Het Rome van Nero in de ogen van Hubert Monteilhet De motorengel": verbleekte herhaling van succes ,DE KEER üDEKEN EN PLATEN EeidócSomcutt VERHALEN VAN HERMAN PIETER DE BOER ~t ftclOEKHANDEL Van alles en nog wat in Handboek voor videofilmers" VRIJDAG 24 JANUARI 1986 PAGINA 11" Toen in 1973 de unieke verha lenbundel „De vrouw in het maanlicht" van Herman Pie- ter de Boer verscheen, hadden velen het gevoel dat deze au- 1 teur op een bijzonder geslaag- j de manier een heel eigen vorm en inhoud ontwikkeld had, waar nog veel moois van te verwachten was. En dat i bleek feilloos uit te komen: een jaar of tien geleden ver- i schenen verschillende zeer succesvolle verhalenbundels van Herman Pieter de Boer: „Het damesorkest" en „De kelnerin". Daarin creëerde de auteur tot overmaat van ge noegen bij de lezer ook nog een heel apart wereldje, dat wel leek op dat van de jaren twintig of dertig, maar dan toch met zoveel verwijzingen en herkenbaarheden, die onze eigen wereld betroffen, dat het nergens stoffig of cliché-matig werd. Met „Het herenhotel en ande re verhalen" probeerde Her man Pieter de Boer meer sa menhang in zijn verhalen te krijgen - het leek er toen even op, dat hij de door hem ver zonnen wereld van nostalgia en van vooroorlogs en daarom nog ongehinderd geluk of ge mak, als decor voor een heuse roman zou kunnen gaan ge bruiken. Dat kwam er niet van, verhalen bleven echter wel komen. Nu is het nieuwste boek verhalen in deze stijl er. „De motorengel en andere verhalen" is echter niet meer wat de boekjes van tien jaar geleden waren. We vinden weer dezelfde soort verhalen. Licht bizarre ge beurtenissen wisselen af met vrij alledaagse, maar toch tot verwarring leidende situaties. Zo is er een verhaal over een keurig echtpaar dat op oude jaarsavond een eenzame heer die aanbelt en verzoekt bin nengelaten te worden, in hun huiskamer ziet sterven, waar na er allerlei vreemde dingen gebeuren in verband met zijn erfenis en zijn werkelijke identiteit. Het komt eigenlijk nergens tot een echte kern. Zoals ook het verhaal van de zeer oude man, die na vijftig jaar niet meer hoeft te zwijgen over een geheim experiment dat hij in zijn jeugd onderging en waar hij niet gelukkig van werd. Aardig, maar op een of andere manier blijft het lig gen, wordt het niet met die af ronding beëindigd, die je van ouds van Herman Pieter de Boer kende. Misschien is de lezer al te zeer verwend, zodat hij teveel ver wacht. Misschien ook is Her man Pieter de Boer al te lang doorgegaan op zijn successen. Uit alle verhalen blijkt een minder vaste greep op de ver teltrant, een zekere slordig heid ook. Irritant is de manier waarop hij personen introdu ceert door als in een goedkoop soort journalistiek de leeftijd tussen haakjes te vermelden, als hij iemand voor het eerst noemt: „Otto Haagen (75) her innert zich". En dat is allemaal toch wel een beetje jammer. Ook de illustraties van Pat Andrea lijken minder geïnspi reerd dan ooit, fijnzinnig als indertijd zijn ze in ieder geval niet meer. JAN VERSTAPPEN Herman Pieter de Boer: „De motorengel en andere verha len", met pentekeningen van Pat Andrea. Uitgave Man- teau-Amsterdam. Prijs ƒ17,50. Herman Pieter de Boer. Jblioficb itgaven van dward Lear van hier, heel ver, heel iliarrn Djumblies, aan zee, hree handen zijn blauw, hun conf groen offr? Sin8en naar zee 'n een Imigen kennen dit refrein j. Edward Lear in „De ie inblies" uit het hoofd. En hinr°mm'£en 'ezen steeds op- ullefw het malle verhaal over ^gjnietbestaand volkje: geen in dPkJe- ëeen kinderverhaal- us maar een bizar verhaal entil v°lwassenen die het kun- f begrijpen omdat zij er de j^ai orie in kunnen volgen. In h< wordt het verhaal be- chte?ven van zonderling ndeiilu'st ^oet wat een zinniS gs uit z'n hoofd zal laten kar waar dezelfde zinnige wel van droomt, Djumblies kiezen zee in j^g^eef en hun zeil is appel- i. weer zoiets raars; de l, is donker, de reis is lang ™e zeef tolt rond. Toch die zeef wonderlijke lan- nieuwe en gruwzame en en het gebied van de imelaar. Ze geven een en iedereen roept dan: ik lang genoeg leef dan I ook naar zee in een zeef :'t gebied van de Bromme- niemand leeft kennelijk genoeg, want niemand i het merkwaardige volk- el worden ze veel gelezen, schreef er een vervolg 'De Dong met de lichtende een vreemd ventje dat kennismaakt met een pblie-meisje, als de zeef op dag een land aandoet, het meisje zal weer ver een en de Dong zal eeu- naar haar blijven zoeken, dat zoeken wat te verge- kei ijken zet de Dong een neus op, waarvan het ide uit een lamp bestaat: wondervreemd, spook- g schijnsel dwaalt - houdt twerft verder, wacht", uitstekende vertaling is jf'Tonke Dragt, tuk op dit vertellingen; de passende raties zijn van Ivo de rd. derde deeltje behoort bij tong en de Djumblies ,',De :n de Poes, die ook al op gaan varen. „Ze waren alles voorzien: rozijnen en ten en een heleboel cen- 'erpakt in een briefje van Deze keer gaat het ver- vertaald door Nannie vQper, over een uil en een i die na een jaar varen bij •i varken komen dat een draagt en als ze die ring i igjm lenen, kunnen ze trou- /amëEn dat doen ze. rrfpsPaa6se uitgeverij Leopold helpï er een bibliofiel drieluik gemaakt, kleurig en ge ëcht01"111^ om te hebben of iu te doen. FRITS BROMBERG Lear: De Djumblies met ,50), De Dong met de lende neus (ƒ13,50) en en de P°es Cf 13,80). vefiPakketje van drie bij- 20,-. Uitg. Leopold. „beu (ADVERTENTIE) ChinLEIDEN - LEIDERDORP tenttGSTGEEST - KATWIJK aldl VOORSCHOTEN De opkomst van he^ christen dom tegenover een zijn onder gang tegemoetgaand keizerrijk Rome vormt het hoofdthema van de bijna achthonderd pa gina's tellende historische ro man „Neropolis", van de Franse schrijver-historicus Hubert Monteilhet. Een boek dat in Frankrijk tot enige pro-' testen leidde, niet alleen door de oneerbiedige wijze waarop de hoofdpersoon de christenen tegemoet treedt, maar ook door een aantal anti-semiti- sche trekjes die erin naar vo ren komen. Hoofdpersoon is de jonge Ro mein Kaeso, hoogst intelligent en uiterst deugdzaam, die re gelmatig met zijn geweten in conflict komt door de sexuele en financiële verleidingen waaraan hij in het Rome van Nero wordt - blootgesteld. Griekse pederasten, een naar een verhduding hunkerende stiefmoeder, een bi-sexuele keizer Nero, zij allen dingen naar de gunsten«van de knap pe jongeman, die hen op ethi sche en morele gronden keer op keer afwijst. Het is de stiefmoeder die Kae- so's leven in een richting stuurt die zijn leven verder zal bepalen. Om te ontvluchten aan adoptie door haar nieuwe echtgenoot, een schatrijke Ro mein, die zeker zou uitmonden in een incestueuze romance met zijn stiefmoeder, zoekt hij een excuus in het geloof. Na eerst gesnuffeld te hebben aan het jodendom (dat vanwege het besnijdingsritueel door hem als te onpraktisch wordt afgewezen), zoekt hij zijn heil bij de christenen, een dan nog jonge, kleine „sekte". Kaeso staat uiterst sceptisch tegenover de in zijn ogen vreemde opvattingen van de christenen. De herrijzenis van Jezus, de wonderen die hij tij dens zijn leven verrichtte, het komt hem volkomen ongeloof waardig voor, en hij be schouwt Petrus, Paulus en-Lu cas, die in het boek alle men selijke trekjes meekrijgen, als nogal naïeve en lichtgelovige oude mannen. Regelmatig wijst hij hen op kleine discre panties in hun verklaringen („kraaide de haan nou twee of drie keer, toen Petrus Jezus verloochende?") en noemt ze weinig sociaal, omdat het ver richten van wonderen aan zo weinig personen is voorbehou den en in zijn ogen erg selec tief wordt toegepast („mis schien is het handig als jullie me dat ook zouden leren"). Kaeso wil maar geen echt ge lovige worden, maar Paulus doopt hem uiteindelijk toch, al was het alleen maar om van het eeuwige kritische gezeur van de jongen af te zijn. Kaeso vraagt nog wel om een schrif telijk bewijs van die doop (een volgens hem volkomen bela chelijke wijze van toetreden), om zo zijn toekomstige adop- tievader van de echtheid te overtuigen. Een Romein adop- Beeld van Nero, een van de centrale fi guren in de ro man Neropo lis" van Hu- bert Monteil het. teert nu eenmaal geen chris ten, en dat is nu precies wat Kaeso wil. Een stap die, zoals Paulus voorspelt, tot zijn on dergang zal leiden. Helaas blijkt de klap van het niet-doorgaan van de adoptie voor zijn stiefmoeder te groot. Ze pleegt zelfmoord, een daad die wordt gevolgd door zijn adoptievader. Kaeso's werke lijke vader, die door de adoptie van zijn zoon materieel dacht te profiteren, doet nu zijn droom in duigen is gevallen hetzelfde, maar niet nadat hij in zijn afscheidsbrief de chris tenen ervan beschuldigt de oorzaak van dit alles te zijn. Zij hebben immers zijn zoon bekeerd tot een geloof dat het hele gezin de dood instuurde. Hubert Monteilhet maakte een zedenschets. Hij zet de deugd zaamheid van Kaeso, die zich zelf hoge normen stelt, tegen het in onze ogen volkomen ge brek aan normen van de Ro meinen. De wereld die hij schildert is die van een tot in het diepst van haar ziel ver dorven Rome, waar de te rechtstelling, mishandeling en vernedering van mensen tot hoogste graad van amusement is verklaard, waar incest niet echt wordt afgekeurd en waar de liefde even makkelijk ver gankelijk is als roem en vriendschap. De sexuele uit spattingen bereiken ongeken de hoogten, en werkelijk alle denkbare perversiteiten wor den toegestaan en zelfs aange moedigd. Slaven hebben in veel opzichten nog minder waarde dan dieren, en worden sexueel misbruikt door hun ei genaars. Het is een wereld waarin de christenen absoluut niet thuis horen. Zij hebben de grootste moeite zich in die poel van verderf staande te houden, en kunnen maar niet wennen aan de goddeloosheid van de Ro meinen. Die op hun beurt vin den de christenen vreemde, maar onschuldige kwasten. De opvatting bijvoorbeeld dat een huwelijk niet mag worden ontbonden is voor de Romei nen volslagen ireëel, evenals de veroordeling van homo- Isexualiteit en sex buiten het huwelijk. „Bij de christenen mag je niks", zo vinden de Ro meinen, en daarom kan het volgens hen nooit wat worden met die godsdienst. De joden worden ook in „Ne ropolis" opgevoerd als de ver raders van de christenen. De opperrabbijn geeft de Romei nen te kennen dat het chris tendom helemaal vernietigd moet worden, omdat het een gevaarlijk, de orde ondermij nend clubje is. Volgens de jo den hebben de christenen wat ingrediënten van de Joodse geloofsleer door elkaar gehus seld en er wat onwerkelijke elementen (de herrijzenis van Jezus) aan toegevoegd. De bovenstaande factoren (de afscheidsbrief van Kaeso's echte vader, het sektarische karakter van het christendom, de houding van de joden), ma ken de christenen, en met hen dus ook Kaeso, tot een perfec te zondebok. Een zondebok die keizer Nero hard nodig heeft om de aandacht van zichzelf af te leiden, nadat hij Rome in brand heeft gestoken om zo zijn droom van een nieuw Rome, een „Neropolis" te kun nen verwezenlijken. De chris tenen dienen te worden opge offerd, en dat gebeurt dan ook tijdens een weken durende massamoord, waaraan heel Rome zich mag verlustigen. Ook Kaeso wordt opgepakt, en niet alleen omdat hij Christen is. Zijn afwijzing van Nero's homosexuele toenaderingspo gingen speelt daarin nog een belangrijker rol. De christelij ke adel wordt ongemoeid gela ten, maar Kaeso, zelf ook van adel, deelt hun geluk niet. Monteilhets boek is, ondanks de historische authenticiteit, een parodie. Hij steekt de draak met alle bevolkings groepen van het toenmalige Rome, ook de christenen en de joden. Geen enkel geloof ont snapt aan zijn mild-spottende kritiek, die meestal in lange monologen van Kaeso is ver werkt. Daarbij komt dan nog dat de lezer verhalenderwijs heel wat komt te weten over de leefwijze en de gebruiken van de Romeinen. Die wéten schap stemt niet tot vrolijk heid. De boodschap die uit het Romeinse geweld naar boven komt lijkt te zijn, dat deugd zaamheid en een hoge morele standaard, zoals Kaeso die be zit, mensen in grotere proble men brengt dan een losbandig en verdorven leven. Laten we hopen dat dat alleen gold voor het toenmalige Rome. KOOS VAN WEES Hubert Monteilhet: „Neropo lis". Historische roman. 800 blz. Uitgeverij Bert Bakker. Prijs: ƒ69,90 (gebonden) of ƒ49,90 (ingenaaid). 77 Video-8. Dat is het systeem waarop de amateurfilmer al jaren heeft zitten wachten. Ed Tietjens waarschijnlijk ook, want hij komt met een boek de nieuwste video-8-camera prijkt niet voor niets op de omslag over videofilmen op de proppen, op het moment dat dit systeem aan zijn onge twijfeld overrompelende op mars in videoland begint. Het „Handboek voor de video filmers" is volgens de uitgever vooral bedoeld voor de ambi tieuze amateurfilmer. Dat is wellicht degene, die nu nog filmpjes maakt op de oude, vertrouwde manier met zijn super-8-camera. Hij kan met dit boek in de hand nu eens op zijn gemak nagaan wat zijn mogelijkheden zijn om op een verantwoorde wijze van film op video over te schakelen. Het zelf maken van videofilms is al wel jarenlang mogelijk, maar met het oog op de toch altijd nog te veel verschillende systemen, die in de handel zijn, was het voor de amateur filmer tot nu toe vooral moei lijk het juiste systeem voor zijn hobby te kiezen. Video-8, met een cassette zo groot als een geluidscassette, was immers het systeem van de toekomst. Nu Sony als eer ste dit jaar met dat straks over de hele wereld geldende sys teem is uitgekomen, leek de tijd ook meteen rijp voor een boek, waarin het gebruik van video voor de videofilmer van zoveel mogelijk kanten zou kunnen worden belicht. En dat moet men van het boek zeker zeggen: er staat van alles over video in. Eerst een op somming van de verschillende in de handel zijnde systemen, zodat de lezer daar een aardig overzicht van krijgt. Vervol gens beantwoordt de auteur vragen als: hoe maak je goede beelden, hoe houd je rekening met kleuren en verlichting, hoe maak je titels, hoe moet je monteren en hoe maak je een scenario. De samensteller zou zich hier toe kunnen beperken, als het louter om het filmen als lief hebberij ging, maar dat doet hij ter wille van zijn semi-pro- fessionele lezers niet. Uitvoe rig gaat hij daarom in op ande re mogelijkheden voor de toe passing van video. Vooral voor de filmer, die nu nog super-8 aanwendt, vinden wij van be lang de hoofdstukken, waarin het gaat om het „overschrij ven" van films en dia's op vi deo, waarin de verschillende mogelijkheden om dit als ama teur zelf te doen worden be schreven. En al staat duidelijk in de inleiding van het boek, dat de eerste helft van het handboek voor gebruik in „huis en hof" en de rest meer voor professioneel en semi- professioneel gebruik is, toch geeft het geheel een wat onge ordende indruk. Zeker als de verwijzingen vanuit het regis ter achterin op sommige pun ten niet helemaal nauwkeurig en volledig blijken te zijn. Het boek gaat ook in op de technische kant van video en die van de camera. Verder be schrijft het de diverse aanslui tingen en geeft het een aardige indruk over de mogeliikheden met optiek. Soms doet de schrijver die bekend is om zijn publicaties op het gebied van smalfilm dit wel eens in een voor een wat minder technisch onderlegde lezer wat al te technisch jargon. Kortom: een boek met van alles en nog wat over het filmen met video. AAD VAN HOLSTEIN Ed Tietjens: „Handboek voor videofilmers". Uitgeve rij Elsevier. Prijs: ƒ49.50. „La grande parade" als inspiratiebron voor popmusici De uit Amsterdam afkomsti ge Nits heeft niet de gemak kelijkste weg gekozen om zijn eigen platenmaatschap- pijtje te introduceren. De eerste elpee op Werf Re cords is een soort moderne versie van de „Schilderijen tentoonstelling" van Mus sorgsky. De componisten bekende Nederlandse musici lieten zich inspireren door de schilderijen op de tentoonstelling „La Grande Parade", die in december 1984 in het Stedelijk Mu seum in Amsterdam van start ging en die een recor daantal mensen lokte uit zo wel binnen- als buitenland. Vreemd was dat natuurlijk niet want het museum her bergde de 'juwelen' onder de schilderijen die na 1940 wer den geschapen. Het was een expositie waar je uren kon rondlopen zonder je een mi nuut te vervelen. Met de langspeler is dat an ders, al is het te hopen dat het initiatief om jaarlijks een album uit te brengen dat is gebaseerd op één thema, doorgang zal vinden. Henk Hofstede (Nits) nodigde door hem bewonderde muzikan ten uit voor het componeren van een werkstuk, dat geba seerd moest zijn op een door hen verkozen schilderij van „La Grande Parade". Zij kregen hierbij alle artistieke vrijheid. Er was slechts een beperking: iedere muzikant had maar één dag de be schikking over de studio voor de opname van de com positie. Dat dit niet voor alle muzi kanten genoeg speelruimte is geweest, is vooral op de eerste plaatzijde te horen. „Study For Portrait of van Gogh II" van Rolf Hermsen (ex-Tapes) naar een schilde rij van Francis Bacon uit 1957 bijvoorbeeld heeft alles in zich om uit te groeien tot een prachtig muzikaal werk stuk. De uitwerking laat echter te wensen over. Niet alleen de drums klinken on gecontroleerd, de zang is zwak en de eindmix slecht. Het is overigens niet nodig om met de catalogus op je schoot naar de composities te luisteren. Wie het wel doet zal waarschijnlijk tot de con clusie komen dat schilderij en muziek vaak twee uiter sten vormen. Het is geen punt van kritiek, want over inspiratie valt nu eenmaal niet te twisten. Vooral de tweede plaatkant zal het langst blijven boeien, hoewel de hele elpee be hoorlijk zware kost bevat. Op die zijde is onder meer de samenwerking tussen Fay Lovsky en Jaap Drup steen terug te vinden. Zij componeerden door middel van de computer heel me lancholieke klanken naar „Nu Dans Le Bain" van Pierre Bonnard uit 1937 met een nogal vreemd muzikaal patroon dat wonderwel aan sluit bij het badende meisje. De vocale prestatie van Fay is groots. Het nummer dat daar direct op volgt doet vol verwachting uitkijken naar de eerste solo-elpee van ex- Nits-gitarist en zanger Mi- chiel Peters. Zijn „Doppel- portait Mit Quappi" van Max Beckmann is een hoog standje in tekst en muziek. Hetzelfde geldt voor Cloud Nine, die zich liet inspireren door „Mens" van Karei Ap pel. De compositie toont zo wel qua zang (Petra Lugten- burg) als muziek de nog al tijd veelbelovende toekomst van deze groep uit Haarlem. Met de plotselinge dood van Richard van Buuren vorige jaar leek die toekomst wat somber. „Mens" is echter de enige compositie van de langspeler die het op single goed zou doen. De twee in strumentale nummers van Joep Bruinjé („Het Verhoor" van Constant) en Willem Wisselink (die net als Tent koos voor „La Petite Blonde Au Pare Des Attractions") worden binnenkort waar schijnlijk wel door de NOS gebruikt. Beide werkstuk ken lijken namelijk op maat gesneden voor het kunstpro gramma „Nederland C". HANS PIET „La Grande Parade" met o.a. Fay Lovski, Jaap Drupsteen, Joep Bruinje, Willem Wisselink, Cloud Nine, MAM en Tent. Werf ■Records/CBS. Meevaller van de maand verrassing De „meevaller van de maand" die Philips dezer da gen uitbracht, is een verras sing. Niet zozeer vanwege de keuze van de muziek: de hoornconcerten van Mozart, maar wel omdat de uitvoe ring de oren doet spitsen. Hermann Baumann met het St. Paul Chamber Orchestra onder leiding van Pinchas Zukerman maken er „nieu we muziek" van. En dan blijken deze concerten, die vaak niet zo erg hoog wor den aangeslagen, heel aan trekkelijk te zijn. De muziek werd geschreven voor de hoornist Ignaz Leut- geb en moet voor die tijd let terlijk ongehoord zijn ge weest. Het instrument dat Leutgeb en zijn collega's be speelde, was een ander dan het tegenwoordige. Door het ontbreken van ventielen kondeti eigenlijk alleen de zogeheten natuurtonen ge speeld worden, dus geen hal ve tonenreeks. De componist moest daarom steeds in de zelfde toonsoort schrijven. Natuurlijk wilden componist en uitvoerende rpeer. Zo ontstond o.a. de „stoptech niek": één hand werd in het trechter van de hoorn ge duwd om zodoende de toon hoogte te beïnvloeden. Deze methode was niet ideaal, maar Mozart moest het er mee doen. Het ventielsys teem, dat de oplossing bood voor de problemen, werd immers pas in de negentien de eeuw toegepast. Het ongehoorde in Mozarts hoornconcerten zijn de mo dulaties (de wisselingen van toonsoort). Daarbij moest de hoornist gebruik maken van met name de „stoptechniek". Wellicht mee door deze ge waagde uitstapjes in toon soorten, waren de hoorncon certen erg populair. In We nen waren zelfs minstens zo veel concerten met hoorn en orkest als die voor piano en orkest Dat enthousiasme wordt een beetje begrijpelijk voor ons als twintigste eeuwers bij het beluisteren van de plaat. Daarop horen we geen „stoptonen"- de hoornist speelt op een modern instru ment - maar Baumann maakt op superieure wijze muziek. Hij heeft een heel buigzame, zingende toon. Het orkest onder Zukerman heeft een verfijnde klank, met een scala aan kleuren. Hoewel de muzikant niet voorop loopt bij de authen tieke musiceerpraktijk, is de invloed van deze „bewe ging" merkbaar. De orkest klank is helder, sprankelend en met een natuurlijke dic tie. De „dikke" orkestklank die juist deze muziek zo ver velend kan maken, ont breekt totaal. De plaat is een uitnodiging om méér Mozart met Zukerman als dirigent van dit kamerorkest te ho ren en dan met dezelfde mooie opnametecniek. De „meevaller van de maand" is dus een aanrader. En niet alleen omdat die goedkoop is. LUTSEN KOOISTRA Hoornconcerten Mozart. Herman Baumann met het St. Paul Chamber Orch- stra o.l.v. Pinchas Zuker man. Philips 412737-1.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1986 | | pagina 11