van
het
Brabantse
De koestering
Barbizonnetje
finale
Voetballen
op gravel
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1986
Drs. Meijs: „Nou nee. Het moet een
luidruchtige boel zijn geweest, dat wel.
Maar als zo'n groep schilders joelend
door het dorp trok, kwamen de boeren
uit hun stulpjes naar buiten en joelden
mee. Het was een afleiding".
Hotel van dijk
Zoals de feesten een afleiding vormden
die de schilders in hotel Van Dijk, later
hotel Barendsma, tegenwoordig Hostel-
Icrie du Chateau, jawel, voor de plaatse
lijke bevolking aanrichtten. Hotel Van
Dijk. een vergelijking dringt zich op met
hotel Hamdorff te Laren, nog zo'n Ne
derlands Barbizonnetje, maar in tegen
stelling tot Heeze dicht bij Amsterdam
gelegen, centrum van kunsthandel, en
daarom niet vergeten. De Larense
school, dat verkocht. Net als Hamdorfï
ging ook logementhouder Jan van Dijk
met de schilders om alsof hij een van
hen was. Op den duur dreigde ook zijn
hotel uit te puilen van de schilderijen,
deels achtergebleven omdat ze de enige
manier waren om de hotelrekening te
voldoen. Brigitte Meijs wijst op een foto.
„Kijk, de eetzaal. Heel de muur hangt
vol met schilderijen. Je kunt onder meer
duidelijk een schilderij van Blommers
herkennen. Boerin die kippen voert. Het
leuke is dat datzelfde schilderij hier op
de tentoonstelling hangt. Blommers be
hoorde eigenlijk tot dc Haagse School.
Hij was een plaatsgenoot en geestver
want van Israels, van de gebroeders Ma-
ris, van Mauve en Mesdag. Maar vanaf
1890 tot aan zijn dood is hij een vrij fre
quente bezoeker van Heeze geweest.
Toch wilde ik in Heeze werken, inder
daad".
Hetgeen voert tot de vraag wie zich alle
maal nog meer kwamen koesteren in het
Brabantse Barbizonnctjc. Om te begin
nen knallen er in het Helmondse kasteel
twee doeken van Jan Sluyters van de
wand. Landweg in Heeze en Boomgaard
in Heeze. Deze kolorist bij uitnemend
heid zocht in 1908 en 1909 zijn inspira
tie rond het ongebezemde erf van Trien
van Engelen. Maar voor de rest ziet het
er allemaal wat braafjes uit. „Met uit
zondering van Sluyters zijn het inder
daad vooral kleine meesters geweest die
in Heeze kwamen werken", beaamt drs.
Meijs. „Ze schilderden mooie plaatjes
zonder er een diepgaand verhaal in te
willen doen. De schilderwijze is ook bij
na helemaal hetzelfde. Realistisch im
pressionisme. Veel namen uit Heeze
vind je terug in de kring rond Laren.
Een Neuhuijs. een Willy Sluiter. De
Kempen en het Gooi hadden indertijd
hetzelfde type natuur en dezelfde soort
mensen. Vandaar. Maar ik moet zeggen
dat dc schilders van de Larense school
het allemaal wat mooier maakten dan
het was. Ze verheerlijkten het landschap
en de boeren nogal. Ze schilderden alsof
het leven daar alleen maar leuk en aar
dig was. De schilders in Heeze beeldden
de werkelijkheid meer af zoals hij er echt
uitzag".
Briefkaarten
Paul Gabnël van de Haagse School
moet rond 1860 Heeze hebben ontdekt.
Hij werkte ook veel in Brussel en tijdens
het pendelen zocht hij onderweg steeds
naar nieuwe landschappen. In zijn kiel
zog nam hij Ritsema en Mesdag mee en
mondreclame deed de rest. Rond 1880
was de schilderskolonie een feit en dat
zou - een vlottende bevolking rond een
vaste kern - tot 1930 zo blijven.
Vanuit Heeze gingen briefkaarten de we
reld rond met dorpsgezichten waarin
„een schilder aan het werk" prominent
aanwezig was. En opeens was het uit.
Vergeten. Waarom? „Rond die tijd stierf
Ronald. Larij", zegt drs. Meijs. „Hij was
een vooraanstaand schilder uit Dor
drecht. Zat daar ook het schildersgilde
voor. Maar elke zomer kwam hij naar
Heeze. Hij was, zou je kunnen zeggen,
het hart van de schilderskolonie. De
gangmaker. Met zijn dood bloedde de
kolonie dood".
Jawel, maar de vergetelheid? Dat heeft
volgens Brigitte Meijs te maken met het
ontbreken van aanknopingspunten. „De
bronnen die me bij mijn onderzoek ten
dienste stonden, waren niet erg talrijk.
Van veel schilders blijft in hun levensbe
schrijving onvermeld dat ze in Heeze
hebben gewerkt. Er staat hoogstens iets
over een verblijf in Brabant. En als er
wel melding wordt gemaakt van een op
onthoud in Heeze, ontbreekt de verwij
zing naar concrete schilderijen die daar
toen tot stand zijn gekomen. Alles over
ziende moet ik vaststellen dat er eigen
lijk jammerlijk weinig is overgebleven
aan informatie, zeker wanneer ik de ko
lonie in Heeze vergelijk met andere kun
stenaarsgroepen in Nederland. Ondér-
zoek is nooit gedaan. Voor mij kwam
Heeze dan ook als een openbaring en
^vanuit de kunsthistorische hoek is nave-
'nant op de tentoonstelling gereageerd, zo
van: nooit geweten dat er bij jullie zo
veel gezeten heeft. Heeze is gewoon een
blinde vlek. Die hebben we nu ten dele
kunnen invullen, maar als je dieper zou
spitten, ook elders in Brabant, zou je
best eens heel wat dwarsverbanden kun
nen vinden die kunsthistorisch van be
lang zijn".
PIET SNOEREN
van de binnenplaats. Het was een heel
oude gevangenis, met honderden kleine
getraliede ramen. Elke keer als de jeug
dige delinquenten scoorden klonk er ach
ter de tralies een luid gejuich op.
Op het middenveld had ik de negentien
jarige aanvoerder als tegenstander, een
begenadigde voetballer die mij links en
rechts voorbij liep alsof ik er niet stond.
Een aardige jongen ook, die zich uitge
breid verontschuldigde toen hij mij een
keer zonder opzet omver liep. „Ja hel is
een fantastische speler", bevestigde na af
loop de trainer van het gevangenisteam.
„En wij zullen nog lang plezier van hem
hebben. Hij is veroordeeld tot tien jaar.
Wegens moord".
GERARD KESSELS
Sotwa*it^~
V
BONN - Dat voetballen mijn lust en
mijn leven is kan ik niet zeggen. Voor
mijn 39 jaar kan ik nog redelijk hard lo
pen, maar als ik aangespeeld word, heb
ik meestal zoveel tija nodig om de bal
„dood" te maken dat een of andere twin
tig jaar jongere snotneus er al lang mee
vandoor is.
Ik ben geen goede voetballer, nooit ge
weest ook. Toch pak ik elke maandag
middag zo tegen half zes mijn kloffie om
met Duitse en andere buitenlandse colle
ga's tegen een bal te trappen. Meer voor
de gezelligheid, het bijpraten en het pilsje
daarna, aan voor het spel. Die instelling
hebben de andere buitenlanders in het
team ook. Zo niet echter mijn Duitse
vakgenoten. Of de tegenstander nu de
bondskanselarij is, het parlement, het
ministerie van buitenlandse zaken of de
boerenleenbank op de hoek, er wordt ge
speeld met dodelijke ernst. Er wordt ge
schreeuwd en gesakkerd dat het een lieve
lust is en in de pauze blaast iedereen zich
op tol een Happel of Michels en regent
hel tactische aanwijzingen. Zelfs bij een
onderling trainingspartijtje willen de
emoties nog wel eens hoog oplaaien.
Toch een maatschappelijk trekje, dat fa
natisme en die inzet. Prof of amateur,
vrijetijdsvoetballer of recreant, een brok
verbetenheid zit er bij de Duitsers in.
Bij het voetballen vallen de onderlinge
verschillen weg. Het rechtse boulevard
blad Bild is in het elftal nel zo vertegen
woordigd als het gerenommeerde linkse
weekblad Der Spiegel. Over het werk
wordt niet veel gepraat. Des te meer over
blessures, pijntjes en kwaaltjes. Duitsers
hebben een gezondheidstic en het per
soonlijk welbevinden is overal in dit
land, waar meer apotheken en drogiste
rijen op de hoek liggen dan cafés, ge
spreksonderwerp nummer een. Over pro
blemen met de bloedsomloop hoor je in
Nederland vrijwel niemand, maar als
hier even de zon schijnt en het een beetje
drukkend weer is heeft iedereen de mond
vol over „Kreislaufbêschwerden". Vakan
tie nemen doe je niet zo maar voor je lol,
maar vooral voor je gezondheid. Voetbal-
vrienden die op wintersport gaan wordt
dus niet alleen een prettige vakantie ge
wenst. maar vooral ook „gute Erholung".
De velden waarop gespeeld wordt zijn
waardeloos. Het vrijetijdsvoetbal in dit
land speelt zich af op gravel. De terreinen
zijn keihard en bij een val haal je zo je
benen open. Een stad als Bonn met zijn
driehonderdduizend inwoners heeft
slechts enkele accommodaties met goede
grasvelden. Wij zijn dan ook bevoorrecht
omdat we voor onze wedstrijden gebruik
mogen maken van een fraai grasveld aan
de voet van de „Lange Eugen". Het veld
wordt verder uitsluitend bespeeld door
het elftal dat is samengesteld uit de vijf
honderdtwintig leden van de bondsdag
die in de „Lange Eugen huizen. Het ge
bouw dat officieel wordt aangeduid als
„Neues Hochhaus" dankt zijn bijnaam
aan de bouwheer, de vroegere bondsdag
president Eugen Gerstenmaier.
Laatst speelden we met ons journalisten
elftal tegen een jeugdgevangenis in
Siegburg. Een instelling die met zo'n on
volprezen Duits woord „Jugendstrafvoll-
zugsanstalt" wordt genoemd. Het werd
een kansloze 4-0 nederlaag op het gravel
Rechts: Kinderportret
door Blommers van de
Haagse School die „toch
in Heeze wilde werken".
Onder: Interieur van een
boerderij in Heeze,
geschilderd door Arthur
Briët.
Hoe kon een dominee met de wonderbaarlijke gave om ooglijden te
genezen de stoot geven tot een kunstenaarskolonie? Waarom joeg Nuenen
zo smadelijk Vincent van Gogh weg, terwijl het nabijgelegen Heeze
moeiteloos met een luidruchtige zwerm schilders optrok?Maar vooral:
wat is er de oorzaak van dat niemand ooit over Heeze gehoord heeft? Een
tentoonstelling in een middeleeuwse waterburcht geeft antwoord.
Maar Heeze? In Heeze is de tijd tekeer
gegaan als een gelaarsde dragonder in
een aspergebed. „Het Dorp" van Wim
Sonneveld, die peilloze weemoed om
wat nooit meer terug zal keren, het kna
gende schuldbesef ook over de zonden
van lelijkheid en truttigheid, in naam
van de vooruitgang begaan, dat dorp
van Wim Sonneveld zou Heeze kunnen
heten. Brigitte Meijs, de ogen deemoedig
geloken achter haar modieuze bril:
„Heeze noemt zich nog steeds de parel
van Brabant, maar wat is tegenwoordig
het prachtige? Van de vroegere langge-
velboerderijen, die zo kenmerkend wa
ren voor hier, zijn er nog maar een paar
over. Kijk, deze Schoolstraat in Heeze,
geschilderd door Syvert Nicolaas Bas-
tert, met zijn rijke lommer en zijn paar-
dekar. Misschien zijn er nog mensen die
het zich zo herinneren, maar dan moe
ten ze wel heel oud zijn. Het Heeze van
vroeger met zijn keuterboertjes is een ge
meente van achtduizend zielen gewor
den, voornamelijk forenzen, import.
Van de oorspronkelijke bevolking is wei
nig meer over. Ik zou niet weten wat er
nog karakteristiek aan Heeze zou zijn.
Eigenlijk vind ik het vroegere huis van
dominee Kremer het enige mooie. Maar
dat is nooit geschilderd, het paste niet in
het beeld dat de kunstenaars hier zoch
ten en bovendien staat het nu te verval
len".
Toch dankte Heeze zijn kortstondige,
vergeten bloei als kunstenaarskolonie
uitgerekend aan die dominee. Want wat
de schilders rond de eeuwwisseling zo
massaal naar Brabant deed trekken, dat
is bekend. De droom van een simpel,
landelijk leven. Terug naar de natuur.
Om met Vincent van Gogh te spreken
toen hij in het Brabantse Nuenen werk
te: „Men moet de boeren schilderen als
zijnde zelf één hunner. Als voelend, den
kend zoals zijzelven. Men moet leven in
die hutten, dag in dag uit, net als de boe
ren op 't veld zitten, in de zomer de zon
nehitte, in de winter de sneeuw en vorst
uitstaan, niet binnenskamers maar bui
ten, en niet voor een wandeling, maar
dag in dag uit, als de boeren zelf'. Van
daar die schildertrek naar Brabant.
Maar waarom Heeze? Wat had die vlek
meer te bieden dan de rest van de Kem
pense natuurpracht? Het antwoord luidt:
onderdak. En dat kwam weer door de
ogendominee, zoals de hervormde predi
kant J.L.A. Kremer was bijgenaamd.
Brigitte Meijs: „Hij verbleef hier in de
jaren tussen 1834 en 1867. Bij zijn
komst kreeg hij een bouwvallige kapel
tot zijn beschikking en om die te restau
reren, schakelde hij de plaatselijke met
selaar in, een zekere Jansen. Maar deze
metselaar leed aan een ernstige oogziekte
die ondanks talrijke bezoeken aan oog
artsen alleen maar wilde verergeren en
het gezin in steeds grotere armoede
dompelde. Hij moest vrijwel geheel wer
ken op zijn gevoel. Toen dominee Kre
mer dat merkte, keek hij de metselaar
eens goed in de ogen en gaf hem de ver
zekering dat zijn blindheid zou genezen.
In het dorp waar ze de ziektëgeschiede-
nis van de arme Jansen maar al te goed
kenden, baarde dit natuurlijk hel nodige
opzien en dat werd nog versterkt toen
bleek dat de metselaar binnen veertien
dagen geheel was hersteld en zijn werk
normaal kon hervatten. Dat was de eer
ste genezing door dominee Kremer".
Wonderbaarlijk
Het zou niet de laatste zijn. Het wonder
baarlijke herstel van Jansen deed als een
lopend vuur de ronde en steeds meer pa
tiënten kwamen aankloppen bij de do
minee. Een bericht uit 1842 meldt: „On
derscheidene ooglijders, vervolgens uit
andere dorpen en provinciën aange
sneld, cn waaronder zich velen bevon
den die reeds lange jaren volslagen blind
en opgegeven waren geworden door de
beroemdste oculisten, werden met zulk
een gewenst gevolg behandeld dat er,
schier dagelijks, nieuwe lijders aankwa
men". Heeze groeide kortom uit tot een
herstellingsoord voor oogzieken en zou
dat vijfendertig jaar lang, tot de dood
van dominee Kremer, blijven. Brigitte
Meijs: „Veel ooglijders moesten langere
tijd in Heeze vertoeven, want de behan
deling kon weken tot maanden duren.
Het is voorgekomen dat het dorp in één
jaar wel driehonderd patiënten binnen
zijn grenzen had. Wat dit betekende,
valt het best te begrijpen als u weet dal
Heeze zelf in die tijd maar tweeduizend
inwoners telde".
Terwijl de rest van het Brabantse platte
land met kranten was dichtgeplakt, trok
Heeze veel bezoek, richtte zich daarop
in en leerde leven met vreemdelingen.
Toen de ogendominee in 1867 stierf en
de ooglijders wegbleven, vonden de
kunstenaars dan ook hun bedje gespreid.
De vlek had geleerd hoe gasten te ont
vangen en te herbergen. De plaatselijke
logementen en particuliere pensions wa
ren er op ingespeeld. En vrij als ze wa
ren van vreemdelingenangst, poseerden
de boeren en boerinnen gewillig voor de
heren schilders. Zo kwam het dat Heeze
in plaats van een ander dorp uitgroeide
tot Brabants Barbizonnetje. Of de aan
wezigheid van al die bohémiens en boe
melaars het landelijke evenwicht niet
verstoorde? Denk aan de smadelijke ma
nier waarop Nuenen zijn „schildermen-
neke" Vincent van Gogh zou verjagen.
Links: Zo zag
Antoon
Kruijser de
boerderijen aan
de Rul in
Heezje oprijzen.
Rechts:
Ploegende boer
dobr C. Noltee.
HEEZE - De schilder Piet van
Wijngaerdt had zijn artistieke wor
tels in Amsterdam en in de bad
plaats Bergen. Daar bloeide een
school om zich thuis bij te voelen.
Daar kon hij leven in kruisbestui
ving met zijn kunstbroeders.
„Maar toch", zou hij ooit met mil
de verbazing over zoveel eigenwijs
heid aan het papier toevertrouwen,
„toch wilde ik in Heeze werken".
En zo kwam drs. Brigitte Meijs-de Werd
aan haar titel. Deze kunsthistorica is
verantwoordelijk voor de ontdekking
dat ook Brabant een Barbizon heeft ge
kend. Een kleintje weliswaar, meer een
Barbizonnetje, met de tierige kweekvij
ver .van Frans schilderkunstig talent
waaraan op het ogenblik het Haags Ge
meentemuseum een spraakmakende ten
toonstelling wijdt, maar toch. Van 1860
tot 1930, ontdekte Brigitte Meijs, is Hee
ze onder Eindhoven bezocht geweest
door een ware zwerm van schilders. De
boerin Trien van Engelen - „schoon
van lelijkheid, die terwille van haar
schildersvrienden haar huis Gode zij ge
loofd nimmer onderwierp aan de
schoon maakbezem der Nederlandse
huisvrouw" - deze Trien was hun
muze. Voor bewezen diensten zoals lo
gies, bewassing, een hartig maal kreeg zij
en kregen de andere Heezenaren in natu-
ra betaald. Met schilderijen. Drs. Meijs:
„Er moeten er in de omgeving nog heel
wat hangen zonder dat de mensen weten
waar ze vandaan komen of wat ze waard
zijn. Een slimme opkoper zou hier goede
zaken doen, ja".
Dragonder
Rond die vergeten bloei heeft het ge
meentemuseum te Helmond, gevestigd
in het kasteel aldaar - een indrukwek
kende waterburcht uit de veertiende
eeuw - een tentoonstelling opgezet, nog
té zien tot 24 februari. De titel was dus
gauw gevonden: „Toch wilde ik in Hee
ze werken". Het vergaren van de zeven
tig schilderijen daarentegen leverde nog
al wat problemen op en dat is niet ver
wonderlijk, gezien het feit dat ze vooral
als betaalmiddel hadden gediend. Maar
ze hangen er en voor aanvulling zorgt
een reeks foto's. Daann komt de exposi
tie overeen met die te Den Haag, gewijd
aan Barbizon. Wat een schrijnend ver
schil echter ook. In het Haagse Gemeen
temuseum laten de foto's van Paul Huf
zien hoe de tijd op kousevoeten aan Bar
bizon voorbij is gegaan. Rousseau, Co-
rot. Millet kwamen daar naar de zoom
van het bos van Fontainebleau om „met
hartstocht de natuur te ervaren" en om
in verf de emoties te vangen die ze voel
den opwellen bij het aanschouwen van
het landschap. Welnu: het Barbizon dat
tussen 1830 en 1860 door de gelijknami
ge school verheerlijkt en vereeuwigd
werd, blijkt er nog precies zo bij te lig
gen.