pannekoek
me niet wilde helpen".
Ze laat haar man nog even op de reser
vebank terwijl ze doordraaft: „Ik leed
verschrikkelijk na de geboorte van m'n
zoon, in 1946. Ik heb een jaar naar een
zenuwarts gelopen en die gaf me alle
maal broom, maar het hielp niks. Voor
twee kwartjes kreeg je vroeger een speci
alistenkaartje. En op datzelfde kaartje
ging ik naar dokter Pannekoek, de inter
nist. Dus u denkt, zegt-ie, voor twee
kwartjes van de ene naar de andere spe
cialist te gaan? Daar ga ik niet op in,
zegt-ie, u kunt gewoon weer naar huis
gaan. Wat heeft die man me verschrik
kelijk zeer gedaan. Hij kon toen niet we
ten wat een postnatale depressie was.
daar zijn de geleerden pas later achter
gekomen, maar al had-ie alleen maar
even met me gepraat. Meneer, wat heb
ik geleden. Door zelf te vechten ben ik
er weer bovenop gekomen. Ik was toen
39, maar ik ben nu heel anders gewor
den. Ik neem niet zo veel meer. Nu zou
ik hem achter z'n bureau vandaan trek
ken," besluit ze met iets van verlate
triomf.
Ze laat ons alleen („Ik heb nog wel wat
anders te doen dan te kletsen"). De
draad oppakkend, alsof het zo hoort,
zegt de vroegere Leeuw: „Het waren in
het Nederlands elftal bijna allemaal jon
gens die meer waren dan een arbeider.
Middenstand en hoger. Dat is later an
ders geworden. Er kwam niet veel geld
aan te pas. Als je financieel in de knoop
zat, want je moest ook wel eens vrijaf
nemen van je baas, dan stopte meneer
Lotsy je wel eens wat toe. Geen honder
den guldens, maar je kwam niks te kon
hoor. Het ging 'natuurlijk in de eerste
plaats om de eer".