Het Rome van Nero in de
ogen van Hubert Monteilhet
De motorengel": verbleekte herhaling van succes
,DE
KEER
üDEKEN EN PLATEN
EeidócSomcutt
VERHALEN VAN HERMAN PIETER DE BOER
~t
ftclOEKHANDEL
Van alles en nog wat in
Handboek voor videofilmers"
VRIJDAG 24 JANUARI 1986 PAGINA 11"
Toen in 1973 de unieke verha
lenbundel „De vrouw in het
maanlicht" van Herman Pie-
ter de Boer verscheen, hadden
velen het gevoel dat deze au-
1 teur op een bijzonder geslaag-
j de manier een heel eigen
vorm en inhoud ontwikkeld
had, waar nog veel moois van
te verwachten was. En dat
i bleek feilloos uit te komen:
een jaar of tien geleden ver-
i schenen verschillende zeer
succesvolle verhalenbundels
van Herman Pieter de Boer:
„Het damesorkest" en „De
kelnerin". Daarin creëerde de
auteur tot overmaat van ge
noegen bij de lezer ook nog
een heel apart wereldje, dat
wel leek op dat van de jaren
twintig of dertig, maar dan
toch met zoveel verwijzingen
en herkenbaarheden, die onze
eigen wereld betroffen, dat het
nergens stoffig of cliché-matig
werd.
Met „Het herenhotel en ande
re verhalen" probeerde Her
man Pieter de Boer meer sa
menhang in zijn verhalen te
krijgen - het leek er toen even
op, dat hij de door hem ver
zonnen wereld van nostalgia
en van vooroorlogs en daarom
nog ongehinderd geluk of ge
mak, als decor voor een heuse
roman zou kunnen gaan ge
bruiken. Dat kwam er niet
van, verhalen bleven echter
wel komen. Nu is het nieuwste
boek verhalen in deze stijl er.
„De motorengel en andere
verhalen" is echter niet meer
wat de boekjes van tien jaar
geleden waren.
We vinden weer dezelfde soort
verhalen. Licht bizarre ge
beurtenissen wisselen af met
vrij alledaagse, maar toch tot
verwarring leidende situaties.
Zo is er een verhaal over een
keurig echtpaar dat op oude
jaarsavond een eenzame heer
die aanbelt en verzoekt bin
nengelaten te worden, in hun
huiskamer ziet sterven, waar
na er allerlei vreemde dingen
gebeuren in verband met zijn
erfenis en zijn werkelijke
identiteit. Het komt eigenlijk
nergens tot een echte kern.
Zoals ook het verhaal van de
zeer oude man, die na vijftig
jaar niet meer hoeft te zwijgen
over een geheim experiment
dat hij in zijn jeugd onderging
en waar hij niet gelukkig van
werd. Aardig, maar op een of
andere manier blijft het lig
gen, wordt het niet met die af
ronding beëindigd, die je van
ouds van Herman Pieter de
Boer kende.
Misschien is de lezer al te zeer
verwend, zodat hij teveel ver
wacht. Misschien ook is Her
man Pieter de Boer al te lang
doorgegaan op zijn successen.
Uit alle verhalen blijkt een
minder vaste greep op de ver
teltrant, een zekere slordig
heid ook. Irritant is de manier
waarop hij personen introdu
ceert door als in een goedkoop
soort journalistiek de leeftijd
tussen haakjes te vermelden,
als hij iemand voor het eerst
noemt: „Otto Haagen (75) her
innert zich". En dat is allemaal
toch wel een beetje jammer.
Ook de illustraties van Pat
Andrea lijken minder geïnspi
reerd dan ooit, fijnzinnig als
indertijd zijn ze in ieder geval
niet meer.
JAN VERSTAPPEN
Herman Pieter de Boer: „De
motorengel en andere verha
len", met pentekeningen van
Pat Andrea. Uitgave Man-
teau-Amsterdam. Prijs
ƒ17,50.
Herman Pieter de Boer.
Jblioficb
itgaven van
dward Lear
van hier, heel ver, heel
iliarrn Djumblies, aan zee,
hree
handen zijn blauw, hun
conf groen
offr? Sin8en naar zee 'n een
Imigen kennen dit refrein
j. Edward Lear in „De
ie inblies" uit het hoofd. En
hinr°mm'£en 'ezen steeds op-
ullefw het malle verhaal over
^gjnietbestaand volkje: geen
in dPkJe- ëeen kinderverhaal-
us maar een bizar verhaal
entil v°lwassenen die het kun-
f begrijpen omdat zij er de
j^ai orie in kunnen volgen. In
h< wordt het verhaal be-
chte?ven van zonderling
ndeiilu'st ^oet wat een zinniS
gs uit z'n hoofd zal laten
kar waar dezelfde zinnige
wel van droomt,
Djumblies kiezen zee in
j^g^eef en hun zeil is appel-
i. weer zoiets raars; de
l, is donker, de reis is lang
™e zeef tolt rond. Toch
die zeef wonderlijke lan-
nieuwe en gruwzame
en en het gebied van de
imelaar. Ze geven een
en iedereen roept dan:
ik lang genoeg leef dan
I ook naar zee in een zeef
:'t gebied van de Bromme-
niemand leeft kennelijk
genoeg, want niemand
i het merkwaardige volk-
el worden ze veel gelezen,
schreef er een vervolg
'De Dong met de lichtende
een vreemd ventje dat
kennismaakt met een
pblie-meisje, als de zeef op
dag een land aandoet,
het meisje zal weer ver
een en de Dong zal eeu-
naar haar blijven zoeken,
dat zoeken wat te verge-
kei ijken zet de Dong een
neus op, waarvan het
ide uit een lamp bestaat:
wondervreemd, spook-
g schijnsel dwaalt - houdt
twerft verder, wacht",
uitstekende vertaling is
jf'Tonke Dragt, tuk op dit
vertellingen; de passende
raties zijn van Ivo de
rd.
derde deeltje behoort bij
tong en de Djumblies ,',De
:n de Poes, die ook al op
gaan varen. „Ze waren
alles voorzien: rozijnen en
ten en een heleboel cen-
'erpakt in een briefje van
Deze keer gaat het ver-
vertaald door Nannie
vQper, over een uil en een
i die na een jaar varen bij
•i varken komen dat een
draagt en als ze die ring
i igjm lenen, kunnen ze trou-
/amëEn dat doen ze.
rrfpsPaa6se uitgeverij Leopold
helpï er een bibliofiel drieluik
gemaakt, kleurig en ge
ëcht01"111^ om te hebben of
iu te doen.
FRITS BROMBERG
Lear: De Djumblies
met ,50), De Dong met de
lende neus (ƒ13,50) en
en de P°es Cf 13,80).
vefiPakketje van drie bij-
20,-. Uitg. Leopold.
„beu
(ADVERTENTIE)
ChinLEIDEN - LEIDERDORP
tenttGSTGEEST - KATWIJK
aldl VOORSCHOTEN
De opkomst van he^ christen
dom tegenover een zijn onder
gang tegemoetgaand keizerrijk
Rome vormt het hoofdthema
van de bijna achthonderd pa
gina's tellende historische ro
man „Neropolis", van de
Franse schrijver-historicus
Hubert Monteilhet. Een boek
dat in Frankrijk tot enige pro-'
testen leidde, niet alleen door
de oneerbiedige wijze waarop
de hoofdpersoon de christenen
tegemoet treedt, maar ook
door een aantal anti-semiti-
sche trekjes die erin naar vo
ren komen.
Hoofdpersoon is de jonge Ro
mein Kaeso, hoogst intelligent
en uiterst deugdzaam, die re
gelmatig met zijn geweten in
conflict komt door de sexuele
en financiële verleidingen
waaraan hij in het Rome van
Nero wordt - blootgesteld.
Griekse pederasten, een naar
een verhduding hunkerende
stiefmoeder, een bi-sexuele
keizer Nero, zij allen dingen
naar de gunsten«van de knap
pe jongeman, die hen op ethi
sche en morele gronden keer
op keer afwijst.
Het is de stiefmoeder die Kae-
so's leven in een richting
stuurt die zijn leven verder zal
bepalen. Om te ontvluchten
aan adoptie door haar nieuwe
echtgenoot, een schatrijke Ro
mein, die zeker zou uitmonden
in een incestueuze romance
met zijn stiefmoeder, zoekt hij
een excuus in het geloof. Na
eerst gesnuffeld te hebben aan
het jodendom (dat vanwege
het besnijdingsritueel door
hem als te onpraktisch wordt
afgewezen), zoekt hij zijn heil
bij de christenen, een dan nog
jonge, kleine „sekte".
Kaeso staat uiterst sceptisch
tegenover de in zijn ogen
vreemde opvattingen van de
christenen. De herrijzenis van
Jezus, de wonderen die hij tij
dens zijn leven verrichtte, het
komt hem volkomen ongeloof
waardig voor, en hij be
schouwt Petrus, Paulus en-Lu
cas, die in het boek alle men
selijke trekjes meekrijgen, als
nogal naïeve en lichtgelovige
oude mannen. Regelmatig
wijst hij hen op kleine discre
panties in hun verklaringen
(„kraaide de haan nou twee of
drie keer, toen Petrus Jezus
verloochende?") en noemt ze
weinig sociaal, omdat het ver
richten van wonderen aan zo
weinig personen is voorbehou
den en in zijn ogen erg selec
tief wordt toegepast („mis
schien is het handig als jullie
me dat ook zouden leren").
Kaeso wil maar geen echt ge
lovige worden, maar Paulus
doopt hem uiteindelijk toch, al
was het alleen maar om van
het eeuwige kritische gezeur
van de jongen af te zijn. Kaeso
vraagt nog wel om een schrif
telijk bewijs van die doop (een
volgens hem volkomen bela
chelijke wijze van toetreden),
om zo zijn toekomstige adop-
tievader van de echtheid te
overtuigen. Een Romein adop-
Beeld van
Nero, een van
de centrale fi
guren in de ro
man Neropo
lis" van Hu-
bert Monteil
het.
teert nu eenmaal geen chris
ten, en dat is nu precies wat
Kaeso wil. Een stap die, zoals
Paulus voorspelt, tot zijn on
dergang zal leiden.
Helaas blijkt de klap van het
niet-doorgaan van de adoptie
voor zijn stiefmoeder te groot.
Ze pleegt zelfmoord, een daad
die wordt gevolgd door zijn
adoptievader. Kaeso's werke
lijke vader, die door de adoptie
van zijn zoon materieel dacht
te profiteren, doet nu zijn
droom in duigen is gevallen
hetzelfde, maar niet nadat hij
in zijn afscheidsbrief de chris
tenen ervan beschuldigt de
oorzaak van dit alles te zijn.
Zij hebben immers zijn zoon
bekeerd tot een geloof dat het
hele gezin de dood instuurde.
Hubert Monteilhet maakte een
zedenschets. Hij zet de deugd
zaamheid van Kaeso, die zich
zelf hoge normen stelt, tegen
het in onze ogen volkomen ge
brek aan normen van de Ro
meinen. De wereld die hij
schildert is die van een tot in
het diepst van haar ziel ver
dorven Rome, waar de te
rechtstelling, mishandeling en
vernedering van mensen tot
hoogste graad van amusement
is verklaard, waar incest niet
echt wordt afgekeurd en waar
de liefde even makkelijk ver
gankelijk is als roem en
vriendschap. De sexuele uit
spattingen bereiken ongeken
de hoogten, en werkelijk alle
denkbare perversiteiten wor
den toegestaan en zelfs aange
moedigd. Slaven hebben in
veel opzichten nog minder
waarde dan dieren, en worden
sexueel misbruikt door hun ei
genaars.
Het is een wereld waarin de
christenen absoluut niet thuis
horen. Zij hebben de grootste
moeite zich in die poel van
verderf staande te houden, en
kunnen maar niet wennen aan
de goddeloosheid van de Ro
meinen. Die op hun beurt vin
den de christenen vreemde,
maar onschuldige kwasten. De
opvatting bijvoorbeeld dat een
huwelijk niet mag worden
ontbonden is voor de Romei
nen volslagen ireëel, evenals
de veroordeling van homo-
Isexualiteit en sex buiten het
huwelijk. „Bij de christenen
mag je niks", zo vinden de Ro
meinen, en daarom kan het
volgens hen nooit wat worden
met die godsdienst.
De joden worden ook in „Ne
ropolis" opgevoerd als de ver
raders van de christenen. De
opperrabbijn geeft de Romei
nen te kennen dat het chris
tendom helemaal vernietigd
moet worden, omdat het een
gevaarlijk, de orde ondermij
nend clubje is. Volgens de jo
den hebben de christenen wat
ingrediënten van de Joodse
geloofsleer door elkaar gehus
seld en er wat onwerkelijke
elementen (de herrijzenis van
Jezus) aan toegevoegd.
De bovenstaande factoren (de
afscheidsbrief van Kaeso's
echte vader, het sektarische
karakter van het christendom,
de houding van de joden), ma
ken de christenen, en met hen
dus ook Kaeso, tot een perfec
te zondebok. Een zondebok die
keizer Nero hard nodig heeft
om de aandacht van zichzelf af
te leiden, nadat hij Rome in
brand heeft gestoken om zo
zijn droom van een nieuw
Rome, een „Neropolis" te kun
nen verwezenlijken. De chris
tenen dienen te worden opge
offerd, en dat gebeurt dan ook
tijdens een weken durende
massamoord, waaraan heel
Rome zich mag verlustigen.
Ook Kaeso wordt opgepakt, en
niet alleen omdat hij Christen
is. Zijn afwijzing van Nero's
homosexuele toenaderingspo
gingen speelt daarin nog een
belangrijker rol. De christelij
ke adel wordt ongemoeid gela
ten, maar Kaeso, zelf ook van
adel, deelt hun geluk niet.
Monteilhets boek is, ondanks
de historische authenticiteit,
een parodie. Hij steekt de
draak met alle bevolkings
groepen van het toenmalige
Rome, ook de christenen en de
joden. Geen enkel geloof ont
snapt aan zijn mild-spottende
kritiek, die meestal in lange
monologen van Kaeso is ver
werkt. Daarbij komt dan nog
dat de lezer verhalenderwijs
heel wat komt te weten over
de leefwijze en de gebruiken
van de Romeinen. Die wéten
schap stemt niet tot vrolijk
heid. De boodschap die uit het
Romeinse geweld naar boven
komt lijkt te zijn, dat deugd
zaamheid en een hoge morele
standaard, zoals Kaeso die be
zit, mensen in grotere proble
men brengt dan een losbandig
en verdorven leven. Laten we
hopen dat dat alleen gold voor
het toenmalige Rome.
KOOS VAN WEES
Hubert Monteilhet: „Neropo
lis". Historische roman. 800
blz. Uitgeverij Bert Bakker.
Prijs: ƒ69,90 (gebonden) of
ƒ49,90 (ingenaaid).
77
Video-8. Dat is het systeem
waarop de amateurfilmer al
jaren heeft zitten wachten. Ed
Tietjens waarschijnlijk ook,
want hij komt met een boek
de nieuwste video-8-camera
prijkt niet voor niets op de
omslag over videofilmen op
de proppen, op het moment
dat dit systeem aan zijn onge
twijfeld overrompelende op
mars in videoland begint.
Het „Handboek voor de video
filmers" is volgens de uitgever
vooral bedoeld voor de ambi
tieuze amateurfilmer. Dat is
wellicht degene, die nu nog
filmpjes maakt op de oude,
vertrouwde manier met zijn
super-8-camera. Hij kan met
dit boek in de hand nu eens op
zijn gemak nagaan wat zijn
mogelijkheden zijn om op een
verantwoorde wijze van film
op video over te schakelen.
Het zelf maken van videofilms
is al wel jarenlang mogelijk,
maar met het oog op de toch
altijd nog te veel verschillende
systemen, die in de handel
zijn, was het voor de amateur
filmer tot nu toe vooral moei
lijk het juiste systeem voor zijn
hobby te kiezen.
Video-8, met een cassette zo
groot als een geluidscassette,
was immers het systeem van
de toekomst. Nu Sony als eer
ste dit jaar met dat straks over
de hele wereld geldende sys
teem is uitgekomen, leek de
tijd ook meteen rijp voor een
boek, waarin het gebruik van
video voor de videofilmer van
zoveel mogelijk kanten zou
kunnen worden belicht.
En dat moet men van het boek
zeker zeggen: er staat van alles
over video in. Eerst een op
somming van de verschillende
in de handel zijnde systemen,
zodat de lezer daar een aardig
overzicht van krijgt. Vervol
gens beantwoordt de auteur
vragen als: hoe maak je goede
beelden, hoe houd je rekening
met kleuren en verlichting,
hoe maak je titels, hoe moet je
monteren en hoe maak je een
scenario.
De samensteller zou zich hier
toe kunnen beperken, als het
louter om het filmen als lief
hebberij ging, maar dat doet
hij ter wille van zijn semi-pro-
fessionele lezers niet. Uitvoe
rig gaat hij daarom in op ande
re mogelijkheden voor de toe
passing van video. Vooral voor
de filmer, die nu nog super-8
aanwendt, vinden wij van be
lang de hoofdstukken, waarin
het gaat om het „overschrij
ven" van films en dia's op vi
deo, waarin de verschillende
mogelijkheden om dit als ama
teur zelf te doen worden be
schreven. En al staat duidelijk
in de inleiding van het boek,
dat de eerste helft van het
handboek voor gebruik in
„huis en hof" en de rest meer
voor professioneel en semi-
professioneel gebruik is, toch
geeft het geheel een wat onge
ordende indruk. Zeker als de
verwijzingen vanuit het regis
ter achterin op sommige pun
ten niet helemaal nauwkeurig
en volledig blijken te zijn.
Het boek gaat ook in op de
technische kant van video en
die van de camera. Verder be
schrijft het de diverse aanslui
tingen en geeft het een aardige
indruk over de mogeliikheden
met optiek. Soms doet de
schrijver die bekend is om
zijn publicaties op het gebied
van smalfilm dit wel eens
in een voor een wat minder
technisch onderlegde lezer wat
al te technisch jargon. Kortom:
een boek met van alles en nog
wat over het filmen met video.
AAD VAN HOLSTEIN
Ed Tietjens: „Handboek
voor videofilmers". Uitgeve
rij Elsevier. Prijs: ƒ49.50.
„La grande
parade" als
inspiratiebron
voor popmusici
De uit Amsterdam afkomsti
ge Nits heeft niet de gemak
kelijkste weg gekozen om
zijn eigen platenmaatschap-
pijtje te introduceren. De
eerste elpee op Werf Re
cords is een soort moderne
versie van de „Schilderijen
tentoonstelling" van Mus
sorgsky. De componisten
bekende Nederlandse musici
lieten zich inspireren
door de schilderijen op de
tentoonstelling „La Grande
Parade", die in december
1984 in het Stedelijk Mu
seum in Amsterdam van
start ging en die een recor
daantal mensen lokte uit zo
wel binnen- als buitenland.
Vreemd was dat natuurlijk
niet want het museum her
bergde de 'juwelen' onder de
schilderijen die na 1940 wer
den geschapen. Het was een
expositie waar je uren kon
rondlopen zonder je een mi
nuut te vervelen.
Met de langspeler is dat an
ders, al is het te hopen dat
het initiatief om jaarlijks een
album uit te brengen dat is
gebaseerd op één thema,
doorgang zal vinden. Henk
Hofstede (Nits) nodigde door
hem bewonderde muzikan
ten uit voor het componeren
van een werkstuk, dat geba
seerd moest zijn op een door
hen verkozen schilderij van
„La Grande Parade". Zij
kregen hierbij alle artistieke
vrijheid. Er was slechts een
beperking: iedere muzikant
had maar één dag de be
schikking over de studio
voor de opname van de com
positie.
Dat dit niet voor alle muzi
kanten genoeg speelruimte
is geweest, is vooral op de
eerste plaatzijde te horen.
„Study For Portrait of van
Gogh II" van Rolf Hermsen
(ex-Tapes) naar een schilde
rij van Francis Bacon uit
1957 bijvoorbeeld heeft alles
in zich om uit te groeien tot
een prachtig muzikaal werk
stuk. De uitwerking laat
echter te wensen over. Niet
alleen de drums klinken on
gecontroleerd, de zang is
zwak en de eindmix slecht.
Het is overigens niet nodig
om met de catalogus op je
schoot naar de composities te
luisteren. Wie het wel doet
zal waarschijnlijk tot de con
clusie komen dat schilderij
en muziek vaak twee uiter
sten vormen. Het is geen
punt van kritiek, want over
inspiratie valt nu eenmaal
niet te twisten.
Vooral de tweede plaatkant
zal het langst blijven boeien,
hoewel de hele elpee be
hoorlijk zware kost bevat.
Op die zijde is onder meer
de samenwerking tussen
Fay Lovsky en Jaap Drup
steen terug te vinden. Zij
componeerden door middel
van de computer heel me
lancholieke klanken naar
„Nu Dans Le Bain" van
Pierre Bonnard uit 1937 met
een nogal vreemd muzikaal
patroon dat wonderwel aan
sluit bij het badende meisje.
De vocale prestatie van Fay
is groots. Het nummer dat
daar direct op volgt doet vol
verwachting uitkijken naar
de eerste solo-elpee van ex-
Nits-gitarist en zanger Mi-
chiel Peters. Zijn „Doppel-
portait Mit Quappi" van
Max Beckmann is een hoog
standje in tekst en muziek.
Hetzelfde geldt voor Cloud
Nine, die zich liet inspireren
door „Mens" van Karei Ap
pel. De compositie toont zo
wel qua zang (Petra Lugten-
burg) als muziek de nog al
tijd veelbelovende toekomst
van deze groep uit Haarlem.
Met de plotselinge dood van
Richard van Buuren vorige
jaar leek die toekomst wat
somber. „Mens" is echter de
enige compositie van de
langspeler die het op single
goed zou doen. De twee in
strumentale nummers van
Joep Bruinjé („Het Verhoor"
van Constant) en Willem
Wisselink (die net als Tent
koos voor „La Petite Blonde
Au Pare Des Attractions")
worden binnenkort waar
schijnlijk wel door de NOS
gebruikt. Beide werkstuk
ken lijken namelijk op maat
gesneden voor het kunstpro
gramma „Nederland C".
HANS PIET
„La Grande Parade" met
o.a. Fay Lovski, Jaap
Drupsteen, Joep Bruinje,
Willem Wisselink, Cloud
Nine, MAM en Tent. Werf
■Records/CBS.
Meevaller van de maand
verrassing
De „meevaller van de
maand" die Philips dezer da
gen uitbracht, is een verras
sing. Niet zozeer vanwege de
keuze van de muziek: de
hoornconcerten van Mozart,
maar wel omdat de uitvoe
ring de oren doet spitsen.
Hermann Baumann met het
St. Paul Chamber Orchestra
onder leiding van Pinchas
Zukerman maken er „nieu
we muziek" van. En dan
blijken deze concerten, die
vaak niet zo erg hoog wor
den aangeslagen, heel aan
trekkelijk te zijn.
De muziek werd geschreven
voor de hoornist Ignaz Leut-
geb en moet voor die tijd let
terlijk ongehoord zijn ge
weest. Het instrument dat
Leutgeb en zijn collega's be
speelde, was een ander dan
het tegenwoordige. Door het
ontbreken van ventielen
kondeti eigenlijk alleen de
zogeheten natuurtonen ge
speeld worden, dus geen hal
ve tonenreeks. De componist
moest daarom steeds in de
zelfde toonsoort schrijven.
Natuurlijk wilden componist
en uitvoerende rpeer. Zo
ontstond o.a. de „stoptech
niek": één hand werd in het
trechter van de hoorn ge
duwd om zodoende de toon
hoogte te beïnvloeden. Deze
methode was niet ideaal,
maar Mozart moest het er
mee doen. Het ventielsys
teem, dat de oplossing bood
voor de problemen, werd
immers pas in de negentien
de eeuw toegepast.
Het ongehoorde in Mozarts
hoornconcerten zijn de mo
dulaties (de wisselingen van
toonsoort). Daarbij moest de
hoornist gebruik maken van
met name de „stoptechniek".
Wellicht mee door deze ge
waagde uitstapjes in toon
soorten, waren de hoorncon
certen erg populair. In We
nen waren zelfs minstens zo
veel concerten met hoorn en
orkest als die voor piano en
orkest
Dat enthousiasme wordt een
beetje begrijpelijk voor ons
als twintigste eeuwers bij het
beluisteren van de plaat.
Daarop horen we geen
„stoptonen"- de hoornist
speelt op een modern instru
ment - maar Baumann
maakt op superieure wijze
muziek. Hij heeft een heel
buigzame, zingende toon.
Het orkest onder Zukerman
heeft een verfijnde klank,
met een scala aan kleuren.
Hoewel de muzikant niet
voorop loopt bij de authen
tieke musiceerpraktijk, is de
invloed van deze „bewe
ging" merkbaar. De orkest
klank is helder, sprankelend
en met een natuurlijke dic
tie. De „dikke" orkestklank
die juist deze muziek zo ver
velend kan maken, ont
breekt totaal. De plaat is een
uitnodiging om méér Mozart
met Zukerman als dirigent
van dit kamerorkest te ho
ren en dan met dezelfde
mooie opnametecniek.
De „meevaller van de
maand" is dus een aanrader.
En niet alleen omdat die
goedkoop is.
LUTSEN KOOISTRA
Hoornconcerten Mozart.
Herman Baumann met het
St. Paul Chamber Orch-
stra o.l.v. Pinchas Zuker
man. Philips 412737-1.