W ^V\
Hr c iisi
R nii iiD i
||S~
1
V
v<
'ier jaar tobben over
oortgezet onderwijs
zonder iets
Is korter werken uitblijft, ontstaat een groot dilemma
CeidócSoivumt
M
CDA-KAMERLID
KRAAUEVELD-WOUTERS
Él; ppfP WÈkê
VC-lllCI IC IvUIIlCIl
fcü
SïNV-VOORZITTER VAN DER MEULEN OVER KOMEND CAO-OVERLEG:
NNENLAND
ZATERDAG 18JANUARI1986 PAGINA 5*
iBRHUGOWAARD
Vfe kunt niet anders dan
t toegeven: we hebben
en ïfcr jaar getobd met het
rea omgezet onderwijs zon-
an i iets verder te komen.
Ara »enlijk verwijt ik on-
v lf dat we als CDA niet
elf Idoende kracht hebben
poüi iad om meer te kunnen
aan| Jiseren wat we wil-
j3n n".
<N
ia<l<i t zegt mevrouw Jeltien
g«* Baije
veld-Wouters, die voor
'Ve CDA onder meer de on-
wijsbelangen in de Tweede
n<kl mer behartigt. „Het regeer-
loord is wat onderwijs be-
een mager compromis.
het is de politieke realiteit
de fracties van de rege-
gspartijen elkaar heel wei-
i ruimte laten. Persoonlijk
als kamerlid vind ik dat zo
>1 mogelijk moet worden ge-
>rst naar invoering van een
rm van geïntegreerd voort
jet onderwijs. Eerst via
eesporenbeleid. maar met
■seperspectief van uiteinde-
,ij e .één spoor, dat van geïnte-
db erd onderwijs, in welke
n b|;m dan ook".
1Rdhs maar niet weer met de
ge, 'D regeren? „Op voorhand
;e t ik die uitspraak niet doen.
va t hangt er maar van af hoe
-jar verhoudingen binnen zo'n
sei litie liggen. Als het CDA
n a; il sterk uit de volgende ver-
de zingen te voorschijn komt,
lat"- n je zwaarder je eigen op-
plar Hingen inbrengen dan wan*
w ir de verhoudingen anders
lom ;en. In elk geval moet het
ïgSJi )A de volgende keer heel
i v idelijke puntjes op de i zet-
rnii i in het onderwijsbeleid".
edd( nleiding tot het gesprek is
sten Hef-vo, „het zwaard van
Na modes" boven het voortge-
an onderwijs. Al ruim tweeën-
f jaar wordt gepraat over
i herstructurering van het
ortgezet onderwijs. De ge-
urtedaling die de afgelopen
en het basisonderwijs trof.
»rdt nu merkbaar in het
jrtgezet onderwijs. Bij onge-
jzigd beleid dreigt voor veel
nne scholen een koude sa-
,-J- ring. De Kamer en de on-
L v rwijsorgani&aties hebben de
atssecretaris tot nu toe een
voldoende gegeven voor
ar plannen. Een gigantische
alslag zal het gevolg zijn. als
atssecretaris mevrouw Gin-
A r •Maas haar zin krijgt.
A-el sen inzicht
env bezwaren richten zich op
Ie ee punten: De staatssecreta-
gd. heeft tot nu toe geen goed
stel lermatig inzicht gegeven in
lerz gevolgen van haar plannen.
>or ch in de spreiding, noch in
ilatiK,
m j
Mi'
-mr
Jm Jj||
vpitIpt tp lrntvipti"
Jeltien
Kraaijeveld-
Wouters:
geen bijdrage
geleverd aan
visie op
voortgezet
onderwijs"
het beoogde financiële voor
deel. „Het is ook voor de
staatssecretaris heel moeilijk
een precies inzicht te krijgen
in de uitwerking van haar
voornemens: zij heeft immers
geen inzicht in de tusiebewe-
gingen van de scholen. Maar
tot nu toe liggen er wel érg
summiere gegevens op tafel.
Het is tekenend dat een van
de onderwijsorganisaties, de
Besturenraad PCO, een rap
port moest laten samenstellen
om de effecten van de voorge
stelde maatregelen helder te
krijgen. We hebben de staats
secretaris nadrukkelijk ge
vraagd nu eens aan te geven
wat de werkelijke bezuinigin
gen zijn door samenvoeging en
opheffing", aldus het kamer
lid, „want ook dat is nog steeds
niemand duidelijk".
Het andere punt van kritiek is
het ontbreken van een onder
wijskundig kader waarop
scholen hun fusiebeleid kun
nen richten. Scholen die onder
de druk van een afnemend
leerlingental fuseren, kunnen
niet bekijken welke scholen de
aangewezen fusiepartners zijn,
omdat er volstrekte onduide
lijkheid heerst over de inrich
ting van het voortgezet onder
wijs op termijn. In het onder
wijs heerst daardoor veel on
zekerheid.
„Ik erken dat onderwijsmen
sen ook persoonlijk lijden on
der deze onzekerheid. Dat is
triest. Ik kan wèl zeggen dat
wij steeds hebben geduwd en
getrokken om redelijke voor
stellen te krijgen. Zo hebben
we de norm van zestig leerlin
gen per leerjaar direct onac
ceptabel genoemd en de staats
secretaris gevraagd in goed
overleg met de organisaties tot
andere voorstellen te komen"
(In het kort komt het stand
punt van het CDA neer op een
opheffingsnorm van 45. met
reducties voor het platteland
en de brugklassen. Mocht blij
ken dat deze formule in de
praktijk neerkomt op onge
veer een 30-norm, dan ver
kiest het CDA deze lagere
norm).
Blijft het klaarblijkelijk onver
mogen van de Kamer om on
derwijskundig beleid te ma
ken. „Ik betreur het dat de
Kamer geen goede bijdrage
heeft geleverd aan het formu
leren van een visie op het
voortgezet onderwijs. Ik zeg er
wel meteen bij dat het onder
wijs er zelf ook niet klaar voor
is. Als de politiek vindt dat de-
tijd rijp is voor voortgezet ba
sisonderwijs (vbao) komt een
deel van het onderwijs daar
meteen tegen in het geweer.
En die verdeeldheid in net on
derwijs heeft direct gevolgen
voor de partijpolitiek".
Klimaat
In onderwijskringen bestaat
de angst dat samenleving en
politiek het onderwijs in toe
nemende mate gaan zien als
economische factor. Kwaliteit
van het onderwijs laat zich in
dat denkklimaat vooral uit
drukken in „bruikbaarheid"'
van de schoolverlaters in het(
bedrijfsleven,
„Er is een natuurlijke span
ning tussen onderwijs en
bedrijfsleven, met alle kans op
doorslaan of naar de ene kant
of naar de andere. Het kan
best zijn dat als reactie op de
jaren die achter ons liggen nu
wat een eenzijdig accent komt
te liggen op het onderwijs als
voorbereiding op het beroeps
leven. Wel een beetje te begrij
pen, want er was natuurlijk
scheefgroei. Tachtig procent
van de hbo-studenten wilde
gaan werken in de collectieve
sector en had het vakkenpak
ket in het voortgezet onderwijs
daarop gekozen. Het gevolg
was dat verschillende discipli
nes in het bedrijfsleven niet
meer konden worden bemand;
het bedrijfsleven was „uit".
„Er is een heel indringende
discussie nodig over wat we
met ons onderwijs willen. Het—
is natuurlijk méér dan be
roepsvoorbereiding. Bijvoor
beeld vorming en scholing in.
de geestelijke weerbaarheid;"
leren te participeren in maat
schappelijke verbanden. Door
het kabinet wordt die beroeps
voorbereidende kant van het
onderwijs sterk benadrukt.
Onze fractie ziet de eenzijdig
heid daarvan en heeft de rege
ring gewaarschuwd dat het
bedrijfsleven niet te veel in
vloed krijgt op het onderwijs.'
De concrete aanleiding was de
bemoeienis van het bedrijfs
leven met de computers in het
onderwijs".
„Onderwijs en bedrijfsleven
hebben elk hun verantwoor-^
delijkheid. Het onderwijs moet
voldoende besef hebben van
wat de maatschappij vraagt en
het bedrijfsleven van zijn kant
moet door bijvoorbeeld geld te
steken in een goed stagebeleid-
jonge mensen een kans geven.
Het is mede de verantwoorde
lijkheid van de politiek een
evenwicht tussen beide te be
waken. En daarvoor is het no
dig dat de politiek een uitge
werkte visie heeft op wat zij
met tiet onderwijs wil".
LÜTSEN KOOISTRA
len I
w tRECHT Met de start
m de cao-onderhande-
:oefegen in de metaal
eekt volgende week
or veel werkgevers en
ïrknemers weer een
ka innende tijd aan. Niet
wei lereen zal het zich reali-
3^v< "en. maar aan het
tandsalaris en de overi-
A{ arbeidsvoorwaarden
ateifat veelal een forse strijd
ssen bonden en werkge-
vooraf. Veel „ver-
wven rechten" als de
t, aanvullende uitkerin-
en de prijscompensa-
V3, lopen de kans bij elke
;uwe onderhandeling
ier ongedaan te worden
r'Jj [naakt. De komende
Sta1 landen zal de individue-
gearbeidstijd hèt onder-
ai jrp bij uitstek van de
derhandelingen zijn.
jan we korter werken,
^rne irdt de vrije zaterdag
st weer een verplichte
/ia irkdag?
dinjt discussies die aan de
uravond van het overleg
de media worden uitge-
vo chlen tussen werkgevers,
iet j erheid en bonden lijken
caai h momenteel toe te spitsen
op een 36-urige werkweek
en een 60-urige bedrijfstijd.
Vaststaat dat het met de in
voering van de 38-urige
werkweek voor veel werk
gevers wel welletjes is. De
meeste bonden houden nog
volop vast aan de 36 uur.
maar ook de achterban wil
zo langzamerhand wel eens
de resultaten van de opbloei
ende economie in de porte
monnee zien.
Voor de werkgeversonder
handelaars is er zeker geen
sprake van een keuze: öf ar
beidstijdverkorting öf meer
loon. Het parool is loonmati
ging. Dat wil zeggen dat men
de loonkosten op het huidige
niveau wil handhaven. Al
leen al met het oog daarop is
een kortere werkweek uit
den boze. Sterker nog, veel
werkgevers bepleiten voor
een aantal categorieën werk
nemers langere werktijden
dan 38 uur.
De werkgevers zijn bereid
een bijdrage te leveren aan
de bestrijding van de werk
loosheid via uitbreiding van
de vut en scholingsactivitei
ten. Twee zaken waarbij ook
het eigenbelang van de on
derneming een grote rol
speelt omdat via scholing te
gemoet wordt gekomen aan
Harm
van der
Meulen:
werkloos
heids
bestrijding
blijft prioriteit
nummer een.
de moeilijk vervulbare vaca
tures en de vut een methode
is om ouder (dus duurder)
personeel te lozen.
USKE EN WISKE DE MOOIE MILLIREM
caai
Pleitbezorger
Het steeds narder wordende
verzet van de werkgevers te
gen arbeidstijdverkorting
heeft de politiek voor een
dillema gesteld. Minister De
Koning van Sociale Zaken,
van oudsher een warm pleit
bezorger van de kortere
werkweek, liet onlangs we
ten niet meer zo heilig te ge
loven in de invoering van
een 32-urige werkweek in
1990. Dat leverde hem het
compliment „de minister
wordt eindelijk realistisch"
van de werkgevers op en
kritiek van de zijde van de
vakbeweging.
Een van degenen die zich
het meest heeft opgewonden
over de opmerkingen van De
Koning is CNV-voorzitter
Harm van der Meulen. De
voorman van de christelijke
vakcentrale, die zich veelal
op de vlakte houdt als het
gaat om cao-onderhandelin
gen („dat is het terrein van
de aangesloten bonden"),
vindt dat De Koning met zijn
uitspraken een zware hypo
theek heeft gelegd op het ko
mende cao-overleg.
„Het is principieel onjuist dat
een minister zich daarmee
bemoeit. Ik beroep me op de
vrijheid van onderhandelen
die werkgevers en werkne
mers hebben". Van der Meu
len duikt in een stapel papie
ren op zijn bureau en komt
te voorschijn met een verslag
van een Tweede-Kamerver
gadering en citeert premier
Lubbers: „Arbeidstijdverkor
ting op zich is geen doelstel
ling van het kabinet. Wat wij
proberen is via randvoor
waarden, zoals het verhogen
van de koopkracht van de
werkenden met zo'n twee
procent, de partijen uit te
lokken de koopkrachtverbe
tering deels om te zetten in
atv".
Volgens Van der Meulen
zegt Lubbers hiermee impli
ciet dat als het gaat om het
cao-overleg de verantwoor
delijkheid onvervreemdbaar
ligt bij werkgevers en werk
nemers. „Met andere woor
den, een minister moet zich
niet mengen in de discussie
of atv om moet worden om-
fezet in een vut-regeling, in
6 of 32 uur. Als je dan ook
nog weet dat verdergaande
atv bij werkgevers uitermate
moeilijk ligt, dan vind ik het
volstrekt onverstandig van
een minister om daarin een
standpunt in te nemen. Bo
vendien legt De Koning met
zijn uitspraken min of meer
het hoofd in de schoot en
zegt: de werklozen moeten
maar even laten wachten".
Zaterdag
Ook voor het CNV is ar
beidstijdverkorting geen doel
op zich. „Wij zeggen niet dat
men in alle bedrijven 36 uur
moet gaan werken, het gaat
om een arbeidsduurverkor
ting van tien procent tot
1990. Het invullen gebeurt
per onderneming. Op maat.
Het kan 36 uur of 32 uur
worden, maar met minstens
handhaving van de bedrijfs
tijd. Als de bedrijfstijd wordt
verlengd zou dat desnoods
kunnen betekenen dat er
ook mensen op zaterdag gaan
werken".
Van der Meulen kan zich an-
derszijds wel de reden van
de uitspraken van De Kor
ning voorstellen. „De over
heid ziet als grootste werkge
ver geen kans de arbeidstijd
zelf te verkorten. In 1986
kan in die sector niet onder
handeld worden over een 36-
urige arbeidstijd omdat het
kabinet immers besloten
heeft de ambtenaren geen
koopkrachtverbetering te ge
ven. Er valt hier dus ook
geen geld te besteden aan
korter werken. Als je als
overheid de boel zo hebt
dichtgetimmerd, is het na
tuurlijk erg moeilijk om te
gen de marktsector te roe
pen, dat zij de arbeidsduur
verkorting als instrument
om de werkloosheid te be
strijden moet blijven gebrui
ken".
Dat neemt niet weg dat de
uitspraken van de minister
risico's in zich houden. Om
een halvering van de werk
loosheid in 1990 te bereiken
zijn volgens de CNV-voorzit
ter drie instrumenten onont
beerlijk: economische groei,
herverdeling van arbeid en
scholing. „Het doen van uit
spraken die tot gevolg heb
ben dat één van die instru
menten een vertraging in de
tijd krijgt, betekent dat de
doelstelling niet kan worden
gehaald".
Scholing
Scholing van zowel (langdu
rig) werklozen als werken
den wordt door Van der
Meulen als zeer belangrijk
bestempeld. „De bedrijfsop
leidingen zijn in de achterlig
gende jaren zwaar in de ver
sukkeling geraakt. Een be
drijf dat aan scholing doet
heeft geen moeilijk vervul
bare vacatures. Maar waar
geen bedrijfsopleidingen
meer zijn, waar vraag en
aanbod niet op elkaar zijn af
gestemd, daar krijg je proble
men met vacatures en die zul
je op moeten vangen met
versnelde om- en bijscholing
en niet door de atv in welke
vorm dan ook op een laag
pitje te zetten".
In de Stichting van de Ar
beid, het centrale overlegor
gaan van werkgevers en
werknemers, vJordt momen
teel hard gestudeerd op de
aanpak van de scholingspro-
blematiek. Van der Meulen
verwacht desondanks dat
scholingsprogramma's pas in
1988-1989 goed van de grond
zullen kunnen komen.
„Men verwijt het onderwijs
dat het onvoldoende inspeelt
op de behoefte van het
bedrijfsleven. Maar ik weet
niet wat die behoefte is.
Eerst moeten ondernemers
aangeven welk type werkne
mer ze over vijf of tien iaar
nodig hebben. Als dat helder
is, kan het onderwijs daarop
inspelen. Je kunt echter niet
van het onderwijs zelf ver
wachten dat het zoveel in
ventiviteit, creativiteit en
toekomstverwachtingen
heeft. De ondernemers moe
ten aangeven waar hun be
hoefte ligt".
Opleiden moet volgens Van
der Meulen bedrijfstaksge-
wijs gebeuren met een cen
trale financiering vanuit de
bedrijfstak, zodat iedereen er
aan meebetaalt en iedereen
er de revenuen van kan
plukken. „Nu zit het gevaar
er nog in dat de een opleidt
met kosten voor de onderne
ming en dat een ander, die
niets aan scholing doet. de
opgeleiden vervolgens weer
wegkoopt".
Sterkte
Van der Meulen waagt zich
niet aan voorspellingen als
de komende cao-onderhan
delingen aan de orde komen.
„Ik heb de CNV-onderhan-
delaars is elk geval veel
sterkte toegewenst. Want dat
het harde gevechten zullen
worden staat vast. Maar ik
hoop dat die gevechten aan
de onderhandelingstafel
plaatsvinden en niet daarbui
ten. Als de wil aanwezig is
dan komt men er wel uit".
Over eventuele looneisen die
het gevolg kunnen zijn van
de houding van de werkge
vers spreekt Van der Meulen
zich (nog) niet uit. „Ik denk
dat dat voor ons een groot di
lemma wordt, indien geen
nadere vormen van atv
overeengekomen worden.
Looneisen zijn slecht voor de
bestrijding van de werkloos
heid en voor de mensen die
van een uitkering moeten le
ven".
„We hebben geen strategie
wat we in geval van conflic
ten gaan doen. Ik vind dat je
dan van de ene dag in de an
dere moet leven. Wij zitten
nog zwaar op de toer van
onze eerste prioriteit: de
werkloosheidsbestrijding. En
wat er gebeurt als de scho
ling niet van de grond komt,
als we niet doorgaan met
herverdeling van arbeid, als
dit en als dat.... Als mijn
twee broers vrouwen waren
geweest dan had ik twee zus
jes gehad. Laat ik het zo zeg
gen: Ik vind het beantwoor
den van deze vragen niet be
vorderlijk voor het klimaat
van de onderhandelingen".
MARGA RIJERSE